Terug naar zoekresultaten

2.06.076.11 Inventaris van het archief van het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie en voorgangers, 1939-1950

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.076.11
Inventaris van het archief van het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie en voorgangers, 1939-1950

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1996 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie
Rijksbureau Papier

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1939-1950

Archiefbloknummer

E20120

Omvang

; 342 inventarisnummer(s) 4,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijksbureau voor Papier Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën, Sectie Grafische Industrie Tijdelijk Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie Tijdelijk Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie (Sectie Grafische Industrie) Tijdelijk Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie (Sectie Papier en Papierverwerkende Industrie)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Ondanks de neutraliteit had de Eerste Wereldoorlog in Nederland tot schaarste en distributieproblemen geleid. Hernieuwde oorlogsdreiging en de mogelijkheid van een terugkerende schaarste waren de aanleiding voor de Distributiewet van 1939. Een (niet met name genoemd) gevolg van de wet was de oprichting van diverse Kernbureaus voor handel en nijverheid. Zonder een uitgebreid ambtelijk apparaat moesten zij voorbereidingen treffen om zonodig de schaarste binnen de sector zo doeltreffend mogelijk het hoofd te kunnen bieden. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939, werden de Kernbureaus omgezet in, uiteindelijk twintig, Rijksbureaus met een doorlopend sterk groeiend ambtelijk apparaat.
Aan het hoofd van de Rijksbureaus stond vaak een topfiguur van een vooraanstaand bedrijf uit de industrietak, ondersteund door ambtenaren en vertegenwoordigers van de vakcentrales. Na inventarisatie van de importmogelijkheden, voorraden en behoeften, trachtte men met behulp van prijsvorming, fabricagevoorschriften en distributiebeschikkingen te komen tot een zo doeltreffend en rechtvaardig mogelijke verdeling en verspreiding van goederen onder (detail)handel en het publiek en van grondstoffen, productiemiddelen en verdere faciliteiten onder de fabrikanten en verwerkende industrieën. Het was de bedoeling dat hierbij geen enkel bedrijf boven andere bevoordeeld zou worden: de onderlinge concurrentiestrijd moest voor de duur der schaarste opgeschort worden. De vele regelingen werden meestal niet kenbaar gemaakt via de reguliere weg van publicatie in de staatscourant, maar door middel van circulaires.
In het zuiden van Nederland bestond in de periode september 1944 - mei 1945 vaak een Tijdelijk Rijksbureau voor de bevrijde gebieden, onder leiding van het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Algemeen
In de papierindustrie, die grotendeels op aanvoer van overzeese grondstoffen, vnl. uit Scandinavië, was aangewezen (o.a. houtslijp en cellulose), trad de overheid reeds direct bij het uitbreken van de oorlog in 1939 regelend op ten aanzien van de grondstoffenvoorziening en de produktie ( Centraal Bureau voor de Statistiek, Economische en Sociale Kroniek der Oorlogsjaren 1940-1945, Utrecht 1947, blz.59. ) . De omvang van de produktie werd vastgesteld op een maximum, overeenkomend met de gemiddelde produktie van enkele voorafgaande jaren. Na de bezetting namen de moeilijkheden voor deze industrie nog hand over hand toe. De invoer van grondstoffen liep belangrijk terug. Bovendien kreeg de papierindustrie met een groot en toenemend tekort aan brandstoffen en energie te kampen. Het verbruik van steenkolen etc. bijvoorbeeld was in 1943 tot 33% van dat in 1938 gedaald; voor gas en elektrische stroom bedroeg dit percentage respectievelijk 63 en 56. Daarbij kwam dat de afleveringen van brandstoffen zeer vertraagd werden, o.a. doordat zij vaak bij die van andere industrieën achter werden gesteld. Zo werd door gebrek aan vooral brandstoffen en ook grondstoffen de produktie in de bezettingsjaren steeds meer beperkt.
De grondstoffensamenstelling van elke papiersoort werd door het Rijksbureau voor Papier voorgeschreven. Houtcellulose, dat gebruikt wordt bij de vervaardiging van het zgn. houtvrije papier en waarvan de invoer belangrijk terugliep, werd meer en meer vervangen door houtslijp, stro-(riet-)cellulose van binnenlandse herkomst en oud papier. De inzameling van oud papier werd van overheidswege sterk bevorderd, maar de beschikbare voorraden hiervan waren uiteraard beperkt en bovendien moesten hiervan nog belangrijke hoeveelheden aan Duitsland geleverd worden (in 1941, 1942 en 1943 respectievelijk 5.700, 11.300 en 12.700 ton).
