Terug naar zoekresultaten

2.13.57 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Hoofdafdeling Dienstplichtzaken, 1913-1940 en 1945-1957

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.57
Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Hoofdafdeling Dienstplichtzaken, 1913-1940 en 1945-1957

Auteur

CAS 008

Versie

30-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1986 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Oorlog, Afdeling Dienstplichtzaken
Oorlog / Dienstplicht

Periodisering

archiefvorming: 1913-1957
oudste stuk - jongste stuk: 1853-1957

Archiefbloknummer

D23336

Omvang

; 94 inventarisnummer(s) 1,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Oorlog / 7e afdeling: Militie en Landweer (1910-1914) Ministerie van Oorlog / 7e afdeling: Dienstplicht (1914-1928) Ministerie van Defensie / 7e afdeling: Dienstplicht (1928-1940) Ministerie van Oorlog / Afdeling A3: Dienstplicht (1945-1951) Ministerie van Oorlog / Afdeling Dienstplicht (1951-1955) Ministerie van Oorlog / Hoofdafdeling Dienstplichtzaken (v.a., , 1955)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Hoofdafdeling Dienstplichtzaken van het Ministerie van Oorlog bestaat grotendeels uit stukken met betrekking tot de taakuitvoering. Het gaat onder meer om stukken betreffende de wetgeving, en onderwerpen als inschrijving, keuring en indeling van dienstplichtigen, de werkelijke dienst en groot verlof, vrijstelling, gewetensbezwaren en vervangende dienstplicht.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie
Bij diverse organisatiewijzigingen kreeg de organisatie-eenheid die de dienstplichtzaken behartigde een andere plaats binnen het ministerie toegewezen. Tevens veranderde daarbij de naamgeving:
1910 7e afdeling: Militie en Landweer
1914 7e afdeling: Dienstplicht
1945 Afdeling A3: Dienstplicht
1951 Afdeling Dienstplicht
1955 Hoofdafdeling Dienstplichtzaken
Hierna zal alleen de laatste naam gebruikt worden voor de gehele periode.
Ook het departement veranderde van naam: in 1928 werden de ministeries van Oorlog en van Marine samengevoegd tot het ministerie van Defensie. In 1945 was de situatie van vóór 1928 hersteld.
Tijdens de Duitse bezetting van ons land in de jaren 1940-1945 zetelde de wettige regering in Londen. De bezetter stelde in Nederland een Commissariaat voor de Belangen van de Voormalige Nederlandse Weermacht in.
Taakuitvoering
Algemeen
De belangrijkste taak van de hoofdafdeling Dienstplichtzaken was het doen vervullen van de dienstplicht: enerzijds de voorbereiding en bekendmaking van regels, anderzijds de uitvoering daarvan of het toezien op de uitvoering door andere organen. Daarnaast was er ook enige bemoeienis met niet-dienstplichtige categorieën van militair personeel.
Militaire dienstplicht
De dienstplicht was aan het begin van de onderhavige periode geregeld in de Militiewet ( Wet van 2 februari 1912 tot regeling van de verplichtingen ten aanzien van de militie, Stb. 21. ) , de Landweerwet ( Wet van 24 juni 1901 tot regeling van de landweer en van de opheffing van de schutterijen, Stb. 160. ) en de Landstormwet ( Wet van 28 april 1913 tot regeling van de verplichtingen ten aanzien van den Landstorm, Stb. 149. ) . Men werd landweerplichtig na het vervullen van de militieplicht. De landstormplicht gold alleen in tijd van oorlog. Militie, landweer en landstorm werden opgeheven door het in werking treden van de Dienstplichtwet op 1 maart 1922 ( Wet van 4 februari 1922 houdende een nieuwe regeling van den dienstplicht, Stb. 43. ) .
Na de bevrijding in 1945 was het nieuwe Nederlandse leger aanvankelijk samengesteld uit leden van de Binnenlandse Strijdkrachten en uit oorlogsvrijwilligers. De ontwikkelingen in Nederlands-Indië leidden al spoedig tot herinvoering van de dienstplicht. De lichtingen 1945 en 1946 kwamen op in 1946. De positie van de lichtingen 1941-1944 werd zodanig geregeld, dat de meeste dienstplichtigen niet in werkelijke dienst hoefden. Veel regeringsbesluiten uit de jaren 1940-1947 met betrekking tot de dienstplicht werden genomen in strijd met de wet: een machtigingswet sanctioneerde al deze besluiten in 1947.
