Terug naar zoekresultaten

2.14.03 Inventaris van het archief van het Algemeen Rijksarchief, (1766) 1802-1966 (1988)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.14.03
Inventaris van het archief van het Algemeen Rijksarchief, (1766) 1802-1966 (1988)

Auteur

H.A.J. van Schie en J.W. Moerman

Versie

30-09-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2023 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Algemeen Rijksarchief (ARA)
ARA

Periodisering

archiefvorming: 1802-1966
oudste stuk - jongste stuk: 1766-1988

Archiefbloknummer

O27556

Omvang

3429 inventarisnummer(s); 119,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

(1815-1912)(1802-1815)(1912-2002) 's Rijksarchief te 's Gravenhage 's Lands Archief Algemeen Rijksarchief

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat documenten betreffende de verwerving, toegankelijkmaking en vervreemding van archieven, verstrekking van informatie uit de beheerde archieven, uitlening van archiefbescheiden, advisering over vernietiging van archieven en organisatie en personeel van het Algemeen Rijksarchief, alsmede over de advisering van de minister betreffende de rijksarchieven in de provincie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Ontstaan
Op 22 december 1800 werd door de burger-representant H. van Royen bij de Eerste kamer van het vertegenwoordigend lichaam een voorstel gedaan, dat beoogde "alle archieven van het Gemeenebest bijeen en in orde te brengen, teneinde daarvan door onze Vaderlandsche oudheidminnaars, tot aanvulling van niet weinige open vakken in de geschiedenis dezer Republiek een nuttig gebruik zou kunnen worden gemaakt". Dit voorstel, dat door genoemde vergadering niet werd afgedaan, werd in april 1802 door het lid van de Raad van Binnenlandse Zaken J.H. van der Palm onder de aandacht gebracht van het Staatsbewind.
In een op 10 juni 1802 voor dit doel gehouden finaal besogne besloot het Staatsbewind zich te conformeren met het rapport, dat de Raad van Binnenlandse Zaken ter zake zou uitbrengen. Van der Palm die met Van Wijn, gewezen Raadpensionaris van Gouda, deze zaak behoorlijk had voorbereid zag kans dit rapport reeds op 14 juni in te dienen, waarop bij besluit van het Staatsbewind van 17 juni 1802 de burger Van Wijn tot archivarius der Bataafsche Republiek werd benoemd en op 1 juli d.a.v. als zodanig beëdigd.
Ontwikkeling
Het Algemeen Rijksarchief wordt geacht te zijn opgericht met de benoeming van Hendrik van Wijn tot archivarius der Bataafse Republiek bij besluit van het Staatsbewind van 17 juni 1802. Deze benoeming, die een tijdelijk karakter had, behelsde slechts de opdracht tot het inspecteren van de staat waarin de oude archieven van de Republiek, daterend van voor 1648, zich bevonden. In 1806 werd deze benoeming in een vast aanstelling omgezet, en kreeg hij tevens het beheer over enkele oude archieven. In 1802 werd Van Wijn ook benoemd tot archivarius van het Departement Holland.
In 1812 werden Van Wijn en zijn assistenten van hun functie ontheven, omdat de archieven naar Parijs overgebracht zouden worden. In 1814 zijn zij weer in hun functie hersteld, Van Wijn als ’s lands archivaris. Tot 1815 sprak men niet van de instelling, maar van de functionaris. Eerst na 1815 wordt de dienst als zodanig genoemd.
1802-1806 archivarius der Bataafse Republiek
1806-1810 archivarius van het Koninkrijk Holland
1811-1812 archiviste de Hollande
1812-1813 ancien garde des archives de Hollande
1813-1815 's lands archivaris
1815-1912 Rijksarchief te 's-Gravenhage
1912-2002 Algemeen Rijksarchief
Bij de vorming van het Koninkrijk in 1815, na de samenvoeging van de noordelijke met de zuidelijke Nederlanden, werd de naam gewijzigd in ’s Rijks Archief, later Rijksarchief. Ter onderscheiding van de rijksarchieven in Brussel en Luik, werd de plaatsnaam ’s-Gravenhage aan de officiële naam toegevoegd. Hoewel de titel van rijksarchivaris in 1887 werd gewijzigd in algemene rijksarchivaris, is de naam van de instelling pas in 1912 gewijzigd in Algemeen Rijksarchief.
De personele bezetting van het Rijksarchief was aanvankelijk beperkt tot de rijksarchivaris, een substituut-archivaris, een commies-chartermeester, een klerk en een bode tevens boutefeu. Vanaf 1852, na de komst van Bakhuizen van den Brink als rijksarchivaris, werd de formatie geleidelijk aan uitgebreid met enkele tijdelijke beambten, die in de loop der jaren een functie kregen als adjunct-archivaris en (adjunct-)commies. De ingebruikneming van het nieuwe archiefgebouw aan het Bleijenburg in 1902 zorgde wederom voor een vergroting van de formatie, welke deels het gevolg was van de eisen die het gebouw stelde (een machinist, een portier voor het archiefdepot, een zaalwachter), en deels voortvloeiden uit de toeneming van het archiefbestand door de overneming van de archieven van de ministeries (de (adjunct-)commiezen en hoofdcommiezen). Ook werden een binder (1912), een bibliothecaris (1915), een fotograaf (1916) en een secretaris (1920) in de formatie opgenomen. Begin jaren twintig bereikte de formatie haar voorlopig hoogtepunt. Met de bezuiniging van 1924/25 werd deze fors ingekrompen, welke inkrimping bij de bezuinigingsronde van 1932 nog eens werd herhaald. Pas in de jaren vijftig werd de formatie geleidelijk uitgebreid, maar het duurde toch tot de jaren zeventig dat er van een wezenlijke uitbreiding sprake was, welke recht deed aan de wettelijke taakopdracht van het Algemeen Rijksarchief. De invoering van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA 1948) leidde tot wijziging van rangen en functiebenamingen van veel archiefambtenaren. De ambtenaren in de rangen van (adjunct-, hoofd-) commies en referendaris werden, tot 1985, (adjunct-, hoofd-) archivist en chartermeester genoemd.
Afdelingen
De formele verdeling van het personeel in afdelingen vond voor het eerst in juni 1910 plaats, op instigatie van het ministerie. Voor die tijd werkte iedere ambtenaar onder een rechtstreeks toezicht van de algemene rijksarchivaris. Tot hoofd van de afdelingen werden de adjunct-archivarissen benoemd, aan wie de overige ambtenaren ondergeschikt waren. De afdelingen zijn vanaf 1910 genummerd, maar hadden tot 1924 een andere taakopdracht dan de bekende afdelingen uit de periode 1924-1994. De onderdelen leeszaal, bibliotheek, kaartencollectie, zegelcollectie, restauratie (binderij), fotografisch atelier, comptabiliteit, interne dienst werden vanaf 1924 rechtstreeks aangestuurd door de algemene rijksarchivaris, bijgestaan door een secretaris, sinds 1969 door het hoofd Algemene Zaken.
1910-1912 Eerste Afdeling (koloniale archieven tot 1830; leeszaal en kopieerwerk)
1910-1912 Tweede Afdeling (archieven van Holland, de Generaliteit en de departementen tot 1830; huishoudelijke dienst en comptabiliteit)
1910-1912 Derde Afdeling (rechterlijke en notariële archieven tot 1830)
1913-1914 Eerste Afdeling (algemeen beheer; archieven vóór 1572)
1913-1914 Tweede Afdeling (archieven 1572-1813)
1913-1914 Derde Afdeling (archieven sedert 1813)
1913-1914 Vierde Afdeling (justitiële archieven)
1913-1914 Vijfde Afdeling (koloniale en marine-archieven)
1914-1921 Huishoudelijke en algemene diensten
1914-1921 Eerste Afdeling (Hollandse archieven tot 1572)
1914-1921 Tweede Afdeling (Generaliteitsarchieven tot 1796)
1914-1921 Derde Afdeling (archieven van de eenheidsstaat sinds 1796)
1914-1921 Vierde Afdeling (Hollandse archieven sinds 1572)
1914-1921 Vijfde Afdeling (koloniale en marine-archieven)
1922-1924 Huishoudelijke en algemene diensten
1922-1924 Eerste Afdeling (archieven van de Generaliteit)
1922-1924 Tweede Afdeling (archieven van de eenheidsstaat)
1922-1924 Derde Afdeling (koloniale en marine-archieven)
1922-1924 Vierde Afdeling (Hollandse archieven)
1922-1924 Vijfde Afdeling (rechterlijke en notariële archieven)
1924-1976 Secretariaat / (1969) Afdeling Algemene Zaken
1924-1994 Eerste Afdeling (centrale regeringsarchieven tot 1795)
1924-1994 Tweede Afdeling (centrale regeringsarchieven vanaf 1795)
1924-1994 Derde Afdeling (Hollandse archieven) / (1978) Rijksarchief in Zuid-Holland
1961-1976 Vierde Afdeling (Rijksarchiefinspectie)
1964-1976 Centraal Register van Particuliere Archieven (te Utrecht)
De organisatie van het Algemeen Rijksarchief is op hoofdlijnen tot 1994 ongewijzigd gebleven. Wegens nijpend ruimtegebrek waren vanaf 1952 en van 1965 tot 1970 hulpdepots in gebruik en wel te Schaarsbergen als aan het Westeinde te Den Haag. In 1976 werden de Afdeling Algemene Zaken, de Afdeling Rijksarchiefinspectie en het Centraal Register van Familie Archieven ondergebracht bij de toen opgerichte Centrale Directie van de Rijksarchiefdienst. In dat jaar werd de Kaartenafdeling opgericht. In 1978 werd bij het Algemeen Rijksarchief wederom een Afdeling Algemene Zaken opgericht, terwijl de naam van de Derde Afdeling werd gewijzigd in Rijksarchief in Zuid-Holland.
Taken
Tot de belangrijkste taken van het Algemeen Rijksarchief behoorden het verwerven en beheren van de archieven van organen van de generaliteit, van het gewest Holland, van het Rijk en van de provincie Zuid-Holland, het toegankelijk maken ervan en het beschikbaar stellen aan de geïnteresseerde onderzoekers. Het verzorgen van publicaties op basis van eigen archiefonderzoek werd beschouwd als een ereplicht van de archivaris, niet van het Algemeen Rijksarchief als organisatie. De (algemene) rijksarchivaris fungeerde ook als adviseur van de minister in archiefzaken, ook in die welke niet specifiek op het Algemeen Rijksarchief betrekking hadden, zoals de organisatie van het archiefwezen, vraagstukken omtrent vernietiging, verzoeken om subsidie. Sinds het ontstaan van de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincies tussen 1877 en 1890 houdt de algemene rijksarchivaris toezicht op de rijksarchivarissen. Vanaf 1874 tot 1913 inspecteerden en inventariseerden archivarissen van het Algemeen Rijksarchief de archieven van gemeenten en waterschappen in de provincie Zuid-Holland. Dit geschiedde in opdracht van het provinciaal bestuur. Tenslotte onderhielden de algemene rijksarchivarissen contacten met wetenschappers, collega’s en instellingen op archiefgebied in binnen- en buitenland.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Aanvankelijk bewaarden de rijksarchivarissen hun correspondentie zelf, in portefeuilles in hun bureau of werkvertrek. Opvallend is dat alle (algemene) rijksarchivarissen naast de formele briefwisseling een serie informele of persoonlijke briefwisseling of dossiers hebben gevormd. Deze series zijn deels in het archief van het Algemeen Rijksarchief opgenomen, deels tot afzonderlijke archiefcollecties gevormd. Eerst vanaf medio 1853 werden de brieven genummerd en ingeschreven in agenda’s. De ingekomen en uitgaande brieven werden chronologisch, maar wel gescheiden in afzonderlijke series, opgeborgen in portefeuilles. Het bijhouden van de agenda behoorde tot het takenpakket van de commiezen-chartermeesters, en na 1897, tot dat van een der hoofdcommiezen. Vanaf 1924 was de secretaris van het Algemeen Rijksarchief met de archiefvorming belast. In 1934 werd de archiefvorming afdelingsgewijs opgesplitst, en belegd bij een medewerker van de Eerste, Tweede en Derde afdeling, nl. voor de C-, D- en E-series. De vorming van de A- en B-series bleef bij het secretariaat, waar in 1954 een secretaresse werd aangesteld, die o.m. met de archiefvorming en het archiefbeheer werd belast.
Tot het beheer van het archief behoorde ook het maken van alfabetische namen- en onderwerpenklappers op de chronologisch geordende correspondentie. Het materiële beheer werd verbeterd door, vanaf 1915, de jaargangen correspondentie (vanaf 1802) in te binden in banden met een perkamenten rug. Het oudere deel van het archief werd in het archiefdepot geplaatst, terwijl het jongere gedeelte werd bewaard op de kamers van ambtenaren.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Het archief van het Algemeen Rijksarchief is vanaf het ontstaan ervan in beheer geweest van de algemene rijksarchivaris. In 1987 is het gehele archief, dat toen feitelijk al gedurende vele decennia in de algemene rijksarchiefbewaarplaats werd bewaard, krachtens artikel 5 van de Archiefwet 1962, jo. art. 19 van het Archiefbesluit formeel en - deels - vervroegd overgebracht naar de algemene rijksarchiefbewaarplaats (Algemeen Rijksarchief).

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat documenten betreffende de verwerving en vervreemding van archieven, verstrekking van informatie uit de beheerde archieven, uitlening van archiefbescheiden, advisering over vernietiging van archieven en organisatie en personeel van het Algemeen Rijksarchief. De bemoeiing met de rijksarchieven in de provincie was beperkt. Niettemin bevinden zich daarover wel stukken in het archief, omdat de algemene rijksarchivaris de minister in veel concrete kwesties adviseerde. Daarnaast zijn er de archiefinventarissen, die een groot gedeelte van het archief uitmaken. Voorts zijn in het archief de semi-ambtelijke correspondentie en dossiers van de algemene rijksarchivarissen en enkele archiefambtenaren opgenomen. Tenslotte bevat het archief de archieven van enkele kleine organisaties waarvan de administratie vanuit het Algemeen Rijksarchief werd gevoerd.
Selectie en vernietiging
Aan een formele en feitelijke selectieslag is het archief niet blootgesteld. De banden met de ingebonden correspondentie maakten dit onmogelijk, althans zonder die banden te slopen. Wel zijn enkele categorieën documenten vernietigd:
  1. de uitleenadministratie (aanvraagbriefjes en bijbehorende lijsten) is steeds na twee à drie jaar afgevoerd;
  2. de fotokopieënadministratie (o.m. opdrachtformulieren) is op een of meer onbekend(e) tijdstip(pen) afgevoerd;
  3. de financiële administratie (de boekhouding van het kasbeheer sinds 1910) is in 1987 ter vernietiging afgevoerd krachtens het Besluit vernietiging financiële bewijsstukken (Stb. 1984, 682).
Daarnaast zijn in de loop der jaren documenten verloren gegaan door onzorgvuldig beheer. De belangrijkste categorie daarvan vormen de oude archiefinventarissen, die, hoewel in grote getale aanwezig in het archief, veelvuldig zijn vernietigd nadat deze vervangen waren door een nieuwe kopie of een geheel nieuwe editie na herinventarisatie van het betreffende archief. Er ontbreken dus stukken in het archief. Desondanks kan gesteld worden dat daarin geen grote hiaten zijn aangetroffen.
Aanvullingen
Er worden geen aanvullingen op het archief verwacht.
Verantwoording van de bewerking
In de jaren 1933-1936 heeft mej. E.H. Korvezee een eerste poging ondernomen tot een definitieve inventarisatie van het archief van het Algemeen Rijksarchief. Ze heeft deze werkzaamheden verricht in haar functie van secretaris van het Algemeen Rijksarchief, welke functionaris belast was met het dagelijks beheer van het archief. Ze heeft vooral aandacht besteed aan de nagelaten, semi-officiële papieren van de algemene rijksarchivarissen (zie rubriek D). In 1936 werd zij overgeplaatst naar de Derde afdeling van het Algemeen Rijksarchief, waardoor de inventaris onvoltooid is gebleven. Haar opvolger, C.G.H. Bloemen, heeft de bewerking niet voortgezet. Eerst in 1960 heeft de administratief hoofdambtenaar J.W. Moerman de inventaris voltooid (inv.nrs. 1-839), waarin de beschrijvingen van de chronologische series tot en met 1940 mede zijn opgenomen. Omdat de aantekeningen en de concept-inventaris van mej. Korvezee niet bewaard zijn gebleven, is niet meer vast te stellen welke de inbreng van beide personen bij de bewerking van het archief van het Algemeen Rijksarchief (1802-1940) is geweest.
In de periode 1971 tot en met 2004 zijn bestanddelen (inv.nrs. 840-884) aan het archief toegevoegd, welke in het archiefdepot of in de kamers van de archivarissen zijn aangetroffen, en waarvan is vastgesteld dat ze behoren tot het archief van het Algemeen Rijksarchief. Hiertoe behoort o.m. een gedeelte van de nagelaten papieren van J.H. Hingman (inv.nrs. 840-850), dat is aangetroffen in de geliquideerde verzameling Verspreide Collecties.
Bij de voorbereiding van de bewerking van het archief van de Centrale Directie van de Rijksarchiefdienst (1967-2007) werden in 2012 de oudere correspondentieseries A en B uit de periode 1941-1966 daarvan afgesplitst en aan het archief van het Algemeen Rijksarchief toegevoegd. Dat is ook gebeurd met de correspondentieseries C, D en E uit de periode 1937-1966 van de Eerste, Tweede en Derde afdeling, waardoor het archief van het Algemeen Rijksarchief uit de periode 1802-1966 in één archiefinventaris is beschreven. De splitsing van de archieven op de jaren 1966/1967 is ingegeven door de wijziging van de registratuur die bij de A-, B-, D- (deels) en F-series. Tot in 1966 was de ordening van de correspondentie grotendeels chronologisch. Vanaf 1967 werd een rubrieksmatige ordening op onderwerp ingevoerd. Deze aanvulling van stukken uit de jaren 1941-1966 in 2012 is beschreven met de inventarisnummers 885-923 (oude archiefinventarissen) en 1101-1526 (vnl. correspondentieseries).
In de jaren 2016-2017 en 2020-2023 zijn de bestanddelen toegevoegd die zijn beschreven met de inventarisnummers 924-1100 en vanaf 1527. Het betreft archiefbestanddelen, afkomstig uit de volgende niet beschreven archiefcollecties:
  • Archieffragment Archiefschool (uit archiefblok O27563): inv.nrs. 924-936, 1592-1596
  • Serie Verslagen omtrent ’s Rijks Oude Archieven (uit de kamer van de algemene rijksarchivaris): inv.nrs. 939-1026
  • Archief van de ARA-bibliotheek (uit het bibliotheekdepot en beschreven door J.A.A. Bervoets): inv.nrs. 1034-1065
  • Rijksarchiefinspectie, lidmaatschapsstukken van commissies (uit archiefblok O27560): inv.nrs. 1527-1567
  • Rijksarchiefinspectie , dossiers van vóór 1961 inzake vernietiging (uit archiefblok O27560): inv.nrs. 1597-1640
  • Diverse, in het archiefdepot en in werkkamers en kasten verspreid aangetroffen bestanddelen: inv.nrs. 937-938, 1027-1033, 1066-1070, 1568-1570, 1901-1908, 3260-3273, 3287-3290, 3390-3399
  • Archief van de afdeling Algemene Zaken van het ARA (1967-1994), (archiefblok O28540): afgesplitste dossiers van vóór 1967: inv.nrs. 1641-1681
  • Nagelaten papieren van mej. E.C.M. Prins (archiefblok Y5): inv.nrs. 1719-1738
  • Indices op de doop-, trouw- en begraafboeken (DTB), (archiefblok O28544): inv.nrs. 2001-2184
  • Collecties oude inventarissen van de Eerste, Tweede, Derde afdeling en Kaartenafdeling (archiefblok O28546): inv.nrs. 1682-1718, 1739-1873, 1909-2000, 2185-2271, 2369-3100, 3233-3259.
  • Inventarissen van gemeente- en waterschapsarchieven, vervaardigd in opdracht van het provinciebestuur van Zuid-Holland, alsmede de namenklapper op de VROA's (uit de NA-bibliotheek): inv.nrs. 3101-3232
Tevens zijn ook eerder beschreven archiefbestanddelen, opgenomen in andere archieven, naar het archief van het Algemeen Rijksarchief overgebracht en in deze archiefinventaris beschreven. Het betreft:
  • Archief van de opzichter nieuwbouw Algemeen Rijksarchief (voorheen archiefinventaris 2.14.05, archiefblok O27562 en beschreven door E.R. Ooijevaar): inv.nrs. 1071-1100
  • Archief van de machinist-bankwerker (voorheen archiefinventaris 2.14.06, archiefblok O27561 en beschreven door E.R. Ooijevaar): inv.nrs. 1571-1591
  • Handschriften 3e afd. (uit archiefblok 33019, archiefinventaris 3.22.01.01, inv.nrs. 1-8 en 10), archief van de Commissie voor het oorkondenboek: inv.nrs. 1874-1900
  • Handschriften 3e afd. (uit archiefblok 33019, archiefinventaris 3.22.01.01, diverse inv.nrs.), kopieën van archiefinventarissen van gemeentearchieven: inv.nrs. 2272-2368
  • Handschriften 3e afd. (uit archiefblok 33019, archiefinventaris 3.22.01.01, inv.nrs. 13-22, 243, 608, 44): inv.nrs. 3274-3286
  • Nagelaten papieren van de algemene rijksarchivaris jhr D.P.M. Graswinckel (voorheen archiefinventaris 2.14.09.01, archiefblok O27557): inv.nrs. 3322-3389
  • Nagelaten papieren van de algemene rijksarchivaris H. Hardenberg (voorheen archiefinventaris 2.14.09.02, archiefblok O27558): inv.nrs. 3291-3321
  • Archivalia van M.P.H. Roessingh (uit archiefblok O28534, archiefinventaris 2.22.04, diverse inventarisnummers), stukken van vóór 1967: inv.nrs. 3400-3425
Bij de bewerking van het archief vanaf 2012 is de bestaande archiefinventaris van Moerman als uitgangspunt genomen. De aanvullingen van het archief deed de omvang ervan verdubbelen, waarbij het aantal beschrijvingen meer dan verdrievoudigde. Dat maakte aanpassing van de onderverdeling der hoofdrubrieken onvermijdelijk.
Ordening van het archief
Het archief bestaat uit enkele relatief grote series ingekomen en minuten van uitgegane brieven, met bijbehorende agenda’s met namen- en onderwerpenklappers en -indices. Ze vormen de kern van het archief. De chronologische correspondentieseries binnen hoofdrubriek A zijn in twee groepen verdeeld: 1802-1933 en 1934-1966. De scheiding is bepaald door de verandering in de archiefordening per 1934. In de periode tot 1934 was er een centraal archief voor het gehele Algemeen Rijksarchief. Vanaf 1934 vond registratie en ordening der ingekomen en uitgaande brieven per afdeling plaats. De overige bestanddelen, welke naar onderwerp zijn beschreven, zijn geordend in de hoofdrubrieken B, het Algemeen Rijksarchief betreffend, en C, het gehele archiefwezen, waaronder de rijksarchieven in de provincie betreffend. De beschrijvingen van de nagelaten papieren van de rijksarchivarissen en ambtenaren zijn ondergebracht hoofdrubriek D en E. De archiefjes van enkele personen en organisaties, waarvan de administratie in het Algemeen Rijksarchief werd gehouden, en van de tijdelijke rijksarchiefbewaarplaats “De Cannenburgh” te Vaassen, zijn beschreven in de hoofdrubrieken F tot L.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
De primaire toegang op het archief van het Algemeen Rijksarchief is deze archiefinventaris 2.14.03. Mocht daarin evenwel niet direct een aanknopingspunt zijn voor het vinden van de gezochte informatie, dan kan men gebruik maken van de gedrukte Verslagen omtrent 's Rijk oude archieven over de jaren 1865-1967 (inv.nrs. 944-1026), welke tevens in een aantal bibliotheken in den lande beschikbaar zijn. Op de VROA's van de jaren 1878-1921 bestaat een alfabetische klapper, de geplaatst is in de studiezaal van het Nationaal Archief (signatuur S21 A43-50), alsmede een alfabetische namen- en onderwerpenklapper in het archief zelf (inv.nrs. 3203-3232).
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Algemeen Rijksarchief (ARA), nummer toegang 2.14.03, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, ARA, 2.14.03, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De bouwtekeningen van het gebouw van het Algemeen Rijksarchief aan het Bleijenburg zijn van meet af aan afgescheiden gehouden van het gewone archief en als afzonderlijke collectie opgenomen in de grote kaartenverzameling van het Algemeen Rijksarchief. Ze zijn te raadplegen met behulp van archiefinventaris 4.BDB.
In 1956 zijn de archieven van de Oud-Bisschoppelijke Cleresie, welke in 1915 in bewaring zijn genomen, aan het Rijksarchief in Utrecht overgedragen. Bij die overdracht zijn ook de dossiers en correspondentie van het Algemeen Rijksarchief die op het beheer van en informatieverstrekking uit deze OBC-archieven betrekking hebben, aan het Rijksarchief in Utrecht overgegeven. Deze documenten zijn opgenomen in het archief van het Rijksarchief in Utrecht, beheerd door Het Utrechts Archief.
In de jaren zestig zijn de bescheiden, afkomstig van de stichting Archief van de Nederlandse Overzee Trust Maatschappij (voorheen beschreven onder de inventarisnummers 485-489) overgebracht naar het archief van de Nederlandse Overzee Trust Maatschappij. Daar zijn de stukken ingevoegd en beschreven onder de inventarisnummers 1739-1756 van archiefinventaris 2.06.079.
In 1969 zijn de stukken betreffende een onderzoek naar de spelling van plaatsnamen (voorheen beschreven onder de inventarisnummers 606-607), verricht door rijksarchivaris Van den Bergh overgedragen aan de Koninklijke Akademie van Wetenschappen.
Rond 1970 zijn uit het archief van het Algemeen Rijksarchief de stukken verwijderd die betrekking hebben op de rechtspositie van personen die op dat moment in dienst waren van de Rijksarchiefdienst, hetzij bij het Algemeen Rijksarchief, dan wel bij een der rijksarchieven in de provincie. Deze stukken zijn toegevoegd aan de personeelsdossiers die bij de Centrale Directie van de Rijksarchiefdienst waren gevormd. Inmiddels zijn deze dossiers op grond van de vernietigingsvoorschriften ter vernietiging afgevoerd, behoudens enkele dossiers, welke zijn opgenomen in het archief van de Centrale Directie van de Rijksarchiefdienst (archiefinventaris 2.14.18, inv.nrs. 1179-1220).
De in 1961 resp. 1964 opgerichte Afdeling Rijksarchiefinspectie en Centraal Register van Familiearchieven, alsmede het Hulpdepot te Schaarsbergen, hebben hun eigen archieven gevormd die nooit deel hebben uitgemaakt van het conglomeraat van ARA-archieven. Ze hebben steeds behoord tot de zgn. RAD-archieven, omdat deze organisatieonderdelen in 1976 zijn ondergebracht bij de Centrale Directie van de Rijksarchiefdienst (RAD).
Verwante archieven
Relevante en gerelateerde informatie kan gevonden worden in de archieven van die instellingen welke zich, evenals het Algemeen Rijksarchief, met het archiefbeheer en archiefgebruik hebben bezig gehouden. Dat zijn onder meer de instellingen die aanvankelijk behoord hebben tot de organisatie van het Algemeen Rijksarchief, maar zelfstandig archief hebben gevormd:
  • Afdeling Rijksarchiefinspectie 1961-1969, toegang 2.14.10;
  • Centraal Register van Particuliere Archieven 1964-1998, toegang 2.14.26;
  • Hulpdepot van het Algemeen Rijksarchief / de Rijksarchiefdienst te Schaarsbergen 1952-2002, nog geen toegang;
Daarnaast zijn als belangrijke bronnen te raadplegen de archieven van de volgende instellingen en personen:
  • Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland, toegang 2.19.021;
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken 1796-1813, toegang 2.01.12;
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken 1813-1848 (1864), toegang 2.04.01;
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 1848-1876, toegang 2.04.08;
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, toegang 2.04.13;
  • Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Afdeling Kunsten en Wetenschappen 1918-1940, toegang 2.14.45;
  • Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming (1910) 1940-1965 (1981), toegang 2.14.73;
  • Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, 1965-1982, toegang 2.27.19;
  • Hendrik van Wijn [levensjaren 1740-1831], 1431-1831, toegangen 1.13.20 en 1.01.47.35;
  • Jhr J.C. de Jonge [levensjaren 1793-1853], 1244-1881, toegangen 1.13.06 en 1.01.47.30;
  • Bert van 't Hoff [levensjaren 1900-1979], 1929-1979, toegang 3.20.81;
  • Werkarchief van V.E.L. de Stuers [levensjaren 1843-1916] over de jaren (1790) 1859-1916, toegang 2.21.355;
  • Collectie C.G.H. Bloemen (1901-1966) te Maastricht, 1941-1966, toegang 18.D06, berustend in het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht.
Publicaties
Monografieën over de geschiedenis van het Algemeen Rijksarchief bestaan niet. De belangrijkste gedrukte bronnen ter bestudering van dit onderwerp zijn:
  • Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, (over 1866-1877), eerste serie jrg. I (1878) - L (1927) en tweede serie jrg. I (1928) - XL (1967), ’s-Gravenhage 1867-1969;
  • Nederlands Archievenblad, orgaan van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, jrg. 1-100, (Groningen 1892-1996).

Archiefbestanddelen