Terug naar zoekresultaten

2.15.17 Inventaris van het archief van het Ministerie van Sociale Zaken: Afdeling Arbeid II; Afdeling Arbeidsverhoudingen, (1930) 1942-1950

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.15.17
Inventaris van het archief van het Ministerie van Sociale Zaken: Afdeling Arbeid II; Afdeling Arbeidsverhoudingen, (1930) 1942-1950

Auteur

A. Buijteweg

Versie

27-06-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1974 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Sociale Zaken: Afdeling Arbeid II ; Afdeling Arbeidsverhoudingen
SZ / Arbeidsverhoudingen

Periodisering

archiefvorming: 1942-1950
oudste stuk - jongste stuk: 1930-1950

Archiefbloknummer

S28515

Omvang

317 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, gedrukte en getypte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Afdeling Arbeid II Afdeling Arbeidsverhoudingen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Afdeling Arbeid II, later Afdeling Arbeidsverhoudingen (1942-1949) ressorterend onder het departement van Sociale Zaken, bevat archief bescheiden voornamelijk m.b.t. het wijzigen en uitvoeren van sociale wetten en sociale verzekeringen. Enige sociale wetten en regelingen waar dit archief betrekking op heeft zijn o.a. de Arbeidsgeschillenwet, de Bedrijfsradenwet, de Kinderbijslagwet, de Stoomwet en de Hinderwet. Het archief bevat eveneens stukken omtrent de organisatie van bemiddelingsorganen, het al dan niet algemeen bindend verklaren van de C.A.O., en maatregelen m.b.t. waterzuivering.
Het overgrote deel van de stukken bestaan uit correspondentie, nota's, verslagen, rapportages en statistieken, minuten en circulaires.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
a. Het ontstaan van de afdeling Arbeidsverhoudingen.
Een speciaal ministrieel bureau, belast met de uitvoering van arbeidswetten, bestaat sedert de formatie van het ministerie A.Kyper in 1901, waar het een afdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken was. Deze afdeling wisselde enkele malen van departement om uiteindelijk tijdens de formatie van het eerste kabinet Ruys de Beerenbrouck in 1918 uit te groeien tot een apart ministerie van Arbeid.
Tijdens de daarop volgende kabinetten maakte de afdeling deel uit van het ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid, totdat sedert 1933 de splitsing van de departementen van Sociale Zaken en Economische Zaken een feit.werd, en het departement van Sociale Zaken zijn beslag kreeg.
Dit departement werd belast met de uitvoering van een aantal specifieke wetten, waarvan een deel betrekking hadden op de arbeidssituatie. De taakstellingen van de afdeling Arbeid waren dus nauw verweven met de uitvoering en, waar nodig, met de wijziging van deze wetten.
In de loop der jaren was de materie van verschillende wetten, die onder deze afdeling ressorteerden, zo omvangrijk geworden, dat een splitsing noodzakelijk werd. Dit resulteerde in de beschikking van 24 december 1941, nr.1132 Kabinet, afdeling Comptabiliteit, waarin werd bepaald dat met ingang van 1 januari 1942 de beschikking van 24 juni 1939, nr. 203 Kabinet, afdeling Comptabiliteit zodanig werd gewijzigd, dat de afdeling Arbeid gesplitst werd in de afdeling Arbeid I en de afdeling Arbeid II.
Embedded Image
Daar deze inventaris de neerslag van de activiteiten van de afdeling Arbeid II omvat, kan de omschrijving van de taak van de afdeling Arbeid I achterwege worden gelaten.
De werkzaamheden van de afdeling Arbeid II omvatten de uitvoeringen van de navolgende wetten en maatregelen:
  • de Arbeidsgeschillenwet van 1923, Stb 182, houdende bepalingen tot bevordering van de vreedzame bijlegging van geschillen over arbeidsaangelegenheden en tot het voorkomen van zodanige geschillen, waartoe een Rijksbemiddelaar is aangesteld.
  • Bedrijfsradenwet van 1933, Stb 160, inzake de instelling van bedrijfsraden, samengesteld uit leden der verenigingen van werkgevers en werknemers.
  • Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 1927, Stb 415, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst, dit is een overeenkomst aangegaan door een vereniging van werkgevers en een vereniging van werknemers houdende de arbeidsvoorwaarden bij overeenkomsten in acht te nemen.
  • Kinderbijslagwet van 1939, Stb 806, houdende wettelijke regelingen inzake de kinderbijslagverzekering, verzekering van uitkering van kinderbijslag.
  • Stoomwet 1896, Stb 69, houdende een regeling van het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen, een toestel dat dat verhit wordt op andere wijze dan door stoom of water en zodanig is ingericht dat het stoom met een hogere drukking dan die van de dampkring kan voortbrengen.
  • Hinderwet 1875, Stb 95, houdende een regeling van het toezicht bij het oprichten van inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; het is verboden inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken, op te richten zonder vergunning, welke, behoudens bij deze wet gemaakte uitzonderingen, door het gemeentebestuur wordt gegeven.
  • Maatregelen ter bestrijding van de waterverontreiniging.
Bij beschikking van de minister van Sociale Zaken van 28 oktober 1947, nr.5994 afdeling Personeel, werd de afdeling Arbeid II herdoopt in "afdeling Arbeidsverhoudingen", de afdeling Arbeid I in "afdeling Arbeidsbescherming".
b. Het sociale beleid in de jaren 1940-1949.
Het ontstaan van werknemersverenigingen en vakbonden leidde tot daarop reagerende verenigingen van werkgevers. Dit opende de weg voor een georganiseerd overleg tussen gedelegeerden van beide groepen, waarin compromissen mogelijk waren, die aan de achterban konden worden voorgeschreven. Vooral de sedert 1918 vanuit Duitsland opkomende "bedrijfsradengedachte", waarin vormen werden gecreëerd tot een vreedzaam samengaan van werkgevers en werknemers had grote invloed op de sociale politiek van de veelal christelijk georienteerde ministers van Arbeid en Sociale Zaken.
Al vroeg werden overleginstituten ontwikkeld, waarbij de overheid bemiddelend optrad: in 1918 ontstond de Hoge Raad van Arbeid, die arbitreerde bij conflicten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties. Deze Raad had ook het recht om de minister officiële aanbevelingen te doen. In 1924 werden vier regionale Rijksbemiddelaars aangesteld, die waar nodig hun diensten aanboden om bij arbeidsconflicten tot een compromis te geraken.
Her en der ontwikkelden zich bedrijfsraden, paritaire overlegorganen van werkgevers en werknemers in bepaalde bedrijfstakken, waarin ook van regeringswege zitting werd genomen. Deze ontwikkeling vond zijn bekroning in de vorming van een Raad van Bestuur, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties gezamelijk overleg pleegden. Deze raad was een voortvloeisel uit de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van de Collectieve Arbeidsovereenkomsten (C.A.O's), die sedert 1927 overheidscontrole op de loonontwikkeling mogelijk maakte.
Aan deze overlegsituatie, waarbij de overheid in het algemeen bemiddelend optrad, kwam door de inval van de Duitsers in mei 1940 een eind. De arbeidsverhoudingen werden geregeld volgens het nationaalsocialistisch Leidersbeginsel, waarin voor inspraak geen plaats was. De bedrijfsraden en overlegsraden werden opgeheven, de Rijksbemiddelaars vervangen door één Gemachtigde voor den Arbeid. Secretaris-generaal A.N. Scholtens bracht een Noodregeling Arbeidszaken tot stand, waarin de regeling van arbeidsconflicten nader werd voorgeschreven. Vanuit het verzet ontstond echter overleg tussen werkgevens- en werknemersorganisaties, dat uitgroeide tot de Stichting van de Arbeid, die na de bevrijding van het Zuiden van Nederland in 1944 daadwerkelijk werd opgericht.
Onafhankelijk hiervan werden door de Nederlandse regering in Londen maatregelen voorbereid voor de regeling van de sociale betrekkingen tijdens het herstel van Nederland. Op 17 juni 1944 werd het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen uitgevaardigd, dat de basis zou vormen van een planeconomische politiek. De overheid kon zelf mede de loon- en prijsontwikkelingen bepalen. De bij de stichting van de Arbeid betrokkenen meenden zelfs, dat het staatssocialisme voor de deur stond!
Na de bevrijding werd dit Buitengewoon Besluit vergeleken met de Noodregeling-Scholtens en de voorstellen van de Stichting van de Arbeid.
Op 15 oktober 1945 trad een herzien Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen II in werking. Dit stelde de overheid in staat loonregelingen in te passen in net raam van haar volledige economische planning. Door het nieuw opgerichte college van Rijksbemiddelaars verregaande bevoegdheden te geven (deze konden bij arbeidsconflicten bindende uitspraken doen en werden door de Eenheidsvakcentrale dan ook niet zonder enig recht "rijksbesliseers" genoemd) en door zelf in een "geleide loonpolitiek" de C.A.O.'s te bepalen, hield de overheid de ontwikkelinen in haar greep. De Stichting van de Arbeid kreeg een adviserende taak.
In 1947 werd een Centraal Planbureau in het leven geroepen, dat de economische ontwikkeling van Nederland in de wederopbouwperiode moest begeleiden.
Een Centrale Plancommissie diende het bureau en tevens het ministerie van Economische Zaken van advies. Werkgevers, werknemers en afgevaardigden van het ministerie hadden in deze commissie zitting. In hetzelfde kader pasten ook de werkzaamheden van een commissie Bezitsspreidíng, die door het ministerie op 15 juni 1948 was ingesteld: haar werd opgedragen, advies uit te brengen op de vraag in welke vorm de arbeiders boven het hen toegekende loon nog aanspraak konden doen gelden op bepaalde winsten van de onderneming.
De heroprichting van de Economische Raad, later de Sociaal-Economische Raad als adviescollege van de regering paste eveneens in dit streven.
De overheid, die voor de oorlog vooral bemiddelend optrad tussen werkgevers en werknemers en zo een harmoniebestel tot stand te brengen, trad na de oorlog vooral regulerend op. Niet zelden werd dit reguleren zowel door werkgevers als werknemers als dicteren opgevat.
c. De werkzaamheden van de afdeling.
1: voortvloeiend uit de Arbeidsgeschillenwet.
De Arbeidsgeschillenwet 1923 droeg het ministerie op om de vreedzame bijlegging van geschillen over arbeidsovereenkomsten te bevorderen en zodanige geschillen te voorkomen. Door de invoering van de Wet op de C.A.O. in 1927 werd dit een instrument ter regulering van de nationale sociale situatie.
De afdeling Arbeid werd daardoor ten nauwste betrokken bij het werk van de Gemachtigde voor den Arbeid en na 1945 van het College van Rijksbemiddelaars, waarvan de leden door de minister werden benoemd.
Dit college had tot taak om de richtlijnen van de regering ten aanzien van het loonbeleid te handhaven, wanneer zij bij conflicten bindende regels stelde. Tevens oefende het toezicht uit op de vaststelling van de lonen en andere arbeidsvoorwaarden; waar nodig kon het zelf wijzigingen in deze voorwaarden aanbrengen.
Alle vergaderingen van het college werden bijgewoond door een of meer door de minister aangewezen hoofdambtenaren, terwijl het college verplicht was de minister alle informatie te verschaffen, die met de vervulling van haar taak verband hielden. Jaarlijks brengt het op 1 april verslag uit van zijn handelingen. Hierdoor werd de afdeling Arbeid II een soort inlichtingendienst over arbeidsconflicten. Mocht het College van Rijksbemiddelaars er niet in slagen om een overeenstemmimg te bereiken, dan kon de minister daardoor zelf ingrijpen.
Doordat ook de Hoge Raad van Arbeid bij de arbeidsbemiddeling was betrokken, bleef de afdeling ook hiermee in contact.
2. voortvloeiend uit de Bedrijfsradenwet.
De Bedrijfsradenwet van 1933 voorzag in paritaire colleges, waarvan de leden door de minister, c.q. door de afdeling Arbeid werden benoemd. Ook het aantal leden van de raad, dat altijd even moest zijn, werd door de minister vastgesteld. Tevens hadden ministriële afvaardigingen zitting in de raden.
Jaarlijks moesten de raden aan de minister vóór een opgegeven datum verslag uitbrengen van hun ervaringen, die door de minister werden beoordeeld.
In 1947 werd door minister Drees een commissie ter voorbereiding van de Wet op de Ondernemersraden geïnstaleerd, die de sedert 1920 reeds bestaande "bedrijfskernen" moest formaliseren. De afdeling Arbeid II was bij het advies van deze commissie betrokken. Ook vertegenwoordigde zij de minister in de Centrale Plancommissie.
3. voortvloeiend uit de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van de C.A.O.
Krachtens de wet op de C.A.O. van 1927 moesten de onderling tussen de werkgevers en werknemers voorgestelde collectieve arbeidsovereenkomsten per bedrijfstak aan de minister ter goedkeuring worden voorgelegd. De afdeling Arbeid II stelde in principe de beschikking op, die hierop volgde, en adviseerde de minister in deze.
De afdeling was ook nauw betrokken bij de controle op de naleving van deze overeenkomsten......
De afdeling werd ook nauw betrokken bij de controle op het nakomen van de C.A.O.'s.
Bij besluit van het Ministerie van Sociale Zaken van 16 november 1945 nr. 5400 afdeling Arbeid II werden met de opsporing van de in het BBA 45 Stb F214 strafbaar gestelde feiten belast:
  • inspecteurs en assistent-inspecteurs, toegevoegd aan het College van Rijksbemiddelaars,
  • directeuren, chef van de afdeling Aanstelling en Ontslag, chef van de afdeling Bemiddeling en ambtenaren van de buitendienst van de Gewestelijke Arbeidsbureau's,
  • ambtenaren van de Raden van Arbeid (art. 136 Ziektewet),
  • controleurs van de Centrale Controle Dienst,
  • controleurs van de Opsporingsdienst der Prijsbeheersing.
  • controleurs bij de Centrale Dienst voor Economische Controle.
De looncontroleurs moesten in handen van de voorzitter van het College van Rijksbemiddelaars een eed/belofte afleggen.
In 1947 stelde de minister van Economische Zaken een commissie in voor de controle op de lonen en prijzen, onder voorzitterschap van de heer Van Dungen.
Een vertegenwoordiger van de Arbeidsinspectie van het Directoraat-Generaal voor de Arbeid had hierin zitting.
4. voortvloeiend uit de Kinderbijslagwet.
De wet trad op 1 januari 1941 in werking. Zij geeft voorziening in bijslag in het begin slechts voor arbeiders, wier gezin meer dan twee kinderen onder de 15 Daren telde.
De leeftijdsgrens werd in 1944 verhoogd tot 18 jaar, sedertdien onder bepaalde voorwaarden tot 21 jaar.
De bijslag is afhankelijk van het loon. De werkgever is voor de uitvoering van de Kinderbijslagwet van rechtswege aangesloten bij hetzelfde lichaam dat de uitvoering van de Ziektewet verzorgt. De uitvoering van de wet is opgedragen aan het ministerie van Sociale Zaken, de afdeling gaf advies inzake de vaststelling van de te betalen premie en had de controle hierop.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De oprichting van het ministerie van Sociale Zaken in 1933 betekende in beginsel, dat de afdelingen, die voortaan onder dit ministerie kwamen te vallen, met hun reeds bestaande archieven naar dit ministerie overgingen. Dit werd in de hand gewerkt door de ordening van hun archieven in "praktijkdossiers", zoals deze sedert de eeuwwisseling bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in zwang was geraakt. De rubrieksgewijze ordening hing bij al deze afdelingen nauw samen met de wetten, die zij geacht werden ten uitvoer tebrengen.
De orde binnen het archief van het ministerie van Sociale Zaken werd in de eerste instantie bepaald door rubrieken, volgens de wetten, die het ministerie moest uitvoeren. Toen afdelingen werden uitgesplitst en de taakstellingen van deze afdelingen nader werden gespecificeerd, begon het afdelingenstelsel te prevaleren. De interne orde van de afdelingsarchieven werd op zijn beurt weer door de "wetsgewijze" rubriekindeling bepaald. Voordat de afdeling Arbeid II werd geformeerd, die o.a. de uitvoering van de Stoomwet en Hinderwet onder zich kreeg, werden alle stukken betreffende Stoom- en Hinderwet onder één grote rubriek ondergebracht, zodat ze als een geheel moesten worden geïnventariseerd. De stukken na 1942 zijn in deze inventaris in de afdelingen Stoomwet en Hinderwet ondergebracht.
Het Koninklijke Besluit van 2 oktober 1950, Stb. K425 maakte een einde aan dit registratuurplan en betekende de afsluiting van het gehele ministriële archief.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Ingevolge art. 3, lid 4 sub b van het Archiefbesluit zijn de daarvoor in aanmerking komende stukken (3 m' of ca 50%) vernietigd na advies van de Algemene Rijksarchivaris op 30 augustus 1974, nr. F311.
  • Stukken van onderscheidene aard geen betrekking hebbende op het beleid; onbelangrijke correspondentie 1942-194??
  • Stukken van onderscheidene aard geen betrekking hebbende op het beleid; onbelangrijke correspondentie 1944-194??
  • Stukken van onderscheidene aard geen betrekking hebbende op het beleid; onbelangrijke correspondetie 194??
  • Stukken van onderscheidene aard geen betrekking hebbende op het beleid; onbelangrijke correspondentie 194??
  • Stukken van onderscheidene aard geen betrekking hebbende op het beleid; onbelangrijke correspondentie 194??
  • Correspondentie met betrekking tot diefstal in het gebouw, huisvesting van het bureau te Breda, het verstrekken van rijwielbanden en extra voedsel aan het personeel, keuring van nederlandse sleepboten die zich in Duitsland bevinden. 1942-194??
  • Correspondentie betreffende wintertijdenregeling bouwbedrijf. 1946-194??
  • Stukken inzake buitenlandse stakingen. 194??
  • Correspondentie met betrekking tot de salarissen van het overheidspersoneel. 194??
  • Correspondentie met de Stichting Centrale Dienst voor Bedrijfsdocumentatie, inzake lidmaatschap en abonnement. 1947-194??
  • Correspondentie betreffende proefobjecten woningbouw. 194??
  • Correspondentie betreffende diefstal door personen bij een bepaalde firma. 194??
  • Stukken van Commissie Bezitsspreiding, inzake inlichtingen van onbelangrijke aard aan officiële instanties en partikulieren. 1948-195??
  • Correspondentie met betrekking verstrekken van vergunning op grond van de Hinderwet. 194??
  • Correspondentie met verschillende firma's betreffende uitstel van de voorgeschreven periodieke keuring van stoomketels door het Rijkstoezicht op het Stoomwezen. 194??
  • Correspondentie met het Rijksdienst op het Stoomwezen betreffende afgewezen aanvragen om vergunningen van firma's voor het gebruik van stoomketels. (uitvoering stoomwet). 1942-1948
  • Geleide brieven van en kwartaalopgaven van de staat van ontwerp-vergunningen in verband met de Stoomwet. 1942-1949
  • Correspondentie met diverse firma's betreffende uitgevoerde contrôle door het Rijkstoezicht op het Stoomwezen van stoomketels en verrekening daarvan. 1943-1949
  • Correspondentie met diverse firma's betrekking hebbende op de intrekking van de vergunning voor het gebruik van stoomketels. 1949
  • Correspondentie met diverse firma's betreffende de uitvoeringsvoorschriften van het Rijkstoezicht op het Stoomwezen in verband met de veiligheidsmaatregelen voor stoomketels en hoge drukvaten. 1949
  • Stukken van de arbeidsinspectie, betreffende loononderzoek in verschillende bedrijfstakken. 1945
  • Stukken van de arbeidsinspectie, betreffende loononderzoek in verschillende bedrijfstakken. 1946
  • Stukken van de arbeidsinspectie, betreffende loononderzoek in verschillende bedrijfstakken. 1947
  • Correspondentie betreffende loononderzoek door de arbeidsinspectie, overzicht gehouden contrôle op de loonregelingen. 1946
  • Correspondentie met betrekking tot de lonen, loonovertredingen en looncontrôle. 1946-1948
  • Correspondentie en uitnodigingen met betrekking tot de vergaderingen van de interdepartementale commissie lonen en prijzen. 1946-1948
  • Correspondentie met betrekking tot de loonregelingen en looncontrôle in diverse bedrijfstakken. 1947-1948
  • Correspondentie met de loonvoorstellen in het bouwbedrijf. 1947-1948
  • Afschrift betreffende goedkeuring statuten van de Vereniging Loon - en Veredelingsbedrijven Textielindustrie te Hengelo. 1948
  • Correspondentie betreffende het loon - en prijspeil, (wijzigingen). 1948
  • Telegram en brief van en schrijven aan de Bedrijfsunie van handels - en kantoorbedienden betreffende kerstgratificatie. 1948
  • Correspondentie met betrekking tot de loonbijslag. 1948
  • Stukken betreffende tijdelijke loonbijslag, (f.1.-- per week ; f. 4.50 per maand) 1948
  • Correspondentie met betrekking tot de lonen in diverse bedrijfstakken. 1949
  • Correspondentie over loonklachten. 1949
  • Correspondentie met betrekking tot de lonen en de loonovertredingen. 1949
Verantwoording van de bewerking
Deze inventaris vormt een onderdeel van de inventarisatie van het gehele archiefgedeelte tot 1950; de oorspronkelijke registratuur is derhalve zoveel mogelijk als leidend beginsel gehandhaafd om inpassing in het geheel mogelijk te maken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken: Afdeling Arbeid II ; Afdeling Arbeidsverhoudingen, nummer toegang 2.15.17, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, SZ / Arbeidsverhoudingen, 2.15.17, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Bijlage I
DEPARTEMENT VAN SOCIALE ZAKEN.
24 December 1941.
No. 1132 Kab., Afd. Comptabiliteit.
DE SECRETARIS-GENERAAL VAN HET DEPARTEMENT VAN SOCIALE ZAKEN;
Gelet op de beschikking van den toemaligen Minister van Sociale Zaken van 24 juni 1939, nr. 203, Kabinet, Afdeling Comptabiliteit;
HEEFT GOEDGEVONDEN;
te bepalen dat met ingang van 1 Januari 1942 bovengenoemde beschikking in dien zin wordt gewijzigd, dat de Afdeling Arbeid wordt gesplitst in Afdeling Arbeid I en Afdeling Arbeid II.
De werkkring van Afdeling Arbeid I omvat de volgende onderwerpen:
  • Voorbereiding van wettelijke maatregelen, de arbeidersbescherming betreffende.
  • Uitvoering van de Arbeidswet 1919, de Veiligheidswet 1934, de Caissonwet 1905, de Steenhouwerswet, de Stuwadoorswet, de Phosphorluciferswet 1901, de Huisarbeidswet 1933 en de Rijtijdenwet 1936.
  • Maatregelen ter bevordering van het onderwijs in eerste hulp bij bedrijfsongevallen.
  • Andere onderwerpen, met de arbeidersbescherming verband houdende, voor zover zij niet behoren tot den werkkring van een der andere afdelingen.
De werkkring van Afdeling Arbeid II omvat de volgende onderwerpen:
  • Uitvoering van de Arbeidsgeschillenwet 1923, de Wet op den Hoogen Raad van Arbeid 1927, de Bedrijfsradenwet, de Wet op het algemeen verbindend en het onderbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, de Kinderbijslagwet, de Stoomwet en de Hinderwet.
  • Maatregelen ter bestrijding van waterverontreiniging.
Afschrift van deze beschikking zal worden gezonden aan den Wnd. Secretaris-Generaal, aan de Chefs der Afdelingen, aan den Hoofdingenieur-Directeur van het Stoomwezen, den Directeur-Generaal van den Arbeid, den Secretaris van den Hoogen Raad van Arbeid, den Secretaris van het College van Rijksberaiddelaars en den Directeur van het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater.
's-Gravenhage, 24 December 1941.
DE WAARNEMENDE SECRETARIS-GENERAAL VOORNOEMD
w.g. Verwey.
Voor eensluidend afschrift,
DE WAARNEMENDE SECRETARIS-GENERAAL,
w.g. Verwey.
Bijlage II
DEPARTEMENT VAN SOCIALE ZAKEN.
24 December 1941.
No. 1133 Kab., Afd. Comptabiliteit.
DE SECRETARIS-GENERAAL VAN HET DEPARTEMENT VAN SOCIALE ZAKEN;
Gelet op de beschikking van den toenmaligen Minister van Sociale Zaken van 29 Januari 1940, Nr. 4 Kabinet, Afdeling Comptabiliteit;
Mede gelet op zijne beschikking van 24 December 1941, Nr. 1132 Kabinet, Afdeeling Comptabiliteit;
HEEFT GOEDGEVONDEN:
met ingang van 1 Januari 1942 de eerstgenoemde beschikking als volgt te wijzigen:
I. te bepalen dat tot Afdeeling Arbeid I behooren de volgende ambtenaren:
  • Administrateur, hoofd der Afdeeling: Mr. A.M. Engels.
  • Referendaris: Mr. D. Koning
  • Hoofdcommies: Mr. Dr.J.L.J.v.d. Kamp
  • Commies: Mej. W.Talens
  • Adj. commies: Mej. N.R. Wolfson
  • Schrijver 2e kl. in tijdelijken dienst: W.C. Brandwijk.
II. te bepalen, dat tot Afdeeling Arbeid II behooren de volgende ambtenaren:
  • Administrateur, hoofd der Afd. A. Mastenbroek
  • Hoofdcommies: Dr. W.F. de Gaay Fortman
  • Commiezen:
    • Mr. A.C.M.v.d. Ven
    • H.G. van Hoesen Korndörffer
    • J.G. van Hoorn Jr.
  • Adj. commies: Mej. W. Rutgers
III. te bepalen, dat Mej. W.Talens mede wordt werkzaam gesteld bij Afdeeling Arbeid II.
Afschrift van deze beschikking zal worden gezonden aan den Heer Wnd.Secretaris-Generaal, de Chefs der Afdeelingen Arbeid I en Arbeid II, den Chef der Afdeeling Comptabiliteit en aan ieder der belanghebbenden.
's-Gravenhage, 24 December 1941.
DE WAARNEMENDE SECRETARIS-GENERAAL VOORNOEMD,
w.g. Verwey.
Voor eensluidend afschrift,
DE WAARNEMENDE SECRETARIS-GENERAAL,
w.g. Verwey

Archiefbestanddelen