Terug naar zoekresultaten

2.16.43 Inventaris van het archief van de Nederlandse Rijnvaart Missie, 1945-1950 (1951)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.43
Inventaris van het archief van de Nederlandse Rijnvaart Missie, 1945-1950 (1951)

Auteur

P.H.M. van Riet

Versie

10-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1980 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nederlandse Rijnvaart Missie
Ned. Rijnvaartmissie

Periodisering

archiefvorming: 1945-1950
oudste stuk - jongste stuk: 1945-1951

Archiefbloknummer

W23177

Omvang

; 132 inventarisnummer(s) 1,80 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een gedeelte is gesteld in het Engels en het Duits.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nederlandse Rijnvaart Missie, , 1945-1950

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Nederlandse Rijnvaart Missie (1945-1950) bestaat uit correspondentie, agenda's op ingekomen en uitgaande stukken, financiële bescheiden, verslagen en rapportages.
Het merendeel van het archief bevat echter dossiers aangaande verscheidene onderwerpen m.b.t. de Rijnvaart in Duitsland. Deze onderwerpen zijn o.a. het personeel en de organisatie van de missie, scheepvaartoperaties, navigatie, en externe betrekkingen met voornamelijk de geallieerde mogendheden. Tevens bevat het archief bescheiden aangaande regelgeving en richtlijnen, juridische en journalistieke kwesties, stukken m.b.t. de voedselvoorziening voor schippers en personeel, en meer specifiek -bijvoorbeeld- het beteugelen van prostitutie in naoorlogs Duitsland.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Na de capitulatie van Duitsland, op 7 mei 1945, konden de gallieerden zich richten op het herstel van de enorme chaos, die in Duitsland door het oorlogsgeweld ontstaan was. Duitsland was verdeeld in een Amerikaanse, een Engelse en een Russische bezettingszone, met een bij de conferentie van Jalta (4-11 februari 1945) ingestelde Geallieerde Bestuursraad als overkoepelend orgaan. Bij de vrede van Potsdam (17 juli-2 augustus 1945) werd ten aanzien van Duitsland deze driedeling vastgelegd; later kreeg ook Frankrijk een bezettingszone toegewezen. De Geallieerde Bestuursraad zetelde in Berlijn. Voor de behartiging van de Nederlandse belangen in Duitsland werd een Nederlandse Militaire Missie uitgezonden, waarin ook een vertegenwoordiger van het ministerie van Waterstaat was opgenomen, nl. J. Hudig. De Engelsen richtten al in mei 1945 een verzoek aan de Nederlandse regering om deskundigen uit te zenden, teneinde hen te assisteren bij het weer op gang brengen van de Rijnvaart ( Inventarisnummer 43, 11 november 1945 ) . In overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven werd mr. W.H. Fockema Andreae, ouddirecteur van het Centraal Bureau voor Rijn- en Binnenvaart en oudsecretaris van de Bedrijfsgroep Binnenscheepvaart ( Wolters, K.F.H., "De zilveren Mijlpaal, grepen uit een kwart eeuw geschiedenis van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart". Rotterdam, 1954. Blz. 139 ) , een open opdracht gegeven om in Duitsland een organisatie in het leven te roepen, die overeenkwam met de wensen van de Engelse transportautoriteiten ( Wolters, K.F.H., "De zilveren Mijlpaal, grepen uit een kwart eeuw geschiedenis van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart". Rotterdam, 1954. blz. 139 ) : de Transport Division, onderdeel van de British Army Organisation of the Rhine (B.A.O.R.). Deze Transport Division was verdeeld in Control Teams Inland Waterway Transport (I.W.T.) ( Inventarisnummer 46 ) . Het Engelse verzoek kwam voort uit de wetenschap, dat Nederland belang had bij een spoedig herstel van het Rijnvaartverkeer ( Inventarisnummer 14, 12 juni 1945 ) . Er waren dan ook soortgelijke verzoeken gericht aan andere belanghebbenden: België, Zwitserland en Frankrijk, die eveneens een missie naar Duitsland uitzonden, alle met standplaats Duisburg. Bij de samenstelling van de missie werd steeds rekening gehouden met de wensen van de Engelse autoriteiten, die de werkzaamheden coördineerden ( Inventarisnummer 31, 26 mei 1945 ) . Na enige tijd, toen het werkterrein van de missie zich langs de Rijn had uitgebreid, moest ook ingespeeld worden op wensen van Amerikaanse en Franse zijde ( Inventarisnummer 31, 29 juni 1945 ) . Van Nederlandse zijde waren bij de organisatie der missie betrokken ( Inventarisnummer 31, 29 juni 1945 ) :
  1. Het ministerie van Verkeer en Energie, in overleg met Hudig, die de minister vanuit Hamburg adviseerde. Hudig stond in rechtstreeks contact met de Geallieerde Bestuursraad.
  2. Het ministerie van Buitenlandse Zaken.
  3. Het ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw.
  4. Het ministerie van Economische Zaken.
  5. Het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
  6. Het ministerie van Financiën.
  7. Het ministerie van Justitie.
Om de bewegingsvrijheid van de leden te vergroten werd de missie niet gemilitariseerd. Men droeg blauwe uniformen zonder onderscheidingstekens ( Inventarisnummer 31, 29 juni 1945 ) . Bij officiële bijeenkomsten leidde dit tot een schril contrast met de fraai uitgedoste geallieerde autoriteiten ( Inventarisnummer 31, 29 juni 1945 ) , maar bij militarisatie zou het verschil in rang te zeer tot een ondergeschikte positie bij onderhandelingen hebben geleid. Deze constellatie was wel tegen de zin van de Nederlandse Militaire Missie, die graag zou hebben gezien, dat de missie onder haar gezag was gesteld ( Inventarisnummer 31 ) . Nu hing de onderhandelingspositie af van de persoonlijke kwaliteiten van de leden der missie, die dan ook afkomstig waren uit de hoogste Rijnvaartkringen. Zij moesten de Nederlandse belangen verdedigen tegenover zware concurrenten uit Frankrijk, België en Zwitserland, die de vooroorlogse situatie, waarin Nederland een groot aandeel in de Rijnvaart had, niet hersteld wilden zien ( Inventarisnummer 14, 30 januari 1946 ) . De leden der missie waren vertegenwoordigers van grote concerns en van belangenorganisaties, als het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (C.B., de redersorganisatie) en de Nederlandse Particuliere Rijnvaart Centrale (N.P.R.C., de organisatie der particuliere schippers) ( Inventarisnummer 14, 22 november 1945 ) . In het dienen van het algemeen Nederlands belang, dat hier toch beoogd werd, bleek het eigen belang soms te overheersen, in welk geval met name de Amerikanen en de Engelsen direct ingrepen. Dit leidde tot de nodige mutaties in het ledenbestand. Op de achtergrond speelde hierbij de onderlinge concurrentiepositie van reders en particuliere schippers een rol1 ( Inventarisnummer 14, 30 januari 1946 ) . Samen voelden zij zich door de overheid teveel in een keurslijf gedrongen; zij wilden als vrije ondernemers weer zo snel mogelijk op eigen benen staan, temeer daar hun Franse tegenvoeters onder bescherming van de Franse bezettingsautoriteiten hun privébelangen bijna openlijk behartigden ( Inventarisnummer 16, 4 april 1946 ) . Vooral bij het verdelen van vrachten en sleepcontracten en bij het vaststellen van tarieven moest dan ook menige harde noot worden gekraakt ( Inventarisnummer 14, 12 februari 1946 ) . Daarbij beriep men zich op de vrije Rijnvaart, die voor het eerst was vastgelegd door het Congres van Wenen (1815) ( Fortuin, H., "Het internationale Regime over de Rijn." z.j. blz. 189 ) . Controle wordt sindsdien uitgeoefend door de Centrale Rijnvaart Commissie, waarin iedere belanghebbende staat met één commissaris vertegenwoordigd werd ( Fortuin, H., "Het internationale Regime over de Rijn." z.j. blz. 189 ) . Deze commissie bracht in 1868 de Acte van Mannheim tot stand ( Fortuin, H., "Het internationale Regime over de Rijn." z.j. blz. 192 en 197 ) : ieder schip moest behandeld worden als in het eigen land. Bij de sinds de Franse Revolutie steeds wisselende