Terug naar zoekresultaten

2.20.02.03 Inventaris van het archief van de Cultuurmaatschappij Wonolangan te 's-Gravenhage, (1871) 1895-1973

Het archief bevat onder meer stukken betreffende bestuur, personeel, boekhouding, aanplant, fabricage, alsmede documentatie, correspondentie en foto- en kaartmateriaal.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.20.02.03
Inventaris van het archief van de Cultuurmaatschappij Wonolangan te 's-Gravenhage, (1871) 1895-1973

Auteur

Joh.C. van Aartrijk

Versie

22-05-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1972 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Cultuurmaatschappij Wonolangan te 's-Gravenhage
Cultuurmij. Wonolangan

Periodisering

archiefvorming: 1895-1973
oudste stuk - jongste stuk: 1871-1973

Archiefbloknummer

I20563

Omvang

; 229 inventarisnummer(s) 23,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Cultuurmaatschappij Wonolangan te 's-Gravenhage

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat onder meer stukken betreffende bestuur, personeel, boekhouding, aanplant, fabricage, alsmede documentatie, correspondentie en foto- en kaartmateriaal.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Inlichtingen inzake de functies in de Indische cultures
Naar aanleiding van uwe brieven van 16 en 24 augustus jl., kenmerk A39260/EZ/Re, deel ik u het volgende mede.
De door u gestelde vragen kunnen door mij alleen goed worden beantwoord, wanneer ik die beantwoording laat voorafgaan door een inleiding, waarin een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste bijzondere rechten en verplichtingen die de eigenaren van de voormalige z.g. "particuliere landerijen in West-Java" en de op die landerijen wonende Indonesiërs, mèt de met hen gelijkgestelde Chinezen en Arabieren, vroeger gehad hebben.
Deze rechten en verplichtingen waren vastgelegd in het "Reglement omtrent de particuliere landerijen bewesten de Tjimanoek op Java" (Ordonnantie van 3 augustus 1912, opgenomen in Staatsblad 1912-422 jot. 613).
Vorenbedoelde landerijen zijn tot stand gekomen nadat de Oost-Indische Compagnie de stad Jacatra en omgeving onder haar rechtstreeks gezag had gebracht. Ter ontwikkeling van de landbouw en ter verbetering van de algemene veiligheid werden toen door de bewoners verlaten gronden in de onmiddellijke nabijheid van Jacatra aan gewezen werknemers van de O.I.C., aan gewezen militairen en ook aan andere particuliere personen in eigendom uitgegeven, eerst om niet, later tegen taxatie van de waarde of bij openbare verkoop. Toen het gezag van de O.I.C. in West-Java zich uitbreidde, werden ook meer in het binnenland gelegen gronden aan particuliere personen in eigendom uitgegeven.
Nadat de O.I.C. had opgehouden te bestaan ging deze landverkoop-ook ten tijde van het bestaan van de Bataafse Republiek - nog door, voornamelijk omdat de toenmalige regering met ernstig geldgebrek had te kampen. Tijdens het Engelse tussenbewind heeft de verkoop verder voortgang gevonden. Na het vertrek van de Engelsen heeft de Ned. Ind. regering niet veel gronden meer verkocht. In 1855 werd die verkoop verboden.
Het was in het begin van weinig betekenis, onder welke voorwaarden de landerijen werden afgestaan, het waren immers verlaten bouwvelden. De later uitgegeven landerijen betroffen echter uitgestrekte complexen landerijen met een daarop gevestigde bevolking. Het is duidelijk, dat, waar ook toen bij de overdracht in eigendom geen of onvoldoende voorwaarden werden gesteld om de verhouding tussen eigendomsverkrijger en opwonenden te regelen, op de diverse landerijen grote verschillen in die verhouding optraden. Eerst in 1836 werd van overheidswege een regelement terzake vastgesteld, dat in 1912 werd herzien, zie hiervoren.
De belangrijkste bepalingen van het reglement van 1912 zijn:
  1. Alleen Indonesiërs en met hen gelijkgestelde Chinezen en Arabieren konden opwonenden van particuliere landerijen zijn. Vestiging op het land tegen de wil van de eigenaar was verboden. De eigenaar van zijn kant mocht geen personen van de landen verwijderen of tegen hun zin doen verhuizen.
  2. Alle gronden, door de Indonesische en met haar gelijkgestelde bevolking voor eigen risico en rekening bebouwd, bewerkt of bewoond, werden beschouwd aan haar in erfpacht te zijn uitgegeven. Daarvan waren uitgezonderd de niet geregeld door de bevolking bebouwde droge, voor beplanting met rijst bestemde, gronden (in tegenstelling tot de z.g. natte rijstvelden), die voor de tijd van één jaar, d.w.z. oogstjaar, ter beplanting werden uitgegeven. Over alle overige gronden had de eigenaar de vrije beschikking.
  3. De Indonesische erfpachter mocht zijn erfpachtsgronden verkopen of vermaken, maar niet aan Chinezen, Arabieren of Europeanen. (Dit was een bepaling uitsluitend getroffen ter bescherming van de economisch zwakke Indonesiër).
  4. Voor het recht van erfpacht en voor het recht van bebouwing van de droge voor beplanting met rijst bestemde gronden was de bevolking heffingen aan de eigenaar verschuldigd en wel:
    1. Tjoeké, contingent of padjeg van de rijstaanplantingen en van de andere veldgewassen. De tjoeké bedroeg ten hoogste 1/5 van de oogst en werd bepaald benevens geind tijdens het oogsten van het gewas. Dikwijls werd i.p.v. tjoeké het z.g. contingent geheven. Daarbij werd tijdens het rijpen van het gewas, dus vóór het oogsten, tussen de eigenaar en de bebouwer in onderling overleg de hoeveelheid van de oogst bepaald welke aan de eerstgenoemde worden overgedragen. De maximum hoeveelheid was ook hier 1/5 van de in onderling overleg getaxeerde tabak oogst. Als padjeg werd aangeduid de heffing die voor minimum 5 en maximum 10 jaren tegelijk werd vastgesteld. Dit stelsel werd weinig gebruikt.
    2. Tuinhuur. Het betrof hier een heffing - weer ten hoogste 1/5 - van het product van de vruchtbomen e.d. op de erfpachtsgronden. De tuinhuur kon ook in geld worden voldaan.
    3. Grondhuur. Deze heffing diende te worden betaald voor de grond, waarop de huizen van de betrokkenen stonden. De hoogte van de heffing werd in onderling overleg tussen eigenaar en bewoner bepaald. Ook ten hoogste 1/5 van de getaxeerde totale huur.
    4. Heffing van ten hoogste 1/5 van het produkt van op onder water gezette bouwgrond of in visvijvers geteelde vis. Ook deze heffing kon in geld worden voldaan.
  5. Verplichte diensten dienden te worden gepresteerd door de manlijke opwonenden van 16 - 50 jaar en bestonden uit één dag of één nacht (wachtdienst) per week, tegen vergoeding van voldoende voeding. Deze diensten konden met geld worden afgekocht. Betrokkenen konden ook plaatsvervangers stellen.
  6. De eigenaar diende registers aan te leggen, waarin aantekening moest worden gehouden van: de aanslag in de grondhuur, de tuinhuur en de heffing van de visteelt, alle overeenkomsten betreffende heffingen. In de registers moesten zo nauwkeurig mogelijk worden vermeld:
    • de namen der betrokken personen,
    • de ligging en uitgestrektheid der gronden,
    • de hoegrootheid of het bedrag der heffingen,
    • de plaats, tijdstippen, staat en wijze van inlevering der producten,
    • de duur der overeenkomsten,
    • de verdere kenmerkende bijzonderheden der getroffen overeenkomsten.
Bij de beschouwing van het hiervoren in het kort vermelde stelsel dient in het oog te worden gehouden dat in Indonesië alle grond, waarop niet door anderen het recht van eigendom was bewezen, domein van de Staat was. De Staat verplichtte de opwonenden van de daarvoor in aanmerking komende gronden, de z.g. "landrente" te betalen. Van die betaling waren de opwonenden van particuliere landerijen vrijgesteld.
De Michiels-Arnold landen
Deze landerijen waren het eigendom van de "Maatschappij tot Exploitatie van Rijstlanden op Java Michiel-Arnold N.V.", gevestigd in Nederland en bestonden uit de particuliere landerijen:
Tjibaroesa 32.215 ha.
Tjipamingkis 47.126 ha.
Tjileungsi 17.260 ha.
Klapanoenggal 10.599 ha.
Totaal 107.200 ha.
Op gronden van deze landen, waarover de eigenaar de vrije beschikking had, waren gevestigd;
de rubberonderneming Klapanoenggal 826 ha.
de rubberonderneming Menteng 535 ha.
de theeonderneming Tinggardjaja 664 ha.
de theeonderneming Selawangi 562 ha.
Voorts was op dit complex landerijen nog een rijstpellerij gevestigd, welke eigendom van "Michiels-Arnold" was. Verder werden op het land Klapanoenggal op een terrein ter grootte van 6.600 ha. ter vrije beschikking van de eigenaar grotten geëxploiteerd, waarin een bepaald soort zwaluwen eetbare vogelnesten bouwden. Deze vogelnesten, een lekkernij voor Chinezen, werden door "Michiels-Arnold" verkocht. Daarbij werd gezorgd, dat een voldoend aantal nesten overbleven om de zwaluwenkolonie niet te doen uitsterven.
Op de "Michiels-Arnoldlanden" was:
  1. een hoofdadministratie, bestaande uit de Europese hoofdadministrateur, een Europees arts, een Europese secretaris, een Europese Boekhouder benevens enige Indonesische krachten.
  2. drie rijstlanden-administraties, gevormd door de landen Tjibaroesa, Tjipamingkis en Tjileungsi/Klapanoenggal. Deze drie administraties werden bestuurd door een Europees administrateur, bijgestaan door twee of drie Europese afdelingsgeëmployeerden en een aantal ondergeschikte Indonesische krachten.
  3. een rijstpellerij, bestuurd door een Europese administrateur, bijgestaan door enige Indonesische krachten.
  4. twee rubber- en twee theeondernemingen, elk bestuurd door een Europese administrateur, bijgestaan door twee Europese tuinemployé's, waar nodig ook door een Europese fabrieksemployé, benevens een aantal Indonesische krachten.
Hoofdadministratie
De hoofdadministrateur was tegenover de directie in Nederland verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in de onder hem staande administraties. Er bestond een wekelijkse correspondentie tussen directie en hoofdadministratie, terwijl directiebezoeken uit Nederland veelvuldig voorkwamen. De hoofdadministrateur onderhield het contact met de resident van Buitenzorg, als vertegenwoordiger van de Ned. Ind. Regering. Door de afstand in eigendom van de particuliere landerijen bleven natuurlijk onaangeroerd de onvervreemdbare rechten van de overheid, als daar zijn:
  • de bescherming van allen, zonder onderscheid, die zich op de landerijen bevonden,
  • de administratie der justitie en politie en al wat strekken kon tot bewaring van de rust en tot bevordering van de algemene veiligheid,
  • het beheer van grote wegen, bruggen, sluizen, kanalen en alle andere werken bestemd voor het algemeen nut.
De secretaris en de boekhouder stonden de hoofdadministrateur bij in zijn werkzaamheden.
De Europese arts met zijn Indonesische staf behandelde de zieken op de landen en bevorderde de totstandkoming van optimale hygienische toestanden aldaar.
Rijstlanden-administraties
Op de landen was voor de heffingen op de rijstoogsten het contingent-systeem in gebruik. Dit betekende, dat gedurende de rijping van het gewas door de Europese afdelingsgeëmployeerden voortdurend met de landbouwers contact moest worden onderhouden over de uiteindelijk te verwachten hoeveelheid product, welke hoeveelheid immers in onderlinge overeenstemming diende te worden vastgesteld. Slechts wanneer geen overeenstemming kon worden bereikt, moest wel overgegaan worden tot het tjoeké-systeem en werd na het oogsten 1/5 van de ten velde staande oogst aan de eigenaar overgedragen. Het proces van het bereiken van overeenstemming ging gepaard met veelvuldig ter plaatse praten met de landbouwers. Daarbij dient in het oog te worden gehouden, dat de bevolking van de landen in totaal rond 325.000 mensen groot was. Daar de landbouwers de erfpachtsgronden voor eigen rekening en risico bebouwden, hadden de administrateur en zijn medewerkers geen bemoeienis met het planten en onderhouden van het rijstgewas. Wel werden adviezen gegeven over de te planten rijstsoorten, over de te gebruiken mestsoorten, over de wiedmethoden e.d. Er bestond contact over deze zaken met het Landbouwproefstation in Buitenzorg, een instelling van de Staat. Ook werden op de gronden van de eigenaar proeftuinen aangelegd, ter instructie van de landbouwers. De afdelingsgeëmployeerden hadden voorts de zorg voor de goede functionering van de irrigatiewerken en -leidingen, noodzakelijk voor de bevloeiing van de natte rijstvelden en voor de goede toestand van de wegen, nodig voor de afvoer van het product, de opvoer van materialen, het contact tussen de landen onderling enz.
Zij hadden voorts de zorg voor de inning van de heffingen, hiervoren genoemd en voor een juiste uitvoering van de verplichte diensten of, bij voorkomend geval, voor de inning van de afkoopgelden daarvan. Zij waren verantwoordelijk voor het richtig bijhouden van de verplichte registers, hiervoren genoemd en voor het bijhouden van de burgerlijke stand van de bevolking in hun ressort. In Ned. Indië kende men geen van regeringswege ingestelde burgerlijke stand voor de Indonesische bevolking. Maar voor het goed uitvoeren van de bepalingen van het Regeringsreglement, hiervoren genoemd, was op de particuliere landerijen het invoeren en bijhouden van een burgerlijke stand noodzakelijk, uiteraard op kosten van de eigenaar. Een belangrijke taak van de afdelingsgeëmployeerde was tenslotte de goede omgang met de Indonesische en, eventueel, de Chinese en Arabische, bevolking in zijn ressort, een goed contact met de eventueel in zijn ressort aanwezige bestuurs- en politieambtenaren, en de zorg voor de juiste betaling van de arbeiders op grond van de door de Staat terzake vastgestelde regels.
Voor de functie van administrateur en voor afdelingsgeëmployeerde waren geen opleidingseisen gesteld. De praktijk moest uitwijzen of men dit veel takt, geduld, doorzettingsvermogen en niet te vergeten een degelijke kennis van de Indonesische taal en van de streektaal (het Soendaas) eisende werk met goede resultaten kon uitvoeren. De administrateurs kwamen uit de afdelingsgeëmployeerden voort. Het personeel werd hetzij in Holland door de directie, hetzij op Java door de hoofdadministrateur, na een persoonlijk gesprek aangesteld. De administrateur had het toezicht op het werk in de afdelingen en was daarvoor verantwoordelijk tegenover de hoofdadministrateur. Voorts had hij een omvangrijke administratieve taak door de eisen, gesteld in het "Reglement". Hij had het contact met de hoogste Indonesische bestuursambtenaar in de streek, waarin de Michiels-Arnold landen waren gelegen en met de op de landen wonende Europese commissairs van de veldpolitie.
De rubber- en theeondernemingen
De administrateur had het toezicht op het dagelijks oogsten van het product op de afdelingen en het verwerken daarvan op de fabriek tot het naar het buitenland te exporteren eindproduct, t.w. droge thee en rubber in het internationaal gebruikelijke sorteringen en in de internationaal vastgestelde kwaliteit. Hij had voorts het toezicht op het onderhoud, de bemesting, enz. van de aanplantingen in de afdelingen. Hij had verder de verantwoording voor een goede uitvoering van de door de directie in overleg met de hoofdadministrateur en met hemzelf opgestelde plannen voor verjonging van de aanplantingen door herontginning en herbeplanting met optimaal producerend plantmateriaal. Hij had veelvuldig contact over het onderhoud van de aanplantingen, de bemesting daarvan, de bestrijding van ziekten en plagen daarin, het herontginnen, het optimale plantmateriaal enz., met het Proefstation te Buitenzorg. Last but not least hield de administrateur toezicht op het richtig betalen van het werkvolk volgens de door de Staat voorgeschreven regelen.
De tuinemployé had de zorg voor de goede gang van zaken op de afdeling wat betreft de dagelijkse werkzaamheden m.b.t. het oogsten van het product, het vervoer daarvan naar de fabriek, het onderhoud, de bemesting, enz., van de aanplantingen en de betaling van het werkvolk. Hij was voor zijn afdeling verantwoordelijk voor een goede uitvoering van eventuele herontginningen en alles wat daarmede samenhangt. De eventueel aanwezige fabrieksemployé had de zorg voor een goede verwerking van het dagelijks binnenkomende aanplantproduct tot een eindproduct, dat internationaal aanvaard wordt. Bij gebreke van de aanwezigheid van een Europese fabrieksemployé oefende de administrateur het dagelijks toezicht uit op de zorg voor het richtig uitvoeren van de werkzaamheden door de hoogst in rang zijnde Indonesische employé.
Ook voor de aanstelling van administrateur of tuinemployé op de rubber- en theeondernemingen golden bij "Michiels-Arnold" geen bepaalde opleidingseisen. Men kon Wagenings ingenieur zijn, of zijn opleiding in Deventer gehad hebben, dan wel alleen in de praktijk de noodzakelijke kennis, ervaring en inzicht opgedaan hebben. Iedere employé kon bij gebleken geschiktheid de administrateursrang bereiken.
Voor zover ik mij herinner, lagen de salarissen van de administrateurs en hun Europese medewerkers op de rijstlanden en van de administrateur van de rijstpellerij op één en dezelfde hoogte als die van de overeenkomende functionarissen op de rubber- en theeondernemingen.
Ook wil ik wijzen op het verschil in omvang van het terrein van de werkzaamheden in Indonesië en in Europa. De Michiels-Arnold landen besloegen een oppervlakte gelijk aan, meen ik, de provincie Utrecht. De afdelingsgeëmployeerden voerden hun werk uit op een afdeling, vele duizenden hectaren groot, waarop ook vele duizenden Indonesiërs woonden en hun erfpachtsgronden bewerkten. De tuinemployé's van de rubber- en theeondernemingen hadden een werkterrein van enige honderden hectaren aanplantingen met een groot aantal arbeiders. Dit verschil maakt het treffen van een vergelijking moeilijk. Met voorbehoud van deze moeilijkheid zou ik de functie van administrateur van een rijstland willen gelijk stellen aan de functie van rentmeester van een groot landgoed waarop een groot aantal boeren-pachters wonen. Ik betwijfel of in Holland vergelijkbare landgoederen aanwezig zijn. Vroeger bestonden zij wel, meen ik, bijvoorbeeld, in Duitsland, Oostenrijk. Misschien dat in Engeland vergelijkbare landgoederen bestaan. En dan nog wijs ik op het meerdere werk, veroorzaakt door het stelsel van heffingen en verplichte diensten.
Deze vergelijking doortrekkende, zou ik de afdelingsgeëmployeerden willen gelijkstellen aan de onmiddellijke medewerkers van zo'n rentmeester. De functie van administrateur van een rubber- of theeonderneming is naar mijn mening gelijk te stellen aan die van houtvester van een grote houtvesterij, gesteld dat hier houtvesterijen van dezelfde grootte aanwezig zijn, dit geld ook voor de rijst. En dan nog wijs ik op de zware eisen die het werken met mensen van een ander ras die een andere taal spraken, stelden. Een goede beheersing van de Indonesische taal en de streektaal, ik heb het hiervoren al gezegd, en een gedegen kennis van de zeden en gewoonten van het volk, waren noodzakelijk. Een groot verschil blijft ook de afwerking van het product. Het afleveren van rubber en thee van internationaal voorgeschreven kwaliteit was geen sinecure.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Cultuurmaatschappij Wonolangan te 's-Gravenhage, nummer toegang 2.20.02.03, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cultuurmij. Wonolangan, 2.20.02.03, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen