Terug naar zoekresultaten

2.13.67 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Geheim Verbaalarchief en Gedeponeerde archieven, 1813-1844, 1905-1945

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.67
Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Geheim Verbaalarchief en Gedeponeerde archieven, 1813-1844, 1905-1945

Auteur

M.D. Lammerts, H. E. M. Mettes, R.v. Velden, H. H. Jongbloed

Versie

30-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Oorlog: Geheim Archief
Oorlog / Geheimarchief

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1813-1945

Archiefbloknummer

D27029

Omvang

; 341 inventarisnummer(s) 29,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands.

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Oorlog/Defensie, , 1813-1945

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het merendeels chronologisch geordende archief is erg onvolledig na 1844. Voor de jaren 1813-1844 vormen indices en klappers de toegangen op het verbaal. Voor de periode vanaf 1845 is zo weinig bewaard gebleven, dat van alle stukken beschrijvingen zijn gemaakt, die in een bijlage van de inventaris zijn opgenomen. Het geheim archief betreft vooral vertrouwelijke personeelskwesties. Een deel van het archief is buiten verbaal gebleven en op onderwerp beschreven: hieronder zijn veel stukken met inlichtingen over België (Zuidelijke Nederlanden) uit de jaren-1830.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De organisatiegeschiedenis van het ministerie van Oorlog/Defensie over het tijdvak 1813-1945 is in extenso beschreven in de inleiding van de inventaris van het gewoon verbaal-archief. ( Zie Algemeen Rijksarchief, inventaris van het gewoon verbaal-archief van het ministerie van Oorlog/Defensie en daarbij gedeponeerde bescheiden 1813-1945, nummer toegang 2.13.01 (voortaan: ARA 2.13.01.) band I. ) Het bestaan van geheime correspondentie is al in 1815 te constateren, als een taak van de 1e afdeling van het ministerie. ( Zie ARA 2.13.01, I, p. 54. ) Bij de reorganisatie van 1819 werd deze taak ondergebracht bij het kabinet van de Commissaris-Generaal [minister]. ( Zie ARA 2.13.01, I, p. 22 en 59. ) Voorzover bij successieve reorganisaties dit "kabinet" als organisatie-onderdeel tijdelijk van het toneel verdween dan wel werd gescheiden van de bewaring der geheime archieven, ziet men stelselmatig de kabinetstaken en/of de bewaring der geheime archieven terechtkomen bij de Secretaris(-Generaal) of in de afdelingen Secretarie of Secretariaat. ( Zo stelde de Directeur-Generaal [minister] van Oorlog bij gewoon besluit van 27 oktober 1842 nr. 38A (in: ARA 2.13.01, I, inv.nr. 3253) vast:
"Willende behoudens het afzonderlijk bestaan van het kabinet bij het departement, zoodanig als het bij Besluit Zijner Majesteit van den 7en Junij des vorigen Jaars No. 11 is omschreven, nader voorzien in de goede bewaring der bescheiden en papieren, tot hetzelve behoorende, mitsgaders de werkzaamheden van ordeverzekering welke daarbij behooren te worden verrigt;
Heeft goedgevonden te bepalen dat de bewaring der archieven van het voormelde kabinet, onder toezigt van den Secretaris-Generaal bij het departement, van nu voortaan, bepaaldelijk zal worden opgedragen aan den Chef van het 4 Bureau der Afdeeling Secretariaat, die daarvoor personeel verantwoordelijk wordt gesteld, en daarvoor zorg zal dragen, volgens den Instructien, welke hem deswegens reeds op last van hem Directeur-Generaal of nader zullen worden medegedeeld.
En zal deze dispositie worden uitgereikt aan den Secretaris-Generaal ter uitvoering, mitsgaders aan de Chefs der Afdeelingen, met uitnoodiging om het bepaalde bij dispositie van heden No. 37A, mede voorzooveel noodig op het kabinet toepasselijk te beschouwen en dienovereenkomstig te handelen; zullende eindelijk deze dispositie insgelijks worden medegedeeld aan den Chef van het 4e Bureau der Afdeeling Secretariaat om te strekken tot informatie en narigt." )
