Terug naar zoekresultaten

2.13.210 Inventaris van het archief van de Commissie van Proefneming met hierin opgenomen afgedwaalde archiefbescheiden van onderdelen van de Artillerie-Inrichtingen en Artillerie onderdelen, (1814-) 1867-1942

Het archief bevat stukken van de Commissie van proefneming over het onderzoeken, beproeven, maken en het verbeteren van geschut en munitie.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.210
Inventaris van het archief van de Commissie van Proefneming met hierin opgenomen afgedwaalde archiefbescheiden van onderdelen van de Artillerie-Inrichtingen en Artillerie onderdelen, (1814-) 1867-1942

Auteur

SSA-DCDI

Versie

12-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Defensie: Commissie van Proefneming
Defensie / Cie. Proefneming

Periodisering

archiefvorming: 1867-1942
oudste stuk - jongste stuk: 1814-1942

Archiefbloknummer

D115

Omvang

; 164 inventarisnummer(s) 2,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Defensie / Commissie van Proefneming

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken van de Commissie van proefneming over het onderzoeken, beproeven, maken en het verbeteren van geschut en munitie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1 Algemeen
Op 4 augustus 1679 besluiten de Gecommitteerde Raden van Holland en West-Friesland tot de oprichting van een affuitmakerij te Delft. Een en ander is het gevolg van de roep om herbewapening om het sociaal en economisch goed van de Republiek te bewaken. Tot aan het begin van de 19e eeuw was de Delftse affuitmakerij een van de vele wapensmidzes in het land. Zo was er ook een grofgeschutgieterij in 's-Gravenhage en een geweerfabriek in Culemborg. Nadat de Franse overheersing voorbij is en de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden worden verenigd ontstaat de behoefte voor de uitrusting van een sterk leger. De vestigingen, forten en het veldleger hadden dringend behoefte aan moderne wapens en geschut. Onder impuls van de nieuwe Grootmeester der Artillerie worden in Nederland de productieplaatsen gereorganiseerd. Vanaf 1815 zwaaiden militairen de scepter over de werkplaatsen. De Staatse productie in die periode is verdeeld over Delft en Luik. De Belgische opstand in 1830 maakt een einde aan de Luikse productie voor het Nederlandse leger. In de latere jaren wordt in Delft steeds meer de nadruk gelegd op metaalarbeid. Er worden allerhande soorten munitie gemaakt, kanonnen gegoten en handvuurwapens vervaardigd. De Rijks Geschutgieterij in 's-Gravenhage is ook belast met het gieten en maken van kannonen en mortieren. Deze werkzaamheden zijn in de loop van de jaren overgenomen van de vestiging in Delft. De Rijks Geschutgieterij heeft een aantal naamsveranderingen ondergaan. Omstreeks 1830 wordt de naam gewijzigd in Rijks Gieterij van Metalen Geschut. Later wordt dit Rijks Gieterij van Bronzen Geschut. In 1888 wordt de naam gewijzigd in Geschutgieterij 's-Gravenhage. In 1887 werd de naam Artillerie Inrichtingen geïntroduceerd ( Zie inventaris Artillerie Inrichtingen, 1813 1941. Toegangsnummer NA: 2.13.86 ) . Het bedrijf bestond uit zes onderdelen. In Delft waren te vinden: de stapelmagazijnen, de pyrotechnische werkplaats, de draagbare wapens- en constructie werkplaatsen. In Den Haag waren gevestigd de geschutsgieterij en de commissie van proefneming. De geschutsgieterij is in 1904 opgeheven.
2 Commissie van Proefneming
Al lang voordat de Commissie van Proefneming (CvP) werd opgericht, werden proeven met vuurmonden genomen. Veelal waren militairen van de artillerie gestationeerd bij de munitie - en wapenfabrieken. Zij waren namens de minister van Oorlog belast met het onderzoek en testen van de door de minister bestelde wapens en kanonnen. In het midden van de 19e eeuw werden echter baanbrekende ontdekkingen gedaan op het gebied van natuurwetenschappen en techniek. Een en ander leidde op 11 november 1859 tot de instelling van een "Commissie tot Beproeving van Getrokken Geschut". Deze commissie kon worden beschouwd als de eerste voorloper van de CvP. In 1865 werd een nieuwe commissie ingesteld, de "Commissie voor het Beproeven van Pantserschijven". Beide commissies werden samengevoegd tot de "Commissie tot Beproeving van Getrokken Geschut en Gepantserde Boorden". Deze gemengde commissie werd in 1866 opgeheven. Hierna werd de "Tijdelijke Commissie tot Beproeving van Getrokken Geschut" opgericht die op 1 januari 1867 leidde tot de CvP.
Als oprichtingsdatum wordt echter 15 december 1866 aangehouden. Op die dag ging de ministeriële aanschrijving met nr. 64A uit, waarin de instelling van de "Commissie van Proefneming" officieel werd aangekondigd. Deze commissie zou voortaan alle proeven met artilleriegeschut voor haar rekening nemen.
De commissie vestigde zich in Den Haag en maakte voor de schietproeven gebruik van het strand tussen Scheveningen en Katwijk. De voornaamste taken van de CvP waren:
  1. het plannen, uitvoeren en verslag uitbrengen van de resultaten van fabricage, ontwikkelingsproeven van munitie en wapens;
  2. het ontwikkelen en verbeteren van wapen en munitie beproevingsprocedures en beproevingsmethoden;
  3. het stimuleren van het ballistisch onderzoek en de ontwikkeling van ballistische meetinstrumenten.
De CvP ressorteerde rechtstreeks onder de minister van Oorlog, die ook als opdrachtgever fungeerde. De activiteiten van de CvP hingen echter nauw samen met die van de Artillerie-Inrichtingen zodat de commissie na enkele jaren steeds meer met deze instelling op een lijn werd gesteld en er zelfs tijdelijk werd ondergebracht. Van 1890 tot 1906 maakte de CvP organisatorisch deel uit van de Artillerie-Inrichtingen en stond deze daarmee dus niet meer rechtstreeks onder de minister. Daarna heeft de CvP vrijwel steeds onder bevel gestaan van de Artillerie-materieelbeheerder en Bevelhebber van de Artillerie-Inrichtingen. Dat was voorheen de Directeur voor het Materieel der Landmacht (later Directeur Materieel Koninklijke Landmacht).
Ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog werd de CvP op 1 augustus 1914 opgeheven. Spoedig werd duidelijk dat, zeker in de gegeven omstandigheden, de commissie volstrekt onmisbaar was. Daarom werd op 26 juli 1915 een tijdelijke CvP ingesteld. Daarbij werd ook een geheel nieuwe vorm van artilleriebewapening onder de loep genomen: luchtdoelgeschut. Na de demobilisatie werd de tijdelijke CvP ontbonden om op 15 april 1919 als permanente commissie terug te komen. Bij de reorganisatie van het leger in 1922 werd de CvP als een afzonderlijke instelling beschouwd. In 1927 werd de commissie uitgebreid in verband met de talrijke vraagstukken op het gebied van luchtdoelgeschut en vuurleiding. In 1939 werd de commissie in verband met het opheffen van de Normaal Schietschool uitgebreid met 2 officieren der Infanterie.
De commissie werd opgeheven met ingang van 15 juli 1940.
Na de Tweede Wereldoorlog liet de heroprichting van de CvP nog enige jaren op zich wachten. Het werk van de commissie werd echter wel voortgezet. De CvP werd weer in het leven geroepen bij de reorganisatie van het Directoraat Materieel Landmacht in 1951.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De Semi-Statische Archiefdiensten (voorheen Centraal Archievendepot) beheerde het archief van de Commissie van Proefneming in Nederlands-Indië, 1946 - 1950. Dit archief is in 2005 bewerkt en opgenomen in de inventaris collectie Strijdkrachten in Nederlands-Indië ( Zie collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië, 1941-1957. Toegangsnummer NA: 2.13.132 ) . Tijdens de bewerking is geconstateerd dat het archief archiefbescheiden bevat welke niets met de oost te maken hadden. Onderzoek heeft uitgewezen dat een gedeelte van de archiefbescheiden gevormd zijn in Nederland. Deze bescheiden zijn afgezonderd. Besloten is om deze in een aparte inventaris te beschrijven. Bij de bewerking in 2009 zijn afgedwaalde archiefbescheiden aangetroffen van onderdelen van de Artillerie-Inrichtingen en zijn voorgangers en van Artillerie-eenheden ( Zie inventaris archief KL: Chefs van het Wapen der Artillerie, 1814-1940, Toegangsnummer NA: 2.13.61 ) . Niet meer te achterhalen is hoe deze in het archief gekomen zijn. Aangezien het hier bescheiden betreft omtrent het maken, beproeven en het verbeteren van wapens en munitie is besloten om de archiefbescheiden niet af te scheiden. De materiële staat van een aantal, vooral oudere, bescheiden bevinden zich in een slechte staat. Bij de laatste bewerking zijn geen archiefbescheiden, behoudens enkele dubbelen, vernietigd uit het archief. Het archief heeft bij de overdracht aan het Nationaal Archief een omvang van 2,6 strekkende meter.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Commissie van Proefneming, nummer toegang 2.13.210, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Defensie / Cie. Proefneming, 2.13.210, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Inventaris van het archief van het Ministerie van Defensie: Artillerie-Inrichtingen, 1813-1941 (1942-1972).
Nummer Toegang Nationaal Archief: 2.13.86.
Inventaris van het archief van het Koninklijke Landmacht: Chefs van het Wapen der Artillerie, (1813) 1914-1940 (1947).
Nummer Toegang Nationaal Archief: 2.13.61
Inventaris van de Collectie Strijdkrachten in Nederlands-Indië, (1938-1939) 1941-1957 (1960).
Nummer Toegang Nationaal Archief: 2.13.132

Archiefbestanddelen