Terug naar zoekresultaten

2.13.111 Inventaris van het archief van het Bureau Organisatie Censuur, de Nederlandse Censuurdienst en het 893 Veldpostcensuurdetachement van het Ministerie van Defensie, (1942) 1959-2003

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.111
Inventaris van het archief van het Bureau Organisatie Censuur, de Nederlandse Censuurdienst en het 893 Veldpostcensuurdetachement van het Ministerie van Defensie, (1942) 1959-2003

Auteur

CAS 713

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2004 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Defensie: Bureau Organisatie Censuur, de Nederlandse Censuurdienst en het 893 Veldpostcensuurdetachement
Censuurdienst

Periodisering

archiefvorming: 1959-2003
oudste stuk - jongste stuk: 1942-2003

Archiefbloknummer

D17

Omvang

; 180 inventarisnummer(s) 4,75 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Defensie, Bureau Organisatie Censuur, de Nederlandse Censuurdienst en het 893 Veldpostcensuurdetachement, (1942) 1959-2003

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Nederlandse Censuurdienst en het 893 Veldpostcensuurdetachement (1959-2003) bevat stukken van algemene aard, rubrieksgewijs en chronologisch geordend, en stukken betreffende bijzondere onderwerpen (organisatie, personeel, voorlichting en opleidingen, taakomschrijving, materieel). Een aantal bescheiden wordt gevat onder de noemer 'Verzamelde documentatie'. Deze stukken betreffen voor een groot deel rapporten, instructies en handleidingen uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Niet alleen als middel om een vijand te belemmeren in zijn inlichtingenverwerving, maar ook als middel om zelf inlichtingen te vergaren speelde vanaf de Eerste Wereldoorlog de censuurdienst - ondergebracht bij de Generale Staf, sectie IV (GS IV), later als IIIc opgenomen in de militaire inlichtingendienst GS III - een zekere rol. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werden voorbereidingen getroffen voor het zonodig invoeren van civiele censuur. In augustus 1939 werd GS IIIc gesplitst in een bureau IIIc dat zich zou bemoeien met de communicatiemiddelen (post, telefoon, telegraaf) en een bureau IIId dat zich zou bezig houden met de censuur op de publiciteitsorganen. In april 1940 vonden concrete besprekingen plaats tussen officieren van GS IIId en ambtenaren van de PTT met het oog op de verdeling van censuurpersoneel over de vier voorziene censuurcentra in Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Over Utrecht werd van militaire kant opgemerkt dat dit centrum weinig waarde meer zou hebben "zoodra om eenige reden de Duitsche en over Duitschland komende post uitvalt". In hoeverre in de april-/meidagen van 1940 de censuurdienst daadwerkelijk heeft gefunctioneerd en wat de inlichtingenwaarde van deze bron is geweest, is uit het nog beschikbare archiefmateriaal niet af te leiden.
Na de Tweede Wereldoorlog duurde het een aantal jaren voor de organisatie van de censuurdienst weer ter hand werd genomen. Bij de reorganisatie van de Generale Staf in 1950 werd in de Sectie G2 een bureau G2d opgenomen dat plannen moest ontwikkelen onder meer voor "een organisatie voor de uitoefening van censuur". Veel haast werd daarmee niet gemaakt. De impuls om de voorbereiding van een censuurdienst serieus ter hand te nemen kwam niet vanuit de krijgsmacht, maar vanuit de Afdeling Inwendige Veiligheid van de onder de minister van Algemene Zaken ressorterende interdepartementale Commissie Algemene Verdedigingsvoorbereiding. Deze Afdeling Inwendige Veiligheid stelde de minister van Oorlog in april 1959 voor een "Bureau Organisatie Censuurdienst" (BOC) in te stellen. Doel van de eventueel uit te oefenen censuur zou zijn "het zomogelijk voorkomen, dat door gebruik van communicatiemiddelen welke dan ook, berichten en mededelingen ten nutte van de vijandelijke of ten nadele van de eigen oorlogvoering worden overgebracht". Begin januari 1960 besloot de minister inderdaad tot instelling van een dergelijk Bureau Organisatie Censuur. De taak daarvan zou zijn het "ten behoeve van de chef van de generale staf, tevens bevelhebber van de landstrijdkrachten, organiseren en bestuderen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de censuur door het Militair Gezag". Daar het BOC zich vlijtig van zijn taak kweet, en bovendien binnen de gestelde termijn van twee jaar, kon het per 1 februari 1962 worden opgeheven. In plaats daarvan werd per deze datum opgericht de Nederlandse Censuurdienst (NCD). Deze dienst zou, na afkondiging van de staat van oorlog en beleg, rechtstreeks onder de bevelen worden gesteld van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS), als drager van het Militair Gezag in oorlogstijd. De NCD zou dan bestaan uit de volgende onderdelen: de staf van de NCD, de publiciteits-censuurgroep (hier herkent men het vooroorlogse GS IIId) en drie eenheden voor de censuur op respectievelijk post, telegraaf en telefoon. De in vredestijd uit te voeren voorbereidingswerkzaamheden zouden plaats vinden onder de verantwoordelijkheid van de chef van de Generale Staf.
De oorlogsinstructie voor de inspecteur van de Nederlandse Censuurdienst maakte duidelijk dat de NCD in die omstandigheden een tweezijdige taak zou hebben. De uit te oefenen censuur zou enerzijds moeten voorkomen dat "gegevens van belang voor de staat of voor de veiligheid van de staat in handen of ter kennis komen van onbevoegden", en zou anderzijds de mogelijkheid moeten scheppen voor het verzamelen van "gegevens van belang voor de staat of voor de veiligheid van de staat". De NCD zou in oorlogstijd kortom zowel het veiligheidsbelang als het inlichtingenbelang dienen. Niet voor niets bevatte de oorlogsinstructie dan ook een artikel 10, waarin de inspecteur van de NCD werd gemachtigd de uit censuur verkregen gegevens ter beschikking te stellen van "de belanghebbende officiële instanties". Dat met laatstgenoemde instanties in de eerste plaats werd gedoeld op de bureaus G2B (veiligheid) respectievelijk G2A (inlichtingen) van de Sectie G2 ligt voor de hand.
De voorziene omvang van de NCD in oorlogstijd was niet gering: 750 man in totaal, waarvan ongeveer 350 reserve-officieren. In de periode van de Koude oorlog is de Nederlandse Censuurdienst beperkt gebleven tot een kleine fulltime kernstaf, onder hoofd G2, die in het kader van de voorbereiding op een oorlogssituatie contacten onderhield met speciaal voor de censuurtaak aangewezen ambtenaren van de PTT.
Naast de NCD bestond er nog het 893 Veldpostcensuurdetachement (893 Vlpcensdet), verantwoordelijk voor de militaire censuur binnen de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht. De Koninklijke Marine had zijn eigen censuuronderdeel voor militaire censuur, onderdeel uitmakend van de Marine Inlichtingendienst (MARID).
In de jaren '90 werd duidelijk dat de omstandigheden waaronder censuur zou moeten worden uitgevoerd aanzienlijk zijn gewijzigd. De krijgsmacht treedt steeds vaker op zonder dat er sprake is van de algemene noodtoestand en daarmee buiten de juridische reikwijdte van censuur. Verder hebben de ontwikkelingen op het gebied van ICT ertoe geleid dat censuur op het gebied van telecommunicatie en post andere eisen stelt dan waarvoor de NCD en 893 Vlpcensdet zijn ingericht. Ook de omgang met de media is veranderd. Om deze redenen geven de taken van de NCD en 893 Vlpcensdet geen invulling meer aan de behoefte van censuur in het kader van de operationele veiligheid. De minister van Defensie geeft dan ook in 1999 te kennen de NCD op te willen heffen.
In studie 68 "Visie op censuur" van het bureau Management Development Koninklijke Landmacht (MDKL) worden aanbevelingen gedaan om censuur in te bedden in het beleid met betrekking tot Information Operations en Commandovoering. De BLS heeft op 11 juli 2000 in beginsel ingestemd met de voornoemde visie, met dien verstande dat het definitieve besluit tot opheffing pas genomen zou worden na overleg tussen het Ministerie van Defensie en de andere, bij censuur betrokken, ministeries. Op 20 november 2000 geeft de Defensiestaf aan dat het overleg met de betreffende ministeries heeft plaatsgevonden en dat zij instemmen met de opheffing van de NCD en 893 Vlpcensdet. De BLS heeft daarop op 11 juni 2001 ingestemd met het beleidsvoornemen tot het opheffen van de NCD en 893 Vlpcensdet. Per 1 september 2003 is daarop de definitieve opheffing van beide organisaties een feit.
De NCD bestond bij de opheffing op papier uit een Kernstaf, een Inspectie Nederlandse Censuurdienst en een drietal censuurdetachementen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. In de praktijk was hiervan alleen de Kernstaf operationeel.
De Kernstaf had tot taak:
  • het samenstellen van richtlijnen voor en coördineren van de werkzaamheden censuurdienst;
  • het samenstellen van richtlijnen ten behoeve van de controle op de inhoud van de berichtgeving tijdens buitengewone omstandigheden die zowel via legale / illegale (tele)communicatie als via de media worden verspreid;
  • het onder leiding van de sectie Inlichtingen & Veiligheid van de Landmachtstaf behandelen van oorlogs- en mobilisatievoorbereidingen van opleidings- en operationele zaken van de NCD en 893 Vlpcensdet;
  • het onderhouden van contacten met (neven)diensten in binnen- en buitenland.
De Inspectie Nederlandse Censuurdienst had tot taak:
