Archief
Titel
2.05.292 Inventaris van het archief van het Nederlandse Consulaat (-generaal) te Praag (Tsjecho-Slowakije), 1922-1940
Auteur
G.P. de VriesVersie
06-07-2021
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1990 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Nederlands Consulaat-Generaal te Praag (Tsjecho-Slowakije) Consulaat-Generaal Praag
Periodisering
oudste stuk - jongste stuk: 1922-1940
Archiefbloknummer
Z213Omvang
; 26 inventarisnummer(s) 1,40 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Consulaat(-generaal) te PraagSamenvatting van de inhoud van het archief
Het archief van het Consulaat(-generaal) te Praag (1922-1940) bevat stukken die de organisatie van het gezantschap en consulaat betreffen, registraties van Nederlanders in het Oostblok, stukken in verband met internationale (handels-) betrekkingen van Tsjechoslowakije en stukken inzake de emigratie van Duitse en Oostenrijkse vluchtelingen naar Nederland in 1939.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
HOOFDLIJNEN VAN DE GESCHIEDENIS VAN BOHEMEN, MORAVIË, SLOWAKIJE, EN TSJECHOSLOWAKIJE TOT 1948
Tijdens de Eerste Wereldoorlog voerden Tsjechische en Slowaakse nationalisten samen campagne voor een onafhankelijke staat, die zou moeten bestaan uit Bohemen, Moravië en Slowakije. In mei 1918 resulteerde dat streven in de VS in de ondertekening van de Tsjechisch-Slowaakse Pittsburgh Agreement, waarin beide nationalistische ballingengroeperingen de oprichting aankondigden van een gezamenlijke, democratische staat. Op 28 oktober 1918 werd vervolgens de Republiek Tsjechoslowakije opgericht, als één van de opvolgerstaten van het ontbonden Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk. De grenzen van het nieuwe land werden in 1920 vastgesteld door het Verdrag van Trianon, waarbij een grote Hongaarse minderheid in Slowakije werd opgenomen. De eveneens in 1920 opgestelde eerste Tsjechoslowaakse grondwet voorzag echter niet in een werkelijk federaal systeem, zoals dat wel bedoeld was in de Pittsburgh Agreement. De o.a. door de Tsjechische staatsman en eerste president Masaryk aan de Slowaken toegezegde autonomie, werd tijdens de Eerste Tsjechoslowaakse Republiek (1918-1938) dan ook niet gehonoreerd.
Twintig jaar lang verwierp de centrale regering in Praag alle voorstellen om Slowakije echt zelfbestuur te verlenen, hoewel Tsjechoslowakije in 1928 wel verdeeld werd in vier administratieve gebieden: Bohemen, Moravië-Silezië, Slowakije en Karpatho-Roethenië. In economisch opzicht waren de eerste jaren van Tsjechoslowakije voor beide delen van het land een moeilijke tijd, omdat door de ineenstorting van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk veel traditionele afzetmarkten voor zowel Tsjechische industrieproducten als Slowaakse landbouwproducten waren weggevallen. Maar terwijl Tsjechië zich in de volgende jaren al weer snel herstelde, bleef de ontwikkeling van Slowakije achter. Het nieuwe Tsjechoslowakije kende daardoor grote verschillen in levensstandaard, infrastructuur en economische ontwikkeling tussen de verschillende regio's, alsmede slechte Oost-Westverbindingen tussen de Tsjechische en Slowaakse delen van het land, en ook binnen Slowakije zelf. De Slowaken vormden tussen de beide wereldoorlogen 23 procent van de bevolking van het nieuwe land, maar produceerden slechts 12 procent van het nationale inkomen, 8 procent van de industriële productie, en 22 procent van de agrarische productie. Daardoor bedroeg het inkomen per hoofd in Slowakije tijdens de eerste twee decennia van het bestaan van Tsjechoslowakije maar 42 procent van het Tsjechische gemiddelde.