Houtslijp werd aanvankelijk nog in vrij ruime mate aangevoerd, maar deze aanvoer verminderde in de latere oorlogsjaren belangrijk, zodat voor genoemde grondstof gedeeltelijk strocellulose in de plaats moest worden gesteld. In de laatste maanden van 1943 werd de produktie van courantenpapier, waarvoor veel houtslijp gebruikt wordt, gestaakt en was men voor deze papiersoort geheel op de invoer (o.a. uit Finland) aangewezen. De door deze stopzetting vrijgekomen brandstof werd gebruikt om de produktie van strocellulose, waarvan de invoer onbelangrijk was, te vergroten. Slechts een enkele fabriek werd op last van de bezettingsautoriteiten stilgelegd; deze werd nadien geheel ingeschakeld bij de produktie van stro-(riet-)cellulose. Door enkele fabrieken werd eind 1940 de vervaardiging van spinpapier voor de textielindustrie ter hand genomen.
De voortdurende inkrimping van de produktie had uiteraard ontslag van personeel en aanvankelijk ook verkorting van de arbeidsduur tot gevolg. De inkrimping ging ook vergezeld van een belangrijke vermindering van de invoer van papier, vooral na 1941, met het gevolg dat de voorziening in de binnenlandse behoefte aan papier sterk in het gedrang kwam.
Het verbruik van papier werd dan ook rigoureus beperkt. De beschikbare hoeveelheid courantenpapier werd door middel van aankoopvergunningen door de Sectie Grafische Industrie van het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën (in 1943 werd deze Sectie met het Rijksbureau voor Papier gecombineerd) over de courantenbedrijven verdeeld. De overige drukkerijen kregen het benodigde papier eveneens door de Sectie Grafische Industrie toegewezen. Ook het verbruik van papier in de papierwarenindustrie werd sterk aan banden gelegd. De verdeling van het papier over deze fabrieken geschiedde eveneens door middel van door het Rijksbureau voor Papier te verlenen aankoopvergunningen. De beschikking 'Fabricagevoorschriften voor de papier- en papierverwerkende industrie nr 1' van 15 juli 1941 gaf niet alleen fabricagevoorschriften, o.a. betreffende de soorten papier die bij de vervaardiging van bepaalde artikelen moesten worden gebruikt, formaatvoorschriften e.d., maar hield ook een verbod in van de fabricage van een groot aantal artikelen. In juli 1943 werden deze voorschriften nog verscherpt, onder meer doordat de lijst met verboden artikelen werd vervangen door een lijst van artikelen waarvan de fabricage nog wel was toegestaan. De beschikking 'Verpakkingsvoorschriften voor papier en karton 1943' van november 1943 verbood artikelen bij levering aan verbruikers in nieuw papier of karton te verpakken; enkele uitzonderingen waren toegestaan o.a. voor bepaalde categorieën levensmiddelen. Voor bepaalde branches (bijvoorbeeld de enveloppenindustrie) werden zgn. ordercommissies ingesteld welke tot taak hadden de orders op haar urgentie en uit technisch oogpunt (bijvoorbeeld of op het papier bezuinigd kon worden) te beoordelen. De papierfabrikanten werkten slechts in beperkte mate voor de Duitse behoeften (vnl. loonorders), de uitvoer van papier was tijdens de oorlog betrekkelijk gering.
De strokartonindustrie exporteerde voor de oorlog ongeveer 85% van haar produktie, in hoofdzaak naar Engeland. Toen na de bezetting deze export stil kwam te liggen, kromp de bedrijvigheid dan ook belangrijk in. De produktie werd op maximaal 60 (later 65) % van de capaciteit van de fabrieken vastgesteld, maar de meeste fabrieken bleven ver beneden dit quotum; enkele kwamen zelfs tijdelijk stil te staan. Na enige maanden echter trad een -zij het geringe- verbetering in, omdat voor de weggevallen overzeese uitvoer een kleine compensatie werd gevonden in de toenemende export naar Duitsland, in het bijzonder van stropapier. Bovendien gingen verschillende fabrieken over tot het vervaardigen van nieuwe artikelen van stro (bijvoorbeeld bouwplaten); dit streven werd sterk bevorderd door de onderzoekingen van het proefstation voor stroverwerking.