Geschiedenis van het archiefbeheer
De registratie en archivering van de geheime stukken laat globaal twee systemen zien die nauw verband houden met de organisatie-geschiedenis. Vanaf 1814 tot 1818 zijn de inkomende en de uitgaande geheime stukken afzonderlijk gehouden. Zij voeren ieder een eigen, jaarlijks startende nummering. Sedert 1818 zijn varianten op het verbaalstelsel in zwang, eerst volgens de methodiek die door de Secretaris van Staat [minister] M. Piepers is meegebracht uit zijn vorige functie van Intendant-Generaal voor de Administratie van Oorlog, dan vanaf maart 1819 volgens de methodiek die Piepers' opvolger, Commissaris-Generaal [minister] A.C.J.G. d'Aubremé, meebracht vanuit zìjn vorige functie van Adjudant-Generaal des Konings. Deze laatste methodiek is sindsdien ononderbroken in zwang gebleven.
Het verbaalstelsel in zijn algemeenheid, en de variant die bij het ministerie van Oorlog is toegepast bij de gewone verbalen, is uitgebreid toegelicht in de al genoemde inventaris van het gewoon verbaal-archief ( Zie ARA 2.13.01, I, p. 101 e.v. ) waarnaar opnieuw wordt verwezen. Het onderscheid tussen een gewoon verbaal en een geheim verbaal is vanaf 1818 zichtbaar in het registratuurkenmerk. De registratuur van het gewoon verbaal werkt met datum en volgnummer; het volgnummer hoort in een dagelijks bij 1 aanvangende reeks. Bij de geheime verbalen bestaat (sinds 1818) het registratuurkenmerk uit jaar, letter en serienummer (behorend bij de letter). Daarin ligt al opgesloten dat de tijdseenheid van registatuur bij de geheime verbalen een kalenderjaar was. Het eerste geheime verbaal van een jaar kreeg dan kenmerk [jaartal] A1, het tweede [jaartal] B1, het derde [jaartal] C1 enzovoort tot [jaartal] Z1. Men leze daarbij "A1", "B1" enz. als "volgletter A uit de eerste serie". Met Z1 was uiteraard de eerste serie (letters) verbruikt, en ging men over tot de tweede serie: A2, B2 C2 enz. ( Op deze vanaf 1818 gehanteerde serie-aanduiding komen enkele variaties voor. Het stelsel van Piepers letterde A, B, C enz. om dan na de Z over te gaan op AA, BB, CC enz. en na ZZ op AAA, BBB, CCC. In het stelsel van D'Aubremé, waarin de serie-aanduiding in getallen wordt gegeven, vangt de registratuur van een kalenderjaar soms aan met A-Z (eerste serie) gevolgd door A2-Z2 (tweede serie), waarbij dus A-Z (de eerste serie) in wezen is beschouwd als A1-Z1; in andere gevallen ontdekt men de opvolging A-Z, A1-Z1, A2-Z2 enz., en in weer andere gevallen wordt geregistreerd A1-Z1, A2-Z2, waarbij dus A-Z (zonder serienummer) in het geheel niet bestaan. De J doet nimmer mee, zodat iedere serie in principe 25 verbalen behelst. Door incidentele verbalen met subnummeringen (C4bis) ontstaat uiteraard een grotere serie. ) Deze systematiek op jaarbasis werd uiteraard mogelijk gemaakt door het verhoudingsgewijs geringe aantal verbalen dat in een jaar "geheim" ofwel "kabinet" werd afgedaan.
Het geheim verbaal over het tijdvak 1813-1844 is nagenoeg compleet overgeleverd. Uitzonderingen daarop vormen de verbalen die door departementsfunctionarissen zijn gelicht maar niet weer teruggeplaatst -- men vindt dan lichtingsbriefjes ter plekke van het ontbrekende verbaal. In een beperkt aantal andere gevallen zijn een of enkele verbalen zonder opgaaf van redenen niet aanwezig.
Het geheim verbaal-archief over het tijdvak 1845-1940 is vrijwel geheel verloren gegaan bij de bominslag aan de Fluwelen Burgwal 12A op 26 februari 1945. Dat is des te betreurenswaardiger, omdat daarmee, zeker vanaf de grondwetswijziging van 1848, het politieke en beleidsarchief van het ministerie teloor gegaan is. Voorzover uit dit tijdvak nog wat verbalen over zijn, zijn het stukken die om uiteenlopende redenen uit het archief waren gelicht en aldus aan het vuur zijn ontsnapt. Verondersteld mag worden dat ook de "zeer geheime verbalen" op dezelfde wijze verloren zijn gegaan en dat het schamele restant ervan, dat in deze inventaris is opgenomen, evenzeer bij toeval aan de ondergang is ontsnapt. Van welk tijdstip af het ministerie "zeer geheime zaken" onderscheidde, blijft daardoor een onopgehelderde vraag. ( Reeds in het tijdvak 1813-1844 is op sommige verbalen de aanduiding "zeer geheim" aangebracht, doch deze stukken werden uiteindelijk in het "[normaal-]geheim" verbaal afgelegd. Te eniger tijd moeten "geheim" en "zeer geheim" echter gescheiden zijn en ook een afzonderlijke registratuur hebben gekregen. )
Van het geheim verbaal-archief is het gedeelte 1813-1829 in 1905, het tijdvak 1830-1844 in 1921, en het van na 1844 daterende materiaal in 1994 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. ( Zie ARA 2.13.01, I, noten 219, 225 en p. 127. Aan de overdracht-1994 is in 1989, op gezag van de minister van Defensie, de vernietiging van ca. 1 m' geheime verbalen (jaren 1922-1923, 1927, 1930-1940, 1945) voorafgegaan. )
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Een nauwkeurige omschrijving van wat zoal bij geheim verbaal werd afgedaan, is niet te geven. In elk geval horen (initiële) voordrachten aan de koning, (een deel van de) personeelszaken van het departement, personeelszaken van buiten het departement waaraan een hogere graad van gevoeligheid werd toegekend, andere kwesties met verhoogd "schandaal"-risico, en disciplinair ingrijpen (vooral ten aanzien van officieren) tot de zaken die doorgaans bij geheim verbaal werden behandeld. ( Heel uitdrukkelijk werd bijvoorbeeld in 1830 de behandeling van alle aangelegenheden betreffende het Topografisch Bureau, waarover een in 1826 aan de dag getreden competentiegeschil tussen de Generale Staf en de leiding der Genie in een patstelling was geraakt die pas in 1841 tot een oplossing werd gebracht, toegemeten aan het kabinet van de Commissaris-Generaal [minister]. Zie ARA 2.13.01, I p. 29, en: Algemeen Rijksarchief, inventaris van het fragment-archief van het Archief van Oorlog en Topografisch Bureau (1811)1814-1841, nr. toegang 2.13.68.04, Inleiding. ) Dergelijke onderwerpen kwamen uiteraard voor in nagenoeg alle takken van bemoeienis van het ministerie, waardoor de inhoudelijke spreiding van het geheim verbaal niet significant kleiner is dan die van het gewoon verbaal. Het gewoon verbaal onderscheidt zich daarbij van het geheim verbaal, doordat in zijn algemeenheid de routineuze uitvoeringsaangelegenheden in het gewoon verbaal, de "bijzonderheden" in het geheim verbaal werden opgelegd.
Vermoedelijk mede als gevolg van het beperkte aantal geheime verbalen is aan de eigentijdse registratiemiddelen (agenda, index, klapper) duidelijk minder zorg besteed dan aan die van het gewoon verbaal. In de hierna volgende gebruiksaanwijzing wordt, voor het tijdvak 1813-1844, nader ingegaan op de aanbevolen werkwijzen bij onderzoek in het archief
Gebruiksaanwijzing
1. Buiten verbaal gehouden stukken
De buiten verbaal gehouden stukken zijn in de inv.nrs. 153-171, 320-326 en 328 naar hun inhoud beschreven en aldus rechtstreeks benaderbaar.
De gedeponeerde en buiten verbaal gehouden bescheiden in inv.nrs. 256-287 zouden heden ten dage onderdeel uitmaken van het archief van een Inlichtingendienst. De stukken hebben zonder uitzondering betrekking op (inlichtingen uit) de Zuidelijke Nederlanden/België. De toelichting van Lammerts bij deze stukken is in de inleiding overgenomen.
2. Verbalen 1814-1844
Omtrent de volledigheid van het verbaal over 1814-1844 wordt verwezen naar hetgeen daarover in de inleiding is gesteld.
In de verbalen 1814-1844 (inv.nrs. 2-152) zijn verschillende registratuurmethoden gehanteerd. Naargelang deze methodiek en de aan-/afwezigheid van eigentijdse ingangen worden de volgende benaderingswijzen aanbevolen:
a. 1814-1817
Over de jaren 1814-1817 zijn de ingekomen en uitgaande brieven separaat opgelegd (zie inv.nr. 2-9) -- van verbalen in de eigenlijke zin des woords kan dus niet gesproken worden. Alleen over 1816 zijn agenda's van ingekomen resp. uitgaande stukken bewaard (inv.nr. 203A). Van alle jaren zijn de indices, alfabetisch op persoons- of zaaksnaam, wel bewaard (inv.nrs. 201-203). Wij raden gebruikers aan om deze indices (inv.nrs. 201-203) te raadplegen op vermeldingen die voor hun onderzoek van belang zijn. De indices verwijzen naar een volgnummer (binnen het onderhavige jaar) van een uitgaande brief. De minuut daarvan is dan terug te vinden in de inv.nrs. 3, 5, 7 of 9. Nadat u één van deze inventarisnummers heeft aangevraagd en gekregen, kunt u bde gezochte minuut voor u nemen. Daarop wordt bovenaan verwezen naar een "exhibitum": het agenderingskenmerk van een ingekomen brief. In sommige gevallen worden meerdere ingekomen stukken ("exhibita") afgedaan bij één minuut. De bij "uw" minuut horende ingekomen brieven kunt u dan weer vinden in de inv.nrs. 2, 4, 6 en/of 8, die u daartoe moet aanvragen. Alleen voor het jaar 1816 kunt u, bij wijze van alternatief, ook de agenda's (inv.nr. 203A) gebruiken:
  • de agenda "inkomend" registreert ingekomen stukken op volgnummer van binnenkomst/agendering (= "exhibitum"), mèt verwijzing naar het volgnummer van de bijbehorende afdoening. U kunt zo precies nagaan welke stukken u moet zoeken in de inv.nrs. 2-9;
  • de agenda "uitgaand" registreert de uitgaande stukken (afdoeningen) op volgnummer van verzending (= afdoeningskenmerk), en vermeldt steeds welke ingekomen stukken (exhibita) bij iedere uitgaande zijn afgedaan. Ook daarmee komt u tot de briefnummers (inkomend resp. uitgaand) die u in inv.nrs. 2-9 kunt opzoeken.
b. Overgangstijdvak 1818 maart - 1819 maart.
Vanaf 1 maart t/m 4 oktober 1818 werd het departement geleid door M. Piepers, met de titel van Secretaris van Staat voor de Zaken van Oorlog. zijn Hij noemde zijn geheim archief "Particulier Bureau" en voerde daarin een registratuur die in de inleiding al is uiteengezet. Piepers werd per 5 oktober 1818 "ad interim" opgevolgd door A.C.J.G. d'Aubremé, Adjudant-Generaal des Konings die ook laatstgenoemde functie nog enige tijd bleef uitoefenen naast het interimaat bij Oorlog. D'Aubremé introduceerde geleidelijk zijn eigen werkwijze in de behandeling en registratie van de geheime stukken, die in wezen nadien niet meer veranderd is. Bij de samenvoeging van de functies Secretaris van Staat en Adjudant-Generaal tot die van Commissaris-Generaal van Oorlog, in maart 1819, ontstond zo eindelijk een vast registratuurstelsel voor de geheime correspondentie, naar het model van D'Aubremé.
Voor het tijdvak maart 1818 - maart 1819 raden wij u aan de afdoeningsregisters (inv.nrs. 172 en 173) te gebruiken. Deze verwijzen rechtstreeks naar de afdoeningsregistratruur van de verbalen, die dan in inv.nrs. 10 en 13 zijn geborgen.
De sterke indruk bestaat dat over dit tijdvak niet alle verbalen bewaard zijn gebleven.
c. 1818-1844
Vanaf 1818 t/m 1844 (inv.nrs. 204-228) zijn, onder de eigentijdse titel "klapper", indices op de agenda's bijgehouden, die -- hoewel lang niet met de rigoureuze precisie ingericht die het gewoon verbaalarchief kenmerkt -- toch een belangrijke eerste ingang geven op de geheime verbalen. De index over 1818 (inv.nr. 204) is uiteraard overlappend met de afdoeningsregisters 1818/19 die hiervoor onder b zijn besproken. Deze indices zijn vervaardigd in de vorm van registers met ruitertjes waarop de letters van het alfabet voorkomen. Pas vanaf inv.nr. 215 doet een enigszins consistent stelsel van rubrieken zijn intrede. Die zijn dan ook boven aan de bladzijden als rubrieksaanduiding uitgeschreven. Daarvòòr is een soort rubrieksindeling kennelijk wèl gehanteerd, maar niet boven aan de bladzijde zichtbaar gemaakt. Voor een deel zijn de inschrijvingen herleidbaar tot de beginletter van het ruitertje waar de inschrijving is ondergebracht, maar in andere gevallen is een dergelijk verband niet te vinden. Zeer doordacht lijkt het (impliciete of (vanaf inv.nr. 215) expliciete indelingssysteem niet, noch in opzet noch in toepassing: "Besluiten" vindt men onder de B maar ook onder het onderwerp waarover het besluit handelde, correspondentie van de minister van Justitie zit nu eens onder de M van Minister, dan weer onder de J van Justitie, personen dan eens onder de beginletter van hun naam en dan weer onder die van hun rang (Lt.Gen. Tindal zowel onder L als T), terwijl ook terreinen van bemoeienis zijn gehanteerd. Deze lukrake opzet leidt er bijvoorbeeld toe dat de militaire bemoeienissen met Luxemburg aangetroffen kunnen worden onder de B van Bondscongres Frankfort, onder de C (dat moet welhaast een vergissing zijn), onder de G van Genie, de L van Luxemburg en de K van lt.ing. Kool (die de Geniezaken in Luxemburg leidde). Curieus is ook inv.nr. 228, waar de 3e Fortificatie Directie voorkomt onder de D (van derde) en de 1e Divisie Infanterie onder de E (van eerste) ... De "index" over 1844 (inv.nr. 228) is wèl een klapper: de indeling in rubrieken (naar terreinen van bemoeienis) is verdwenen, en in de plaats daarvan treedt een opsomming van eigennamen (topografische eigennamen, persoonsnamen, functie-benamingen), met verwijzing naar agendanummers. Ondanks al deze gebreken vormen deze indices een handzame ingang. Om het gebruik ervan te vergemakkelijken worden hierna twee bijlagen aangeboden:
  • bijlage 1 is een samenvatting van de rubrieken, plaatsnamen en functienamen die in de indices en klapper (inv.nrs. 204-228) voorkomen, en
  • bijlage 2 geeft de persoonsnamen die daarin zijn aan te treffen.
In bijlage 1 is door middel van verwijzingen tussen [ ] getracht de inconsistentie van rubrieksbenamingen enigszins op te vangen. Bij het gebruik van deze bijlagen en de indices/klapper gelden de volgende spelregels: In bijlage 1 (samengestelde lijst van rubrieken, plaats- en functienamen) en/of bijlage 2 (samengestelde lijst van persoonsnamen) zijn, per letter van het alfabet, de vermeldingen (rubrieken, namen) opgesomd, mèt het inventarisnummer waarin dìe vermeldingen onder dìe letter voorkomen. Zo vindt men dus inschrijvingen betreffende de Militaire Willemsorde in inv.nr. 214 onder de B, de E en de W, in inv.nrs. 209, 210-211 en 214 onder de M; en inschrijvingen betreffende de Commissaris-Generaal van oorlog vindt men in inv.nrs. 205-212 onder de C, in inv.nrs. 204 en 205 onder de K (van Kommissaris); en inschrijvingen betreffende het departement van Oorlog in de inv.nrs. 204, 210 en 211 onder de D, maar in de inv.nrs. 215-227 onder de O. Ten Zande kan zowel voorkomen onder de T als onder de Z, en dat geldt voor alle voorvoegsels of meervoudige achternamen. Heeft u in de bijlagen een vermelding gevonden die voor uw onderzoek van belang is (of: lijkt), vraag dan de betrokken indices/klapper op met behulp van de inventarisnummers (uit de reeks 204-228). Raadpleeg deze indices/klapper onder de letter waar u de rubriek of naam aantrof in bijlage 1 of 2. Houdt er rekening mee dat één rubriek of naam meerdere malen kan voorkomen onder de aangegeven letter. U vindt onder die letter, herkenbaar aan een ruitertje, in de indices/klapper dan stukken ingeschreven bij de betrokken rubrieks-/plaats-/functie-naam (bijlage 1) dan wel persoonsnaam (bijlage 2) met een verwijzing naar een agendakenmerk (een volgnummer). Vindt u inschrijvingen van stukken die voor u van belang zijn, noteer dan dit agendakenmerk. Vraag nu de agenda van het betreffende jaar aan (uit de reeks inv.nrs. 172-198) en zoek het agendakenmerk (volgnummer) dat u interesseert. Bij dat volgnummer vindt u: de naam en het briefkenmerk van de afzender, de korte inhoud van het ingekomen stuk, de inhoud van de daarop gegeven afdoening, én, in de laatste kolom van de agenda, het afdoeningskenmerk van het verbaal, waar de betrokken stukken zijn opgelegd. Dit verbaalkenmerk bestaat uit een letter gevolgd door een serienummer, bijvoorbeeld: X14. Zoek nu in de inventaris, in de reeks inv.nrs. 10-152, het inventarisnummer waarin het verbaal van dat jaar met het gevonden kenmerk (bijvoorbeeld dus (1823) X14) is geborgen. Vraag dat inventarisnummer aan en zoek het door u gewenste verbaal op kenmerk. De verbaalkenmerken zijn te vinden linksboven op de minuten van uitgegane stukken, of dorsaal op het dubbelblad papier dat als omslag voor het gehele verbaal fungeert. Een alternatieve zoekwijze, die wel wat tijdrovender is maar anderzijds meer zekerheid biedt en de interpretatieproblematiek met de indices omzeilt, gaat uit van de agenda's (inv.nrs. 172-198): Vraag de agenda's aan van de jaren die voor uw onderzoek van belang zijn. Zodra u daarin stukken vermeld ziet die voor u van belang kunnen zijn, noteert u het jaar plus het afdoeningskenmerk dat in de laatste kolom van de agenda staat genoteerd. In de inventaris kunt u nagaan, in welk inv.nr. (uit de reeks inv.nrs. 10 t/m 152) het verbaal van dàt jaar met dàt kenmerk is geborgen. Vraag dat inv.nr. aan en zoek het verbaal op kenmerk. Bij beide zoekwijzen geldt, dat reeds in de agenda wordt verwezen naar vorige en opvolgende stukken die op dezelfde zaak betrekking hebben. U doet er goed aan deze verwijzingen na te zoeken. U mag er echter niet op rekenen dat altijd en in alle gevallen dergelijke verwijzingen zijn aangebracht! In de inleiding is reeds uiteengezet hoe de systematiek van de verbaal- (= afdoenings)kenmerken met de letterseries in elkaar zit. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. Het is van het grootste belang de verbalen bij raadpleging in de juiste volgorde te laten; verstoring van die volgorde bemoeilijkt het zoeken voor degenen die na u komen -- uzelf daarbij inbegrepen.
3. Verbalen vanaf 1845
De geheime en zeer geheime verbalen vanaf 1845 (inv.nrs. 305-312 resp. 327) zijn in de bijlagen I en II bij de inventaris naar hun inhoud gespecificeerd. Door deze specificatie kan de gebruiker de eigentijdse ingangen (agenda's, indices, klappers) vermijden.
Geattendeerd wordt wel op de informatieve waarde van deze ingangen (voorzover althans overgeleverd) in de gevallen dat verbalen ontbreken.
Aanvullingen Er bestaat enige hoop dat een beperkte aanvulling van het (zeer) geheim verbaal-archief zich als "oorlogsbuit" in Moskou bevindt en te eniger tijd naar Nederland zal terugkeren. ( Zie ARA 2.13.01, I, p. 127. )
Aanvullingen van beperkte omvang komen af en toe nog tevoorschijn uit de burelen van het huidige ministerie van Defensie, reden waarom voor verdere aanvullingen een aantal lege bladzijden achter in de inventaris zijn gereserveerd.
Verantwoording van de bewerking
De overbrengingen van 1905 en 1921 werden in 1948 beschreven in een verzamel-inventaris van M.D. Lammerts, Inventaris van de collecties van het ministerie van Oorlog (zogenaamde collectie van Thielen) 1795-1844, en wel als eerste van die verzameling. Naderhand is aan de verzamel-inventaris het nummer 2.13.13 toegekend, met subnummer -.01 voor het geheim verbaal-archief. Aan deze toegang 2.13.13.01 werd in 1994 een supplement toegevoegd voor de toen overgedragen bescheiden.
In de navolgende inventaris zijn het werk van Lammerts en de overdrachtstoegang van 1994, inclusief toelichtingen, overgenomen. Lammerts' inventaris is daarbij gecorrigeerd. Hij heeft destijds niet onderkend dat hij bij het geheim verbaal van het departement tevens het geheim archief van de Adjudant-Generaal des Konings mee-inventariseerde; deze vermenging is nu ongedaan gemaakt. Aan de beschrijvingen van de verbaalreeks over de jaren 1813-1844, door Lammerts gegeven in jaren en maanden, is nu per eenheid ook het beloop van registratuurkenmerken toegevoegd, omdat de in de gebruiksaanwijzing aanbevolen zoekmethodiek daartoe noodzaakte. De beschrijvingen van de eigentijdse ingangen over 1814-1844 zijn gecorrigeerd naar de ware aard der stukken. Bij de verbalen aangetroffen ingangen zijn onder een eigen kenmerk in de inventaris zichtbaar gemaakt. Beschrijvingen, met name ook van de buiten verbaal gehouden stukken, zijn in chronologische orde gerangschikt, terwijl de hoofdstukken van Lammerts' inventaris van plaats zijn veranderd.
De laatste categorie van Lammerts' inventaris behelst een door hem gecreëerd mengsel van gedeponeerd archief en buiten verbaal gehouden stukken. In de benaming van de categorie komt dat nu ook tot uitdrukking. Lammerts zelf merkte daarbij in 1948 op:
"Dit archiefgedeelte is in hoofdzaak opgebouwd uit de z.g. 'Geheime Correspondentie van generaal Dibbets', welke in 1928 van het Krijgsgeschiedkundig Archief van de Generale Staf naar het Algemeen Rijksarchief werd overgebracht. Behalve een aantal minuut-brieven van de Directeur-Generaal van Oorlog, noch tot het gewoon noch tot het geheim verbaal behorende, bestaat deze verzameling in grote meerderheid uit brieven van de abt Moens, kolonel Rottiers en andere voorstanders van het herstel van het huis Oranje op de Belgische troon, gericht aan Dibbets, opperbevelhebber van Maastricht, en door deze met begeleidende brief naar de Directeur-Generaal van Oorlog gezonden, die Dibbets' brieven naar de koning stuurde, waarna zij vanwege Z.M. bij het departement van Oorlog terugkwamen. Deze stukken dragen geen datum of nummer van ontvangst, noch een ander spoor van oorspronkelijke ordening, zodat zij ongeacht de nummering van het Krijgsgeschiedkundig Archief, chronologisch geordend zijn naar de datum van terugzending vanwege de koning.
Eveneens uit het Krijgsgeschiedkundig Archief afkomstig zijn de rapporten, uitgebracht aan de Directeur-Generaal van Oorlog door kolonel De la Sarraz te Aken, die aldaar vertoefde om de briefwisseling tussen Den Haag en Maastricht te bevorderen, de sterkte en beweging van de Belgische troepen na te gaan en de betrekkingen met de Orangisten te onderhouden (zie zijn instructie van 22 december 1830 Kabinet van Oorlog K 12). Deze stukken, die ook meestal van de koning terug kwamen, zijn chronologisch te zamen gevoegd met die van Dibbets.
Hetzelfde geldt voor de brieven van baron Chassé, opperbevelhebber van de Citadel van Antwerpen.
Voor het te niet doen van de rangschikking naar afzenders (Dibbets, De la Sarraz, Chassé) en het vormen van een algemene reeks naar tijdsorde, was te meer reden, omdat vaak bij één brief des Konings rapporten van verschillende afzenders waren teruggezonden.
Een laatste bestanddeel van deze algemene reeks zijn de brieven, waarbij de koning de rapporten laat terugzenden die door Dibbets' opvolger, baron Van der Capellen, aan het departement van Oorlog waren uitgebracht."
In het kader van de herbewerking-1995 is er van afgezien om deze door Lammerts bewerkstelligde mix ongedaan te maken. De eigen archieven van baron Chassé en kol. De la Sarraz berusten eveneens bij het ARA; men zie het NB bij inv.nr. 262.
Omdat met bovenvermelde ingrepen de nummering van de bestanddelen niet meer lineair oploopt, is een paginawijzer (van inventarisnummer naar pagina) als bijlage toegevoegd.
De aldus gereviseerde toegang is vervolgens uit de bundel 2.13.13 genomen en verzelfstandigd onder het huidige nummer 2.13.67.
De inventaris wordt voorafgegaan door een Gebruiksaanwijzing en als bijlagen worden nadere ingangen op de indices/klapper voor het tijdvak 1818-1844 aangeboden.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Oorlog: Geheim Archief, nummer toegang 2.13.67, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Oorlog / Geheimarchief, 2.13.67, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Archiefbestanddelen