Terug naar zoekresultaten

2.12.46 Inventaris van het archief van Luitenant-Admiraal J. Th. Furstner, 1932-1968

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.12.46
Inventaris van het archief van Luitenant-Admiraal J. Th. Furstner, 1932-1968

Auteur

G.J.A. Raven

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 1997 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Marine: Persoonlijk Archief van Luitenant-Admiraal J. Th. Furstner
Furstner

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1932-1968

Archiefbloknummer

D27540

Omvang

; 64 inventarisnummer(s) 0,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Luitenant-admiraal J. Th. Furstner

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken betreffende zijn functies als directeur van de Hoogere Marinekrijgsschool, als bevelhebber en minister (correspondentie met C.E.L. Helfrich en marineattaché J.E. Meijer Ranneft, oorlogsdagboek (1940-1942), aantekeningen (1943-1951), beleidsstukken over inlichtingen, strategie, organisatie, materieel, personeel en naoorlogse wederopbouw en stukken over de erewoordverklaring) en als lid van de Raad van State (in het bijzonder stukken over de dekolonisatie). Tenslotte is er materiaal dat betrekking heeft op de verhoren van Furstner door de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Biografie Johannes Theodorus Furstner
FURSTNER, Johannes Theodorus, bevelhebber der zeestrijdkrachten en minister van Marine (Amsterdam 16 januari 1887 - 's-Gravenhage 15 september 1970). ( Bronnen: Het Biografisch woordenboek van Nederland II (Amsterdam, 1985) 172 174. "Het nut en de toekomst van onderzeebooten voor onze OostIndische Koloniën", in Marineblad 36 (1921) 371 416; De Nederlandsche marine en de beide Indiën (S.1., 1930); De maritieme conferenties en de strategische positie van Nederland (Den Helder, 1931); "De Koninklijke Marine", in Vijftig Jaren. Officieel gedenkboek ter gelegenheid van het gouden regeringsjubileum van koningin Wilhelmina (Amsterdam, 1948) 238-250. M.A.C.(ageling), "Een man met visie. Bij het overlijden van admiraal Furstner", in Ons Zeewezen 59 (1970) 10 (oktober) 11; L.de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog('s Gravenhage, 1979) passim; Ph. M. Bosscher, "Nederland als bondgenoot", in De val van Nederlands Indië. Onder red. van G. Teitler (Dieren, 1982) 113 128. ) Zoon van Hendricus Hermanus Furstner, handelaar in landbouwwerktuigen, en Guurtje Geveke. Gehuwd op 29 december 1917 met Anna Maria Risselada. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren.
Furstner ontving, na de HBS doorlopen te hebben, van 1902 tot 1906 de opleiding tot zeeofficier aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord. Als luitenant ter zee der le klasse volgde hij van 1919 tot 1921 een cursus aan de Hoogere Krijgeschool te 's-Gravenhage; onmiddellijk daarna werd hij leraar aan de toen opgerichte Hoogere Marine Krijgsschool, waar hij tot 1924 bleef. In deze periode werkte hij onder meer mee aan de opstelling van plannen voor de maritieme verdediging van Nederlands-Oost-Indië die de basis hebben gevormd voor de ten slotte op 26 oktober 1923 door de Tweede Kamer verworpen Vlootwet.
In de jaren 1927 en 1928 verbleef hij in Parijs om daar de Ecole de guerre navale te bezoeken. Daar kwam hij sterk onder de invloed van maritiem-strategische opvattingen van Raoul Castex, die, in het voetspoor van A.T. Mahan, primair belang toekende aan het aantasten van de "force organisée" van de tegenstander, maar ook aan de "klassieke" maritiem-strategische theorie een oorspronkelijke bijdrage leverde door haar aan te passen aan recente ontwikkelingen op het gebied van scheepsbouw en wapentechniek (vliegtuig, onderzeeboot). Furstner kreeg ampel gelegenheid deze opvattingen te propageren als directeur van de Hoogere Marine Krijgsschool, welke functie hij van 15 september 1930 tot 1 juli 1936, achtereenvolgens als kapitein-luitenant ter zee, kapitein ter zee en schout-bij-nacht, bekleedde. Zijn denkbeelden vonden ingang en hij kreeg volgelingen en medestanders, zodat van de "school van Furstner" gesproken kon worden.
Intussen was Furstner ook, gedreven door bezorgdheid over de weerbaarheid van het koninkrijk, in het bijzonder Indië, politiek actief geworden. Zo had hij zich reeds in 1925 aangesloten bij de toen opgerichte, maar nooit geheel uitgegroeide politieke club Nationale Unie, waarin o.a. C. Gerretson een rol speelde, en behoorde hij tot degenen die het initiatief namen tot de oprichting van het Verbond voor Nationaal Herstel in 1932, een rechts-autoritaire partij die erin slaagde om bij de verkiezingen van 1933 een vertegenwoordiger in de Tweede Kamer te krijgen. Misschien was nog van het meeste belang dat Furstner openlijk en enthousiast de groei van het nationalistische Nationaal Jongeren Verbond bevorderde, een jeugdorganisatie die zich in de jaren '30 met enig succes roerde. Ook zou Furstner verbindingen onderhouden met de kring van het tijdschrift De Waag, dat in 1937 begon te verschijnen. Overigens is waarschijnlijk dat hij zich van Nationaal Herstel en later van De Waag heeft gedistantieerd, toen die een al te duidelijke pro-NSB, repectievelijk pro-Duitse koers ging volgen.
Op 1 juli 1936 trad Furstner op als chef van de Marinestaf, anderhalf jaar later (op 1 januari 1938) werd hij bevorderd tot vice-admiraal. Na de mobilisatie van 1939 werd hij ook bevelhebber der Zeestrijdkrachten. Om aan de laatstgenoemde functie verbonden taken te kunnen blijven vervullen besloot hij op 14 mei 1940 - tegen de wil van de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, aan wie hij als chef Marinestaf ondergeschikt was met een aantal stafofficieren Nederland te verlaten. Enkele dagen later kon hij zijn hoofdkwartier vestigen in Londen.
Toen opnieuw een afzonderlijk departement van Marine werd ingesteld, werd hij per 27 juli 1941 met het beheer daarvan belast, met als consequentie dat hij als minister van Marine zitting kreeg in het kabinet-Gerbrandy. Hij bleef daarnaast echter bevelhebber der Zeestrijdkrachten. Daarmee kwam een cumulatie van functies tot stand die later in het Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek (der) Enquetecommissie.(Va, 45) niet ten onrechte is gekritiseerd. Furstners ministerschap zou tot 23 februari 1945 duren. Na de bevrijding van Nederland en de nederlaag van Japan legde Furstner, inmiddels per 15 februari 1942 tot luitenant-admiraal bevorderd, op 25 augustus 1945 zijn functie van bevelhebber der Zeestrijdkrachten neer. Daarna maakte hij tot 1 februari 1962 deel uit van de Raad van State.
In de vooroorlogee periode heeft Furstner de sleutelrol gespeeld bij de wijziging van het Algemeen Memorandum Marinestaf, waarbij het openhouden der zeewegen voor eigen gebruik in de definitie van de taak der Koninklijke Marine werd opgenomen, en bij de instelling van de functie van bevelhebber der Zeestrijdkrachten. Beide maatregelen getuigden van de voor hem typerende brede strategische visie en zouden van vérstrekkende betekenis blijken. Ook had hij toen een belangrijk aandeel in de voorbereiding van het zogenaamde "slagkruiserplan", dat de vorming van een zware artilleriekern voor de vloot in Indië behelsde. Samen met de toenmalige schout-bij-nacht F.J. Heeris was hij er in hoofdzaak verantwoordelijk voor dat een belangrijk deel van de Marine in mei 1940 naar Engeland uitweek.
Onder de Nederlanders in leidende functies te Londen was hij aanvankelijk één der zeer weinigen voor wie het winnen van de oorlog vooropstond en die dus van het begin af aan de Britse leiding volgden. In overeenstemming met deze opvatting heeft hij zich veel moeite gegeven om naar Engeland uitgeweken marine¬eenheden snel in te schakelen bij de oorlogvoering in geallieerd verband. Inderdaad begonnen bijvoorbeeld reeds na enkele weken Nederlandse hulpmijnenvegers operationele veegopdrachten uit te voeren in de Engelse wateren. Het is daarna steeds Furstners streven gebleven om een zo groot mogelijk deel van de Koninklijke Marine effectief aan de strijd te laten meedoen. Om dat te bereiken ging hij conflicten niet uit weg. Zo verzette hij zich op vasthoudende wijze tegen de wens van zijn collega H.J. van Mook om reeds tijdens de oorlog marinepersoneel ter beschikking te krijgen en mede daaruit gezagsbataljons te vormen die bij de bevrijding van Indië voor herstel van orde zouden worden aangewend.
Overigens trad Furstner in de ministerraad niet erg op de voorgrond. Dit is waarschijnlijk daardoor te verklaren dat hij zich in beginsel steeds als "vakminister" beschouwde. Met de maritieme strategie heeft hij tijdens de oorlog betrekkelijk weinig bemoeienis gehad, omdat het operationele, in tegenstelling tot het administratieve, opperbevel over de Nederlandse zeestrijdkrachten bij andere autoriteiten - de commandant der zeemacht in Nederlands-Oost-Indië, bondgenootschappelijke bevelhebbers - berustte.
Onder zijn leiding heeft de Nederlandse marineorganisatie te Londen echter belangrijk werk kunnen doen op het gebied van de aanvulling van personeel en materieel en de voorbereiding van de wederopbouw van de Nederlandse zeemacht na de Tweede Wereldoorlog. Dit was niet in de laatste plaats daaraan te danken dat Furstner een goede verhouding tot de autoriteiten van de Royal Navy wist op te bouwen. Bij het contact met de "varende vloot" toonde hij in de oorlog een minder gelukkige hand. Dit hing gedeeltelijk samen met zijn autoritaire instelling en zijn, ondanks een grote intelligentie, gebrek aan inlevingsvermogen in gedachten en gevoelens van anderen. Ook was hij na zijn terugkeer uit Frankrijk in 1928 nog maar weinig betrokken geweest bij het operationele bedrijf: nog slechts twee korte periodes heeft hij daarna aan boord van een schip gediend, waarvan slechts éénmaal in een commanderende functie. In de "Londense" periode wist hij in zijn naaste omgeving wel gevoelens van sympathie en loyaliteit op te wekken. Als minister had hij aanvankelijk het vertrouwen van de Koningin, waarschijnlijk vooral omdat hij leiding gaf aan het enige Nederlandse krijgsmachtdeel dat een substantiële bijdrage leverde tot de geallieerde oorlogvoering. Later verminderde dit vertrouwen, omdat Furstner naar haar oordeel het verzet in Nederland te weinig positief waardeerde. Na terugkeer in Nederland waren Furstners werkzaamheden binnen de Raad van State van minder opvallende aard, al behoorde hij daar natuurlijk wel bij de meerderheid die de wijzigingen in de koloniale verhoudingen zoals die zich voltrokken afkeurde, en dit in adviezen kenbaar maakte. Na zijn aftreden als lid van de Raad van State trad Furstner ten slotte zo weinig op de voorgrond dat zijn overlijden in de pers nauwelijks aandacht kreeg.
Furstner als lid van de Commissie tot herziening van de samenstelling der maritieme middelen in Nederlands-Indië
De commissie werd ingesteld bij ministeriële beschikking van 15 december 1934, nr. 1.
De personele samenstelling was als volgt: voorzitter mr J.B. Kan, leden lt-gen tit J.B. Hardenberg, gen-maj M. Boerstra, kap ter zee J.T. Furstner, kap ter zee H. Ferwerda, kap lt ter zee L.G.L van der Kun, maj W. Schilling, lt ter zee 1e klas H.G. de Bruijne, kpt J.G.W. Zegers en secretaris lt ter zee 1e klas F.S.W. de Ronde.
De taak van de commissie was "(..) te onderzoeken in hoeverre het verleggen van het zwaartepunt van de maritieme neutraliteitshandhaving in Nederlands-Indië naar de luchtstrijdkrachten geboden zou zijn en welke consequenties deze verlegging zou medebrengen."
De commissie werd geïnstalleerd op 20 december 1934.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de admiraal Furstner is kort na diens overlijden door één van zijn twee dochters aan de afdeling Maritieme Historie overgedragen, vermoedelijk in 1971. Voor de inventarisatie plaatsvond is deze collectie geregeld geraadpleegd door onderzoekers, gezien de aanwezigheid van stukken betreffende de marine in de Tweede Wereldoorlog.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Van de in de biografie genoemde functies is het archief maar een gedeeltelijke afspiegeling. Veel stukken zijn concepten van de hand van Furstner. Het lijkt erop dat hijzelf of zijn erfgenamen een selectie hebben toegepast, of dat stukken tevoren verloren zijn gegaan. Furstners jaren bij de Hoogere Marinekrijgsschool en in Frankrijk zijn slechts vertegenwoordigd door een aantal scripties van zijn leerlingen. Zijn functie van chef van de Marinestaf (1936 - 1939) en zijn politieke activiteiten blijven wat dit betreft geheel in het duister. De oorlogsperiode is redelijk goed aanwezig; de jaren als lid van de Raad van State weer minder. Privécorrespondentie is nauwelijks te vinden. Zo informatief sommige persoonlijke aantekeningen uit de oorlog zijn, zo teleurstellend is de collectie over Furstners denken en doen in andere perioden. Dat past bij het gegeven dat Furstner na de oorlog een geringe rol speelde in de openbaarheid, met name na 1962. Hoe anders was dat met Helfrich, die zich bovendien door publicaties over het beleid in Indië verplicht voelde om zijn memoires te schrijven! Ook bij het tot stand komen van die memoires heeft Furstner blijkens Helfrichs voorwoord geen rol van betekenis gespeeld.
Selectie en vernietiging
Twee centimeter archief van deze aanvulling kwam in aanmerking voor vernietiging.
Verantwoording van de bewerking
Bij de inventarisatie (ca. 0,50m') bleek het archief volkomen ongeordend te zijn. Slechts een vijftiental dossiers bevatten een min of meer afgerond thema, al zitten ook hier afgedwaalde stukken in: zie inv.nrs. 1-7, 34, 36, 55, 58-59 en 61. Verder bevat vrijwel elk document weer een ander onderwerp. Daarom is een nieuwe indeling gemaakt, mede gebaseerd op de frequentie van stukken over een bepaald thema. Ondanks deze indeling zijn de onderstaande verwijzingen nog van belang bij de raadpleging:
  • bij hfdst. III zal men een aantal zaken terugvinden, bv. bij de Enquetecommissie, die reeds onder hfdst. II zijn begrepen;
  • bij hfdst. IId is een verwijzing op zijn plaats naar de inv.nrs. 34 en 36;
  • t.a.v. de operationele eenheden hfdst. IIh wordt nog verwezen naar de inv.nrs. 46 en 47.
Het concept van deze inventaris is samengesteld door drs G.J.A. Raven, hoofd afdeling Maritieme Historie, terwijl de archieftechnische afwerking van de inventarisatie voor rekening kwam van het Centraal Archievendepot. Deze inventaris werd eerder uitgegeven in de CAD-inventarisreeks onder nr. 29. In 1995 kwam een aanvulling op het archief van een paar centimeter van het instituut voor Maritieme Historie. Deze archiefbescheiden werden afgescheiden uit de voormalige collectie Tweede Wereldoorlog en werden toegevoegd aan de reeds bestaande inventarisnummers 10, 15, 23, 24, 26, 30, 45, 49 en 52-55. Hierbij werd waar nodig de datering aangepast aan de nieuwe situatie.
In 1999 werd in het depot van het Centraal Archievendepot een doos bescheiden aangetroffen met het opschrift Commissie tot herziening van de samenstelling der maritieme middelen in Nederlands-Indië. Nadere beschouwing van de stukken toonde aan dat het hier stukken betrof die Furstner ontving en opmaakte als lid van deze commissie. Hierop werd besloten deze stukken op te nemen in deze inventaris onder inventarisnummer 64.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: Persoonlijk Archief van Luitenant-Admiraal J. Th. Furstner, nummer toegang 2.12.46, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Furstner, 2.12.46, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Belendend archief: nr. 2.12.29 de archieven van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, ook als hoofd van de Ve afdeling van het ministerie van Defensie, vanaf 27 juli 1941 tevens minister van Marine, vanaf 23 juni 1945 minister van Marine en Scheepvaart, allen te Londen, en de afwikkeling daarvan, 1940-1945 (1946-1949).
Lijst van inventarissen verschenen in de reeks archieven Koninklijk Marine gevormd tijdens de Tweede Wereldoorlog
  • 2.12.27 Plaatsingslijst van de collectie archiefbescheiden betreffende de Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog, (1936-1939) 1940-1945 (1946, 1948, 1950-1951, 1953)
  • 2.12.28 Inventaris van het archief van de commandant der Marine te Falmouth, 1940
  • 2.12.29 Inventaris van de archieven van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, ook als hoofd van de Ve afdeling van het ministerie van Defensie, vanaf 27 juli 1941 tevens minister van Marine, vanaf 23 juni 1945 minister van Marine en Scheepvaart, allen te Londen, en de afwikkeling daarvan, 1940-1945 (1946-1950);
  • 2.12.46 Inventaris van het persoonlijk archief van luitenant-admiraal J. Th. Furstner, 1932-1968;
  • 2.12.37 Inventaris van het archief van de bevelhebber der strijdkrachten in het oosten, 1942-1946;
  • 2.12.44 Inventaris van het persoonlijk archief van luitenant-admiraal C.E.L. Helfrich, 1940-1962;
  • 2.12.26 Inventaris van het archief van de marine commandant Australië, tot 27 oktober 1943 tevens onderbevelhebber der strijdkrachten in het oosten, en daarbij gedeponeerde archiefbescheiden, 1942-1947;
  • 2.12.35 Inventaris van de archieven van de Netherlands Purchasing Commission en haar rechtsvoorgangers te San Diego en New York, 1939-1945;
  • 2.12.30 Inventaris van de archieven van het hoofd handelsbescherming en diverse handelsbeschermingsofficieren, 1941-1946;
  • 2.12.36 Inventaris van de Nederlandse vertegenwoordiger bij de gezamenlijke stafchefs (combined chiefs of staff) te Washington, 1942-1949;
  • 2.12.33 Inventaris van de archieven van (militaire) instanties en onderdelen in de gebiedsdelen Curaçao en Suriname, 1934-1947