Voor het doen vervullen van de dienstplicht had de hoofdafdeling Dienstplichtzaken te maken met de volgende onderwerpen:
  • Inschrijving: alle Nederlandse mannen waren tot op zekere leeftijd dienstplichtig, behalve bepaalde bij verdrag uitgezonderde categorieën. De burgemeester schreef jaarlijks alle dienstplichtigen die op dat moment in het bevolkingsregister voorkwamen in voor de dienstplicht.
  • Aannemen van vrijwilligers: voor niet-dienstplichtigen bestond de mogelijkheid om een verbintenis te sluiten als vrijwilliger op voet van gewoon dienstplichtige.
  • Keuring, selectie en indeling: de keuring voor de dienstplicht was opgedragen aan keuringsraden, later indelingsraden genoemd. Wegens keuring gemaakte kosten werden vergoed. Selectie naar functie en indeling naar onderdeel geschiedden in eerste instantie op basis van bovengenoemde keuring. Herkeuring kon gebeuren op twee verschillende gronden: enerzijds herkeuring voor de dienstplicht, sinds 1948 uitsluitend uitgevoerd door de Centrale Herkeuringsraad, anderzijds herkeuring voor verandering van functie of onderdeel, uitgevoerd door diverse herkeuringscommissies.
  • Aanwijzing voor de zeemacht: het aantal voor de zeemacht te bestemmen dienstplichtigen was aanvankelijk aan een wettelijk maximum gebonden. Deze groep van gewoon dienstplichtigen werd aangeduid als de zeemilitie, ook nog lange tijd na opheffing van de militiewet.
  • Bestemming tot gewoon c.q. buitengewoon dienstplichtige: wie niet voorgoed ongeschikt was verklaard, werd in principe bestemd voor dienst als gewoon dienstplichtige. Lange tijd was er een wettelijk maximum gesteld aan het aantal per lichting voor gewone dienst te bestemmen militairen. Tot 1938 werd door middel van een landelijke loting bepaald, wie het gemeentelijk aandeel in de lichting moesten dragen. Wie dan werd ingeloot, was gewoon dienstplichtig.
  • Vrijstelling van dienst (als gewoon dienstplichtige): de wet gaf bepaalde gronden voor vrijstelling van militaire dienst, later genoemd vrijstelling van dienst als gewoon dienstplichtige.
  • Verlening van uitstel van eerste oefening was in bepaalde gevallen ook mogelijk.
  • Uitsluiting: wie bepaalde strafbare feiten had gepleegd, kon geheel van de dienst worden uitgesloten.
  • Inlijving: alle dienstplichtigen die niet waren uitgesloten, voorgoed ongeschikt verklaard of op andere gronden ontslagen van militaire dienstplicht, werden ingelijfd in de krijgsmacht. Voor gewoon dienstplichtigen viel het tijdstip van inlijving meestal samen met dat van opkomst voor eerste oefening. Alle anderen werden buiten tegenwoordigheid ingelijfd.
  • Werkelijke dienst en groot verlof: tussen de momenten van inlijving en ontslag was de dienstplichtige in werkelijke dienst of met groot verlof. Op enkele aspecten van het verblijf in werkelijke dienst zal hieronder worden ingegaan.
  • Dienst als gewoon c.q. buitengewoon dienstplichtige: tot opkomst in werkelijke dienst waren buitengewoon dienstplichtigen alleen verplicht in geval van mobilisatie wegens oorlog, oorlogsgevaar of buitengewone omstandigheden. Gewoon dienstplichtigen moesten bovendien ook opkomen voor de eerste oefening en voor herhalingsoefeningen.
  • Uitzending: in de jaren 1946-1949 werden dienstplichtigen tijdens hun eerste oefening verplicht naar Nederlands-Indië uitgezonden.
  • Diverse regelingen betreffende werkelijke dienst: behalve de eerdergenoemde, reeds vóór de inlijving aan te vragen uitstel- of vrijstellingsmogelijkheden, kon ook ná de inlijving nog uitstel of vrijstelling van diverse vormen van werkelijke dienst worden verkregen. Daarnaast bestonden er bepaalde vergoedings- en verlofregelingen voor wie in werkelijke dienst verbleef.
  • Duur van het verblijf in werkelijke dienst: deze hing onder andere af van de reden waarom men in werkelijke dienst was, bijvoorbeeld voor eerste oefening of voor herhalingsoefening. De bepalingen betreffende de duur varieerden sterk in de loop van de jaren. Daarnaast konden dienstplichtigen door collectieve verplichting of door vrijwillige verbintenis extra lange tijd in werkelijke dienst doorbrengen. Deze verplichting gold onder meer voor dienstplichtigen die tot officier benoemd waren.
  • Reservepersoneel: door hun benoeming tot officier gingen dienstplichtigen over naar het reservepersoneel, dat in tijd van oorlog als aanvulling op het beroepspersoneel moest voorzien in de behoefte aan kader.
  • Ontslag: de duur van de dienst als geheel hing af van de categorie militairen waartoe men behoorde. De bepalingen hieromtrent varieerden in de loop der jaren.
Gewetensbezwaren
In 1923 werd de Dienstweigeringswet ( Wet van 13 juli 1923 betreffende dienstweigering, Stb. 357. ) van kracht. Gewetensbezwaren tegen het doden van mensen konden op grond van deze wet worden erkend. Een verzoek om erkenning kon op ieder moment vanaf de goedkeuring als dienstplichtige worden ingediend. De Commissie van Advies voor de Dienstweigeringswet adviseerde de minister over erkenning of afwijzing van de ingediende bezwaren.
De wet onderscheidde twee soorten bezwaren. Erkenning van bezwaren die zich beperkten tot het zelf hanteren of dragen van een wapen, leidde tot (over)plaatsing in een ongewapende functie. Erkenning van bezwaren tegen de vervulling van militaire dienst van welke aard ook, leidde tot vervangende dienstplicht.
Vervangende dienst kon worden vervuld bij overheidsdiensten en bij instellingen die in het algemeen belang werkzaam waren. Deze dienst duurde enkele maanden langer dan de eerste oefening. Overigens werden tewerkgestelden zoveel mogelijk behandeld in overeenstemming met gewoon dienstplichtigen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De begindatum van het archief werd bepaald door het feit, dat de oudere archivalia van de hoofdafdeling Dienstplichtzaken met het archief van het Ministerie van Oorlog 1813-1913 zijn overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. Overigens begon de hoofdafdeling al in 1905 een eigen archief te vormen.
De einddatum is een gevolg van de invoering van enkele wijzigingen in de registratuur van de hoofdafdeling per 1 september 1957.
Het archief is over de periode tot 1928 zeer incompleet. Verder zijn de meeste stukken over het lopende jaar in mei 1940 waarschijnlijk vernietigd wegens de Duitse inval.
In de loop van de jaren 1964-1971 is het archief in gedeelten overgedragen aan het Centraal Archievendepot van het Ministerie van Defensie. Daar werd een klapper vervaardigd op de namen van individuele dienstplichtigen.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
De omvang van het archief bedroeg 7 meter. De selectie ter vernietiging is verricht met behulp van de vernietigingslijst van het Ministerie van Defensie Stcrt. 21 juni 1979 no. 118, en de in 1983 opgemaakte concept-vernietigingslijst voor het archief van de Directie Dienstplichtzaken van dit Ministerie. De machtiging tot vernietiging werd op 17 januari 1985 verleend door het hoofd van de Centrale Afdeling Post- en Archiefzaken.
Het voor bewaring bestemde gedeelte heeft een omvang van 1,5 meter. Van het voor vernietiging vatbare gedeelte van 5,5 meter lengte is een gedeelte van 1,5 meter niet werkelijk vernietigd. Het betreft hier sterktestaten van legereenheden over de periode 1927-1934, die voor documentaire doeleinden zullen worden overgedragen aan de Sectie Militaire Geschiedenis van de Landmachtstaf.
Verantwoording van de bewerking
Het archief bestond uit dossiers die chronologisch waren gerangschikt naar datum van afdoening. Door het ontbreken van agenda's of andere ingangen dan de naamindex van individuele dienstplichtigen was het archief zeer ontoegankelijk voor niet-persoonsgericht onderzoek.
Om het voor bewaring bestemde gedeelte weer toegankelijk te maken, werden de stukken herordend door het vormen van zo veel mogelijk onderwerpsdossiers. Dit in navolging van de eerdere bewerking van het archief van de Directie Dienstplichtzaken (1922) 1957-1982.
De onder de rubriek "Taakuitvoering" geplaatste subrubriek "Vervangende dienstplicht" bevat alleen stukken betreffende de tewerkstelling van erkende gewetensbezwaarden. Stukken betreffende erkenning van gewetensbezwaren zijn geplaatst onder "Militaire dienstplicht", omdat men pas na erkenning werd ontslagen van de militaire verplichtingen. De indeling van de subrubrieken onder "Militaire dienstplicht" is ten dele in overeenstemming gebracht met de volgorde waarin een dienstplichtige met die onderwerpen te maken kon krijgen.
De hoofdindeling van het onderhavige archief wijkt enigszins af van die van het archief over de periode 1957-1982, omdat een groot aantal stukken werd aangetroffen dat de werkelijke dienst in het algemeen betreft. Op grond hiervan werd binnen de rubriek "Militaire Dienstplicht" de scheiding gelegd bij de inlijving. De indeling van de onderwerpen vóór de inlijving stemt overeen met die van de betreffende onderwerpen in het archief over 1957-1982. De indeling van de onderwerpen vanaf de inlijving is in overeenstemming gebracht met die van de Dienstplichtwet, waarin de werkelijke dienst als een eigen rubriek voorkomt.
Het bestaan van hiaten is in de datering van de beschrijvingen niet aangegeven.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Oorlog, Afdeling Dienstplichtzaken, nummer toegang 2.13.57, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Oorlog / Dienstplicht, 2.13.57, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Stukken betreffende dienstplichtzaken tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 moeten gezocht worden ofwel in het Londens Archief van het Ministerie van Defensie ofwel in het archief van het Commissariaat voor de Belangen van de Voormalige Nederlandse Weermacht. Voor eerstgenoemde, zie:
2.13.71 - Inventaris van de archieven van het Ministerie van Defensie te Londen [1940-1941]; Ministerie van Oorlog te Londen [1941-1945]; Departement van Oorlog: Bureau Londen [1945-1947], (1933) 1940-1947 (1974)
Stukken van na 1 september 1957 zijn te vinden in het archief van de Directie Dienstplichtzaken van het Ministerie van Defensie (1922) 1957-1982 ( Inventaris van het archief van de Directie Dienstplichtzaken van het Ministerie van Defensie (1922) 1957-1982, Centrale Archief Selectiedienst, Winschoten, 1985, inventarisnummer 77. ) . Dit geldt ook voor alle dossiers die vóór 1 september 1957 werden aangelegd, doch pas daarna afgesloten.
Publicaties
Geraadpleegde literatuur Dienstplicht: I Historie en wetgeving. 's-Gravenhage: Hoofden van Dienst van de Protestantse en Rooms-Katholieke Geestelijke Verzorging bij de Krijgsmacht, 1969 ( Kernvraag nr. 4) Dienstplicht: II en Gewetensbezwaren. 's-Gravenhage: Hoofden van Dienst van de Protestantse en Rooms-Katholieke Geestelijke Verzorging bij de Krijgsmacht, 1969 ( Kernvraag nr. 5) Dienstweigeraars over dienstweigering en verzet tegen het militarisme vanaf de eeuwwisseling tot nu / Guus Termeer (et al.). Amsterdam: Link, 1984 Oosterhoff, P.W., De dienstplicht, in: Militair Rechterlijk Tijdschrift dl. 41, 1948.
Archieven Inventaris van het archief van de Directie Dienstplichtzaken van het Ministerie van Defensie (1922) 1957-1982.Centrale Archief Selectiedienst: Winschoten, 1985.