machtsverhoudingen, die in Europa tot stand kwam, was de Rijnvaart Commissie beurtelings overlegorgaan en centrale macht, waarbij dan een lidstaat probeerde haar wil door te drukken ( Fortuin, H., "Het internationale Regime over de Rijn." z.j. blz. 192 ) . Bij de vrede van Versailles (1919) wisten de Fransen de Commissie tot de centrale macht in de Rijnvaart te verheffen, waarna de geallieerde steeds bevoordeeld werden ten opzichte van Duitsland en Italië ( Fortuin, H., "Het internationale Regime over de Rijn." z.j. blz. 193 ) . Om hieraan een einde te maken verklaarden deze landen zich in 1933 niet langer gebonden aan de Acte van Mannheim en stapten uit de Commissie ( Fortuin, H., "Het internationale Regime over de Rijn." z.j. blz. 194 en 201 ) . Na de Tweede Wereldoorlog trad de Commissie op als geschillencommissie èn als internationaal overlegorgaan in Rijnvaartaangelegenheden ( Inventarisnummer 55 ) . Binnen Nederland trad de Gemengde Rijnvaart Commissie op als overlegorgaan van overheid en bedrijfsleven ( Inventarisnummer 14, 30 januari 1946 ) . Daarin werden problemen, die voortvloeiden uit de onderlinge rivaliteit tussen reders en particuliere schippers besproken en de mate van overheidsbemoeienis in de Rijnvaart, welke bemoeienis stamt uit de crisistijd, toen de regering op 5 mei 1933 (stb. 251) de Wet Evenredige Vrachtverdeling uitvaardigde om tot een sanering in de binnenvaart te komen ( Marle, ir. Th.M.B. van, "Overheidsbemoeienis met het vervoer." 's-Gravenhage, 1946. Blz. 27 ) . Deze wet had overigens slechts zijdelings gevolgen voor de Rijnvaart, omdat deze volgens internationale tractaten vrij was ( Marle, ir. Th.M.B. van, "Overheidsbemoeienis met het vervoer." 's-Gravenhage, 1946. blz. 57 ) . Tegen dit licht bezien is het niet vreemd leden namens de N.P.R.C. een wakend oog te zien houden op het handelen van collega's van rederszijde en vice versa. De leden werden hierbij geïnformeerd door het personeel van de missie ( Inventarisnummer 31, 13 januari 1948 ) , dat gerecruteerd werd uit in Duitsland gesitueerde beambten van Rijnvaartbedrijven en -organisaties. Deze lager geplaatste functionarissen - het betreft hier administratief personeel, dat ingezet werd bij het organiseren van transporten ( Inventarisnummer 59 ) en sleepdiensten ( Inventarisnummer 52 ) - zorgden echter, in hun ijver goede diensten te bewijzen aan hun vroegere, c.q. hun toekomstige broodheer, voor de meest openblijke schendingen van het algemeen belang. Naast dit administratief personeel had de missie technisch personeel in dienst: bergings- en reparatieploegen, die vanuit Nederland uitgezonden werden ( Inventarisnummer 31, 29 juni 1945 ) . Zij werkten onder leiding van ambtenaren van het ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw, die tijdelijk bij de missie werden gedetacheerd ( Inventarisnummer 31, zie noot 8 ) . De leiding hadden hier C.J. Schijvens en C. Touw, welke laatste als expert optrad namens de Algemeen Gevolmachtigde van Wederopbouw (Mees en Zonen, Rotterdam). Hij stelde de oorlogsschade vast en zorgde voor de verrekening ( Inventarisnummer 69 ) . Hiervoor was een nauwe samenwerking noodzakelijk met kapitein F.W. de Groof, die belast was met de terugvoering van Nederlandse binnenvaartuigen uit het Duitse Rijngebied ( Inventarisnummer 94 ) . Hij coördineerde de opsporing en vrijmaking van deze schepen. Belangrijk was hier de vraag, wat Nederlands eigendom was: wat was tijdens de oorlog door de Duitsers uit Nederlandse handen afgedwongen? Schepen, waarvan het eigendomsrecht betwist werd, werden "muziekschepen" genoemd ( Inventarisnummer 94 ) . De Groof opereerde namens het Commissariaat-Generaal voor Restitutie, Bureau Terugvoer Vaartuigen, welk commissariaat een onderdeel was van het Commissariaat-Generaal voor Behartiging van de Nederlandse Economische Belangen in Duitsland. Deze diensten ressorteerden onder het ministerie van Economische Zaken ( Inventarisnummer 43, 30 juli 1946 ) . Naast deze taken, die rechtstreeks voortvloeiden uit scheepvaartbelangen, was de missie, bij ontstentenis van normale internationale betrekkingen in Duitsland, belast met de verzorging van vaderlanders in het Rijngebied, meestal schippers en scheepspersoneel ( Inventarisnummer 31 ) . Deze verzorging strekte zich uit van voorziening van voeding, genotmiddelen, kleding, onderdak, brandstoffen ( Inventarisnummer 90 ) , e.d. via bijstand bij strafzaken ( Inventarisnummer 87 ) en schadezaken door aanvaringen ( Inventarisnummer 88 ) , tot het verstrekken of de bemiddeling daarbij van vergunningen, vervoersbewijzen, doorgangsbewijzen, visa en paspoorten ( Inventarisnummer 73 ) . Dit alles geschiedde in nauw overleg met geallieerde en Nederlandse instanties. Aanvankelijk verzorgde missiepersoneel de voedselvoorziening. Er werd uit Duitse voorraden geput volgens richtlijnen der geallieerden. Vanaf mei 1946 verzorgde de n.v. P. de Gruyter de aanvoer en distributie vanuit een centraal depot te Keulen. Langs de Rijn werden uitdeelcentra ingericht in Duisburg-Ruhrort, Wesseling, Wiesbaden-Schierstein, Aschaffenburg en Mannheim ( Inventarisnummer 90, mei 1946 ) . Het Bureau Internationale Vaart (B.I.V.), een door het C.B. en de N.P.R.C. in het leven geroepen organisatie, verzorgde de verstrekking van waardebonnen voor voedsel en kleding ( Inventarisnummer 92 ) , die de schippers voor zichzelf en voor hun bemanning in Rotterdam en Lobith konden kopen. In Duitsland kon men in Wesseling, Wiesbaden-Schierstein en Mannheim terecht bij de kantoren van het B.I.V.. In uitzonderingsgevallen voorzag de missiepost Duisburg de schippers van bonnen. Alle voorraden werden nu vanuit Nederland aangevoerd ( Inventarisnummer 90, 5 juni 1946 ) . De pakketten werden samengesteld door het Rijksbureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd, terwijl het Centraal Distributie Kantoor (C.D.K.) meewerkte aan de verstrekking van waardebonnen ( Inventarisnummer 90, 5 juni 1946 ) . Het C.D.K. had toen een controlerende taak. Vanaf september 1947 kwam de voedselvoorziening in Duitsland onder de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken ( Inventarisnummer 90, 4 september 1947 ) , overigens zeer tegen de zin van kolonel Harmsen, het toenmalige hoofd der missie ( Inventarisnummer 90, 16 september 1947 ) . Hij meende dat dit ministerie en met name het C.D.K. te weinig oog hadden voor de moeilijke omstandigheden, waarin de Rijnvaarders verkeerden. Inmiddels waren overal langs de Rijn winkels ingericht, waar de schippers, nog altijd tegen waardebonnen, hun pakketten konden kopen. Dit systeem werd ingesteld omdat in Duitsland slechts betaald mocht worden met ponden sterling en dollars ( Inventarisnummer 35 ) . Voor de afrekening zorgde de missie. Op papier lijkt hiermee de voedselvoorziening aardig geregeld, maar het archief leert dat dit systeem zowel kwantitatief (beperkte voorraden, karige pakketten), als kwalitatief (vaak bedorven voedsel door lange aanvoerwegen) veel tekortkomingen kende ( Inventarisnummer 90 ) . De Rijnvaarders bevonden zich dan nog in een bevoorrechte positie: de overige Nederlanders, die zich in het na-oorlogse Duitsland bevonden (z.g. displaced persons), waren in afwachting van hun repatriëring nog heel wat slechter af ( Inventarisnummer 76 ) . Zij moesten het stellen met dezelfde rantsoenen, die voor de Duitsers bestemd waren. Voor hen was de oorlog eerst afgelopen, als 2de Duitsland hadden verlaten. Schippers hadden dan nog te kampen met plunderingen en berovingen, zodat zij menigmaal op bewaking van schepen en goederen aandrongen ( Inventarisnummer 15, 23 april 1946 ) . Onder deze omstandigheden moest de missie haar taak vervullen: ook zij had last van berovingen, evenals de voedseldepots ( Inventarisnummer 15, 23 april 1946 ) . Het was vaak moeilijk het hoofd koel te houden en de objectiviteit te bewaren. In het takenpakket van de missie zijn commerciële en gouvernementele taken te onderscheiden. Al bij het afscheid van mr. Fockema Andreae, op 1 mei 1946, was er sprake van de opheffing van de missie ( Inventarisnummer 31, 19 april 1946 ) , maar bij gebrek aan normale internationale betrekkingen in Duitsland bleef de missie voortbestaan. Wel werden steeds meer taken door het bedrijfsleven overgenomen. Bij een eerste reorganisatie, per 1 oktober 1947, nam het bedrijfsleven, via het N.I.V., de kosten van de missie, voor zover het commerciële activiteiten betrof, voor haar rekening ( Inventarisnummer 31, april 1947 ) . Toen was de bewegingsvrijheid van particuliere burgers al wat groter geworden, maar geheel zelfstandig kon men nog niet opereren. Met name de Fransen en de Engelsen stelden de missie nog verantwoordelijk voor de bedrijvigheid langs de Rijn. De Amerikanen stelden zich veel liberaler op, wars als zij zijn van te grote overheidsbemoeienis ( Inventarisnummer 46 ) . Zij waren ook de eersten, die de Duitsers weer in het handels- en goederenverkeer wilden betrekken en hen bevoegdheden gaven om handelend op te treden ( Inventarisnummer 46 ) . Deze tendens zette zich voort tot april 1949, toen de Engelse autoriteiten, via de Transport Group Bipartite Control Office (B.I.C.O.), er bij de Nederlandse regering op aandrongen de Nederlandse Rijnvaart Missie op te heffen ( Persoonsdossier van mr. Kalhorn, brief van 23 september 1949 ) . Per 1 april 1949 werden alle commerciële activiteiten overgedragen aan het bedrijfsleven ( Persoonsdossier van mr. Kalhorn, brief van 23 september 1949 ) . De missie bleef voortbestaan als zuiver gouvernementele dienst: in correspondentie met de afdeling Comptabiliteit van het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt ze "consulaire dienst" genoemd ( Inventarisnummer 31, 19 juni 1948 ) . Ze heeft dan nog een drieledige taak ( Persoonsdossier Kalhorn, brief van 23 september 1949 ) :
  1. Gouvernementele werkzaamheden, die geleidelijk in consulaire handen overgingen.
  2. Behandeling in zaken, waarin Duitse agenten geen bevoegdheid hadden; na 27 september 1949, bij de totstandkoming van de Bondsrepubliek Duitsland, kwamen deze taken geheel in Duitse handen.
  3. Optreden als liaison met geallieerde autoriteiten; dit ging ook in consulaire handen over.
De missie heeft geen operationele taken meer over. Zij was in oktober 1949 geslonken tot een bureau van zes mensen: mr. C.A.F. Kalhorn, die de missie toen leidde, de comptabele en vier hulpkrachten ( Persoonsdossier Kalhorn, brief van 23 september 1949 ) . Mr. Kalhorn werd op 1 juli 1950 Rijnvaartattaché bij de Nederlandse Ambassade te Bonn, met als standplaats Duisburg, tegelijk met de feitelijke opheffing van de missie ( Persoonsdossier Kalhorn, brief van 23 september 1949 ) .
Geraadpleegde literatuur
  1. Fortuin, H. Het internationale Regime over de Rijn. z.j.
  2. Marle, ir. Th.M.B. van Overheidsbemoeienis met het vervoer. 's-Gravenhage, 1946
  3. Traa, ir. C. Van
    Rotterdam, de geschiedenis van 10 jaren wederopbouw , hoofdstuk "de Rijnvaart" van J.J. van Raalte. Rotterdam, 1955
  4. Wolters, K.F.H.
    De zilveren Mijlpaal , grepen uit een kwart eeuw geschiedenis van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart. Rotterdam, 1954
  5. Archief van het ministerie van Waterstaat, Londen, 1940-1945
  6. Archief van de afdeling Kabinet van het Directoraat-Generaal van Scheepvaart
  7. Persoonsdossier van mr. C.A.F. Kalhorn
  8. Persoonsdossier van mr. J. Prins
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 1962 werden de archieven, die door mr. Kalhorn waren gevormd, overgedragen aan het centraal semi-statisch archief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Op alle dozen was een etiket bevestigd met de tekst "Nederlandse Rijnvaart Missie": zij werden als één eenheid beschouwd. In feite betrof het hier de archieven van de Nederlandse Rijnvaart Missie, waarvan Kalhorn het laatste diensthoofd was, en van de Rijnvaartattaché (juli 1950-mei 1955), later Verkeersattaché (mei 1955 tot zijn dood in 1960) bij de Nederlandse Ambassade te Bonn, Kalhorn.
De archieven van de missie besloegen totaal 15 m'. De archieven van de posten Duisburg en Wiesbaden bevatten een chronologische serie doorslagen van de correspondentie (dagcopieën) in diverse elkaar overlappende rubrieken (serie correspondentie op afzender) en dossiers (zaaksgewijze ordening).
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de inventarisatie slonken de archieven door verwijdering van de in duplo bewaarde chronologische serie, de emballage en de voor vernietiging vatbare stukken betreffende uitvoeringswerkzaamheden tot 1 1/2 m'.
Overzicht van vernietigde bescheiden
  • 1 Geleidebrieven, voor zover zij geen bijzondere opmerkingen bevatten.
  • 2 Afschriften, duplicaten, rappelbrieven, ontvangstbevestigingen en correspondentie betreffende de overdracht van stukken aan andere instanties.
  • 3 Uitnodigingen tot het bijwonen van feestelijkheden, jubilea, aanbiedingen van gelukwensen aan personen en instanties, voor zover deze niet tot nadere correspondentie hebben geleid.
  • 4 Stukken betreffende het verstrekken van gebruikelijke of eenvoudige inlichtingen en mededelingen, alsmede correspondentie betreffende het verstrekken van afschriften en duplicaten.
  • 5 Adreswijzigingen en opgaven van gewijzigde of vervallen telefoonnummers.
  • 6 Stukken houdende een algemeen voorschrift of regeling, tot stand gebracht door een ander ministerie.
  • 7 Ter kennisgeving ontvangen stukken, welke niet hebben geleid tot het ontstaan van een zaak.
  • 8 Stukken betreffende abonnementen van tijdschriften.
  • 9 Periodieke opgaven, voor zover de gegevens zijn verwerkt in staten.
  • 10 Stukken betreffende waardering voor en klachten over de uitvoering van de dienst, voor zover daaruit geen maatregelen zijn voortgevloeid.
  • 11 Stukken betreffende de verstrekking van voorzieningen aan personeelsleden op het gebied van huisvesting, voeding, vervoer, e.d.
  • 12 Bescheiden, dienende als bewijs van financiële maandverantwoordingen.
  • 13 Stukken betreffende de aanschaf van kantoorbehoeften, -machines en -meubilair.
  • 14 Stukken betreffende de uitvoering van beschikkingen ten aanzien van bezoldiging, verzekering, belasting en pensionering van personeelsleden.
    N.B. In deze archieven komen geen principiële beschikkingen voor ten aanzien van benoeming, ontslag, bezoldiging van of de toekenning van faciliteiten aan personeelsleden; adviezen, die tot dergelijke beschikkingen hebben geleid of kunnen leiden, zijn bewaard
    gebleven.
  • 15 Stukken betreffende de verstrekking en inlevering van legitimatiebewijzen.
  • 16 Stukken betreffende de bevrachting van schepen.
  • 17 Mededelingen inzake afvaart, aankomst, lossing en positie van schepen.
  • 18 Stukken betreffende door schepen uitgevoerde geallieerde opdrachten, met de correspondentie over de financiële afwikkeling van deze zaken.
  • 19 Mededelingen inzake tijdelijke stremmingen in het verkeer van binnenvaarwegen.
  • 20 Eenvoudige berichten inzake incidentele vaarvoorschriften in Duitsland.
  • 21 Stukken betreffende kleine overtredingen van in Duitsland geldende vaarvoorschriften.
  • 22 Stukken betreffende incidentele voorschriften inzake de uitwatering van schepen.
  • 23 Mededelingen, rapporten en correspondentie betreffende kleine scheepsongevallen, die niet tot averijprocessen hebben geleid.
  • 24 Stukken betreffende berging en lichting van schepen en brugresten. ZORG VOOR NEDERLANDERS EN NEDERLANDSE BELANGEN IN DUITSLAND.
  • 25 Stukken betreffende ziekte en ongevallen en daaruit voortvloeiende verzorging van Nederlanders in Duitsland, met de financiële afwikkeling daarvan.
  • 26 Stukken betreffende uitvoering van beschikkingen inzake voedselverstrekking en -distributie.
  • 27 Stukken betreffende de repatriëring van Nederlanders uit Duitsland.
  • 28 Stukken betreffende de verstrekking van identiteitsbewijzen.
  • 29 Stukken betreffende de uitvoering van reparatiewerkzaamheden aan binnenschepen in Duitsland.
  • 30 Correspondentie betreffende de verrekening van reparatiekosten.
  • 31 Stukken betreffende de terugvoering van Nederlandse binnenschepen uit Duitsland.
  • 32 Stukken betreffende de uitvoering van terugvoeringswerkzaamheden van goederen uit Duitsland.
Verantwoording van de bewerking
Gepoogd is het rubriekenstelsel toegankelijk te maken door indicateurs, maar de registratuurplannen wijzigden zich regelmatig. Het gevolg was, dat de verwijzingen in de indicateurs niet klopten en dat voor inventarisatie van de archieven een eigen systematiek moest worden toegepast. Elementen van de oorspronkelijke registratuurplannen vonden hun weerslag in de indeling algemeen - bijzonder, waarbij restanten van de op afzender geborgen correspondentie in de rubriek "algemeen" zijn opgenomen.
De ordening en beschrijving van deze archieven geschiedde in het kader van de opleiding middelbaar archiefambtenaar aan de Rijksarchiefschool, waarbij drs. J.A.A. Bervoets, chartermeester bij de tweede afdeling van het Algemeen Rijksarchief, als mentor optrad.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Een aanzienlijk aantal bescheiden heeft vochtschade opgelopen en is door schimmels aangetast.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlandse Rijnvaart Missie, nummer toegang 2.16.43, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ned. Rijnvaartmissie, 2.16.43, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Index op naam en inv.nr.
Bahnhofhotel, Duisburg-Meiderich
36
Bedrijfsgroep Binnenscheepvaart
16
18
Beheerscommissie Rijnschepen
101
Beuningen, dr. H.A. van
16
Bommel, D.D. van
34
British Army Organisations of the Rhine
19
British Rhine Transport Control
19
Brouwer, Jelle
122
Buiren, W.J. van
44
106
Capitation charges
48
Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart
18
Centrale Rijnvaart Commissie
55
Claus, M.
34
Commissie Beheer Vaartuigen
98
101
Dam en Co., N.V. i.o. C.W.H. van
18
Displaced persons
74
Driel’s Stoomboot- en Transportondernemingen, N.V. W. van
16
Elshout, mr. J.
16
Engelse Hoge Commissaris bij de Control Commission for Germany
86
European Central Inland Transport Organisation
19
Fendel Schiffahrts A.G.
39
113
Gemengde Rijnvaart Commissie
19
German Waterway Administration
53
54
Gunsteren, dr. W.F. van
16
Inland Waterway Transport Inspectorate, Duisburg
19
Internationale Controle Maatschappij, N.V.
18
Jonker, mr. W.
16
Kamer van Koophandel en Fabrieken, Antwerpen
18
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Holland
16
18
Koenigsfeld, N.V. v/h J.H.
93
Koninklijke Nederlandsche Hoogovens
62
Krupp, N.V. Friedrich
97
Marijkeschool, prinses
89
Nederlandsch(e) Beheers Commissie
100
Binnenvaartbureau
18
Particuliere Rijnvaart Centrale
18
Rijnvaart Vereeniging
16
Stoomboot Reederij, N.V.
16
Neleman, M.
16
Neska, GmBH.
42
Niederrheinische Industrie- und Handelskammer, Duisburg-Wesel
18
Ommeren’s N.V. Phs. van
18
Philant
100
Regional I.W.T. Control Team, no. 11
18
19
Rhine Interim Working Committee
19
21
Rhine Navigation Agency
19
River Rhine Traffic
19
Rijksbemiddelaars, College van
18
Rijn- en Beurtvaartaangelegenheden
19
Salvinia
97
Scheepvaart, Directoraat-Generaal van
30
18
29
Schiffahrtstreibenden am Rhein
19
Schmetz, W.
42
Speerschip 356
98
Spes Mea
98
Standaard Transport Maatschappij, N.V.
102
129
Steenkolen Handels Vereniging
16
Stichting Beheer Rijnschepen
101
Temporary Committee for Rhine Traffic
19
26
27
Verein zur Wahrung der Schiffahrtsinteressen
19
20
Verkeer, Directoraat-Generaal van
18
Wasserstrassendirektion
53
54
Wasserstrassenverwaltung
116
Willebrordusschool, sint
89
Willem III, s.s.
96
Wolters, K.
16
Wouters, fa. C.F.
57
Zeehaven- en Rijnvaartzaken, Directoraat-Generaal van
19
28

Archiefbestanddelen