  • het samenstellen van richtlijnen voor het coördineren van het toezicht op werkzaamheden van de censuurdetachementen;
  • het samenstellen van richtlijnen ten behoeve van de controle op de inhoud van de berichtgeving tijdens buitengewone omstandigheden die zowel via legale / illegale (tele)communicatie als via de media worden verspreid;
  • het behandelen van bijzondere censuurgevallen, welke buiten de mogelijkheden liggen van de censuurdetachementen;
  • het ondersteunen van contacten met neven(censuur)diensten in binnen- en buitenland.
De censuurdetachementen waren verantwoordelijk voor het uitvoeren van de censuur op alle PTT-communicatiemiddelen en de daaraan verbonden werkzaamheden.
Het 893 Vlpcensdet bestond bij de opheffing op papier uit een Detachementsstaf, een Bureau Bijzondere Censuurzaken, een Censuurpeloton Controle Veldpostkantoren en een Censuurpeloton Veldpostkantoren. Alleen de staf was (gedeeltelijk) operationeel. De taken van 893 Vlpcensdet waren:
  • de uitoefening van militaire censuur op alle poststukken welke het postkantoor, de veldpostkantoren in de nationale sector en de veldpostkantoren bij de strijdkrachten in het operatiegebied passeren;
  • steeksproefsgewijze censuur op genoemde poststukken voor zover deze reeds zijn gecensureerd door de onderdeelscensor;
  • de uitvoering van alle hieraan verbonden werkzaamheden;
  • in voorkomend geval de uitoefening van militaire censuur op alle overige vormen van communicatie.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De NCD beheerde naast het eigen archief ook de archieven van het BOC en van het 893 Vlpcensdet.
De NCD gebruikte een chronologische registratie van de stukken in agenda's c.q. indicateurs, welke stukken tot ca. 1980 rubrieksgewijs zijn opgeborgen. Na 1980 is overgegaan naar een chronologische berging, slechts een zeer beperkt aantal rubrieken is na 1980 om praktische redenen nog in gebruik gebleven. Het archief van het BOC is opgenomen in het archief van de Nederlandse Censuurdienst.
Het archief van 893 Vlpcensdet is van het begin af aan chronologisch opgebouwd. Stukken werden chronologisch in de agenda's geregistreerd en vervolgens in een chronologische serie opgeborgen.
Voor beide bestanden geldt dat naast de seriematig geordende stukken nog losse stukken, dossiers en onderwerpsmappen zijn aangetroffen, welke mogelijk uit hun oorspronkelijke verband zijn gehaald, maar deels waarschijnlijk ook nooit in een serie waren opgeborgen.
In de archieven zijn stukken aangetroffen afkomstig van bureau G2d van de Generale Staf, welke betrekking hebben op de censuurvoorbereiding. Waarschijnlijk zijn deze stukken meegenomen door BOC-medewerkers afkomstig van G2d, die onder de vlag van het BOC verder gingen met de werkzaamheden die zij al bij G2d uitvoerden.
In de loop der tijd is uit beide archiefbestanden vernietigd. In de brievenboeken is daarvan aantekening gehouden, processen-verbaal van vernietiging zijn echter niet aangetroffen (behoudens dat opgenomen onder nr. 72 in deze inventaris). Onbekend is op welke gronden de vernietiging heeft plaatsgevonden.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de bewerking heeft geen vernietiging van archiefbescheiden plaatsgevonden.
Verantwoording van de bewerking
Tijdens de inventarisatie zijn van elkaar gescheiden gehouden de archieven van enerzijds de NCD en het BOC en anderzijds van het 893 Vlpcensdet. Bescheiden van voor de respectievelijke oprichtingsdata, afkomstig bureau G2d, zijn gelaten in het archief waarin zij zijn aangetroffen.
De archiefbescheiden zijn zoveel mogelijk in de oude orde gelaten. Dat houdt in dat de oorspronkelijke rubrieken en chronologische series intact zijn gelaten. Waar mogelijk zijn bescheiden die gelicht waren uit deze series weer op hun plaats gebracht, behalve wanneer zij onderdeel uitmaakten van een dossier c.q. onderwerpsmap. De aangetroffen dossiers en onderwerpsmappen zijn afzonderlijk beschreven. De beschrijvingen zijn in een eenvoudige systematiek ondergebracht.
Naast de archiefbescheiden is een kleine collectie aan censuur gerelateerde documentatie aangetroffen. Deze bescheiden zijn beschreven, de beschrijvingen zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van deze inventaris.
De omvang van de archieven bedraagt in totaal 4,75 m1.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels niet openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Bureau Organisatie Censuur, de Nederlandse Censuurdienst en het 893 Veldpostcensuurdetachement, nummer toegang 2.13.111, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Censuurdienst, 2.13.111, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar