Archief
Titel
2.16.39 Inventaris van de archieven van de Noodcommissie Luchtvaartterreinen, 1945-1946; Rijkscommissie Luchtvaarttereinen, 1945-1948; Commissie tot Liquidatie van de Subsectie Vliegvelden van het Militair Gezag, 1945-1946
Auteur
Jac. VosCopyright
Nationaal Archief, Den Haag
1979 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Commissies Luchtvaartterreinen Cie. Luchtvaartterreinen
Periodisering
oudste stuk - jongste stuk: 1945-1948
Archiefbloknummer
W26545Omvang
; 122 inventarisnummer(s) 0,90 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Commissie ter Liquidatie van de subsectie Vliegvelden van het Militair Gezag Noodcommissie Luchtvaartterreinen Rijkscommissie Luchtvaartterreinen, , 1945-1946, , 1945-1948Samenvatting van de inhoud van het archief
Het archief betreft de inrichting en het herstel van vliegvelden en landingstrips ten behoeve van de noodvoorziening van Nederland. Voorts de advisering over de vestiging op langere termijn van vliegvelden, met name een centrale luchthaven voor het internationale vliegverkeer. Het archief bevat onder andere notulen, ingekomen en uitgaande stukken en stukken betreffende de organisatie van de commissies, financiële aangelegenheden, stukken betreffende de activiteiten van de commissies, zoals bodemonderzoek, onderzoek betreffende windrichtingen met betrekking tot luchthavens, inrichting van een 'wereldluchthaven', en onderzoek naar regionale luchthavens.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Instelling en werkzaamheden van de commissies
Onmiddellijk na de beëindiging der vijandelijkheden in mei 1945 in Europa, besloot de Nederlandse Regering dat zo spoedig mogelijk maatregelen genomen moesten worden voor de inrichting en herstel van de in Nederland aangetroffen vliegvelden en landingstrips, zowel ten behoeve van de eerste direct noodzakelijke hulpverlening alsook voor de latere economische wederopbouw van Nederland ( Zie het archief Rijksluchtvaartdienst, 1930-1949, ministersbundel nr. 209, 'Rijkscommissie Luchtvaartterreinen'. ) . Hiertoe werden op voorstel van de toenmalige minister van Waterstaat en Wederopbouw, ir. Th. P. Tromp, bij gemeenschappelijke beschikkingen van hem en de Ministers van oorlog en van Marine d.d. 1 juni 1945 twee commissies ingesteld, te weten:- de Noodcommissie Luchtvaartterreinen en
- de Rijkscommissie Luchtvaartterreinen.
Beide commissies dienden nauw met elkaar contact te onderhouden reden waarom zij ten dele uit dezelfde personen werden samengesteld.
De Noodcommissie Luchtvaartterreinen
De taak van de Noodcommissie bestond daarin dat zij op korte termijn maatregelen moest nemen voor de inrichting en het herstel van een door haar te bepalen aantal vliegvelden en landingstrips ten behoeve van de noodvoorziening van Nederland, waarbij zij gebruik diende te maken van de reeds in Nederland aanwezige terreinen. Zonder daarbij de inrichting en het herstel der noodterreinen te vertragen, moest zij zoveel mogelijk het oog gericht houden op de toekomstige behoeften van het nationaal en internationaal burger- en militair-luchtverkeer. De commissie kwam tussen 5 juni en 30 oktober 1945 zesmaal bijeen. Tijdens de eerste vergadering