Behalve politiekadministratieve en economische grieven aan de kant van de Slowaken, bestond er tijdens het interbellum ook een meer fundamentele, ideologische tegenstelling tussen de beide delen van Tsjechoslowakije: die tussen de rooms-katholieke Slowaken en de openlijk antiklerikale nationale regering in Praag. Samenvattend kan men dan ook zeggen, dat de centralistische politiek van de Tsjechoslowaakse regering, die meer door Tsjechische dan door Slowaakse belangen werd beheerst, de meeste aandacht besteedde aan de industriële basis van het land, terwijl de problemen die voor Slowakije kenmerkend waren veelal werden verwaarloosd. Dat leidde mede tot een radicalisering van de Slowaakse politiek. Zo combineerde de belangrijkste Slowaakse politieke partij, de Slowaakse Nationale Volkspartij, fascistische elementen met rooms-katholicisme en nationalisme. Toch was Tsjechoslowakije het enige land in Oost-Europa, waar de parlementaire democratie vrijwel de hele periode tussen de beide wereldoorlogen intact bleef. Voor een belangrijk deel was dat de verdienste van de beide eerste presidenten van het land: Tomas Garrigue Masaryk (1918-1935) en Edvard Benes (1935-1938 en 1945-1948).
Ondanks de bestaande gebreken in het constitutionele systeem bleef de democratie dus gehandhaafd, maar de etnische diversiteit van het land verzwakte een partijensysteem, dat toch al sterk gefragmenteerd was door economische en sociale verdeeldheid. Dit systeem leverde coalitieregeringen op met een betrekkelijk korte levensduur, waardoor geen politieke stabiliteit kon worden bereikt. De belangrijkste bedreiging voor het vooroorlogse Tsjechoslowakije vormde echter de toenemende ontevredenheid onder twee van de drie grootste etnische groepen in het land: de Slowaken en de Duitsers. De Slowaakse ontevredenheid over de Tsjechoslowaakse staat van voor 1938 werd gedeeltelijk veroorzaakt door de overheersende rol van de Tsjechen in het politieke en economische leven, maar werd nog verergerd door de officiële pogingen om het concept van één Tsjechoslowaakse natie (waarvan Tsjechen en Slowaken twee, nauw verwante, takken zouden zijn) te propageren. Deze unitaristische staatsopvatting was voor veel Slowaken onaanvaardbaar. Ook in de nieuwe nationale staat Tsjechoslowakije, waarvan de onafhankelijkheid en de territoriale integriteit gegarandeerd werden door de Volkenbond, waren weer minderheden. Er werd zelfs wel gezegd, dat Tsjechoslowakije in dit opzicht de Oostenrijks-Hongaarse monarchie in het klein was. Bovendien omvatte Tsjechoslowakije ook nog gebieden, waarop Hongarije en Polen aanspraak maakten.
Maar uiteindelijk zou de ontevredenheid van de Duitse minderheid fataal worden voor de Tsjechoslowaakse democratie en onafhankelijkheid. Hoewel veel Duitsers de Tsjechoslowaakse staat aanvankelijk hadden geaccepteerd, en verschillende Duitse politieke partijen aan de regering deelnamen, stimuleerde de opkomst van het nationaalsocialisme het ontstaan van een extreem Duits nationalisme. De Partij van de Sudetenduitsers onder leiding van Konrad Henlein kreeg daardoor 67 procent van de door Duitsers uitgebrachte stemmen bij de parlementsverkiezingen van 1935. De opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland, dat o.a. streefde naar de aansluiting van alle Duitsers, betekende de ondergang van de Tsjechoslowaakse staat. Om de vrede te bewaren, stemden Groot-Brittannië en Frankrijk op 29 september 1938 bij de Overeenkomst van München toe in de Duitse annexatie van het Sudetenland, het voornamelijk door leden van de Duitse minderheid bewoonde Tsjechische grensgebied. Daarop trad Benes op 5 oktober af als president van Tsjechoslowakije, en vertrok naar Engeland. Hij verliet een land, dat niet alleen een deel van zijn grondgebied, maar ook zijn strategische defensiewerken, had verloren. Polen en Hongarije maakten in november 1938 van de gelegenheid gebruik om eveneens grensgebieden van Tsjechoslowakije te annexeren.
Het definitieve einde voor de Eerste Tsjechoslowaakse Republiek kwam op 15 maart 1939, toen Duitse troepen Praag binnentrokken, en een dag later het Protectoraat Bohemen en Moravië ("Protektorat Böhmen und Mähren") instelden, waarvan nazi-Duitsland de buitenlandse belangen behartigde. De Tsjechoslowaakse regering had zich inmiddels in ballingschap in Londen gevestigd, en Benes voerde tijdens de Tweede Wereldoorlog campagne voor het herstel van de staat Tsjechoslowakije met de grenzen van voor 1938. In mei 1945 kon Benes inderdaad als president naar Praag terugkeren. Maar als gevolg van de grote Sovjet-Russische invloed was Tsjechoslowakije toen al een heel ander land geworden, en in februari 1948 zouden de communisten ten slotte via een staatsgreep de macht grijpen. Slowakije vormde tijdens de Tweede Wereldoorlog van maart 1939 tot april 1945 een aparte staat, onder leiding van de nationalist en rooms-katholieke priester Jozef Tiso. In naam was Slowakije nu voor het eerst in zijn geschiedenis onafhankelijk, maar in werkelijkheid was de aparte staat een geheel van nazi-Duitsland afhankelijke satellietstaat, die gebaseerd was op een combinatie van Duitse en Italiaanse fascistische principes. Elke oppositie tegen het collaborerende Tiso-regime werd meedogenloos onderdrukt, en de behandeling van de joden was bijzonder hard. Al in oktober 1944 trokken de eerste Sovjetrussische troepen, samen met Tsjechoslowaakse contingenten, Slowakije binnen. Maar pas in 1945 werd het grootste deel van Tsjechoslowakije van de Duitsers bevrijd.
DE HISTORISCHE BETREKKINGEN VAN NEDERLAND MET BOHEMEN, MORAVIE, SLOWAKIJE, EN TSJECHOSLOWAKIJE TOT 1948
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Masaryk en Benes vanuit het buitenland de vorming van een Tsjechoslowaakse staat voorbereidden, liepen de contacten tussen de Tsjechische emigranten en hun medestanders in het land zelf voor een belangrijk deel via het neutrale Nederland. Zo had Masaryk in oktober 1914 in hotel "Weimar" in Rotterdam een onderhoud met de bekende Britse journalist en Oost-Europa-kenner R.W. Seton-Watson. Masaryk had een toepasselijke achtergrond om leiding te geven aan het streven naar de vereniging van Tsjechen, Moraviërs en Slowaken in één staat: zijn vader was een Slowaak, en zijn moeder was van Moravische afkomst, terwijl hij zelf naam had gemaakt als kenner van de Tsjechische en Slowaakse cultuur en geschiedenis. In Slowakije was het eigen nationalisme, zoals ook in hoofdstuk I vermeld, lange tijd minder sterk ontwikkeld geweest dan in de Tsjechische landen. Pas in de loop van de negentiende eeuw ontstond in Slowakije meer aandacht voor vooral de eigen taal en cultuur. Maar na 1918 bleek bijvoorbeeld in het onderwijs, dat de Slowaken nog steeds een achterstand in ontwikkeling op de Tsjechen hadden.
Het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse staat aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, gaf de Tsjechen, Moraviërs en Slowaken de zo vurig verlangde nationale onafhankelijkheid. De onafhankelijkheid en de territoriale integriteit van de jonge staat Tsjechoslowakije werden gegarandeerd door de Volkenbond. De oprichting van de Volkenbond vormde de verwezenlijking van een ideaal, dat in de zeventiende eeuw ook al door de Tsjechische nationalist en filosoof Comenius werd bepleit. Tsjechoslowakije stond dan ook sympathiek tegenover het werk van de volkerenorganisatie, en Benes was tijdens zijn premierschap enkele jaren voorzitter van de Algemene Vergadering van de Volkenbond. Maar ook het nieuwe Tsjechoslowakije kende weer zijn minderhedenproblematiek, zoals boven beschreven. Nederland raakte nauw bij die problemen betrokken, toen het tussen 1926 en 1928 lid was van de daarvoor door de Volkenbond ingestelde Commissie van Drie.
In 1919 gingen Nederland en het onafhankelijke Tsjechoslowakije diplomatieke betrekkingen aan. Daarnaast werd in 1920 in Praag een consulaat gevestigd, waaronder ook het al bestaande consulaat in Brno (Brünn) ging ressorteren. Ook werd in 1923 een handelsovereenkomst tussen Nederland en Tsjechoslowakije gesloten. In 1920 omvatte de bilaterale handel 6,2 miljoen gulden voor de Nederlandse invoer uit, en 13,5 miljoen gulden voor de Nederlandse uitvoer naar Tsjechoslowakije. Een bekende pleitbezorger in Nederland van nauwere culturele betrekkingen met Tsjechoslowakije was tijdens het interbellum prof. N. van Wijk, die o.a. Tsjechisch doceerde in Leiden. Sinds 1921 verleende de Tsjechoslowaakse regering jaarlijks een studiebeurs voor een Nederlandse student in Tsjechoslowakije. De Nederlandse gezant in Praag, jhr. Michiels van Verduynen, nam daarom op zijn beurt het initiatief om met hulp van particulieren een beurs beschikbaar te stellen voor een Tsjechische student in ons land. Maar toen deze particuliere beurs niet werd verlengd, bleken in Nederland noch het ministerie van Buitenlandse Zaken, noch het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bereid om een dergelijke beurs van overheidswege te verlenen. Wel kwam er in 1937 een culturele overeenkomst tussen Nederland en Tsjechoslowakije tot stand. Als gevolg daarvan kreeg een Nederlander een lectoraatopdracht aan de Universiteit van Praag, en werd een Tsjech lector Tsjechisch te Leiden. Zoals vermeld, werd in 1937 ook het graf van Comenius in Naarden opgespoord. Maar door de dramatische gebeurtenissen van de jaren 1938 en 1939 in Tsjechoslowakije kwam er al snel een einde aan de toenemende culturele contacten met Nederland.
Nadat Tsjechoslowakije in 1938 al gedwongen was geweest de door Sudetenduitsers bewoonde gebieden aan Duitsland af te staan, bezweek het land een jaar later volledig onder de Duitse politieke en militaire druk. Slowakije werd toen een satellietstaat van Duitsland, terwijl uit de rest van het land het Duitse "Protektorat Böhmen und Mähren" werd gevormd. De Tsjechische gezant in Nederland accepteerde deze gang van zaken, en droeg de door zijn gezantschap behartigde belangen over aan het Duitse gezantschap. De Tsjechische gezanten in o.a. Washington, Parijs, Brussel, Moskou en Warschau weigerden daarentegen de instructies uit Praag op te volgen. De Nederlandse regering stelde zich aanvankelijk op het standpunt, dat Tsjechoslowakije had opgehouden te bestaan, en dat het Protectoraat Bohemen en Moravië op wettige wijze tot stand was gekomen. De grote westelijke mogendheden en de Sovjet-Unie dachten daar echter anders over. Het Nederlandse gezantschap te Praag werd in 1939, wegens de Duitse bezetting van Tsjechoslowakije, opgeheven. Het Nederlandse consulaat in Praag werd vervolgens verheven tot consulaat-generaal, en ressorteerde voortaan onder het Nederlandse gezantschap in Berlijn. In 1940 werd het consulaat-generaal in Praag gesloten, om in 1946 definitief te worden opgeheven. De consulaire taken werden daarna verricht door het toen weer herstelde gezantschap.
Inmiddels had de Nederlandse regering in ballingschap in Londen in maart 1941 weer diplomatieke betrekkingen aangeknoopt met de eveneens daar gevestigde Tsjechoslowaakse regering, waarna in augustus 1941 werd overgegaan tot volledige erkenning. Benes werd door de westelijke geallieerden erkend als president van de vrije Tsjechoslowaakse regering in ballingschap, en in maart 1945 werden zijn regering en hij ook door de Sovjet-Unie erkend. Daarvoor moest hij wel een aantal Tsjechen in zijn regering opnemen, die tijdens de oorlog in Moskou hadden verbleven. Op 5 mei 1945 kwam de bevolking van Praag tegen de Duitsers in opstand, toen de troepen van de Amerikaanse generaal Patton al dicht genaderd waren. Maar omdat de Russen zich tegen een Amerikaanse verovering van Praag verzetten, trokken de Amerikanen niet verder op. Op 8 mei 1945 werd de stad daarom door Russische legers bevrijd, en op 16 mei kwam Benes terug in Praag. Na de Tweede Wereldoorlog hoopten zowel Nederland als Tsjechoslowakije op een snel herstel van de wederzijdse betrekkingen. Inderdaad ontwikkelden de economische betrekkingen zich aanvankelijk zeer gunstig: ons land was in de jaren 1945-1948 één van de belangrijkste handelspartners van Tsjechoslowakije. Maar een volledige oriëntering van Tsjechoslowakije op het Westen werd in die tijd door de Sovjet-Unie verhinderd. In februari 1948 bracht een staatsgreep de communisten aan de macht, waarna een nieuwe periode in de geschiedenis van Tsjechoslowakije aanbrak.
DE PERSONELE BEZETTING VAN HET CONSULAAT(-GENERAAL) IN PRAAG, 1920-1940
- Mr. H. van Son, 1920-1923, waarnemend consul. Onder het in 1920 opgerichte consulaat in Praag ressorteerde voortaan ook het al uit 1895 daterende Nederlandse consulaat te Brno (Brünn).
- F.M. Janse, 1923-1924, waarnemend consul, tevens kanselier van het gezantschap sinds 1920.
- A.M. Doorn, 1924-1940, consul, met vanaf 1930 de persoonlijke titel van consul-generaal.
In 1939 werd het Nederlandse gezantschap te Praag, wegens de Duitse bezetting van Tsjechoslowakije, opgeheven. Het consulaat in Praag werd toen verheven tot consulaat-generaal, en ressorteerde onder het Nederlandse gezantschap te Berlijn. In 1940 werd het consulaat-generaal echter gesloten, en in 1946 definitief opgeheven. De consulaire taken werden daarna verricht door het, inmiddels weer herstelde, gezantschap.
OVERZICHT VAN BILATERALE VERDRAGEN TOT 1948
Tot 1948 werden tussen Nederland en Tsjechoslowakije bilaterale verdragen gesloten over de volgende onderwerpen:
- Tarwe, 1920.
- Handel, 20-1-1923.
- Handel, 17-10-1924.
- Telefonie, 22-2-1927.
- Postgiro, 1-12-1927.
- Arbitrage, 14-9-1929.
- Spoorwegvervoer, 11-8-1931.
- Handel, 1-12-1931.
- Uitlevering, 4-12-1931.
- Spoorwegvervoer, 18-7-1933.
- Contingentering, 9-4-1934.
- Handel, 9-4-1934.
- Uitlevering, 22-5-1934.
- Luchtvaart, 30-3-1935.
- Contingentering, 6-4-1936.
- Cultureel, 25-5-1937.
- Contingentering, 16-7-1937.
- Handel, 14-4-1938.
- Contingentering, 2-2-1939.
- Handel, 20-12-1945.
- Handel, 26-2-1946.
- Handel, betalingen, 30-4-1946.
- Handel, betalingen, 20-6-1946.
- Handel, 25-7-1946.
- Handel, 12-8-1946.
- Handel en betalingen, 20-9-1946.
- Handel, 15-11-1946.
- Betalingen, 15-11-1946.
- Handel, betalingen, 12-2-1947.
- Handel, 24-7-1947.
- Handel, 14-8-1947.
- Luchtvaart, 1-9-1947.
- Handel, 4-10-1947.
- Handel, 10-2-1948.
- Handel, 24-6-1948
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van het Nederlandse consulaat(-generaal) te Praag uit de periode 1922-1940 werd in 1951, samen met een deel van het gezantschapsarchief, naar het ministerie van buitenlandse zaken overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Oorspronkelijk had het archief een omvang van zes dozen, daarvan zijn tijdens de inventarisatie door G.P. de Vries in 1990 twee dozen vernietigd, volgens de Vernietigingslijst van het ministerie van buitenlandse zaken uit 1960. Tegenwoordig omvat het archief van het Nederlandse consulaat(-generaal) te Praag, 1922-1940, nog 26 inventarisnummers.
Ordening van het archief
Bij een eerdere inventarisatie is het archief vermengd met het gezantschapsarchief, maar tijdens de inventarisatie van 1990 bleek het mogelijk om, aan de hand van de stukken en dossieromslagen, de archiefstukken van gezantschap en consulaat te scheiden, en in een aparte inventaris op te nemen. Omdat de meeste stukken geen archiefcode hadden, was de oorspronkelijke ordening niet goed meer te reconstrueren. Daarom werd besloten het archief opnieuw te ordenen, volgens de decimale code van het ministerie van buitenlandse zaken.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Consulaat-Generaal te Praag (Tsjecho-Slowakije), nummer toegang 2.05.292, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Consulaat-Generaal Praag, 2.05.292, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Archiefbronnen Archief van het Nederlandse Consulaat, vanaf 1939 Consulaat-Generaal, te Praag,1922-1940 Inventarisnummer 11, Stukken betreffende het personeel werkzaam bij het consulaat te Praag, 1937-1939, 1 omslag. Inventarisnummer 13, Correspondentie met het gezantschap te Berlijn inzake de verheffing van het consulaat tot consulaat-generaal, 1939, 1 omslag. Inventarisnummer 14, Stukken betreffende de opheffing van het gezantschap te Praag alsmede de ressortindeling van het consulaat te Praag, 1939, 1 omslag. Inventarisnummer 22, Stukken betreffende de Nederlands-Tsjechoslowaakse Kamer van Koophandel in Amsterdam en Praag, 1936-1939,1 omslag. Inventarisnummer 23, Stukken betreffende het goederen- en kapitaalverkeer tussen Nederland en het Duitse protectoraat, 1939,1 omslag. Inventarisnummer 25, Stukken betreffende de "Vereniging Nederland-Tsjechoslowakije"inzake geldinzamelingen voor vluchtelingen in Tsjechoslowakije, 1938, 1 omslag. Inventarisnummer 26, Stukken betreffende de emigratie van Duitse en Oostenrijkse vluchtelingen naar Nederland, 1939, 1 omslag.
Literatuur en naslagwerken Betrekkingen tussen Nederland en Tsjechoslowakije . Studienota AOD/ON, 6 oktober 1967. 10 p. Betrekkingen tussen Nederland en Tsjechoslowakije (de Tsjechische en Slowaakse federale Republiek ). Notitie AOD/ON, medio feb. 1991. Central and South-Eastern Europe, 2002: The Czech Republic , p. 204-238. Londen, 2001. Departement van Buitenlandse Zaken, Directie van den Buitenlandschen Dienst. Volledige Lijst der Nederlandsche Diplomatieke en Consulaire Ambtenaren, 1 october 1941-30 april 1947. The Europa World Year Book, 2002: The Czech Republic, p. 1318-1337. Londen, 2002. Kersten, Albert. Buitenlandse Zaken in ballingschap. Groei en verandering van een ministerie, 1940-1945 . Alphen aan den Rijn, 1981. 468 p. Krug, P. De historische betrekkingen tussen Nederland en Tsjechoslowakije. In: Oost-West. -Jrg. VII, nr. 12 (december 1968); p. 431-439. Het Nederlandse standpunt t.a.v. de instelling van het Protektorat Böhmen und Mähren (16 maart 1939) . Studienota AOD/ON, 26 augustus 1960. 10 p. Overzicht CDP's te Praag. Notitie DDI/ON, 23-8-2000. 2 p. Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden , 1920-1940. Stuyt, A.M. Repertorium van door Nederland tussen 1813 en 1950 gesloten verdragen. 's-Gravenhage, 1953. IJken, K. van. De geschiedenis van Slowakije in hoofdlijnen . Studienota DDI/ON, februari 1998. 22 p.