Medio 1941 volgde echter weer een terugslag, doordat vele fabrieken met een ernstig tekort aan grondstoffen en brandstoffen kregen te kampen. Een groot gedeelte van het stro was nl. voor het bezettingsleger gevorderd of werd bestemd voor export naar Duitsland. Enkele fabrieken, die zich in het bijzonder bezig hielden met het vervaardigen van speciale artikelen van stro, werkten op volle capaciteit.
Begin 1942 ontstond, mede door de strenge vorstperiode, een zodanig gebrek aan brandstoffen, dat de meeste fabrieken tijdelijk stil kwamen te liggen. In april werd de produktie op beperkte schaal hervat. De brandstoffenpositie bleef echter precair en dit was mede de oorzaak dat medio 1942 van de 19 strokartonfabrieken er 12 werden stilgelegd. In juli 1943 werden er nog 2 ondernemingen gesloten, zodat er nadien nog slechts 5 in bedrijf waren. De produktie van karton daalde zodoende belangrijk, terwijl de behoefte daarentegen voortdurend toenam, wegens het gebrek aan ander emballagemateriaal (hout, glas, metaal). Sinds medio 1942 produceerden verschillende fabrieken als bijprodukt methaangas uit het afvalwater van de fabrieken; voor dit procédé werden extra brandstoffen beschikbaar gesteld.
Niettegenstaande de sluiting van de meeste fabrieken hadden de nog werkende bedrijven toch met een tekort aan volwaardig personeel te kampen, o.a. wegens de tewerkstelling in Duitsland. Van belang is ook dat, de grote transportmoeilijkheden vaak oorzaak waren van achterstand in het door het Rijksbureau voor Papier vastgestelde produktieprogramma.
Tijdens de oorlog ging een groot deel van de papierindustrie verloren of was buiten werking gesteld. Het vermogen van de installaties telde in 1948 ruim een kwart PK's minder dan aan het einde van de jaren dertig. Vanaf dat moment ging de papieren samenleving echter snel naar haar hoogtepunt. Bevolking en economie groeiden, de welvaart steeg. Het bedrijfsleven in het algemeen plaatste steeds meer orders voor pakpapier, de drukkerijen voor grafische papier. De consument begon in plaats van repen papier en stukken textiel wc papier, maandverband, papieren zakdoekjes, papieren luiers en keukenpapier te gebruiken.
Behalve dit proces van schaalvergroting, werd de naoorlogse papierindustrie eveneens gekenmerkt door een proces van internationalisering. De grondstoffenprijzen van papier maakten na 1945 internationaal een enorme stijging door. De Britse regering, gevolgd door onder meer de Franse, legde als reactie hierop de invoer aan banden en stelde lagere maximumprijzen vast. Het gevolg was dat de grondstoffenprijzen over de gehele linie daalden en daarmee ook die van de eindprodukten. Op korte termijn was het effect hiervan ongunstig voor de Nederlandse papierindustrie. De handelaren en verbruikers beperkten hun aankopen en teerden in op hun voorraden. Op langere termijn profiteerden zij echter van deze ontwikkeling. De papierprijzen gingen minder omlaag dan die van de grondstoffen, zodat de fabrikanten op een grotere marge per eenheid produkt konden rekenen. De kosten van hout, cellulose en energie stabiliseerden zich na 1950.
Rijksbureau voor Papier
Vanuit het Kernbureau Papier en Cellulose (1938-1939) ontstond op 28 augustus 1939, krachtens een beschikking van de Minister van Economische Zaken ( Papierbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 28 augustus 1939, no. 47279 N. (Stcrt. 168A). Ingetrokken bij de Beschikking Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie 1943. ) , het Rijksbureau voor Papier, waarbij papiergrondstoffen als distributiegoederen werden aangewezen. Het werd gevestigd te Amsterdam. Het werd opgericht om werkzaam te zijn op het gebied van regeling en controle van de produktie van papier en om toezicht te houden op de prijsvorming en prijsbeheersing.
Met papiergrondstoffen werden bedoeld: cellulose, papierhout, houtslijp, harszeep, hars, oud papier, papierafval en lompen, voor zover niet bestaande uit wol of grotendeels uit wol dan wel uit katoen of grotendeels uit katoen.
De dagelijkse leiding stond onder een directeur en een Commissie van Bijstand. Men hield zich voornamelijk bezig met de voorbereiding op eventuele schaarste, als gevolg van het wegvallen van de import, in geval van een gewapend conflict, waar Nederland al dan niet bij betrokken zou zijn. Toen het land inderdaad in de oorlog betrokken werd, moesten de distributiemaatregelingen in alle scherpte worden toegepast. Het Rijksbureau kwam onder Duitse supervisie te staan, onder een directie en een Bestuur dat toezicht hield.
De volgende dispensaties en nadere beschikkingen werden uitgevaardigd:
  • Opgave vervaardiging papierwol (in samenwerking met ROMEA)
  • Besluit Inlevering Gebruikt Papier ( Besluit Inlevering Gebruikt Papier van 2 november 1942, no. 305, Pers Dienst. )
  • Papierbesparingsvoorschriften 1941 nr 1 (Rijksbureau Papier in samenwerking met de Sectie Grafische Industrie)
In juli 1943 werd het Rijksbureau voor Papier samengevoegd met de Sectie Grafische Industrie van het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën tot het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie.
Sectie Grafische Industrie
In augustus 1940 werd het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën opgericht ( Beschikking verwerkende Industrieën 1940 nr 1, Beschikking van de Secretaris Generaal van 5 augustus 1940, no. 37623 N. (Stcrt. 150). Ingetrokken bij de Metalenbeschikking 1947. ) . Hierbij werden verschillende Secties ingericht, nl. de Sectie Keramische Industrie, de Sectie Linoleum, de Sectie Openbare Nutsbedrijven, de Sectie Elektrotechnische Industrie en de Sectie Grafische Industrie. Deze Sectie Grafische Industrie werd in augustus 1940 ingesteld ( Sectie Grafische Industrie, ingesteld bij Beschikking van de Secretaris Generaal, van 5 augustus 1940, no. 37623 N. (Stcrt. 150). Ingetrokken bij de Beschikking Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie 1943. ) .
Als distributiegoederen voor deze Sectie werden aangewezen de werktuigen voor de grafische industrie, met inbegrip van de boekdrukletter en letterwit.
In 1943 verscheen als aanvulling de Beschikking Goedkeuring Drukwerkorders 1943.
Het vervaardigen van diverse drukwerken was verboden. Met ingang van 15 januari 1942 was voor de uitvoering van elke drukwerkorder, waarin meer dan 5 kg papier werd verwerkt, een vergunning van de Sectie Grafische Industrie vereist. In juni 1942 werd de grens van 5 kg verlaagd tot 2,5 kg, terwijl met ingang van 1 juli 1943 voor de uitvoering van elke order een goedkeuring nodig was. Bij het drukken gebruikte men ter besparing van papier veelal een kleiner lettertype dan voorheen, terwijl het formaat van de drukwerken werd verkleind. De omvang van de dag-, week-, en maandbladen werd successievelijk belangrijk ingekrompen en de oplaag beperkt. Bovendien werden verschillende dagbladen opgeheven, hoewel bij dit laatste vaak ook politieke overwegingen van de bezetter een belangrijke rol speelden. Met ingang van 15 juni 1942 werden de ochtendbladen van couranten, welke 2 keer per dag verschenen, opgeheven. Voor politiek gewenst drukwerk werd evenwel op last van de bezetter in voldoende mate papier beschikbaar gesteld.
In juli 1943 werd de Sectie Grafische Industrie samengevoegd met het Rijksbureau voor Papier tot het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie.
Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie
Uit een samenvoeging van het Rijksbureau voor Papier en de Sectie Grafische Industrie van het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën ontstond in 1943 het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie ( Beschikking Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie 1943, Beschikking van de Secretaris Generaal van 30 juni 1943, no. 30079 N. (Stcrt. 1240), m.i.v. 1 juli 1943. In de bekendmaking van 15 juni 1943 (no. 30433 N.G.), opgenomen in de Staatscourant nr 113, wordt melding gemaakt van het Rijksbureau voor Papier en Grafische Industrie. Na protest van de Bedrijfsgroep Papier- en Papierverwerkende Industrie, dat zich tekort gedaan voelde, werd dit veranderd in het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie. ) . Het werd gevestigd te Amsterdam.
De volgende distributiegoederen behoorden tot het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie:
  • Papiergrondstoffen ( Uit artikel 1 van de Beschikking Papier, Papierverwerkende eb Grafische Industrie 1943. ): lompen, oud papier, cellulose, houtslijp en houtmeel, bestemd voor de vervaardiging van papier en papierwaren; hout en houtafval, dat overeenkomstig de bepalingen van de directeur van het Rijksbureau voor Hout verwerkt mocht worden tot houtslijp, cellulose of houtmeel, voor zover dit hout en houtafval ter beschikking was van en aanwezig was bij een natuurlijke of rechtspersoon, die van de be- of verwerking van papiergrondstoffen tot andere papiergrondstoffen zijn normaal bedrijf maakte; stro, bestemd om te worden verwerkt tot strocellulose en tot strokarton, strovezelplaten of aanverwante produkten;
  • Papier: alle soorten papier en karton, waaronder strokarton, alsmede cellulose-foliën, een en ander m.u.v. hardpapier, als bedoeld in de Chemische Produktenbeschikking 1941 nr 1;
  • Papierwaren: artikelen, welke geheel of voor het grootste gedeelte uit papiergrondstoffen of uit papier waren vervaardigd, m.u.v. druk- en bindwerk, stencils, carbonpapier, lichtgevoelig papier, viltzeil, asphaltbitumenpapier, teerpapier en van vervangingsmiddelen van jute, als bedoeld in de Jutebeschikking nr 2;
  • Drukwerk: ieder produkt van een drukkerij, waarbij het accent kennelijk was gelegen op het geschrevene en/of geïllustreerde, dat door drukmachines was vermenigvuldigd, onverschillig of het stuksgewijze, dan wel in hoeveelheden in de handel werd gebracht;
  • Bindwerk: ieder produkt van een boekbinderij, onverschillig of het stuksgewijze, dan wel in hoeveelheden in de handel werd gebracht;
  • Grafische machines: zetmachines, alle soorten drukpersen, met inbegrip van kantoordrukmachines, boekdrukletter en letterwit, vouw- en linieermachines.
De volgende dispensaties en nadere beschikkingen verschenen:
  • Beschikking Goedkeuring Drukwerkorders
  • Verpakkingsvoorschriften voor papier en karton 1943 nr 1
  • Kalenderregeling 1944
  • Beschikking Meerkleurendruk 1944
In 1950 werd het Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie samengevoegd met het Centraal Rijksbureau
Tijdelijk Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie
Als gevolg van oorlogshandelingen werd de papierverwerkende en grafische sector eind 1944 afgesneden van haar centrale bestuursorgaan in het noorden en kwam daardoor onder het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid te staan. Zo werd het Tijdelijk Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie opgericht. Het stond onder leiding van een tijdelijke directeur, die totdat het centrale Rijksbureau bevrijd was dezelfde volmachten had. De werkzaamheden waren door de aard van de beschikking identiek aan die van het moederbureau in Amsterdam. Toen na mei 1945 het gehele Nederlandse grondgebied bevrijd was, werden de bevoegdheden weer ingetrokken d.m.v. een verordening in het Publicatieblad van het Militair Gezag ( Publicatieblad Militair Gezag, 8 juni 1945, nr 124. ) .
Nederlands Papier Bureau
In maart 1943 werd de stichting Nederlands Papier Bureau (Nepabu) opgericht. De stichting had tot doel de bevordering van de voorziening en distributie van onbewerkt en bewerkt papier en karton in Nederland, zulks in waarneming van de belangen van de bij de stichting aangesloten papiergroothandelaren, waarin om redenen van doelmatigheid individueel optreden van de aangeslotenen minder gewenst was. Dit doel werd bereikt door het plegen van overleg en het sluiten van overeenkomsten met alle betrokken instanties en het opleggen van verplichtingen aan de aangeslotenen. De stichting mengde zich niet in het normale bedrijfsleven van de papiergroothandel. Men trad wel als handelslichaam op, maar behaalde geen winst ten eigen bate. De reden voor de oprichting was, dat herhaaldelijk bijzondere partijen papier (bijv. van gesloten bedrijven) in distributie moesten worden gebracht op een wijze, die noch door het Rijksbureau voor Papier, noch het bestuur van de Ondervakgroep Groothandel in Papier ten volle bevredigde Beide instanties hoopten door de oprichting van de Nepabu hieraan tegemoet te kunnen komen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie, nummer toegang 2.06.076.11, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijksbureau Papier, 2.06.076.11, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen