Terug naar zoekresultaten

2.06.059.01 Inventaris van de archieven van de Vakgroep Transportverzekering, 1941-1947 (1952); de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf, 1941-1947; en de Commissie-adhoc inzake de Vakopleiding, 1943-1944

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.059.01
Inventaris van de archieven van de Vakgroep Transportverzekering, 1941-1947 (1952); de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf, 1941-1947; en de Commissie-adhoc inzake de Vakopleiding, 1943-1944

Auteur

V. van den Bergh

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1988 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Vakgroep Transportverzekering
Vakgroep Transportverzekering

Periodisering

archiefvorming: 1941-1947
oudste stuk - jongste stuk: 1941-1952

Archiefbloknummer

E20198

Omvang

; 27 inventarisnummer(s) 1,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het Nederlands. Een enkel stuk is in het Duits gesteld.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Vakgroep Transportverzekering Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf Commissie Ad Hoc inzake de Vakopleiding, 1943-1944

Samenvatting van de inhoud van het archief

De archieven van de Vakgroep Transportverzekering en de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf uit de jaren 1941-1947 en de Commissie ad hoc inzake de Vakopleiding (1943-1944) bevatten stukken die de voortgang van de organisaties (correspondentie, notulen, bestuursbenoemingen) en de taakuitoefening betreffen, zoals de aanmelding van nieuwe leden en het opstellen, standaardiseren en uniformeren van condities, reglementen en contracten voor de bedrijfsgroep.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De Vakgroep Transportverzekering en de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf
In november 1940 werd in het Verordeningenblad een besluit gepubliceerd betreffende de opbouw van een zelfstandige organisatie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven (het zgn. Basisbesluit), waarin de secretaris-generaal van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart gemachtigd werd om voorschriften uit te vaardigen en maatregelen te treffen, die voor een organisatie van het gehele bedrijfsleven in corporatistische zin (met uitzondering van de landbouw- en voedselvoorzieningssector) nodig geacht werden. Het eerste gevolg van die machtiging was de instelling van een organisatie-commissie, de zgn. Commissie Woltersom. Deze commissie was bevoegd bedrijfsorganisaties in te stellen en die als uitsluitende vertegenwoordigers van de betrokken bedrijfstakken aan te wijzen. Verder kon zij voorschriften geven over het beheer en het gebruik van het vermogen, statuten van bedrijfsorganisaties vaststellen, voorzitters, directeuren en andere functionarissen aanstellen en ontslaan, voor ondernemingen en ondernemers het lidmaatschap van de bedrijfsorganisaties verplicht stellen en aan organisaties van het bedrijfsleven opdrachten en instructies geven met bindende kracht, ook voor haar leden.
Tegelijk met de instelling van de commissie werd de organisatie van het bedrijfsleven zelf in grote lijnen geregeld: afzonderlijke organisaties werden ingesteld voor de industrie (waaronder de energiebedrijven) het ambacht, de handel, het bankwezen, het verzekeringswezen en het verkeerswezen. Oorspronkelijk heetten deze "centrale organisaties", die onder- verdeeld zouden worden in hoofdgroepen en vakgroepen. Al spoedig werd deze naam veranderd en heetten zij hoofdgroepen. Deze werden onderverdeeld in bedrijfsgroepen, vakgroepen en ondervakgroepen. Deze groepen konden ook plaatselijke organisaties instellen. De hoofdlijnen van de inwendige structuur, de taak en de bevoegdheid van de organisaties berustten op de toepassing van het "leidersprincipe", waarbij nog een schijn van medezeggenschap van de leden gehandhaafd bleef. De leiding van de verschillende groepen berustte bij de voorzitter, die terzijde werd gestaan door twee plaatsvervangende voorzitters, met wie hij tezamen het bestuur vormde. Deze drie functionarissen werden in de regel aangewezen uit het management van de ondernemingen van de betrokken branche. De eerste maal vonden alle benoemingen plaats door de organisatiecommissie. Daarna werden de voorzitters van de lagere colleges benoemd door de voorzitter van de naast-hogere organisatie, waarvoor de raad van bijstand (zie onder) een niet bindende voordracht van twee kandidaten maakte. De voorzitters van de hoofd- en bedrijfsgroepen werden door de Secretaris-generaal aangewezen, evenals de secretarissen van de hoofdgroepen. De andere secretarissen werden door de voorzitters benoemd, eveneens na een niet-bindende voordracht van twee kandidaten. De raad van bijstand van elke geleding der bedrijfsorganisatie werd gevormd uit de leden van het dagelijks bestuur van de naast-lagere organisatie. In de laagste groep werd deze raad samengesteld door de voorzitter onder goedkeuring van de voorzitter van de naast-hogere groep. Als de voorzitter een besluit wilde nemen tegen het advies van de raad, had hij toestemming nodig van de voorzitter van de naast-hogere groep. De lagere organisaties kenden (tenzij met meer dan 200 leden) een jaarlijkse algemene ledenvergadering, waarin de werkzaamheden en de financiële situatie besproken konden worden en uitspraken over het vertrouwen in de voorzitter gedaan konden worden. Elke voorzitter had het recht aan de leden van zijn organisatie aanwijzingen te geven binnen de perken van het gestelde doel. Daarnaast werd de mogelijkheid geopend aan de bedrijfsorganisaties verordenende bevoegdheid in de zin van art.152 en 153 van de grondwet toe te kennen. De vastgestelde verordeningen behoefden de goedkeuring van de betrokken Secretaris-generaal.
Als overkoepeling van alle organisaties van het bedrijfsleven is de Raad voor het Bedrijfsleven ingesteld, die tot taak had de belangen van het georganiseerde bedrijfsleven te behartigen met inachtneming van de belangen van het gehele bedrijfsleven en van de Staat. Tevens was de Raad adviescollege voor overheid en bedrijfsleven inzake economische vraagstukken, controleerde de financiële boekhouding en rekening en verantwoording van de bedrijfsorganisaties en de Kamers van Koophandel en trad op als scheidsrechter bij geschillen tussen de hoofdgroepen.
De Hoofdgroep Verzekering, met de daaronder ressorterende instellingen, werd ingesteld bij beschikking van de Organisatie-Commissie voor het Bedrijfsleven van 16 october 1941 (Stcrt. dd 20 oktober 1941 nr.204). De groep telde twee bedrijfsgroepen, de Bedrijfsgroep Schadeverzekering en de Bedrijfsgroep Levensverzekering. De eerste was onderverdeeld in vier vakgroepen: de Vakgroep Transportverzekering, de Vakgroep Brandverzekering, de Vakgroep Variaverzekering en de Vakgroep Tussenpersonen. De vakgroep, waar het in dit geval om draait, de Vakgroep Transportverzekering, was weer onderverdeeld in de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf en de Ondervakgroep Transportverzekering Provinciaal Bedrijf. De Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf kende twee locale afdelingen, de afdeling Amsterdam en de Afdeling Rotterdam. De Ondervakgroep Transportverzekering Provinciaal Bedrijf was nog weer onderverdeeld (sinds 1943) in de Ondervakgroep Transportverzekering Provinciaal Bedrijf, Onderling en de Ondervakgroep Transportverzekering Provinciaal Bedrijf, Vaste Premie.
De financiën, zowel als personeel en materieel werden voor een belangrijk deel gefourneerd door de verplicht geliquideerde belangenverenigingen op het gebied van verzekeringen. De leden droegen ook aan de financiën bij door middel van contributies.
De activiteiten van de onderhavige bedrijfsorganisaties op transportverzekeringsgebied begonnen pas goed in het begin van 1942. Op grond van de bovengenoemde aanwijzingen van de voorzitter en op instigatie van leden zijn voornamelijk in de jaren 1942-1945 een aantal regelingen en overeenkomsten opgesteld.
Als uitvloeisel van de inwerkingtreding van de Wet op de Bedrijfsorganisatie in 1950 werd bij beschikking van de Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie van 24 december 1952 de gehele Hoofdgroep Verzekering met alle onderverdelingen met ingang van 1 januari 1953 opgeheven.
De commissie ad hoc inzake de vakopleiding.
De commissie werd ingesteld door de Bedrijfsgroep Schadeverzekering. De eerste vergadering werd gehouden op 26 januari 1943. De commissie heeft in de periode, waarover archief aanwezig is, een rapport inzake de opleiding geproduceerd. Uit het archief blijkt niet wanneer de commissie gedechargeerd is. Het laatste stuk dateert van juni 1944.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Schenking (van een niet overheidsarchief)

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
  1. Molestkantoor: voor bewerking 3,5 m', na bewerking 0,15 m', vernietigd 3,35 m';
  2. Contact-commissie inzake Staatsmolestverzekering: voor bewerking 0,05 m', na bewerking 0,05 m';
  3. Vakgroep en Ondervakgroep: voor bewerking 1,4 m', na bewerking 0,9 m', vernietigd 0,5 m'; (stukken betreffende contributies van de leden, correspondentie met het Kantoor Deviezenvergunningen over afzonderlijke verzekeringen, stukken van zeer eenvoudige aard, dubbelen.)
  4. Commissie inzake de Vakopleiding: voor bewerking 0,1 m', na bewerking 0,1 m'.
Verantwoording van de bewerking
Lotgevallen van de archieven en verantwoording van de inventarisatie
In december 1987 werd door de Vereniging van Transportassuradeuren in Nederland een archiefbestand van 5 meter onder de naam "Staatsmolest" overgezonden naar het Algemeen Rijksarchief, Tweede Afdeling. Bij nadere bestudering bleek het hier te handelen om een aantal archieven, zowel van de overheid als van particuliere instanties, die bij elkaar gebleven waren, omdat zij onder de hoede van één man, L.J.E. van Steenwijk, secretaris of directeur van die instanties, gevormd waren.
Het betrof het archief van het Molestkantoor, samenwerkingsverband van assuradeuren voor het molestcontract met het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, het archief van de Vakgroep Transportverzekering en de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf, de Contactcommissie inzake Staatsmolestverzekering, ingesteld door Nederlandse en Nederlands-Indische Transportverzekeringsmaatschappijen, de Commissie ad hoc inzake de Vakopleiding, ingesteld door de Bedrijfsgroep Schadeverzekering, de Vereniging van Assuradeurs
(te Amsterdam)(fragment), de Studiecommissie inzake de organisatie van het Transportverzekeringsbedrijf,ingesteld door de transportassuradeuren te Amsterdam en de Commissie tot verbetering van het Transportverzekeringsbedrijf, waarschijnlijk ingesteld door de Vereniging van Assuradeuren.
De archieven van het Molestkantoor, de Contactcommissie inzake Staatsmolest, de Vakgroep, de Ondervakgroep en de Commissie ad hoc inzake de Vakopleiding werden behouden, de overige, die thuis hoorden in het bij het Gemeente-archief van Amsterdam berustende archief van de Vereniging van Assuradeuren c.a. werden met instemming van de schenker daarheen overgebracht. De bij grove controle van het archief van de Vereniging van Assuradeuren aangetroffen archivalia van het Molestkantoor , de Contact-commissie inzake Staatsmolest, de Vakgroep Transportverzekering en de Commissie ad hoc inzake de Vakopleiding werden in februari 1988 ondershands aan de Tweede Afdeling overgedragen, waarna de inventarisatie afgesloten kon worden.
De archieven van het Molestkantoor en de Contact-commissie werden in een aparte inventaris beschreven. De overige archivalia zijn beschreven in de onderhavige inventaris. Daarbij was het niet goed mogelijk het door Van Steenwijk als secretaris van zowel de Vakgroep Transportverzekering als de Ondervakgroep Transportverzekering Beursbedrijf gevormde gemeenschappelijke archief te splitsen naar bedrijfsorganisatie.
Het merendeel van de archivalia bevond zich in mapjes, waarvan de inhoud door een kort opschrift aangeduid was. Voorzover niet integraal voor vernietiging vatbaar, werden deze uitvoeriger beschreven en voor zover nodig globaal geschoond en bijgesteld wat chronologische ordening betrof. Sommige groepen stukken werden bijeengevoegd tot grotere verbanden. Tot slot werden de beschreven stukken in een systematisch verband geplaatst.
Van de 5 meter ontvangen archivalia werd 0,1 m' afgestaan, die weer door 0,15 m'. werd aangevuld.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Vakgroep Transportverzekering, nummer toegang 2.06.059.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Vakgroep Transportverzekering, 2.06.059.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Het archief van de Vereniging van Assuradeuren bevindt zich bij het Gemeentearchief van Amsterdam; 2.18.26.01 - Molestkantoor, 1944 (1946); Contactcommissie inzake Staatsmolestverzekering, 1939-1947

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen Economische en Sociale Kroniek der oorlogsjaren 1940-1945 , Centraal Bureau voor de Statistiek, Utrecht 1947. J.F. de Jongh, De organen der sociaal-economische ordening , Amsterdam, 1946. 'Ondernemers en ordening in bezet Nederland: de Commissie Woltersom.' In: Cahiers voor de Politieke en Sociale Geschiedenis , jaargang 1, 1978.