Terug naar zoekresultaten

2.13.22 Inventaris van de archieven van de Koninklijke Militaire Academie (KMA), (1818) 1828-1940 (1941); Hoofcursussen te Kampen en 's-Hertogenbosch, 1878-1923; Cadettenschool, 1890-1924; Artillerie- en Genieschool te Delft, 1816-1823

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.22
Inventaris van de archieven van de Koninklijke Militaire Academie (KMA), (1818) 1828-1940 (1941); Hoofcursussen te Kampen en 's-Hertogenbosch, 1878-1923; Cadettenschool, 1890-1924; Artillerie- en Genieschool te Delft, 1816-1823

Auteur

H.H. Jongbloed

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1989 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Koninklijke Militaire Academie (KMA)
KMA

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1816-1941

Archiefbloknummer

D27057

Omvang

; 267 inventarisnummer(s) 14,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Artillerie- en Genieschool Cadettenschool Commissie tot het Bijwonen van Officiersexamens Commissie tot het doen van Voorstellen voor de Inrichting van het Militair Onderwijs Commissie tot het Ontwerpen van een Studieplan voor de Artillerie en Genieschool Commissie van Onderzoek naar de Toestand van de Artillerie en Genieschool Hoofdcursus Koninklijke Militaire Academie

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat naast stukken van de KMA zelf ook bescheiden afkomstig van de hoofdcursussen te Kampen en 's-Hertogenbosch, de Cadettenschool, de Artillerie- en Genieschool te Delft (de voorganger van de KMA), de commissie van onderzoek naar de Artillerie- en Genieschool, de commissie voor de inrichting van het militair onderwijs, en de commissie tot het bijwonen van officiersexamens. Wat betreft het archief van de KMA zelf, dit bevat stukken van de Gouverneurs van 1828 tot 1940; stukken van de (2e) Commandant, betreffende reglementen, instructies, financiën, organisatie van en toezicht op het onderwijs, discipline en stukken over personeel en leerlingen; stukken van de Raad van Toezicht 1820-1830; stukken van KMA docenten; en stukken van verscheidene commissies betreffende overgang en toelatingsexamens.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1.1 Koninklijke Militaire Academie
1.1.1 Institutionele geschiedenis
( Zie ook: H.J. Wolf, Het kasteel van Breda en de Koninklijke Militaire Academie, geschiedkundig overzicht, Breda 1980, en het daarmee goeddeels gelijkluidende 1828-1978, Hondervijftig jaar Koninklijke Militaire Academie, Gedenkboek, 's-Gravenhage 1978, van dezelfde schrijver. Zeer behulpzaam is verder het Verslag van de Staatscommissie voor de reorganisatie van het militair onderwijs bij de landmacht, Den Haag 1913 (voortaan: Verslag Staatscommissie 1910). Recentere studies zijn: J.A.M.M. Janssen, Op weg naar Breda, 's-Gravenhage 1989 (sectie Mil. Geschiedenis Landmachtstaf) , over het militair onderwijs voor de KMA; en M. Aalders, "De Koninklijke Militaire Academie tussen kazerne en universiteit", Nijmegen (doct. scriptie) 1985 (dissertatie in voorbereiding). ) De Koninklijke Militaire Academie (KMA) is opgericht bij Koninklijk Besluit (KB) van 29 mei 1826 nr. 27, als gevolg van de rapportage van de bij KB van 13 december 1822 nr. 1 ingestelde commissie tot het doen van aanbevelingen voor de verbetering van het militair onderwijs ( Nationaal Archief, archieven van de Algemeene Staatssecretarie en van het Kabinet des Konings met daarbij gedeponeerde archieven over 1813-1840, inv. nr. 2499. De rapportage van de commissie werd bij de koning ingediend door de Commissaris-Generaal van Oorlog bij diens missiven van 14 febr. 1826 nr. U2 en 22 maart 1826 nr. MS. ) . De KMA zou de opvolger worden van de Artillerie- en Genieschool te Delft, waarvan de opheffing bij hetzelfde besluit werd voorzien ( Het KB bepaalde de oprichting van twee militaire kweekscholen, te Delft en Leuven. Bij de vaststelling van het reglement van de KMA in 1827 blijkt dat de vestiging te Delft van een kweekschool toen reeds op losse schroeven stond. ) . De Academie zou worden gevestigd te Breda, in het kasteel aldaar, dat voor het nieuwe doel door de koning ter beschikking werd gesteld. De aanpassing van de gebouwen te Breda maakte, dat de KMA pas in 1828 kon gaan functioneren: op 15 augustus trad het personeel aan, op 20 november de leerlingen, aangeduid als kadetten, en op 24 november werd de academie officieel geopend door prins Frederik ( Wolf, p. 29. ) . Bij KB van 27 november 1827 nr. 159 ( Inv.nr. 145. ) was intussen het eerste reglement van de KMA vastgesteld, in 371 artikelen. Het doel van de KMA werd omschreven als: het opleiden van jongelieden tot officieren bij de Landmacht en tot beambten van de Waterstaat ( Impliciet blijkt daaruit, dat de discussie om ook de Marine-opleidingen bij de KMA onder te brengen, tot een negatieve conclusie was geraakt. Eveneens impliciet is, dat de KMA niet zou opleiden voor dienst in de koloniën. ) . De opleiding zou vier jaar duren. Voor kadetten der artillerie en genie werd na afloop daarvan nog een applicatiecursus van maximaal twee jaar voorzien. Het aantal kadetten werd bepaald op ten hoogste 308. Als gevolg van de Belgische opstand werd bij KB van 8 oktober 1830 nr. 17 het onderwijs aan de KMA opgeschort. De kadetten werden of naar huis gezonden of voor actieve dienst ter beschikking gesteld van het departement van Oorlog. Dat laatste gebeurde tevens met het militaire personeel van de KMA. De gebouwen gingen dienst doen als kazerne c.q. officierslogement ( Recueil Militair bevattende de wetten, besluiten en orders betreffende de Koninklijke Nederlandsche Landmagt (voortaan: RH) 1830 11 p. 20. Wolf p. 30 meldt, dat de gebouwen van de KMA eveneens als militair hospitaal gingen dienen. ) . De lange duur van deze opschorting bleek met name hinderlijk voor de Genie en de Waterstaat. Daarom werd bij KB van 14 februari 1832 nr. 6 geregeld, dat de opleiding van kadetten genie zou worden hervat aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) te Medemblik. Per 1 mei 1832 ging dezelfde regeling in voor de kadetten Waterstaat ( Wolf p. 30. ) . Krachtens KB van 10 juni 1836 nr. 104 werd, per 1 november 1836, de opleiding aan de KMA te Breda weer hervat, nu echter tevens voor de opleiding van officieren bestemd voor dienst in de koloniën. Het aantal opleidingsplaatsen werd bepaald op 293. De reeds aan het KIM in opleiding zijnde kadetten kwamen terug bij de KMA. Tegelijk werden voorlopige veranderingen aangebracht in het reglement van de KMA, met de bedoeling om na verloop van twee jaar definitief over het reglement te beslissen ( RH 1836 p. 62. ) . Bij KB van 15 juli 1841 nr. 31 werd een geheel nieuw reglement voor de KMA vastgesteld ( RH 1841 11 p. 37 e.v. ) . Bij KB van 16 juli 1841 nr. 14 werd vervolgens besloten tot de oprichting van een Rijschool voor officieren der cavalerie en bereden artillerie bij de KMA gevestigd, en in verband daarmee tevens de te Den Haag gevestigde hoefsmedenschool overgebracht naar Breda ( Nationaal Archief, archief van het Kabinet des Konings 1841-1897, inv. nr. 46. Zie ook Wolf p. 30/31. De hoefsmedenschool was opgericht bij KB van 4.3.1839 nr. 78 bij de Rij school der cavalerie te Den Haag. Deze laatste, opgericht bij KB van 9.6.1830 nr. 47, werd echter opgeheven bij KB van 24.9.1840 nr. 78. De overbrenging van de hoefsmedenschool werd in 1842 geëffectueerd; zie Nationaal Archief, archief van de Speciale Commissie belast met de Inspectie van het militair onderwijs, (inventaris in voorbereiding). ) . Het onderwijs aan kadetten van de Waterstaat werd bij KB van 7 augustus 1842 nr. 121 overgeheveld naar de kort tevoren opgerichte Koninklijke Academie voor Burgerlijke Ingenieurs te Delft, met dien verstande, dat Waterstaatskadetten, die reeds te Breda hun studie hadden aangevangen, in de gelegenheid bleven om in Breda hun gehele opleiding af te ronden. Bij gevolg kwam in 1845 een einde aan de civiele Waterstaatsopleiding bij de KMA ( Nationaal Archief, Archief van het Kabinet des Konings 1841-1897, inv. nr. 116. ) . Bij KB van 11 augustus 1850 nr. 5 werd het KIM uit bezuinigingsoverwegingen gesloten en de opleiding ervan op experimentele basis toegevoegd aan de KMA. Bij KB van 23 augustus 1851 nr. 86 werd deze regeling definitief. Bijgevolg bepaalde het KB van 27 augustus 1852 nr. 67 naamsverandering in Koninklijke Academie voor Land- en Zeemacht, terwijl tegelijk een nieuw reglement voor de academie werd vastgesteld ( RH 1852 p. 280, reglement daar niet afgedrukt; zie Kabinet des Konings inv. nr. 751. ) . Blijkbaar bevredigde deze constructie niet, want bij KB van 26 juli 1854 nr. 60 werd, op voordracht van de minister van Marine, bepaald dat de opleiding van adelborsten ook plaats zou kunnen hebben aan boord van Z.M. oorlogsschepen. Het KB van 7 april 1855 nr. 59 ging nog verder: de opleiding van adelborsten zou uitsluitend aan boord geschieden, behalve voor degenen die reeds te Breda aan de opleiding waren begonnen, en met uitzondering van de opleidingen voor ingenieurs der Scheepsconstructie en 2e luitenants der Mariniers. Aan deze laatste uitzonderingen werd bij KB van 13 februari 1857 nr. 71 eveneens een eind gemaakt ten gunste van het nieuwe KIM te Willemsoord. Bijgevolg werd bij KB van 13 juli 1857 nr. 40 de oorspronkelijke naam van de academie hersteld en ingaande 1 september een nieuw reglement ingevoerd ( RH 1857 p. 206, reglement daar niet afgedrukt; zie Kabinet des Konings, inv. nr. 1073. Wijziging bij KB 12.3.1862 nr. 36, RH 1862 p. 144, reglement zie Kabinet des Konings inv.nr. 1361. ) . Per 1 oktober van datzelfde jaar verdwenen de laatste adelborsten uit Breda. Na de in werking treding van de wet op het middelbaar onderwijs van 2 mei 1863 Sb. 50 werd krachtens koninklijk kabinetsrescript van 26 december 1866 nr. 53 op 29 december 1866 een Staatscommissie ingesteld tot herziening van het onderwijs aan de KMA. De commissie rapporteerde snel: op 9 februari 1867 werd het rapport aan de koning aangeboden. De uitvoering van de aanbevelingen van de commissie vond geleidelijk plaats. Zo werd nog in 1867 de duur van de KMA-opleiding teruggebracht tot 3 jaar ( Kabinet des Konings, inv. nr. 1643. Hoewel de veranderingen in het onderwijs een belangrijk decor vormden voor de opdracht aan de Staatscommissie, vormden herhaalde ongeregeldheden bij de KMA de concrete aanleiding tot de instelling ervan; zie Verslag Staatscommissie 1910 p. 12. ) . De volledige uitwerking van de vernieuwingen vond plaats bij wet van 17 juli 1869 Sb. 141 en het daarop gevolgde KB van 9 december 1871 nr. 18. Ingaande 1 januari 1872 werd het onderwijs aan de KMA opnieuw geregeld. De opleiding werd verkort tot twee jaar, onder handhaving van een eenjarige applicatiecursus voor de kadetten der Artillerie en Genie ( RH 1871 p. 360 e.v. Het reglement van 1874 (KB 15.12.1874 nr. 35, RH 1874 11 p. 243) bracht hierin geen wijziging. ) . Het onderwijs aan de KMA werd vervolgens gewijzigd bij de wet van 30 mei 1877 Sb. 141 ingaande 15 juli daaraanvolgend. De wet behelsde een voorlopige voorziening in afwachting van de herziening van de wetten op het lager en middelbaar onderwijs. De KMA-cursus werd gebracht op vier jaar en de applicatiecursus voor officieren der artillerie en genie werd overgeheveld naar de Krijgsschool ( Wet van 30 mei 1877 Sb. 141, RH 1878 I p. 737. Voor de Krijgsschool zie: Nationaal Archief, archief van de Hogere Krijgsschool en voorgangers (1868)1891-1940, Den Haag 1986, codenummer inventaris: 2.13.53. ) . Nadere invulling van de wet geschiedde bij KB van 22 augustus 1877 nr. 10, dat een nieuw reglement vaststelde ( RH 1877 11 p. 153 e.v. Volgend op de wetswijziging van 1882 werd bij KB van 11.8.1883 nr. 27 eveneens een nieuw reglement voor de KMA vastgesteld; RH 1883 p. 400. ) . De wet van 21 juli 1890 Sb. 126 riep een geheel nieuwe regeling van het militaire onderwijs in het leven. De KMA bleef opleiden tot officier van Infanterie, Cavalerie, Artillerie en Genie "hier te lande" en in de koloniën. Bij de Hoofdcursus te Kampen werd een opleiding van onderofficieren tot officier der infanterie en der militaire administratie ondergebracht, eveneens gericht op de dienst zowel hier te lande als in de koloniën. Bovendien werden vooropleidingen in het leven geroepen, een Cadettenschool ter voorbereiding op de KMA, en een cursus bij de Infanterie ter voorbereiding op de Hoofdcursus te Kampen. De vervolg-opleiding van officieren bleef bij de Hogere Krijgsschool. De KMA-opleiding werd op drie jaar gesteld. Het toezicht werd opgedragen aan de Inspecteur van het Militair Onderwijs. De wet kondigde nadere invullingen aan bij reglementen voor de verschillende instituten en trad ingevolge KB van 4 april 1891 nr. 22 in werking per 20 april 1891. Bij dat KB werd tevens bepaald, dat de Gouverneur der KMA en de directeuren van de andere inrichtingen van militair onderwijs onder onmiddellijk bevel en toezicht zouden staan van de Inspecteur van het Militair Onderwijs ( R11 1890 p. 286 e.v. R11 1891 p. 76 e.v. Ondergeschikte wijzigingen van de wet blijven hier buiten beschouwing. ) . Vervolgens werd bij KB van 6 april 1895 Sb. 40 en bij ministerieel besluit van 27 mei 1895 IIe afdeling nr. 23 een reglement resp. voorschrift voor de KMA ingevoerd, waarvan het reglement inging op 10 mei resp. 16 september 1895. Het KB van 2 december 1895 Sb. 185 stelde nadere regels voor de toelating in Nederlands-Indië tot de opleiding aan de KMA ( R11 1895 p. 361 e.v., 438 e.v. en 1103 e.v. De ingangsdatum 10 mei had betrekking op de toelating in 1895 tot de KMA, voor de overige delen van het reglement gold 16 september als ingangsdatum. Bij KB van 7 juni 1912 Sb. 186 werd het inmiddels enkele malen gewijzigde reglement van 1895 vervangen door een bijgewerkte nieuwe versie, waarvan de inhoud niet ingrijpend afwijkt van dat van 1895 en de wijzigingen daarop. Het reglement van 1912 is, behoudens hier buiten beschouwing gelaten detailwijzigingen, in werking gebleven tot 1940. ) . Bij KB van 2 juni 1910 nr. 135 werd opnieuw een Staatscommissie in het leven geroepen om te adviseren over de reorganisatie van het militair onderwijs. Het rapport van de commissie werd op 31 oktober 1913 aan de Koningin aangeboden. De aanbevelingen konden niet onmiddellijk worden gerealiseerd wegens de mobilisatie van 1914 ( Zie Nationaal Archief, archief van de Inspectie van het Militair Onderwijs. ) . De gewone gang van zaken bij de KMA is na de Belgische afscheiding driemaal onderbroken geweest door mobilisaties. Die van 1870 was slechts van korte duur ( Wolf p. 37. Ten onrechte wordt daar gerept van "opheffing" van de KMA. ) . Als gevolg van de mobilisatie van 1914 werd, conform het reglement van de KMA, het onderwijs tijdelijk geschorst. Officieren en daarvoor in aanmerking komende kadetten werden naar een mobilisatiebestemming gedirigeerd. Voor kadetten die niet daarvoor in aanmerking kwamen en de voor het najaar van 1914 aangetreden nieuwe lichting werden in 1914 en 1915 bijzondere cursussen gegeven, terwijl er bij de KMA een applicatieschool werd opgericht voor na 1914 tot officier bevorderden die door de schorsing niet de volledige KMA-opleiding hadden afgerond. Per oktober 1915 werd weer met een normale opleiding van eerstejaars kadetten begonnen ( Legerorders bevattende wetten, besluiten, ministerieele beschikkingen, kennisgevingen en mededeelingen van belang voor de Nederlandsche Landmacht. 1916 deel B, nr. 108: wet van 15 januari 1916 Sb. 31 tot wijziging van de wet van 1890 op het militair onderwijs. ) . Bij de mobilisatie van 29 augustus 1939 volgden het militaire personeel van de KMA alsmede de kadetten van het tweede en derde jaar voorzover in opleiding voor dienst "hier te lande" hun mobilisatiebestemming bij het veldleger. De overige kadetten dienden zich naar Haarlem te begeven, waar de KMA met de scholen voor reserveofficieren en de Militaire Gasschool werden verenigd tot de Centrale Onderwijs Inrichting (COl) onder bevel van de Gouverneur der KMA. Gebrek aan accomodatie te Haarlem verhinderde de voortzetting van onderwijs. Om die reden werd de COl in september 1939 naar Breda verlegd, waar ook een nieuwe lichting opkwam. Op 7 februari 1940 keerden de kadetten van het tweede en derde studiejaar, alsmede officieren-leraar, weer terug naar de KMA. Met het militaire onderwijs weer zo goed als in normale banen, besloot de minister van Defensie, dat de COl per 2 mei 1940 ontbonden zou worden. De erin verenigde onderwijsinstellingen werden weer zelfstandig gemaakt en op 8 mei weer naar Haarlem verlegd ( inv. nr. 204. Zie ook: Nationaal Archief, archief van de School voor Reserve-Officieren der Infanterie (inventaris in voorbereiding) inv. nr. 184, fol. 4 ra. ) . Bij de capitulatie bevonden personeel en kadetten zich derhalve te Haarlem. Op 3 juni keerden zij naar Breda terug. Krachtens bevel van de Duitse demobilisatie-commissaris werd de KMA per 15 juli 1940 opgeheven. De kadetten van het hoogste studiejaar, die de "verklaring op erewoord" tekenden, werden tot officier bevorderd en met het andere beroepspersoneel op non-actief gesteld. Personeel dat de verklaring niet tekende, werd in krijgsgevangenschap genomen, hetgeen de Gouverneur, de meeste "Indische" officieren en vijf kadetten verkozen. Kadetten van lagere jaren konden desgewenst met ontslag worden gezonden, dan wel deelnemen aan verschillende omscholingscursussen gericht op de burgermaatschappij. Deze cursussen werden gehouden aan de "School Breda van de Opbouwdienst", die per 15 juli in het leven werd geroepen. De school werd op 15 augustus 1940 verplaatst naar Oosterhout. Reeds vanaf 16 juni verbleef een Duits NSKK-contingent in de KMA-gebouwen te Breda, en vanaf 15 augustus werd het gehele complex door de bezettingstroepen gebruikt. In 1942 werden tenslotte de burgerdocenten van de KMA, sinds 1940 op wachtgeld, ontslagen. De KMA zou in 1948 weer heropenen ( Inv. nr. 204. Zie ook Wolf p. 43 e.v. Overigens werd op 1 oktober 1940 te Bandoeng een militaire academie geopend, die men beschouwde als als een overbrenging van de KMA van Breda en die ook dezelfde naam droeg. Aan deze "KMA-in-ballingschap" kwam een einde met de capitulatie van Nederlands-Indië op 8 maart 1942. Zie Wolf p. 51 e.v. ) .
1.1.2 Organisatie
1.1.2.1 Gouverneur (1836-1841: Eerste Commandant)
De KMA werd bij oprichting gesteld onder leiding van een Gouverneur. De eerste Gouverneur was lt. gen. C.A. GunkeI. Na diens ontslag in 1830 werd de functie tijdelijk niet vervuld. Bij de heropening in 1836 werd de waarneming van de Gouverneursfunctie aan de "Eerste Commandant" opgedragen. Als zodanig werd benoemd gen.maj. H.G. Seelig. Bij het nieuwe reglement van 1841 werd de Gouverneursfunctie weer hersteld.
De Gouverneur was belast met het oppertoezicht over het personeel en materieel van de academie, en de rapportage daarover aan het Ministerie en/of de Commissie van Inspectie over het Militair Onderwijs ( Deze commissie was in het leven geroepen bij hetzelfde KB uit 1826, waarbij de KMA was opgericht. ) . In 1841, 1852, 1857 en 1862 werd zelfs bepaald, dat de Gouverneur zijn correspondentie met het departement diende te voeren via de voorzitter van de commissie. In de reglementen van 1871 en 1874 bleef de taak van de Gouverneur goeddeels ongewijzigd' maar werd uitdrukkelijk zijn rechtstreekse correspondentie met het departement gestipuleerd.
De bevoegdheden van de Gouverneur werden bij het reglement van 1877 uitgebreid ten nadele van de Raad van Toezicht c.q. Bijstand. In tal van zaken, waarin voorheen de beslissing lag bij de Raad, werd thans de bevoegdheid bij de Gouverneur gelegd, met een adviserende capaciteit van de Raad. In 1895 werd de laatste beslissingsbevoegdheid van de Raad, die inzake de overgang van kadetten naar volgende studiejaren, eveneens binnen de competentie van de Gouverneur gebracht, doordat deze als voorzitter van de commissie voor de overgangsexamens werd aangewezen. Sindsdien is de positie van de Gouverneur niet meer wezenlijk veranderd.
1.1.2.2 Raad van Toezicht
De Gouverneur was sinds het reglement van 1827 voorzitter van de Raad van Toezicht, die aanvankelijk bestond uit de Commandant, de eerste en tweede hoogleraren wis - en natuurkunde, de hoogleraar Nederlands, de kapiteins compagniescommandanten en als secretaris de adjudant van de Gouverneur ( Bij de heropening in 1836 verdwenen de hoogleraren wiskunde uit de raad en werd een kapitein der genie toegevoegd. ) . De taak van de Raad werd in 1827 omschreven als het toezicht op de studievoortgang en vaststelling van de rapportage daarover, de beslissing over overgang naar volgende studiejaren, het toezicht op tucht en discipline en de instructie van militair en civiel personeel, met uitgebreide beslissingsbevoegdheden binnen deze competentie. In 1841 werd de naam gewijzigd in Raad van Bestuur en Toezicht en werd de samenstelling weer geregeld als in 1827. De Raad fungeerde tot 1857 ook als examencommissie voor de overgangsexamens. In 1857 werd dit aspect aan een afzonderlijke commissie opgedragen, maar de Raad bleef de beslissing inzake overgang houden.
Bij de wet van 1877 werd de Raad van Toezicht herdoopt in Raad van Bijstand. Nadere uitwerking van de wet geschiedde bij een nieuw reglement, dat een aanzienlijk deel van de (beslissings)bevoegdheden van de Raad overdroeg aan de Gouverneur. De Raad adviseerde de Gouverneur, en had nog slechts beslissingsbevoegdheid inzake de overgang van kadetten naar een volgend studiejaar. Benoeming van de Raad geschiedde op voordracht van de Gouverneur door de minister, en wel uit de officieren en burgerleraren van de KMA. De beslissingsbevoegdheid inzake overgang werd in 1895 eveneens aan de Raad ontnomen. Sindsdien fungeerde zij uitsluitend als een adviescollege voor de Gouverneur.
1.1.2.3 Raad van Administratie
Ook de Raad van Administratie werd reeds in 1827 ingesteld, onder toezicht van de Gouverneur. Als leden werden aangewezen de Commandant, twee compagniescommandanten en als secretaris de kapiteinkwartiermeester der KMA. Bepaald werd, dat de Gouverneur aan de zittingen van de Raad kon deelnemen en alsdan deze zou voorzitten. In de praktijk zal het erop neergekomen zijn, dat deze optie tot regel werd. In 1841 werd de Gouverneur dan ook aangewezen als voorzitter en de Commandant als lid.
Taak van deze Raad was het beheer van de middelen, ook de financiële, van de KMA. Bij het reglement en voorschrift van 1895 werd de vroegere Raad van Administratie vervangen door een hoofdadministratie, waarvan deel uitmaakten de Gouverneur als voorzitter, de twee kapiteins commandanten der kadettencompanieën als commissarissen, en de kwartiermeester als secretaris ( De hoofdadministratie was tegelijk competent voor de administratie van de Cadettenschool. ) .
1.1.2.4 (2e) Commandant (Directeur der Studiën, Eerste Officier)
Vanaf 1827 bestond tevens de functie van Commandant der KMA, direct ondergeschikt aan de Gouverneur en met als taak de dagelijkse leiding van de academie, omschreven als de directie en inspectie van de studie, exercitie en opvoeding, de "economie" van de KMA, en het toezicht op de leraren. De Commandant was voorzitter van de Raad van Administratie. Bij de heropening in 1836 werd de functie van Commandant vervangen door die van "Tweede Commandant", maar in 1841 werd de titel Commandant weer hersteld. In 1857 werd de Commandant aangewezen als voorzitter van de Raad van Examen, die belast werd met het houden van zowel de overgangs- als het eindexamen.
Bij het reglement van 1871 werd de functie, bij overwegend gelijkblijvende taak, herdoopt tot Directeur der Studiën. Dezelfde taak werd bij het reglement van 1877 opgedragen aan een functionaris met de titel Eerste Officier. Deze moest in 1895 de voorzittershamer van de overgangs-examencommissie overgeven aan de Gouverneur. Wezenlijke verandering in diens positie is sindsdien niet opgetreden.
1.1.2.5 Kadetten
Het reglement van 1827 bepaalde het aantal kadettencompagnieën op vier, ieder onder een kapitein van de respectieve wapens. Bij de heropening van de KMA in 1836 werd het aantal compagnieën teruggebracht tot drie. Bij het reglement van 1871 slonk het aantal compagnieën tot één, in 1877 werd het weer uitgebreid tot drie, en in 1895 weer teruggebracht tot twee ( Vanaf 1857 wordt in de reglementen voorts een afzonderlijke compagnie oppassers geformeerd. ) .
1.1.2.6 Toelatingsexamen
Het reglement van 1827 stelde een toelatingsexamen verplicht, af te nemen door een examencommissie van tenminste vijf leden. De examencommissie werd benoemd door de Gouverneur en diende tenminste een officier der artillerie en een der genie te bevatten. Aan te nemen valt, dat als zodanig in de regel werden benoemd officieren die aan de KMA waren verbonden. De reglementen van 1841, 1852, 1857 en 1862 handhaafden deze constructie, zij het dat in 1852 het minimum aantal officieren op drie werd gebracht, waarvan tenminste een van de Zeemacht.
Bij het reglement van 1871 werd de benoeming van de examencommissie voorbehouden aan de minister van Oorlog. Het examen werd inhoudelijk gekoppeld aan het HBS-examen vijfjarige cursus zoals omschreven in de Wet van 2 mei 1863 Sb. 50. Sindsdien wordt in reglementen of voorschriften geen melding meer gemaakt van de competentie in benoeming van toelatings-examencommissies. Aan te nemen valt, dat de minister van Oorlog deze bevoegdheid heeft behouden.
1.1.2.7 Overgangsexamen
De beslissing inzake overgang van kadetten naar volgende studiejaren werd in 1827 gelegd bij de Raad van Toezicht. Uitvoerige instructies omtrent de wij ze van rapporteren aan en door de Raad werden gegeven, maar van een overgangsexamen blijkt niet ( Reeds het reglement van 1827 bepaalde, dat ten behoeve van de Raad registers dienden te worden bijgehouden, waarin aantekening zou worden gehouden van de vorderingen, vlijt en gedrag der kadetten, op basis van de rapportage van de compagniescommandanten, de leraren, en op grond van de waarnemingen van de Raad zelf. Deze registers zijn niet aangetroffen. ) . Vanaf 1836 is daarvan wel sprake. Het examen werd afgelegd ten overstaan van de Raad van Toezicht. In 1857 werd de examineringsbevoegdheid overgeheveld naar de Raad van Examen onder voorzitterschap van de Commandant. Deze Raad bestond verder uitsluitend uit aan de KMA verbonden personeel. Deze situatie bleef gehandhaafd tot 1895, toen de Gouverneur met het voorzitterschap van de Raad van Examen werd belast.
1.1.2.8 Eindexamen
Het reglement van 1827 bepaalde, dat het eindexamen werd afgenomen door leraren van de KMA, ten overstaan van de Raad van Toezicht en in aanwezigheid van de Commissie van Inspectie over het Militair Onderwijs. De zittende commissie, ingesteld bij hetzelfde KB dat de KMA in het leven had geroepen, werd echter bij KB van 15 december 1827 nr. 120 ( Staatssecretarie, inv. nr. 2877. ) , eervol ontslagen. Een nieuwe commissie werd niet samengesteld. Wel werd bij dat KB een speciale commissie tot waarneming van de taak inzake het KMA-eindexamen voorzien. Het laat zich aanzien dat deze constructie tot 1840 is blijven bestaan maar het is niet duidelijk of er jaarlijks een ad hoc commissie werd benoemd, of over meerdere jaren steeds dezelfde commissie optrad. Bij KB van 16 april 1840 nr. 97 ( Staatssecretarie, inv. nr. 4584. ) werd in die zin een wijziging aangebracht, dat er een vaste "speciale commissie" in het leven werd geroepen. Bij de opheffing daarvan, krachtens KB van 6 maart 1867 nr. 55 ( Kabinet des Konings, inv. nr. 1654. ) werd deze aangeduid als Speciale Commissie van Inspectie over het Militair Onderwijs ( Zie: Nationaal Archief, archief van de Speciale Commissie van Inspectie over het Militair Onderwijs. ) . Het afnemen van eindexamen werd in 1857 de bevoegdheid van dezelfde Raad van Examen die competent was voor de overgangsexamens. De Inspectiecommissie had geen bemoeienis meer met het eindexamen buiten haar algemene inspecterende bevoegdheid. Na de opheffing van de Inspectiecommissie moeten de eindexamens een interne aangelegenheid van de KMA zijn geworden. Dat veranderde in 1877, toen werd bepaald, dat jaarlijks een eindexamencommissie door de minister van oorlog zou worden benoemd. Daarvan zouden dan wel tenminste twee hoofden van onderwijs van de KMA lid zijn. In 1895 werd de samenstelling van de examencommissie nauwkeuriger omschreven, en werd de Inspecteur van het Militair Onderwijs als vaste voorzitter aangewezen. In 1912 werd bepaald, dat deze Inspecteur of "een andere hoofdofficier" voorzitter zou zijn, en de mogelijkheid dat de Gouverneur deze functie zou waarnemen, werd expliciet genoemd. Derhalve behoefde ook geen vervangende voorziening getroffen te worden toen per 1 april 1925 de functie van Inspecteur van het Militair Onderwijs werd opgeheven ( Legerorders 1925 nr. 225, circulaire van de minister van Oorlog van 20 juni 1925 Ie afd. nr. 9. ) .
1.2 Hoofdcursus
De Hoofdcursus te Kampen werd bij de wet van 1890 aangemerkt als instituut voor de opleiding van onderofficieren tot officier der infanterie en der militaire administratie. Het instituut Hoofdcursus was ouder dan 1890. De institutionele wortel van deze "doorstoot"-cursussen mag gezien worden in het KB van 25 september 1826 nr. 9, waarbij voor het eerst voorschriften werden gegeven voor het officiersexamen van onderofficieren der infanterie, militaire administratie, cavalerie en artillerie ( Staatssecretarie inv. nr. 2579. Het overeenkomende besluit voor de Genie is dat van 18 september 1829 nr. 34, Staatssecretarie inv.nr. 3265. ) . Dit KB werd vervangen door die van 24 juni 1852 nr. 54 en 26 augustus 1852 nr. 53 ( RH 1852 p. 183 en 251. ) . De bestaande regelingen werden in 1868 en 1869 herzien met het oog op een grotere doelmatigheid. Daarbij werden de plaatsen van opleiding binnen de respectieve wapens en dienstvakken enigermate geconcentreerd. De opleidingen voor het officiersexamen bij de infanterie werden gelocaliseerd te Maastricht en 's-Hertogenbosch, die der cavalerie te Haarlem, die der militaire administratie te Kampen, terwijl de opleidingen bij de artillerie reeds geconcentreerd was bij een Hoofdcursus te Delft ( Verslag Staatscommissie 1910 p. 21 e.v. Ministeriële besluiten 23.3.1868 nr. 31 P, 15.3.1869 nr. 73 P, 11.9.1869 nr. 53 P en 7.5.1870 nr. 90 I, RH 1868 p. 60, 1869 p. 63 en 255, 1870 p. 41. ) . De herstructurering van deze opleidingen, die werd voorzien bij het KB van 13 april 1878 nr. 16 ( RH 1878 I p. 813. ) , is nooit tot uitvoering gekomen ( Verslag Staatscommissie 1910 p. 24. ) . Daarentegen werd bij KB van 12 april 1880 nr. 32 ( RH 1880 I p. 173. ) bepaald, dat de bestaande cavalerie- en artillerie-opleidingen te Haarlem resp . Delft zouden worden opgeheven, resp . in 1881 en 1884. Het KB van 28 oktober 1882 nr. 28 en daarbij behorend ministerieel besluit van 1 november 1882 IIe afd. nr. 85 ( RH 1882 p. 83 e.v. ) voorzagen derhalve nog slechts Hoofdcursussen infanterie te Kampen en 's Hertogenbosch, waarbij Kampen eveneens opleidde voor de militaire administratie. Tenslotte werd bij KB van 30 juli 1890 nr. 29 ( RH 1890 p. 235. ) de Hoofdcursus te 's-Hertogenbosch opgeheven waardoor slechts die te Kampen overbleef, als een zelfstandig onderdeel van het daar gevestigde Instructiebataljon. De wet van 1890 bepaalde de duur van de Hoofdcursus op twee jaar. De leiding werd gelegd in handen van een kapitein-directeur onder de bevelen van de Inspecteur van het Militair Onderwijs. In verband met de ingangsdatum van de wet van 1890 werden bij KB van 22 april 1891 nr. 39 de noodzakelijke aanpassingen aan het reglement van de Hoofdcursus vastgesteld. Bij KB van 22 september 1892 Sb. 221 en ministerieel besluit van 23 september 1892 IIe afd. nr. 57 volgden een geheel nieuw reglement en voorschrift. De toelatingsprocedure in Nederlands-Indië van kandidaten voor de Hoofdcursus werd geregeld bij KB van 20 oktober 1893 Sb. 154 ( RH 1891 p. 110, RH 1892 p. 643 e.v. en p. 690 e.v. en RH 1893 p. 719. Latere wijzigingen van reglement en voorschrift behelsden slechts ondergeschikte punten en zijn hier buiten beschouwing gelaten. ) . Bij wet van 18 mei 1922 Sb. 298 werd de wet op het militair onderwijs in die zin gewijzigd, dat als vestigingsplaats van de Hoofdcursus aangemerkt werd Kampen of Breda, terwijl de leiding ervan werd opgedragen aan "een Gouverneur of Directeur". Per 1 oktober 1923 werd de Hoofdcursus effectief overgeplaatst naar Breda en werd de Gouverneur der KMA belast met de waarneming van de leiding van de Hoofdcursus . Aan te nemen valt, dat vanaf het cursusjaar 1923/24 bij de Hoofdcursus geen nieuwe leerlingen meer werden aangenomen, en dat de overbrenging naar Breda diende om de lopende cursus af te wikkelen. Een besluit tot opheffing van de Hoofdcursus is echter niet aangetroffen ( Legerorders 1923 nr. 413, ministeriële circulaire van 23 oktober 1923 IIe afd. nr. 25. ) .
1.3 Cadettenschool
Als gezegd werd de Cadettenschool opgericht bij de wet van 1890 als opleiding ter voorbereiding op de toelating tot de KMA. De duur van de opleiding werd gesteld op twee jaar, en de leiding werd toevertrouwd aan een directeur onder de bevelen van de Inspecteur van het Militair Onderwijs. De plaats van vestiging van de Cadettenschool werd bij KB van 18 juli 1891 bepaald op Alkmaar ( RH 1891 p. 232. ) . Bij KB van 5 april 1893 Sb. 58 en ministerieel besluit van 12 mei 1893 IIe afdeling nr. 112 werden respectievelijk het reglement en het voorschrift voor de Cadettenschool vastgesteld. Ook dit instituut leidde op met bestemming "hier te lande" dan wel de koloniën, terwijl eveneens een toelatingsexamen te houden in Nederlands-Indië werd voorzien ( RH 1893 p. 365 e.v. en p. 402 e.v. Nadere regels voor de toelating in Nederlands-Indië werden gegeven bij KB 6.4.1894 Sb. 53, RH 1894 p. 157. Latere wijzigingen van reglement en voorschrift behelsden slechts ondergeschikte aanpassingen en zijn hier buiten beschouwing gelaten. ) . Evenals de Hoofdcursus werd ook de Cadettenschool naar Breda overgebracht, en wel krachtens KB van 19 juni 1924 Sb. 299, ingaande 1 september aanvolgend. De Gouverneur der KMA werd eveneens belast met de waarneming van de directie van de Cadettenschool. Ook hier kan derhalve een geleidelijke opheffing worden waar genomen à waarbij de formele opheffing eveneens niet is terug te vinden ( Legerorders 1924 nr. 332, ministeriële circulaire van 27 september 1924 IIe afd. nr. 19. ) .
1.4 Artillerie- en Genieschool te Delft 1816-1818, onderzoeks- en studiecommissies 1818-1824
De Artillerie- en Genieschool te Delft werd opgericht bij Souverein Besluit van 24 februari 1814 nr. 162, na voorstudies verricht door de latere directeur, gen.maj. Voet. De school diende voor de opleiding van militaire officieren van de "technische" wapens artillerie en genie, alsmede voor opleiding van civiele ingenieurs van de Waterstaat. De school heeft bestaan tot 1828, toen zij door de KMA werd opgevolgd. Bij KB van 19 november 1816 nr. 28 werd deze taak uitgebreid met de opleiding van marine-officieren. In 1818 kwamen ernstige spanningen tussen de directeur Voet en de hoogleraar wiskunde De Gelder aan het licht. Deze gaven de Commissaris-Generaal (minister) van Oorlog aanleiding om de generaals Van Hoey van Oostee en De Man op te dragen, onderzoek ter plaatse naar de gang van zaken bij de school in te stellen. Mede als gevolg van hun rapportage werd De Gelder eervol ontslagen en bij KB van 31 mei 1819 nr. 1 werd een commissie benoemd die een studieplan voor de school diende op te stellen. De commissie, onder voorzitterschap van Voet, rapporteerde in 1820. Bezwaren van de Commissaris-Generaal tegen de uitkomsten van het rapport leidden tot de instelling, bij KB van 13 december 1822 nr. 1, van een nieuwe commissie, die aanbevelingen moest doen omtrent de inrichting van het militair onderwijs. Tot voorzitter werd benoemd de Kwartiermeester-Generaal lt. gen. De Constant Rebecque. Deze commissie rapporteerde in 1823, en bracht in 1824 nader verslag. Een en ander leidde tot het oprichtingsbesluit van de KMA ( Janssen, Op weg naar Breda, p. 267 e.v. De inrichting en wederwaardigheden van de Artillerie- en Genieschool en de werkzaamheden van de respectieve commissies worden door Janssen gedetailleerd beschreven. )
1.5 Commissie tot het bijwonen van officiersexamens, 1828-1829
Zoals hiervoor in paragraaf 1.1.2.8 is uiteengezet, werd bij hetzelfde KB dat de KMA in het leven riep, tevens een Commissie van Inspectie over het Militair Onderwijs in het leven geroepen. Deze commissie werd echter reeds bij KB van 13 december 1827 nr. 120 opgeheven en niet vervangen. Aangezien inmiddels aan deze commissie een rol was toebedeeld bij het afnemen van officiersexamens , werd voor dit doel bij hetzelfde KB een "speciale" commissie ingesteld. De verdere toedracht tot 1840 is dan onduidelijk. In dat jaar werd een staande "speciale commissie", naderhand "Speciale Commissie van Inspectie over het Militair Onderwijs", ingesteld, waaruit wellicht worden afgeleid, dat van 1827 tot 1840 ad-hoc commissies werden benoemd.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven van KMA, Hoofdcursus en Cadettenschool zijn gevormd volgens het agendastelsel dat tot 1940 gebruikelijk was bij organen ressorterend onder het ministerie van Oorlog c.q. Defensie: per classificatierubriek (gewoon, geheim, persoonlijk, vertrouwelijk enz.) werden agenda's gevoerd, eventueel gesplitst naar ingekomen en uitgaande stukken. De stukken werden binnen hun rubriek op agenderingsnummer opgelegd, voorzover althans uitgaande stukken niet werden afgeschreven in brievenboeken. Tot en met 1835 werden bij de KMA de agendanummers van de gewone ingekomen stukken niet op de stukken aangetekend.
Het oudste deel van de archieven van de KMA is, vermoedelijk niet bijzonder lang na de oprichting van de KMA, sterk door water aangetast. Te vrezen valt, dat in deze wateroverlast andere stukken verloren zijn gegaan, maar zekerheid bestaat daarover niet.
Duidelijk is, dat in 1857 opruiming is gehouden in het archief, op last van de toenmalige Gouverneur ( Inv.nr. 58. ) Wat daarbij vernietigd is, is volstrekt onbekend.
Het ligt in de rede te veronderstellen, dat met de overbrenging van de Hoofdcursus en de Cadettenschool naar Breda, in 1923 resp. 1924, ook de archieven naar de KMA zijn gebracht en sindsdien de eigenlijke KMA-archieven op hun tochten hebben vergezeld. Bevestiging daarvan is echter niet te vinden.
Na de opheffing van de KMA in 1940 is nog in datzelfde jaar het archief van de afdeling Onderwijs der KMA naar Delft overgebracht om daar te worden opgeslagen. Wat er sindsdien van dit materiaal is geworden, is onbekend. Een specificatie ervan is bewaard gebleven ( Inv.nr. 231. ) . Het overige archiefmateriaal van KMA, Hoofdcursus en Cadettenschool is te eniger tijd overgedragen aan het Nederlands Weermachtsarchief, later geheten Archief der Koninklijke Landmacht (Archief KL) en door deze instantie bewerkt. Deze bewerking bestond uit het verwijderen van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, volgens thans niet meer bekende selectiecriteria, en de inventarisatie van het overblijvende. Deze bewerking is verlopen volgens exact dezelfde methodiek, die elders ( Nationaal Archief, archieven van Chefs van het wapen der Artillerie 1814-1940, inventaris codenummer 2.13.61, inleiding p. 26 e.v. ) uitvoerig is uiteengezet, en resulteerde in een formele "AGAG- inventaris" met een specificatie van bewaarde correspondentie. Bij deze bewerking door het Archief KL werden reeksen registers niet ge(re)construeerd. In de eigenlijke KMA-archieven werden agenda's, brievenboeken en orderboeken van Gouverneur, Commandant en compagnieën kris kras door elkaar geschud. De te bewaren correspondentie werd herordend. Stukken over één onderwerp en doorgaans daterend uit één kalenderjaar werden bijeen gevoegd tot een omslag. Aan deze omslag werd als kenmerk gegeven het laagste jaar en agenderingsnummer van de erin ondergebrachte stukken. Enkele bijzondere ingrepen werden daarbij toegepast. Ingekomen stukken waarop het agenderingsnummer eigentijds niet was bijgeschreven (tot 1836), werden, met het briefkenmerk van de afzender en daarop gesorteerd, in de specificerende lijst weergegeven ( Opvallend is, dat men blijkens aantekeningen op de stukken wèl de moeite nam, om te verifiëren of de ingekomen stukken in de agenda's voorkwamen, maar niet de agenderingsnummers van de KMA, voorzover blijkend uit de agenda's, overnam op de stukken. ) , en eenmaal deze gewoonte aangenomen, werd daarmee vrolijk voortgegaan tot aan het jaar 1839, ondanks het feit dat de KMA registratuur in de jaren 1836-1838 de agenderingskenmerken wel bij was gaan schrijven. Verder werden losse interne (niet ingekomen of uitgegane stukken) door de ingekomen stukken gemengd en in de specificatie als "ongenummerd" opgevoerd. In deze toestand zijn de archieven in 1956, naar alle waarschijnlijkheid zonder de bijbehorende toegangen, overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief i. c. het hulpdepot te Schaarsbergen. Naar achteraf valt te constateren, zijn van deze overdracht in elk geval uitgezonderd de (losse) stukken van de KMA-archieven vanaf 1905. De verklaring hiervoor zou kunnen zijn, dat in het jaar van voorbereiding van de overdracht, 1955, deze stukken nog geen 50 jaar oud waren en derhalve "niet behoefden te worden overgedragen". Wellicht zijn ook andere, thans vermiste, stukken expres buiten de overname gehouden, maar daarover is geen zekerheid te verkrijgen ( Processen-verbaal van 5 maart en 19 november 1956, resp. "13 registers en 92 portefeuilles, waarvan 22 met brieven", en 0,5 m'. Aangezien van de "brieven" van de KMA archieven slechts 20 portefeuilles werden overgedragen en de "brieven" van de archieven Hoofdcursus en Cadettenschool ieder één eenheid hebben gevormd, is in de opgave van 22 portefeuilles brieven een aanwijzing te vinden, dat in de overdracht van de archieven KMA die van de Hoofdcursus en Cadettenschool waren meebegrepen. De KMA- "brieven" vanaf 1905 waren geborgen in de omslagen AA 20 gedeeltelijk, en AA 21 en 22 geheel, volgens inventaris archief KL. Behalve het merendeel van de correspondentie uit 1905-1940 werden in de inventaris van het Archief KL de volgende bescheiden gespecificeerd, die thans niet meer bij het archief of bij het Centraal Archieven Depot voorkomen: )
  • agenda's "gewoon" over 1915 (hiaat niet vermeld in A 9-11 van inventaris Archief KL) en 1917-1939 (A 12-35)
  • indexen 1898-1932 (A 1-6)
  • stukken betreffende toelatings- en overgangsexamens 1895-1938 (B 1-6)
  • agenda's "geheim" vanaf 1922, dito "vertrouwelijk" vanaf 1916 (P 16-26); overigens werden onder de nummers P 1-15 aangetroffen agenda's "geheim", "vertrouwelijk", "zeer geheim", "bijzonder" en "particulier", waaruit afgeleid mag worden, dat de eenheden P 16-26 die "zoek" zijn, niet noodzakelijk alleen agenda's "geheim" behoeven te bevatten
  • ingekomen brieven geclassificeerd (zie bij de codes PP 1-12) werden niet aangetroffen, wel brievenboeken (van geclassificeerde uitgaande brieven) ten getale van 10, welke qua periode (1837-1884) wel kloppen met de opgave van Archief KL, qua aantal echter niet.
( Van het archief Cadettenschool ontbrak ook het merendeel der "brieven". Hier staat vast, dat het merendeel van de oorspronkelijk voor bewaring geselecteerde correspondentie tussen 1956 en 1989 alsnog is vernietigd. ) .
In Schaarsbergen werden de archieven ondergebracht in een veel groter conglomeraat "Landmachtarchieven", waarop een summiere plaatsingslijst werd gemaakt. Te Schaarsbergen ondergingen de archieven van de KMA (in engere zin) een verdere "bewerking". Ca. een derde deel van de bewaarde correspondentie werd afgescheiden, onderwerpsgewijs herordend en in een nieuwe "inventaris" beschreven. Het overige twee-derde deel plus alle registers werden in de bestaande orde gelaten en in het geheel niet in deze nieuwe toegang vermeld. De raadpleging daarvan diende te geschieden via de plaatsingslijst op het conglomeraat "Landmachtarchieven" . In deze toestand kwamen de archieven in 1980 naar Den Haag.
In elk geval de archieven van de KMA in engere zin zijn ernstig gehavend. Waterschade, opruiming in 1857, en reguliere vernietiging hebben diepe sporen nagelaten. Uit het gegeven, dat tot 1905 vrijwel alle door het Archief KL gespecificeerde bescheiden ook feitelijk werden aangetroffen, en met de eindjaren van de verschillende reeksen, kan worden vermoed dat het archief zoals dat aan het Archief KL werd overgedragen, verre van compleet moet zijn geweest. Omtrent de rest ontbreekt ieder spoor, daargelaten de hiervoor vermelde partiële overbrenging naar Delft in 1940. Van de door het Archief KL bewerkte bescheiden werd de voor bewaring geselecteerde correspondentie vanaf 1905 tot 1940/41 in 1956 niet overgedragen. Met uitzondering van het fragment dat in 1989 van het CAD werd overgenomen, zijn deze stukken thans spoorloos.
Van het archief van de Artillerie- en Genieschool is vooralsnog niet meer bekend dan het fragment dat hierna wordt beschreven. De archieven van de respectieve commissies zijn in meer of mindere mate lacuneus. Van andere stukken ontbreekt elk spoor.
Een deel van de archieven zijn in 1956, naar alle waarschijnlijkheid zonder de bijbehorende toegangen, door het Archief der Koninklijke Landmacht overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief i. c. het hulpdepot te Schaarsbergen.
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
De bescheiden Cadettenschool, die in bijlage 5 worden opgesomd, werden door het Archief KL wel voor bewaring geselecteerd, maar niet overgedragen. Tussen 1956 en 1989 zijn zij, blijkens een notitie op de oorspronkelijke specificatie, alsnog vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
In het kader van de ontmanteling van het conglomeraat "Landmachtarchieven" zijn de archieven KMA, Hoofdcursussen en Cadettenschool herbewerkt. Daarbij is globaal de toestand, die door het Archief KL was beoogd, gehandhaafd c.q. hersteld. Voor de archieven der KMA betekende dat, dat de "herbewerking" die te Schaarsbergen was toegepast, in zijn geheel ongedaan is gemaakt. De bestanddelen van de archieven zijn op een gewone nummering gebracht, terwijl bovendien waar mogelijk series zijn hersteld. De door de correspondentie gemengde "ongenummerde" (d. i. niet ingekomen of uitgaande) bescheiden zijn daaruit verwijderd en afzonderlijk beschreven. De (aangepaste) specificaties van de bewaard gebleven correspondentie zijn integraal tekstverwerkt door het Interdepartementaal Tekstverwerkingscentrum te Winschoten. Daarna is dit instrument door tekstverkorting tot een derde van zijn oorspronkelijke omvang ingedikt, en gesplitst in specificaties van feitelijk aangetroffen stukken, en specificaties van door het Archief KL wel als bewaard opgegeven, maar niet aangetroffen stukken. Uiteraard zijn de afzenderskenmerken van bij de KMA ingekomen brieven uit de jaren tot 1839 geschrapt als niet relevant voor de ordening van het archief van de KMA, terwijl de agenderingskenmerken van de KMA aan de specificaties van de jaren 1836-1838 zijn toegevoegd.
Tijdens de bewerking van het bij het Nationaal Archief berustende is getracht, de archieven zo goed mogelijk te completeren. Van het Centraal Archieven Depot (CAD) van het ministerie van Defensie werd één doos KMA-bescheiden overgenomen, deels ingekomen stukken die in de toegang van het Archief KL wel waren gespecificeerd maar in 1956 niet overgedragen ( Archief KL-nummers AA 21 en -22. Zie noot 54. ) . De stukken van deze supplementaire overdracht hebben thans de nummers 202-206. Uit dezelfde bron kwam een aanvullende doos bescheiden Cadettenschool, thans inv.nrs. 239-241. Deze stukken waren ook reeds beschreven door het Archief KL, doch blijkbaar bij de oorspronkelijke overdracht, in 1956, eveneens achtergebleven. Uit de bibliotheek van de KMA zelf werd 3,5 m' additioneel materiaal overgenomen, thans inv.nrs. 169-200. In overwegende mate betrof dit de archiefvorming van de toelatingsexamencommissies vanaf 1877 tot 1916 ( Het opvolgende materiaal is in 1940 naar Delft vervoerd en nadien spoorloos. Zie noot 51. ) . Uit de eigen "Historische Verzameling" van de KMA werd een beperkt aantal bescheiden gelicht, die gerekend moeten worden tot het voor blijvende bewaring in aanmerking komende deel van de KMA-archieven. Daartoe behoorden belangrijke bescheiden als de notulen van de Raad van Toezicht en stukken betreffende de afwikkeling van de KMA in de jaren 1940-l941. Thans zijn dit de inv.nrs. 209-231, terwijl andere stukken zijn toegevoegd aan de nrs. 200, 204 en 232. Uit het archief van het Instructiebataljon ( Zie Nationaal Archief, archief van de Inspecteur der Infanterie en daarbij aangetroffen gedeponeerde archieven (inventaris in voorbereiding). ) werd het huidige inv.nr. 208, behorend tot de KMA-archieven, verwijderd.
Toegevoegd zijn verder de bescheiden van de Artillerie- en Genieschool, de archiefvorming van de onderzoekscommissie van Van Hoey van Oostee en De Man uit 1818, de Commissie tot het ontwerpen van een leerplan voor de Artillerie- en Genieschool (Commissie Voet), en de Commissie tot het doen van voorstellen voor de inrichting van het militair onderwijs (Commissie De Constant Rebecque). Deze maakten deel uit van een conglomeraat archieven, bekend als de "collectie Van Thielen" naar de departementsambtenaar die bij de overdracht de "specificerende" lijsten vervaardigde. Dit conglomeraat werd in 1905 door het ministerie van Oorlog overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief, en in 1948 van een summiere inventaris voorzien. De geringe accuratesse van deze toegang, het gegeven, dat de kleine (fragment-)archiefjes daarin niet goed te herkennen zijn, en de verwantschap met de andere hier geïnventariseerde archieven leidde tot de beslissing hen in deze inventaris op te nemen. Datzelfde gold voor de archiefvorming van de officiersexamencommissie, dat in het conglomeraat "Landmachtarchieven" schuil ging. Nadere gegevens omtrent overdracht zijn niet voorhanden. Vermoedelijk is dit materiaal onder een verzamelbenaming (commissies o.i.d.) in de jaren 1950 overgedragen.
De inventaris is in eerste instantie ingericht volgens de indeling KMA-archieven, Hoofdcursussen, Cadettenschool, Artillerie- en Genieschool en de respectieve Commissies. Binnen de categorie KMA zijn de respectieve archiefvormers onderscheiden, en binnen de archieven van de Gouverneur en Commandant is een nadere onderverdeling aangebracht conform de aangetroffen stukken. De toedeling van niet-seriële stukken aan resp. Gouverneur en Commandant is geschied op basis van wat hiervoor uiteengezet is over hun formele competentie. Aanspraak op een juiste toedeling wordt niet gemaakt.
Binnen iedere categorie staan de beschrijvingen in principe chronologisch, met dien verstande dat de beschrijvingen van agenda's steeds onmiddellijk volgen op die van de bijbehorende correspondentie. Herordening naar archiefvormer van de bewaard gebleven correspondentie in de archieven Hoofdcursussen is niet toegepast vanwege het geringe volume.
Als bijlagen zijn toegevoegd:
- de (gereviseerde) specificaties van aangetroffen stukken der KMA (bijlage 1), Hoofdcursussen (bijlage 3) en Cadettenschool (bij lage 4);
- de specificaties van door het Archief KL wel als bewaard aangemerkte, maar niet meer aangetroffen stukken KMA (bijlage 2) en Cadettenschool (bijlage 5);
- concordanties op de stukken gelicht uit de Historische Verzameling der KMA (bijlage 6) en overgebracht vanuit de "collectie Van Thielen";
- een index op de inventarisnummers in oplopende volgorde met
paginaverwijzing (bijlage 7).
Deze laatste bijlage is nodig vanwege het feit, dat de inventaris niet op een lineair oplopende nummering is gebracht. De overwegingen die daartoe motiveren, zijn elders uitvoerig uiteengezet ( NA-II, Chefs der Artillerie, inleiding. ) Voor de hervinding van de dooreenstaande inventarisnummers dient bijlage 7.
Ordening van het archief
Het gebruik van de inventaris wijst zich zo goed als vanzelf. Inhoudelijke toegang wordt verkregen via de inventaris (beschrijvingen van afzonderlijke stukken) en, voor de bewaard gebleven correspondentie-stukken, via de specificerende bijlagen 1, 3 en 4. Deze zijn chronologisch en daarbinnen op oplopend omslagnummer ingericht. De eerste kolom verwijst naar het toepasselijke inventarisnummer. Voor het aanvragen van stukken dient uitsluitend dit nummer gebruikt te worden. Voor de uitgaande stukken dient men, voorzover aanwezig, de brievenboeken te raadplegen. Daarop bestaat geen nadere toegang. De reeksen orderboeken, evenmin nader ontsloten, kunnen voorzover aanwezig inzicht geven in het dagelijks reilen en zeilen van de instellingen.
De bijlagen 2 en 5 geven een opsomming van ontbrekende stukken ten opzichte van de specificaties van het Archief KL, met in de linkerkolom het inventarisnummer, waartoe zij zouden hebben behoord. De in deze bijlagen genoemde stukken kunnen uiteraard niet worden geraadpleegd.
Waar in de inventaris bij een verzamelbeschrijving de nummerreeks met ** is gemarkeerd (bv. *114-123*) wordt bedoeld dat niet alle nummers tussen het begin- en het eindgetal feitelijk deel uitmaken van de ter plaatse beschreven serie.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Koninklijke Militaire Academie (KMA), nummer toegang 2.13.22, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, KMA, 2.13.22, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Van "belendende" archieven moet allereerst het archief van het ministerie van Oorlog, en voor de periode 1850-1857 dat van Marine, worden genoemd. Het gewoon (verbaal)archief van het ministerie van Oorlog berust bij het Nationaal Archief, onder toegangsnummer 2.13.01. Van het gedeelte tot 1914 is de periode 1882-1913 zo goed als compleet aanwezig, maar dit zal te eniger tijd worden geschoond. Het gedeelte daarvoor is reeds eerder, en zeer (soms: te) ingrijpend, geschoond. Voor het gehele archief geldt dat zelfs bij het ontbreken van stukken (verbalen) de indices nog zeer veel informatie verschaffen.
Het geheim (verbaal)archief van Oorlog is slechts bewaard gebleven tot 1844. Het gedeelte 1845-1940 is in de Tweede Wereldoorlog geheel teloor gegaan. Dit archief is te vinden onder nummer 2.13.67 bij het Nationaal Archief.
Gezien de intensieve bemoeienis van de koning met de aanloop tot en oprichting van de KMA dient ook het archief van de Staatssecretarie hier te worden vermeld als additionele bron, te vinden onder nummer 2.02.03.
Verwezen wordt naar de hiervoor al genoemde archieven van de (Hogere) Krijgsschool, Speciale Commissie voor Inspectie van het Militair Onderwijs, en Inspecteur van het Militair Onderwijs, allen berustend bij het Nationaal Archief, respectievelijk onder nummer 2.13.53 en 2.13.62.02.
Tenslotte wordt de aandacht gevestigd op de "Historische Verzameling" bij de KMA zelf. Deze bevat talrijke curiosa, foto's, films en kleine particuliere archiefjes van (oud-)leerlingen. Deze verzameling wordt door de KMA-bibliothecaris beheerd.

Concordansen
Concordans op de uit de Historische Verzameling (HV) der KMA gelichte en naar de archieven der KMA overgebrachte bescheiden
HV-nr. inv.nr.
1828/6 227
1828/7 228
1828/8 226
1828/9 225
1828/11 223
1829/2 223 en 224
1829/3 222
1830/2 219
1830/3 219
1830/4 220
1830/5 219
1830/6 219
1830/7 219
1830/8 221
1830/9 219
1830/10 221
1837/3 218
1846/1 toegevoegd aan 200
1850/2 217
1854/1 216
1855/1 toegevoegd aan 200
1859/1 214
1859/2 215
1859/4 229
1864/2 213
1865/1 212
1869/3 210
1869/4 211
1877/2 229
1890/7 209
1940/6h toegevoegd aan 204
1940/6i toegevoegd aan 204
1940/6n toegevoegd aan 232
1940/6t 230
1940/9a toegevoegd aan 204
1940/9(i) 231
Concordans op het uit de "collectie Van Thielen" gelichte archief van de Commissie tot het ontwerpen van een leerplan voor de Artillerie- en Genieschool
oud nr. inv.nr.
1 257-264
2 255, 256, 269
Specificatie van door het Archief KL als bewaard opgegeven, maar thans ontbrekende stukken KMA
inv.nr. jaar/omslag beschrijving
1 Enige bij name genoemde kadetten toegestaan de lessen van het tweede studiejaar te volgen, 1828
1 Aanbiedingsbrief met tabellarisch verslag (ontbreekt) van de minister van Binnenlandse Zaken met namen van sollicitanten die een burgerfunctie verzoeken bij de KMA, 1828
1 Mededeling dat de stamboekencontroles en andere stukken van de Artillerie- en Genieschool zo spoedig mogelijk naar de KMA zullen worden gezonden, 1828
1 Afwijzend beschikt op het verzoek het materieel der artillerie van de KMA te doen opleggen in het Arsenaal te Breda, 1828
2 Advies i.v.m. het toezenden van een kaart van de Noordelijke Provinciën aan de KMA, wegens aanbrengen van correcties één maand uit te stellen, 1829
2 Machtiging verstrekt de goederen vermeld op de staten Littera B (ontbreken) te sturen naar de KMA, 1829
2 Directeur van de 4e Fortificatiedirectie zal voorzien in het ongerief veroorzaakt door de aanwezigheid van privaten in het Hoofdgebouw van de KMA, 1829
2 Nadere instructies over de duur van de opleiding tot officier bij de KMA, 3 of 4 jaren, 1829
2 Toezenden ontwerpbestekken (ontbreken) met verzoek om advies voor het bouwen van enige lokalen voor gymnastiek, bergplaats voor brandspuiten, ten dienste van de zwemschool, enz. bij de KMA, 1829
2 Machtiging verleend, indien de oefeningen op het veld van de kadetten zulks vereisen, verhakkingen te doen in de dennenbosjes op de kaart aangegeven als no. 40 en 41, 1829
2 Kapt.ing. Bellefroid en 1e lt. art. Doorman leden van de examencommissie voor het toelatingsexamen KMA zullen zolang hun detachering duurt de verblijfskosten ontvangen als vastgesteld voor de eerste 8 dagen, 1829
2 Machtiging verleend tot vertrek naar hun garnizoen van het detachement 4e Bat. Veldartillerie gedetacheerd bij KMA, 1829
2 (Handelt blijkbaar over de scheiding van de Noord- en Zuidnederlandse militairen), 1829
3 Verzoek van de heer de Burbure te Dendermonde zijn zoon toe te staan deel te nemen aan het toelatingsexamen voor kadet bij de KMA bij het wapen der Art., 1830
4 Verzoek de rubrieken van de toegezonden lijsten met namen van kadetten van het 2e en 3e studiejaar in te vullen betreffende het waarom wel en niet dienen bij het leger, 1831
4 1e lt.adj. Stieltjes i.p.v. 1e lt. Bommier zitting doen nemen in de Raad van Administratie van de KMA, 1831
4 Autorisatie voor de verkoop van voor de dienst ongeschikte paarden van de KMA, 1831
5 (Verzoek om inlichtingen i.v.m. een ingekomen rekening van de boekhandelaar Krap te Rotterdam voor in 1829 aan de KMA geleverde boeken), 1832
5 Met spoed 2 complete slaapfournituren voor kadetten naar het Kon. Instituut voor de Marine te Medemblik zenden voor de kadetten van de Waterstaat Hombach en Van Diggelen, 1832
5 Machtiging om t.b.v. de bibliotheek van de kadetten bij het Kon. Instituut voor de Marine te Medemblik f 300 te besteden voor de aankoop van boeken en abonnementen op militaire tijdschriften. Voorts te doen zenden naar die inrichting 12 geweren en sabels compleet met leergoed e.a., 1832
5 Zo spoedig mogelijk ingevolge de voorschriften de staten inzenden van de paarden bij de KMA, 1832
6 (Verzoek van de hertog van Saxen-Weimar om zijn zoon de lessen voor de Elèves der Genie bij het Kon. Instituut voor de Marine te doen bijwonen), 1833
7 Door de Raad van Administratie van de KMA werd de van de boekhandelaar Hartman ontvangen rekening over geleverde boeken teruggezonden met verzoek deze te wijzigen en de rekening van de te Medemblik geleverde boeken aldaar in te dienen, 1834
12 1839/115 Afschrift van de legerorder van de prins veldmaarschalk bij het aanvaarden van de Opperdirectie over het departement van Oorlog, 1839
12 1839/124 Het weer aanvaarden van de betrekking van Grootmeester der Artillerie door prins Frederik, 1839
13 1840/387 Algemene Order voor het leger, betr. de benoeming van de adjudanten van de koning, 1840
15 1842/187 Over het verzorgen van krankzinnige militairen en waar deze te verplegen, 1842
15 1842/267 Opzenden van voorwerpen vermeld op bijgevoegde staat afkomstig uit de Legerhoefsmederij te 's-Gravenhage, naar de op te richten hoefsmidschool bij de KMA, 1842
16 1843/43 Kennisgeving dat de door de heer C.H, Phaff te Nijmegen aan Z.M. aangeboden modellen van art. materieel door tussenkomst van de maj. der art. Rijneveldt naar de KMA gezonden zullen worden, 1843
16 1843/183 Verzoek om inlichtingen over het onderwijs in de militaire genie der KMA t.b.v. de Spaanse zaakgelastigde, 1843
16 1843/195 Kennisgeving dat ingevolge KB 19.10.1843 no. 54 de adjudanten van Z.M. en de prinsen van het Kon. Huis een toelage zullen genieten van f 600 per jaar, 1843
16 1843/251 Beslissing op gedane voorstellen n.a.v. de reorganisatie van het kader bij de KMA, 1843
17 1844/37 Handleiding tot de paardenkennis voor o.off. en kpls. der kavalerie en artillerie door de paardenarts Van der Poll en rmr. Van der Duyn, 1844
17 1844/55 Tevredenheidsbetuiging over het vervaardigen van de 7e serie van de leercursussen, 1844
17 1844/56 Toezenden 25 ex. Maleis-Nederduits en Nederduits -Maleis woordenboek en ex. verhandeling van het Bataviaans Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, 1844
17 1844/284 Toezenden KB 19.11.1944 no. 46 betr. instelling van een onderscheidingsteken voor langdurige dienst van off., benevens traktementsverhoging van subalterne off. met lange diensttijd, 1844
18 1845/10 Beschouwingen over het vuur schuins links bij de Inf. voor de exercitie met slaggeweren, 1845
20 1847/80 Kennisgeving ontvangst boekwerk "Beginselen der Differentiaal- en Integraalrekening" door de lector in de wiskunde bij de KMA Badon Ghijben, 1847
24 1851/188 Toezending nota met tekening inz. wijziging van de pinkram, kardoestas en het leggen van fascinebanden, met last het stuk te verzenden aan de kol. inspecteur der draagbare wapenen, 1851
25 1852/151 Advies gevraagd over wijziging van rapporten inz. exercitie met handgeweer bij de Marine, 1852
25 1852/194 Toezending KB 13.6.1852 no. 76 inz. wijziging uniform regt. Grenadiers en Jagers, 1852
26 1853/223 Dankbetuiging toezending Handleiding voor het Stoomwezen bij de marine, met atlas, door ltz. 1 Kemper, 1853
27 1854/518 Op last van de president van de Speciale Commissie van Inspectie van het Militair Onderwijs moet aan het nieuwe lid daarvan sbn. Ferguson een volledig exemplaar der leercursus worden gezonden en de kosten daarvan te brengen op de staat van druk- en bindwerk van de KMA, 1854
31 1858/85 Toezending exemplaar 6e blad (Noord-Brabant) van de verbeterde kaart van het Koninkrijk van lt. gen. Kraijenhoff, 1858
32 1859/52 Wijziging reglement binnenlandse dienst Rijkstelegraaf volgens KB 25.1.1859 Sb. 5, 1859
34 1863/62 Minister van Oorlog vraagt naar evt. aanwezige oudheden van vaderlandse kunst, zeden en beschaving, af te staan aan de minister van Binnenlandse Zaken voor de inrichting van een museum aan het Binnenhof te 's-Gravenhage, 1863
34 1866/3 Toezending door minister van Binnenlandse Zaken van één ex. van 2e blad algemene waterstaatskaart van Nederland, 1866
35 1870/467 Minister van Oorlog bepaalt dat de cursus aan de KMA dit jaar op 17 i.p.v. op 1 sept. zal beginnen, 1870
35 1881/59 Dankbetuiging van de Commissie hulpbetoon armen Breda voor van de kadetten ontvangen opbrengst van een benefietconcert, 1881
35 1882/59 Dankbetuiging van de Commissie hulpbetoon armen Breda voor van de kadetten ontvangen opbrengst van een benefietconcert, 1882
36 1883/48 Dankbetuiging van de Commissie hulpbetoon armen Breda voor van de kadetten ontvangen opbrengst van een benefietconcert, 1883
36 1885/20 Voor het samenstellen van de naamborden van gesneuvelde en gedecoreerde off. alles zo goed mogelijk voorbereiden, maar uitvoering opschorten tot nadere machtiging van de minister, 1885
36 1892/226 Gewijzigde bureautijd bij het departement van Oorlog, 1892
37 1898/966 Betr. een nieuw volkslied, woordem van H.J. Smit te 's-Gravenhage, 1898
203 1905/1295 Benoeming van Officieren b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadeten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten van 24 Juli 1905, Nos. 19 en 20 van 10 Augustus 1905, No. 241 en van 27 October 1905 No. 13., 1905
203 1905/1340 Benoeming van Cadets b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en voor den dienst in Ned. Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en van jongelingen. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed op vragen., 1905
203 1906/1259 Benoeming van Officieren b/h Leger h.t.l. en b/h Leger in Nederlandsen-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten van 25 Juli 1906, Nos. 7 en 8., 1906
203 1906/1280 Benoeming van Cadets, b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en voor dien in Ned.-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die geslaagd zijn voor het toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1906
203 1907/907 Bijzetting van de overblijfselen van Wijlen Generaal Baron Chasseé, op 18 Juni 1907 met militair eerbetoon., 1907
203 1907/1086 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Ned.-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten van 19 Juli 1907, Nos. 84 en 85., 1907
203 1907/1167 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht van de Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1907
203 1908/1093 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten van 25 Juli 1908, Nos. 59 en 60., 1908
203 1908/1121 Benoeming van Cadets b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1908
203 1908/1159 Vergunning tot het dragen van een pels over de atilla door de Officieren v/d Generalen Staf en van het Wapen der Cavalerie, ingevolge Kon. Besluit van 29 Juli 1908, No. 50., 1908
203 1909/61 Aanstelling van een Cadet v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A. tot 2e Luitenant b/h Wapen der Infanterie v/h Leger in Nederlandsch-Indië, ingevolge Kon. Besluit van 30 December 1908, No. 56., 1909
203 1909/1058 Benoeming van Officieren b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsen-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A., ingevolge de Kon. Besluiten van 28 Juli 1909, Nos. 53 en 54, 1909
203 1909/1103 Benoeming van Cadets b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederl.-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borhtocht v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1909
203 1910/1240 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsen-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar., 1910
203 1910/1246 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar van de K.M.A., ingevolge de Kon. Besluiten van 6 Augustus 1910 Nos. 59 en 60 en van 28 October 1910 Nos. 48/49., 1910
203 1910/1291 De melodie van het "Wilhelmus van Nassouwe", zooals die bij plechtigheden van militairen aard wordt ten gehoore gebracht, moet worden vervangen voor de melodie v/h jaar 1626, zooals die door Valerius werd gezet op de woorden gedicht door Marnix v. St. Aldegonde., 1910
203 1910/1303 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. v/d jongelingen die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de Kon. Mil. Academie voor den dienst h.t.l. en in Nedelandsch-Indië. De gevorderde akte van borgtocht met spoed op vragen v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië., 1910
203 1910/1409 Benoeming van Cadets b/d K.M.A. voor den dienst in Nederlandsch-Indië., 1910
203 1911/1182 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A., ingevolge de Kon. Besluiten van 29 Juli 1911, Nos. 32 en 33, en van 17 Augustus 1911 No. 45., 1911
203 1911/1255 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan aan het toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1911
203 1912/301 Toezending afschrift Kon. Besluit van 26 Februari 1912, No. 9, over traktementen van officieren., 1912
203 1912/1258 Benoeming van Officieren b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A. ingevolge de Kon. Besluiten van 20 Juli 1912 No. 61 en 62., 1912
203 1912/1392 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d Jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten voor Oost-Indië met spoed op te vragen., 1912
203 1913/1024 Benoeming van officieren b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten van 19 Juli 1913 Nos. 49 en 50 van 17 September 1913 Nos. 33 en 35 en van 13 November 1913 No. 37., 1913
203 1913/1025 Toelating tot de K.M.A. van jongelingen uit Ned.-Indië, In 1913, met opdracht te onder zoeken of de meegebrachte akten van borgtocht in orde zijn. Worden opgeleid voor het Wapen der Infanterie v/h Leger in Nedelandsch-Indië., 1913
203 1913/1182 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor het Leger h.t.l. en in Nedelandsch-Indië van jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1913
203 1913/1187 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar., 1913
203 1914/1036 Toelating tot de K.M.A. in 1914, van jongelingen uit Nederlandsch-Indië voor opleiding voor het Wapen der Infanterie v/h Leger in Nederlandsch-Indië. Onderzoeken of de uit Indië meegebrachte akten van borgtocht, in orde zijn bevonden., 1914
203 1914/1065 Benoeming van officieren b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten van 28 Juli 1914 Nos. 88 en 89., 1914
203 1914/129 Benoeming van Cadets bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nedelandsch-Indië v/d Cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht voor de Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1914
203 1915/A Benoeming van Cadetten bij de K.M.A. voorden dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen der Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed op vragen., 1915
203 1916/169 Benoeming van een Officier, b/h Leger h.t.l. (het Wapen der Artillerie), ingevolge Kon. Besluit van 8 September 1916, No. 70., 1916
203 1916/349 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Nedelandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge de Kon. Besluiten Nos. 32 en 34 van 3 Maart 1916., 1916
203 1916/999 Toelating tot de K.M.A. in 1916, van jongelingen uit Nederlandsch-Indië, die aldaar hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. en bestemd om te worden opgeleid voor het Wapen der Infanterie v/h Leger in Nederlandsch-Indië. Onderzoeken of de uit Indië meegebrachte akten van borgtocht in orde zijn bevonden., 1916
203 1916/1233 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht v/d Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed op vragen., 1916
203 1917/1173 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Nedelandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A., ingevolge de Kon. Besluiten van 25 Juli 1917, Nos. 79 en 81, 1917
203 1917/1203 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A., voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. en van enigen zonder rangschikkingsonderzoek. De gevorderde akte van borgtocht van de Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1917
203 1918/97 Benoeming van Officieren, b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A., ingevolge de Kon. Besluiten van 7 Januari 1918, Nos. 56 en 58, van 12 Augustus 1918, Nos. 67 en 68 en van 23 November 1918, No. 82., 1918
203 1918/1210 Voorloopige regeling van de militaire bezoldiging voor het beroepspersoneel b/d Landmacht (met een exemplaar)., 1918
203 1918/1550 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nedelandsch-Indië van de leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A., zoowel in Nederland als in Nederlandsch-Indië. De gevorderde akte van borgtocht voor de Cadetten bestemd voor Oost-Indië met spoed opvragen., 1918
203 1920/1561 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht met spoed opvragen., 1920
203 1921/1278 Toelating in Indië tot de K.M.A. van eenige jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De akten van borgtocht welke meegebracht worden, onderzoeken of deze in orde zijn., 1921
203 1921/1437 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A., zoowel h.t.l., als in Oost-Indië. De gevorderde akte van borgtocht met spoed op vragen., 1921
203 1922/1184 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht met spoed op vragen., 1922
203 1923/1304 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d leerlingen v/d Cadettenschool te Alkmaar en v/d jongelingen, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen voor de K.M.A. De gevorderde akte van borgtocht met spoed opvragen., 1923
203 1924/1438 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. en van leerlingen v/d cursus b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nedelandsch-Indië., 1924
203 1925/744 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor dendienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië. Toelating tot de K.M.A. van adspiranten afkomstig uit Ned.-Indië, die hebben voldaan aan het toelatingsexamen. Toelating van onderofficieren tot den Hoofdcursus b/d K.M.A. Benoeming van cadetten v/d Cadettenschool te Alkmaar b/d K.M.A., 1925
203 1926/764 Toelating tot den Hoofdcursus in 1926, b/d K.M.A. v/d onderofficieren, die hebben voldaan a/h toelatingsexamen, b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië., 1926
203 1926/797 Benoeming tot tweede Luitenant, b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten v/h hoogste studiejaar v/d K.M.A. en v/d sergeanten-leerling v/d Hoofdcursus, ingevolge de Kon. Besluiten van resp. 4 Augustus 1926, No. 63 en van 6 September 1926, No. 52 en bij Besluit v/d Gouv.-Generaal van Ned.-Indië van 16 Juli 1926 No. 4 A., 1926
203 1926/969 Benoeming van Cadetten bij de K.M.A. voor den dienst in Nederlandsch-Indië v/d jongelingen die hebben voldaan a/h toelatingsexamen zoowel h.t.l. als in Oost-Indië., 1926
203 1927/943 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst in Nederlandsch-Indië v/d jongelingen die hebben voldaan a/h toelatingsexamen zoowel in Nederland als in Oost-Indië., 1927
203 1928/747 Toelating tot het 2e studiejaar K.M.A. Toelating in Ned.-Indië tot de K.M.A. Benoeming tot Cadet b/d K.M.A. v/d jongelingen vermeld op de nominatieve staten voor den dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië., 1928
203 1929/829 Benoeming van Cadetten tot 2e Luitenant b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië resp. bij Kon. Besluit van 18 Juli 1929, No. 54 en bij Besluit v/d Gouv.-Generaal van Nederlandsch-Indië van 28 Juli 1929 No. 1a., 1929
203 1929/917 Toelating tot de K.M.A. en benoeming van Cadetten b/d K.M.A. met plaatsing i/h eerste of tweede studiejaar zoowel voor den dienst h.t.l. als voor dien in Ned.-Indië., 1929
203 1930/54 Benoeming van Cadetten tot 2e Luitenant, voor het Leger h.t.l. en voor dat in Nederlandsch-Indië resp. ingevolge Kon. Besluit van 18 Juli 1930, No. 301 en bij Besluit v/d Goudv. Generaal van Ned.-Indië van 9 Januari 1930, No. 2a., 1930
203 1930/963 Benoeming van Cadetten tot tweede-luitenant, voor den dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië resp. ingevolge Kon. Besluit van 27 Juli 1931, No. 146 en bij Besluit v/d Gouv.-Generaal van Nederlandsch-Indië van 2 Augustus No. 1a., 1930
203 1930/1059 Toelating tot de K.M.A. en benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië., 1930
203 1931/1057 Toelating tot de K.M.A. en benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië, die hebben voldaan a/h rangschikkingsonderzoek zoowel h.t.l. als in Oost-Indië van jongelingen die zich in Ned.-Indië hebben aangmeld., 1931
203 1932/1110 Toelating tot de K.M.A. van jongelingen voor den dienst h.t.l. en voor dien in Nederlandsch-Indië, die hebben voldaan a/h rangschikkingsonderzoek zoowel h.t.l. als in Oost-Indië en benoeming van Cadetten b/d K.M.A. eveneens voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië., 1932
203 1933/1102 Toelating tot de K.M.A. en benoeming van Cadetten b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië, ook v/d jongelingen die zich in Nederlandsch-Indië hebben aangemeld., 1933
203 1934/113 Benoeming van Cadetten bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. in het eerste c.q. tweede studiejaar., 1934
203 1935/1189 Benoeming van Cadetten voor het 1ste en 2e studiejaar b/d K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië., 1935
203 1936/600 Brief van Z.H. de Sultan van Pontianak v/d K.M.A. om als vader v/d Cadet-Sergeant Pangaran Sjarif Hamid Alkadrie zijn dank te betuigen., 1936
203 1936/1102 Benoeming van Cadetten b/d K.M.A. i/h eerste en tweede studiejaar voor den dienst b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië., 1936
203 1937/840A Benoeming van Cadetten voor het eerste en tweede studiejaar bij de K.M.A. voor den dienst h.t.l. en in Nederlandsch-Indië, ook van jongelingen, die in Nederlandsch-Indië examen hebben gedaan., 1937
203 1937/ Benoeming tot 2e Luitenant voor den dienst b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten-Sergeant v/d Kon. Mil. Academie, ingevolge Kon. Besluit van 14 Juli 1937, No. 26 en bij Besluit v/d Gouv.-Generaal van Nederlandsch-Indië van 23 Juli 1937, No. 1 1Z., 1937
203 1938/1305A Benoeming van Cadetten voor het 1ste en 2de studiejaar b/d K.M.A. voor den dienst b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië., 1938
203 1938/ Benoeming tot 2e Luitenant v/d dienst b/h Leger h.t.l., ingevolge de Kon. Besluiten van 25 Juli 1938, No. 97, van 5 October 1938, No. 26 en van 15 November 1938 No. 43., 1938
203 1939/ Benoeming van Cadetten voor het 1ste en 2de studiejaar b/d K.M.A. voor den dienst b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië, ook van jongelingen die in Nederlandsch-Indië hebben voldaan a/h rangschikkingsonderzoek., 1939
203 1939/ Benoeming tot 2e Luitenant voor den dienst b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië, ingevolge Kon. Besluit van 17 Juli 1939 en bij Besluit van den Gouv.-Generaal van Nederlandsch-Indië van 24 Juli 1939, No. 1 Z., 1939
Benoeming tot 1ste Luitenant b/h Wapen der Infanterie v/h Leger h.t.l., ingevolge Kon. Besluit van 17 October 1939, No. 25., 1939
203 1939/603A Benoeming tot 2e Luitenant voor den dienst b/h Leger h.t.l. en in Nederlandsch-Indië v/d Cadetten-Vaandrig v/d K.M.A. v/h 3e studiejaar ingevolge beschikking v/d Generaal-Majoor Carstens van 11 Juli 1940 No. 7., 1939
203 1938 Blanco formulieren voor aanmelding van een Adspirant b/d K.M.A. en Bewijs van Toestemming, tevens een voorschrift betr. de voornaamste bepalingen voor de toelating tot de K.M.A. en regeling studiegelden., 1938
Specificatie van door Archief KL als bewaard opgegeven, maar naderhand alsnog vernietigde stukken Cadettenschool
jaar/omslag beschrijving
1894/70 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1895/76 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1896/26 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1897/4 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1898/76 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1899/38 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1900/15 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1901/9 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1902/36 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1903/123 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1904/224 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1905/170 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1906/16 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1907/11 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1908/388 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1909/76 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1910/179 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1911/183 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1912/308 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1913/143 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1914/228 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1915/476 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1917/420 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1918/196 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1919/100 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1922/69 Toelatingsexamen en benoeming kadetten
1895/372 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1896/446 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1897/275 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1898/254 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1899/240 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1900/239 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1901/232 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1902/199 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1903/257 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1904/265 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1905/289 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1906/310 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1907/346 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1908/272 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1909/369 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1910/324 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1911/317 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1912/282 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1913/328 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1914/179 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1915/129 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1917/441 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1921/638 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
1923/108 Overplaatsing kadetten van Cadettenschool naar KMA
HV-nr.inv.nr.oud nr.inv.nr.inv.nr.jaar/omslagbeschrijvingjaar/omslagbeschrijving

Archiefbestanddelen