op 5 juni 1945 stelde minister Tromp, dat de indienstname van een vliegveld nabij het centrum des lands van groot belang was voor de voorziening van Nederland met essentiële hoogwaardige voedingsstoffen en geneesmiddelen. Zijns inziens kwam als het meest geschikte terrein daarvoor Schiphol - alhoewel zwaar beschadigd - het eerst in aanmerking. Snelle reparatie zou echter niet betekenen, dat Schiphol het nationale vliegveld van de toekomst zou worden. De beslissing daarover werd aan het oordeel van de Rijkscommissie overgelaten. Deze commissie zou tevens dienen te beslissen welke van de - toen aanwezige 37 - vliegvelden zouden worden gehandhaafd of moesten worden verkaveld. Uit de notulen van de vergadering op 30 oktober 1945 blijkt dat de commissie van mening was dat haar werkzaamheden beëindigd waren en zij zichzelf als "opgeheven"beschouwde. De opheffing de jure geschiedde bij gemeenschappelijke beschikking van 29 januari 1946, nr. 744 van de ministers van Verkeer en Energie, van Openbare Werken en Wederopbouw, van Oorlog en van Marine.-
- Majoor ir. J.B. Pot van het Directoraat van de Luchtstrijdkrachten
-
- A.P. Dekker, Inspecteur bij de Rijksluchtvaartdienst
-
- Luitenant-kolonel ir. J.P. Berdenis van Belekom van het Directoraat van de Luchtstrijdkrachten
- Hoofdofficier-vlieger 2e kl. J.W.F. Backer van het departement van Waterstaat en Wederopbouw
- Ir. H. Meyer, Hoofd van de subsectie Vliegvelden van de sectie IX van de staf van het Militair Gezag
De Rijkscommissie Luchtvaartterreinen
De taak van de Rijkscommissie bestond uit het op korte termijn adviseren van de ministers van Waterstaat en Wederopbouw, van Oorlog en van Marine omtrent de meest geschikte plaatsen binnen Nederland voor en de aanleg, inrichting en onderhoud van:- een in hoofdzaak voor internationaal burgerluchtvaartverkeer te bestemmen centraal luchtvaartterrein, waarbij in het bijzonder gelet behoorde te worden op goede en snelle verbindingen met de voornaamste steden in het land en eveneens op een zodanige bodemgesteldheid en van zodanige afmetingen of uitbreidingsmogelijkheden dat ook in de toekomst aan de door het internationale luchtverkeer te stellen eisen zou kunnen worden voldaan;
- luchtvaartterreinen of landingstrips, die in hoofdzaak voor nationaal burgerluchtverkeer konden worden bestemd;
- luchtvaartterreinen, die uitsluitend of mede voor militair gebruik konden worden bestemd en
- luchtvaartterreinen, die voor sport- en zweefvliegen konden worden bestemd.
De commissie kwam tussen 3 juli 1945 en 20 mei 1948 veertigmaal in plenaire vergadering bijeen. Gedurende deze vergaderingen werd meerdere malen aan deskundigen op diverse deelgebieden de gelegenheid geboden hun visie aan de leden kenbaar te maken. Uit de commissie werd een zogeheten 'kleine commissie 'gevormd, waaraan een aantal deskundigen van o.m. de K.L.M., de Nederlandse Spoorwegen en de Rijkswaterstaat waren toegevoegd. Deze kleine commissie werd speciaal belast met de problemen rond de uitbouw van Schiphol tot een luchthaven van de klasse A voor het transoceanisch, transcontinentaal en internationaal vliegverkeer. Tussen 16 oktober 1945 en 4 februari 1946 had de commissie bovendien een twaalftal bijeenkomsten in het land met provinciale en gemeentelijke bestuurders, autoriteiten van de Rijks-en Provinciale waterstaat en leidende figuren uit het bedrijfsleven terzake van de bestemming van een aantal regionale vliegvelden. Uit de inhoud van een door de Rijkscommissie aan de ministers van Verkeer en Waterstaat, van Oorlog en van Marine gerichte brief van 23 juni 1948 ( Zie inventaris-nummer: 18 ) blijkt, dat door haar is volstaan met het uitbrengen van een aantal tussentijdse adviezen en dat het uitbrengen van een eindrapport achterwege werd gelaten omdat naar haar mening de verdere uitwerking van technische details, welke niet de essentie van de opgezette plannen betroffen, overgelaten diende te worden aan de technische diensten van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam en de Rijksluchtvaartdienst in samenwerking met ander hiervoor in aanmerking komende organen, zoals de Rijkswaterstaat, het ministerie van Oorlog, de Nederlandse Spoorwegen en de K.L.M.. Aan de opdracht inzake een centrale luchthaven ten behoeve van het internationale vliegverkeer heeft de commissie diepgaand haar aandacht geschonken. Hierbij kwam eveneens het, op instigatie van Z.K.H. Prins Bernhard, door het Britse architectenbureau Guy Morgan & Partners ontworpen plan voor een 'terminal airport for Holland' ter tafel. Ofschoon de technische problemen rond de centrale luchthaven zeer veel tijd vroegen, vorderde de keuze van de plaats van dit vliegveld aanmerkelijk minder tijd. Reeds op 15 september 1945 kon men de minister daarover met het rapport nr. 28 adviseren ( Zie inventaris-nummer: 13 ) . De Rijkscommissie heeft nauw samengewerkt met het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft, waarvan de directeur, ir. T.K. Huizinga, tot lid der commissie was benoemd. Door uitvoerige rapporten inzake de bodemgesteldheid van de vliegvelden in Nederland heeft deze dienst van advies gediend. Deze vrij kostbare onderzoeken werden ingesteld op grond van de overweging, dat de afmetingen en de gewichten van de vliegtuigen gedurende de oorlog 1940-1945 aanzienlijk waren toegenomen en dat de opgedane ervaring met het ontwerpen van terreinen en startbaanconstructies op dat tijdstip ontoereikend bleek om de juiste en meest economische wijze van aanleg aan te geven. Ten vervolge op het in haar schrijven van 23 juni 1948 door de commissie aan de minister van Verkeer en Waterstaat gedane verzoek om de werkzaamheden als geëindigd te beschouwen en haar op te heffen, werd bij gemeenschappelijke beschikking van 19 juli 1948, nr. 743 van de ministers van Verkeer en Waterstaat, van Wederopbouw en Volkshuisvesting, van Oorlog en van Marine voldaan.-
- Prof. ir. H.J. Zwiers, lid van het College van Commissarissen voor de Wederopbouw
-
- Ir. H.W. Mouton, Hoofdingenieur bij de Rijkswaterstaat
-
- A.P. Dekker, Inspecteur bij de Rijksluchtvaartdienst
-
- Hoofdofficier-vlieger 2e klasse J.W.F. Backer van het departement van Waterstaat en Wateropbouw
- Ir. T.K. Huizinga, directeur van het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft
- Majoor ir. J.B. Pot van het Directoraat van de Luchtstrijdkrachten
- A.S. Thomson, namens de K.L.M.
- A. Baretta, kapitein van de Generale Staf bij het hoofdbureau van de Generale Staf (Sinds augustus 1945)
- Luitenant-Kolonel H.J.C. Kamsteeg van het ministerie van Financiën (Sinds oktober 1945)
-
- Mr. H.J. Spanjaard van de Rijksluchtvaartdienst
De Commissie Liquidatie "Subsectie Vliegvelden"
( Zie het archief Rijksluchtvaartdienst, 1930 - 1949, ministersbundel nr. 208, 'Organisatie Meyer'. ) Zoals in het voorgaande reeds werd gememoreerd werd aan de Noodcommissie zowel als aan de Rijkscommissie, welke slechts een regelende bevoegdheid hadden, de subsectie Vliegvelden van de sectie IX van het Militair Gezag als uitvoerend orgaan toegevoegd. Toen de eerste vliegvelden in Noord-Brabant door de geallieerden op de Duitsers veroverd waren, bleek namelijk de noodzakelijkheid een instantie in het leven te roepen, die belast kon werden met het toezicht op de grote uitgaven ten laste van 's landskas, nodig voor het weer op korte termijn bruikbaar maken van de zeer ernstig beschadigde vliegvelden voor de oorlogvoering. Hiermede werd een Commissie van Advies belast, welke onder het Militair Gezag ressorteerde. Deze commissie heeft haar werkzaamheden ten aanzien van de vliegvelden terstond ter hand genomen, doch heeft er daarbij wel op gewezen dat het herstel van de vliegvelden een uitvoerende taak was en geen adviserende. Bij gebrek aan een daarvoor geschikt orgaan is toen de Technische Dienst voor de Vliegvelden bij het militair Gezag ingesteld, welke met ingang van 15 maart 1945 overging van de Commissie van Advies naar de sectie IX. Op 26 mei 1945 deed de sous-chef van de Staf van het Militair Gezag aan de minister van Waterstaat en Wederopbouw - toen nog te Londen residerend - het voorstel om de subsectie Vliegvelden, mede in verband met de voorgenomen spoedige liquidatie van het Militair Gezag, onder te brengen bij een "Dienst Vliegvelden" bij zijn departement. Op 26 juni daaraanvolgende kwam een dergelijk verzoek van het Hoofd van de Technische Dienst Vliegvelden eveneens bij de minister binnen. Inmiddels was in de ministerraads-vergaderingen van 28 mei en 5 juni 1945 het besluit genomen dat het Militair Gezag haar bevoegdheden zo spoedig mogelijk diende over te dragen aan de bestaande burgerlijke instanties ( Zie de verslagen van de commissie in inventaris-nummer: 103. ) . De minister van Verkeer en Energie, tot wiens portefeuille de luchtvaartaangelegenheden toen behoorden, richtte zich met zijn schrijven van 18 juli 1945 tot zijn ambtgenoten van Financiën en van Openbare Werken met het voorstel om tot een spoedige liquidatie van de subsectie Vliegvelden te komen en daartoe een speciale liquidatiecommissie in het leven te roepen. Op resp. 2 en 3 augustus gingen de ministers van Openbare Werken van Financiën met dit voorstel akkoord. Met beschikking van 8 augustus 1945, La. A, Rijksluchtvaartdienst werd een "Commissie tot afwikkeling van de aangelegenheden in behandeling bij de Subsectie Vliegvelden van Sectie IX van den Staf van het Militair Gezag" in het leven geroepen. De commissie toog onmiddellijk aan het werk. Er werden tussen 8 augustus en 30 september 1945 een drietal vergaderingen belegd en tevens bezoeken gebracht aan de vliegvelden Eindhoven, Havelte en Deelen, alsmede besprekingen gevoerd op het bureau van de subsectie Vliegvelden te Eindhoven ( Zie de verslagen van de commissie in inventaris-nummer: 103 ) . Op 13 september 1945 werd de vergadering van de Liquidatie Commissie bijgewoond door het Hoofd van de sectie IX van het Militair Gezag, tevens Hoofd van het 'Bureau Vliegvelden", ressorterende onder de Inspecteur der Genie, alsmede het Hoofd van de subsectie Vliegvelden. Tijdens deze bespreking kwam tot uiting dat de genoemde functionarissen de belangen van het ministerie van Oorlog geheel lieten prevaleren boven die van de andere ministeries. Inmiddels werd door de Liquidatie Commissie een schrijven gedateerd 22 september 1945, van het Hoofd van de sectie IX ontvangen, waarin werd medegedeeld dat de Chef Staf van het Militair Gezag onder dagtekening van 17 september 1945 had besloten de subsectie Vliegvelden voorlopig tot 1 december 1945 te handhaven, "ZIJNDE DEZE DIENST DE EENIGE, welke zolang de bijzondere staat van beleg blijft bestaan, over alle vliegvelden het beheer en het onderhoud kan voeren." Bij de Rijksluchtvaartdienst was men de mening toegedaan dat het oorspronkelijke verzoek van 26 mei 1945 van het Militair Gezag tot overname van de werkzaamheden van de subsectie Vliegvelden blijkbaar geruisloos was herroepen waarbij men voorbijging aan de eerder gereleveerde besluiten van de ministerraad ( Nota van de Directeur van de Rijksluchtvaartdienst aan de minister van Verkeer en Energie van 3 oktober 1945 in het archief van de Rijksluchtvaartdienst 1930 - 1949, ministersbundel nr. 208. ) . Bij schrijven van 6 november 1945 richtte de voorzitter van de Rijkscommissie Luchtvaartterreinen zich tot de ministers van Verkeer en Energie, van Openbare Werken, van Oorlog en van Marine. Hierin gaf hij een overzicht van alle instanties, welke zich met vraagstukken betreffende vliegvelden op dat moment bezighielden. Na enkele beschouwingen over het langs elkaar heen werken van deze organisaties kwam hij tot de conclusie dat het zinvol zou zijn alle werkzaamheden in een hand te leggen en dus onder meer de Noodcommissie en de Liquidatie Commissie op te heffen en hun werkzaamheden aan de Rijkscommissie op te dragen. Op 21 november 1945 richtte de voorzitter van de Liquidatie Commissie zich met een schrijven tot de ministers van Verkeer en Energie, van Financiën, van Openbare Werken en van landbouw, visserij en Voedselvoorziening waarin hij stelde: "Gezien het feit, dat de Subsectie Technische Dienst Vliegvelden haar werkzaamheden voortzet tot op het moment, dat het apparaat van deze Subsectie overgaat naar het Ministerie van Oorlog, en verder gezien de arbeid van de Rijkscommissie Luchtvaartterreinen, moge ik u adviseeren de Liquidatie Commissie op te heffen en de werkzaamheden, voorzoover nog noodig op te dragen aan de Rijkscommissie Luchthaventerreinen." De minister van Verkeer en Energie heeft gezien de boven weergegeven adviezen en na mondeling overleg met zijn betrokken ambtgenoten, aan dit verzoek gehoor gegeven. Bij beschikking van 21 januari 1946, La A, Rijksluchtvaartdienst werd de Liquidatie Commissie opgeheven en haar werkzaamheden overgedragen aan de Rijkscommissie Luchtvaartterreinen.-
- H.J.C. Kamsteeg, accountant bij de Generale Thesaurie van het departement van Financiën
-
- A.P. Dekker, Inspecteur bij de Rijksluchtvaartdienst
-
- C.A. Abspoel van het departement van Openbare Werken
- Ir. R.J. Sevenster, directeur van de Dienst Landbouw Herstel
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archivalia van de Noodcommissie en de Rijkscommissie werden in een tiental dozen geborgen aangetroffen. Zij bevonden zich in materieel opzicht in goede staat. Het archief van de Liquidatie Commissie werd als annexis van het archief van Rijksluchtvaartdienst aangetroffen. De materiële toestand was goed.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Blijkens een gevonden aantekening bij de archieven van Noodcommissie en de Rijkscommissie had vernietiging "nagenoeg niet plaatsgevonden; slechts enkele dubbele exemplaren en aanbiedingbrieven van onbeduidend karakter"waren verwijderd. Bij de inventarisatie van het archief van de Liquidatie Commissie heeft vernietiging niet plaatsgevonden.
Ordening van het archief
De bescheiden in alle archieven waren grotendeels per vliegveld geordend, terwijl een kleiner aantal was ondergebracht in een rubriek 'Algemeen". Bij de inventarisatie werd deze indeling gehandhaafd voor zover dit binnen de gekozen indeling van de inventaris mogelijk bleek.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Commissies Luchtvaartterreinen, nummer toegang 2.16.39, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cie. Luchtvaartterreinen, 2.16.39, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar