Terug naar zoekresultaten

2.13.43 Inventaris van het archief van de Hoofdintendant van de Landmacht te 's-Gravenhage, 1881-1941

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.43
Inventaris van het archief van de Hoofdintendant van de Landmacht te 's-Gravenhage, 1881-1941

Auteur

P. Douglas

Versie

30-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Hoofdintendant Landmacht
Hoofdintendant Landmacht

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1881-1941

Archiefbloknummer

D27113

Omvang

; 147 inventarisnummer(s) 1,90 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hoofdintendant Landmacht te 's-Gravenhage

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Hoofdintendant te 's-Gravenhage (1876-1941) bestaat uit archiefbescheiden rakende de organisatie en werkwijze van de intendance, stukken afkomstig van de verschillende organen der intendance, en stukken m.b.t. materieel -kleding en voedingsmiddelen. Tevens bevat het specifiek archiefmateriaal betreffende operationele zaken, de mobilisatie van het Nederlandse leger en de Duitse bezetting in 1940.
Het archief bevat o.a. stukken aangaande opleiding, personeel, buitenlandse betrekkingen en attachés, militaire verpleegkunde, bakkerijen en maalderijen, stukken aangaande kledingvoorschriften, de etappen- en verkeersdienst, het levensmiddelenmagazijn, legeroefeningen en manoeuvres, en de Duitse krijgsbuit in Nederland.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. Het Dienstvak der Militaire Administratie.
De taak der intendance viel vanaf de aanvang in 2 hoofdtaken uiteen nl.:
  • de verificatie en controle van de leger-administratie = de militaire administratie.
  • de verpleging van het leger in de ruimste zin van het woord, de eigenlijke intendance.
Voor 1793 werd per korps of regiment een "kwartiermeester" aangewezen die voor alle compagnieën gezamenlijk inkocht. De commandanten van die compagnieën bleven echter geheel verantwoordelijk voor kleding, uitrusting, voeding en betaling. In 1793 werd de verpleegdienst gereorganiseerd: de Raad van State stelde een "Commissaris-Generaal tot het departement der vivres van de Armee" aan die belast werd met de levensmiddelen voorziening. Als belangrijkste verpleeginrichting ontstond toen een veldbakkerij met een capaciteit van 24.000 broden per 24 uur. Bij K.B. d.d. 17-7-1815 werd er een Intendant-Generaal van de administratie van oorlog bij de armee benoemd die de functies in zich verenigde die bij vroegere Koninklijke Besluiten en het "Provisioneel Reglement", gearresteerd bij Besluit van de Souvereine Vorst van 14-2-1814 no. 71, aan hem opgedragen waren. Tevens was er een noordelijke en zuidelijke directie. De Intendanten waren "monster-commissarissen". De monster-commissaris in 1815 was kolonel J.P. Reuter ( 9-7-1814 - 17-3-1815). Op 1 maart 1818 werd deze inspecteur der le klasse met de rang van generaal-majoor. Bij K.B. Litt. N d.d. 1-2-1819 werd een korps agenten van het departement van Oorlog opgericht dat bij K.B. no. 136 d.d. 29-6-1828 werd omgezet in een korps administrateurs onder de naam van "Militaire Intendance". Bij K.B. no.118 d.d. 27-2-1830 werd de eerder genoemde generaal-majoor J.P. Reuter benoemd tot "Oppertoezichthouder" over de administratie bij het leger, waarbij hij tevens Hoofdintendant was, hij zou aanblijven tot 25-2-1834. Volgens een schrijven van de Directeur van het Krijgsgeschiedkundig Archief van den Generale Staf no. 186 d.d. 16-4-1935 werd het korps bij K.B. no. 84 d.d. 22-1-1838 uitgebreid met 14 intendanten. (Dit K.B. werd bij onderzoek in het Algemeen Rijksarchief niet aangetroffen, het hoogste nummer op die datum is 78). Van 1828 tot 1879 waren de hoofden van de Militaire Administratie niet tevens direct Hoofdintendant. Na verloop van tijd werden ze dit door bevordering. In 1878 werd aan de korpsen de reeds eeuwen bestaande zelfstandigheid m.b.t. de kledingaanschaf ontnomen. Tot aan dat jaar werden nl. de kledinguitrusting en fourage zelfstandig aangeschaft of ter plaatse in aanmaak of herstelling gegeven. De legeruitrusting werd nu een zaak van planning en grondige voorbereiding, gecentraliseerde leiding en coördinatie. Het economisch potentieel, zoals dat zo mooi heette, werd ingeschakeld. Dit hield in dat de mogelijke bijdragen van de landbouw, de handel en nijverheid, de beschikbare aantallen voertuigen, de registratie van geschikte gebouwen voor magazijnruimte en de capaciteit van grote bakkerijen, van fabrieken voor de uitrusting van werkplaatsen werden geinventariseerd. Onafhankelijk van de diverse wijzigingen in de loop der jaren was de afsplitsing van de militaire administratie een zeer belangrijke gebeurtenis. (Per K.B. no. 18 d.d. 31-7-1918 en L.O. (legerorder) no. 278 d.d. 30-8-1918, IIe afd.no. 172). In 1922 werd de compagnie Intendance Troepen opgericht die bestemd was voor de dienst in de magazijnen en verdeelplaatsen. Tot deze compagnie behoren o.a. de slagers, bakkers, kleer-, schoen-, en zadelmakers. De goederen werden onderscheiden in intendancegoederen: kleding, uitrusting en nachtleger en verplegingsgoederen: levensmiddelen en fourage.
Opleidingen.
In 1875 werd aan de Hogere Krijgsschool gestart met een afdeling intendance studiën. Voor alle officieren van alle Wapenen en het Dienstvak der Militaire Administratie bestond de mogelijkheid een toelatingsexamen af te leggen mits men 5 jaar troependienst had. In 1878 werd deze cursus twee en in 1890 drie jarig.
In het 2e studiejaar werden de cursisten voor 8 maanden gedetacheerd aan de Landbouw Hogeschool te Wageningen. De studie hier hield o.a. kennis van vee en veeverpleging, zuivelbereiding, landbouwaardrijkskunde, en -statistieken, landbouwproductenkennis en scheikundig onderzoek van levensmiddelen in.
In het 3e studiejaar werden de cursisten voor 3 maanden gedetacheerd aan de Hogere Textielschool te Enschede waar gedoceerd werd in de vakken: spinvezels, spinnerij, weverij, blekerij en appretuur. Na het eindexamen moesten de afgestudeerden 13 maanden rouleren langs de diverse intendance bureaux, waarna de benoeming tot kapitein-intendant bij openkomende vacatures mogelijk werd. Tot 1962 werden doorlopende cursussen gegeven van hogere intendance vorming aan de Intendanceschool. Andere cursussen waren b.v. a) de cursus aan het "Station voor maalderij en bakkerij" te Wageningen, die keuring en kennis inhield van granen, zaden, peulvruchten, meel en broodbereiding, b) de cursus voor vee en vleeskeuring aan het Gemeentelijk Abattoir te Rotterdam.
(E.e.a. is te vinden in L.O. no. 88 d.d. 27-3-1929, Min.Besch. IIe afd. B. no. 31).
Voor de manschappen bestond de mogelijkheid de School voor Res.Dpl.O.Off. der Administratie te Breda te bezoeken alwaar les werd gegeven in de vakken: compagnies-administratie en fourage, die opleidde voor de bijbehorende functies en tevens voor sergeant-toegevoegd aan de verplegings-officier. In 1930 was de gouverneur van de K.M.A.,tevens commandant van de S.R.O.M.A. (School Res.Officieren Militaire Administratie).
2. Personeels-opbouw.
De Hoofdintendant.
De Hoofdintendant is hoofd van het Dienstvak in de rang van generaal-majoor. In tijd van vrede onmiddellijk onder de Minister van Oorlog (Defensie) geplaatst was hij bij oorlogstoestand Legerintendant, Chef Intendant bij het Veldleger en direct ondergeschikt aan de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. Als standplaats had hij 's-Gravenhage. Zijn taak bestond o.a. uit:
  1. het inspecteren der administratie bij de korpsen, hospitalen, bakkerijen, magazijnen (tot 1918);
  2. het adviseren inzake administratieve aangelegenheden (idem);
  3. het aanleggen van levensmiddelen magazijnen;
  4. het toezicht op de voorraden aan kleding, uitrusting en kampementsvoorwerpen en velduitrusting voor de troepen, zowel in oorlogs- als in vredestijd;
  5. het verantwoorden van gelden en goederen bij de korpsen en administratieve inrichtingen bij het leger w.o. de militaire bakkerijen en garnizoensnachtlegers;
  6. het verzamelen van statistische gegevens, welke uit het oogpunt van militaire verpleging belangrijk waren, zoals de voorraden van de voornaamste levensmiddelen op de voornaamste stapelplaatsen;
  7. de aanschaf in tijd van oorlog van levensmiddelen, conserven en fourage en de aanmaak van intendance materieel in de meest uitgebreide zin, zoals: kookketels, serviezen, lantaarns en luchtdrijfzakken.
De Militaire Administratie.
Volgens art.1 K.B. no. 7 d.d. 8-4-1892 bestond het personeel uit: intendanten, kwartiermeesters, magazijnmeesters en administrateurs voor kleding. Onderstaande lijst geeft een overzicht van de leiding bij de Militaire Administratie.
Datum Gebeurtenis
17-1-1814 - 17-3-1815 J.H. Kesmancommissaris der monstering (kolonel)
9-7-1814 - 17-3-1815 J.P. Reutercommissaris der monstering (kolonel)
17-3-1815 - 1-3-1818 M. Piepersgeneraal-majoor, insp. gen.(29-7-1815 intendant-generaal der Administratie)
1-3-1818 - 1-2-1819 J.H. Kesman en J.P. Reuterinspecteur 1e klasse (gen. majoor)
27-2-1830 - 25-2-1834 J.P. Reuter, MWO 4hoofdintendant (generaal-majoor)
25-2-1834 - 2-4-1834 G.A. van Haeftenintendant 2e klasse (lt. kolonel)
2-4-1834 - 16-6-1840 J.W.A. van den Bergh, MWO 4intendant 1e klasse (kolonel)
16-6-1840 - 28-11-1840 J. Wagenaarintendant 1e klasse (kolonel)
28-11-1840 - 1-1-1850 J. Wagenaarhoofdintendant (generaal-majoor)
1-1-1850 - 21-12-1850 G.A. van Haeftenintendant 1e klasse (kolonel)
21-12-1850 - 8-4-1853 J. van Oosterhoudtintendant 1e klasse (kolonel)
8-4-1853 - 19-4-1856 W. Craayintendant le klasse (kolonel)
20-9-1860 - 4-10-1876 H. Hardenberg, MWO 4hoofdintendant (generaal-majoor)
4-10-1876 - 26-11-1876 J.M. v. d. Starkolonel Generale Staf,wnd. hoofdintendant
26-11-1876 - 1-2-1879 J.J.C. de Beer Poortugaelintendant 2e klassewnd. hoofdintendant
1-2-1879 - 19-4-1884 C. Thomashoofdintendant (kolonel)
19-4-1884 - 29-4-1887 W.F. Meylhoofd intendant (kolonel)24-11-1884 generaal-majoor
29-4-1887 - 28-2-1895 P.L.G. Doormanhoofdintendant (kolonel)17-10-1887 generaal majoor
28-2-1895 - 13-11-1900 E. van Gendthoofdintendant (kolonel)29-12-1897 generaal-majoor
13-11-1900 - 1-2-1909 F.A. Thmesehoofdintendant (kolonel)8-12-1900 generaal-majoor
1-2-1909 - 8-4-1914 J.F. de Meesterhoofdintendant (kolonel)1-2-1911 generaal-majoor
8-4-1914 - 31-7-1918 W.A.H. Doormanhoofdintendant (kolonel) generaal-majoor
31-7-1918 - 1-11-1918 J.C.J. Lentzinspecteur der Militaire Administratie (l.kol.)
1-11-1918 - 15-5-1923 B.H. Goudriaanhoofdintendant (kolonel)15-11-1919 generaal-majoor
15-5-1923 - 1-5-1929 C.M. de Kanter, geb. 4-5-1869hoofdintendant9-5-1925 generaal-majoore.o. lt. generaal-tit.Inv.nr. 9
1-5-1929 - 1-11-1932 A.M. Vorstman, geb. 15-8-1876hoofdintendant (kolonel)1-11-1929 generaal-majoorInv.nrs. 9, 16, 39, 59, 80, 109 en 110
1-11-1932 - 1-11-1936 L.J. de Wolfhoofdintendant (kolonel)1-5-1934 generaal-majoor1-12-1937 met pensioen
1-11-1936 - 1-11-1937 W.J.A. de Wolfhoofdintendantgeneraal-majoorInv.nr. 11
1-11-1937 - ... A. Numans, geb. 25-12-1880hoofdintendant1-11-1938 generaal-majoor
Het Bureel van de Hoofdintendant.
Het bureel bestond uit de Hoofdintendant, 1 kolonel-, 1 majoor-en 2 kapiteins-intendant en daarnaast nog een toegevoegde intendant met de functie van toeziend chef over de Militaire Verpleeg Inrichting te Amsterdam en belast met het beheer over een reeds in vredestijd voor mobilisatie aan te houden hoofdvoorraad tarwe en haver. De hoofdvoorraad van het leger was opgeslagen in de Oranje Nassaukazerne te Amsterdam, van 1933 tot 1940.
De sectie II van de VIe afdeling van het Ministerie van Defensie (Oorlog).
1 kolonel-intendant en 1 kapitein-intendant.
De staven van de Ie t/m IVe Divisie.
1 majoor-intendant, behalve bij de IIIe divisie waar
1 lt.kolonel gedetacheerd was. Aan ieder van de intendanten was 1 kapitein-intendant toegevoegd.
Elke divisie-intendant was toeziend chef.
Bij de Centrale Magazijnen.
1 directeur in de rang van luitenant-kolonel met daarbij
1 majoor-intendant en 2 kapiteins-intendant.
Bij de afdeling Intendance der Etappen- en Verkeersdienst.
2 kapiteins-intendant waarvan 1 leraar was aan de Hogere Krijgsschool.
Bij het hoofdkwartier van het Veldleger.
1 luitenant-kolonel intendant met de functie van Legerintendant met daarbij 1 majoor- of kapitein-intendant en 1 luitenant en 1 (hulp)schrijver.
Bij de Vesting Holland.
Op het hoofdkwartier en aan het westfront 1 luitenant-kolonel-intendant en aan het Oost- en Zuidfront 1 majoor-intendant. (B.O-U.V. onderdelen maakten deel uit van West- en Zuidfront).
Bij de Stellingen en Linies.
De Stelling-intendant van Den-Helder, 1 luitenant-kolonel, was ondergeschikt aan de Intendant Zeemacht die weer stond onder de Hoofd-Intendant Zeemacht. Daarnaast was er een Intendant Landmacht bij de sectie II en ondergeschikt aan de Hoofdintendant.
De Stelling Amsterdam had ook 1 luitenant-kolonel-intendant; in 1905 was dat lt.kolonel C.M.A. Douglas. Bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie was een majoor-intendant gedetacheerd.
Onder het Commando Zeeland viel de Stelling van de Monden der Maas en het Haringvliet waar ook 1 luitenant-kolonel geplaatst was.
Vertegenwoordigingen namens de Hoofdintendant.
De Commissie Economische Verdedigings Voorbereiding stond in 1937 onder voorzitterschap van lt.kolonel-intendant J.B.de Jongh, toegevoegd waren 2 kapiteins-intendant waarvan 1 als secretaris optrad.
Kapitein-Intendant L.E.W.van Albada was secretaris van de "Staatscommissie tot voorlichting van de Minister van Oorlog i.z. de verpleging van de bevolking der Stelling Amsterdam" (1909)
De "Commissie Aanschaffing van Levensmiddelen" (C.A.L) was samengesteld uit een hoofdofficier-intendant als voorzitter, 2 kapiteins-intendant en een officier van de Koninklijke Marine. De commissie werd jaarlijks benoemd. De voorzitters van de commissie, meestal de Legerintendanten, in de periode 1921-1930 waren:
1921-1922 luitenant-kolonel-intendant A.M.Vorstman 1923 luitenant-kolonel-intendant J.H.Busch-Geertsema 1924-1925 luitenant-kolonel-intendant W.J.van der Hurk 1926 majoor-intendant J. Zittersteyn 1929 majoor-intendant H.M.M.Buffort 1930 luitenant-kolonel-intendant A.Numans
De commissie besteedde de aankoop aan van duurzame levensmiddelen zoals peulvruchten, rijst, gort, kaas,koffie, thee, suiker, zout, rundvet etc. Deze levensmiddelen werden tevens aangekocht voor andere rijksinstellingen, zoals: gevangenissen, tuchtscholen en rijkskrankzinnigengestichten. Door de garnizoenscommandanten werden aardappelen, rundvlees, spek en brood volgens voor die regelingen gesloten contracten tot levering bij mobilisatie aangeschaft. Al het overige door verplegingsofficieren zijnde officieren van het Dienstvak der Militaire Administratie.
De legerintendant had de zorg voor de conserven.
IN 1928 kwam er een fusie tot stand tussen de departementen van Oorlog en Marine waarna de beide intendances nauwer gingen samenwerken. N.B. Zie ook de Vlootcommissie.
Kapiteins-intendant als leraar.
De kapitein-intendant, verbonden aan de afdeling Intendance van de Etappen en Verkeersdienst, was leraar aan de Hogere Krijgsschool, de andere was verbonden als leraar aan de K.M.A. Beiden waren toegevoegd aan de IIIe Divisie, waarbij de K.M.A. leraar tevens toeziend chef was (K.B.no.40 d.d. 9-11-1898).
Detacheringen bij vreemde intendances.
Om te ervaren hoe de intendance werkzaam was bij buitenlandse legers werden intendanten daar regelmatig gedetacheerd. Zo bleek uit de stukken, dat intendanten gedetacheerd werden in België (majoor-intendant de Kanter), in Zwitserland (majoor-intendant L.E.W.van Albada, 1910), in Frankrijk (J.A.Zittersteyn, 1919-1920) en Duitsland (majoor-intendant N.T.Carstens, 1930).
Hoofdintendant Zeemacht.
Bij het Departement van Defensie was een Hoofd-Intendant Zeemacht werkzaam, een officier van administratie der le klasse, met als taak: het opleveren van levensmiddelen zoals margarine, reuzel en rundvet die niet bestemd waren voor de Centrale Magazijnen voor kleding en levensmiddelen der Kon. Marine te Amsterdam.
Reserve officieren bij het Dienstvak der Intendance.
Er waren 2 soorten reserve-officieren werkzaam nl.:
  1. reserve-intendanten en
  2. reserve-officieren voor speciale diensten.
De reserve-intendanten werden verkregen uit de gepensioneerde intendanten. De tweede groep uit de reserve-officieren van verschillende wapens en de Militaire Administratie, die door hun functie in de maatschappij over bijzondere kennis of bekwaamheid beschikten. ( In 1939 werd de res.maj.v.spec.diensten van Amersfoort benoemd tot intendant bij de Luchtverdediging. )
3. De verpleging.
Tussen 22-12-1922 en 17-8-1925 kwam een nieuw Voorschrift Militaire Verpleeg Inrichtingen gereed. Uit dit voorschrift blijkt, dat de zorg (verantwoording) voor de verpleging nog steeds berustte bij de troepencommandanten die hiervoor over personeel beneden de rang van officier beschikten. De verpleging omvatte o.a.:
  1. de verkrijging van het intendance materieel in ruime zin;
  2. het vervoer en de aanvoer van de intendance goederen, zoals: kleding, uitrusting, nachtleger, voedingsmiddelen voor mens en dier, naar de troep;
  3. de verstrekking van de goederen aan de troepen;
  4. de watervoorziening te velde en het maken van afspraken met directeuren van waterleidingbedrijven en brouwerijen;
  5. de bereiding en verstrekking van maaltijden aan de troepen.
Aan de Hoofdintendant stonden verschillende uitvoeringsorganen ten dienste zoals:
  • de Centrale Magazijnen voor Militaire kleding, Uitrusting en Nachtleger; (3.1.)
  • de Militaire Verpleeg Inrichtingen; (3.2.)
  • de Militaire Verpleeg Inrichtingen in de mobilisatie centra; (3.3.)
  • de Etappen- en Verkeersdienst; (3.4.)
  • de Militaire Bakkerijen. (3.5.)
3.1. De Centrale Magazijnen voor Militaire kleding, Uitrusting en Nachtleger.
De Centrale Magazijnen te Amsterdam, Delft en Woerden waren alle gelegen binnen de Vesting Holland. N.B. het Centraal Magazijn te Delft werd bij K.B. no. 30 d.d. 4-1-1924 opgeheven. De Directeur Centrale Magazijnen (D.C.M.) stond direct onder de hoofdintendant, terwijl het beheer over elk der magazijnen werd gevoerd door een officier van de Militaire Administratie. N.B. In 1926 was luitenant-kolonel A.M.Vorstman directeur, van 1929-1932 zou deze hoofdintendant worden en daarna belast zijn met het voorzitterschap van de Comm. Econ. Verd.Voorb. De taak van de directie bestond uit:
  1. het in werking stellen van de voor mobilisatie met fabrikanten aangegane afspraken en bereidverklaringen voor de levering van laken, rijgschoenen , sokken en zakjes voor de Etappen-dienst;
  2. het bespoedigen van de aflevering der lopende contracten;
  3. het plaatsen van bestellingen voor de levering van alle benodigde grondstoffen en gerede producten;
  4. de aankoop en vordering door officieren en res.officieren van de intendance-voorraden in de bedreigde gebieden;
  5. de uitbreiding van het snij- en confectiebedrijf;
  6. de uitbreiding van het keuringsapparaat.
Het Centrale Magazijn te Amsterdam.
Dit Centrale Magazijn was het voornaamste en bevatte de hoofdvoorraad van het leger aan nieuwe kleding. Het had de volgende taken:
  1. de proefneming met nieuwe kleding, veldjassen, regenkleding, uniformen en schoeisel; de aanschaf van die artikelen en van tentmateriaal;
  2. het verzenden van kleding, ledergoed en uitrusting aan de magazijnen en depôts en mobilisatie-centra;
  3. de aanname van personeel en het huren van gebouwen;
  4. de voorbereiding van de ontvangst van voorraden uit opgeheven militaire magazijnen en nachtlegers;
  5. de huur van auto's e.a. motormaterieel;
  6. de oplegging van goedgekeurde goederen;
  7. de verzending van goederen aan de Etappen-intendant.
Het Centrale Magazijn had de beschikking over de volgende gebouwen: Sarphatistraat 100; Conradstraat 11 (4 gebouwen en 3 loodsen); Loods Blauwhoedenveem en Levantkade; het Generaal Entrepôt; het Arsenaal; het magazijn aan de Nieuwe Meer en het oude R.A.I.-gebouw. In het Centraal Magazijn te Amsterdam was de keuringscommissie gehuisvest. Aan het hoofd stond een majoor-of kapitein-intendant. Leden van deze commissie waren verder 3 gespecialiseerde burgerdeskundigen. De Directeur Centraal Magazijn, bijgestaan door de commissie, hield de nodige aanbestedingen om te voorzien in de behoefte aan kleding, uitrusting, nachtleger goederen, tentmateriaal, velduitrustingsstukken en grondstoffen. Voorbeeld van zo'n aanbesteding is het volgende: "Openbare aanbesteding door de commanderende officier van het detachement Infanterie te Vlagtwedde . De levering van ca. 50 paar hoge vetlaarzen t.b.v. het detachement" gedrukt door de snelpersdrukkerij E.Verwer & Co. te Winschoten. (bron: F.A.D.)
De Centrale Magazijnen te Delft en Woerden.
Stukken betreffende het Centrale Magazijn te Delft werden niet aangetroffen. Het Centrale Magazijn te Woerden, opgericht 1873, had tot taak:
  1. de uitgifte van opgelegde mobiele voorraden;
  2. het reinigen en herstellen van gebruikte en defecte kleding en materieel, zoals tenten;
  3. de uitbreiding van de herstel-en reinigingscapaciteit.
Op 30-11-1939 had het magazijn een voorraad van 110.000 gesneden kledingstukken; 16 snijmachines in vol bedrijf; 14 voor lakenseen 2 voor werkkleding en overalls. Op 28-8-1939 was de landmacht op oorlogssterkte gebracht: 300.000 man en 30.000 paarden. In Woerden was een complex van bedrijven gevestigd: kleermakerij, tentenmakerij, smederij en wasserij alwaar gedragen kleding weer bruikbaar werd gemaakt. Bij een stellingenoorlog voldeed het systeem van een hoofdmagazijn (Amsterdam) en een of meer hulpmagazijnen (Woerden e.a.) zeer goed. In het geval van een bewegingsoorlog maakte men gebruik van tijdelijke aanvullingsplaatsen. Tot het verplegend- of intendance personeel behoorden zoals eerder gezegd de intendanten bij het hoofdkwartier,het leger, de divisie, de stelling, de etappen- en de compagniescommandanten. In 1940 waren de magazijnen te onderscheiden in:
  1. Mil. Magazijnen voor Kleding te: Alkmaar, Amersfoort, Apeldoorn, 's-Gravenhage en 's-Hertogenbosch;
  2. Mil. Magazijnen voor Kleding en Nachtleger te Utrecht;
  3. Mil. Magazijnen voor Kleding, Levensmiddelen en Nachtleger te Amsterdam;
  4. Mil. Magazijnen voor Levensmiddelen en Nachtleger te:
  5. Alkmaar, Amersfoort, Apeldoorn en 's-Gravenhage;
  6. Mil. Magazijnen voor Levensmiddelen en Mil. Bakkerij te Utrecht.
3.2. De Militaire Verpleeg Inrichtingen.
3.3. De Militaire Verpleeg Inrichtingen in de mobilisatie centra.
De Militaire Verpleeg Inrichtingen waren gevestigd in de garnizoenswerkplaatsen en herstelwerkplaatsen in de diverse steden. De inrichtingen waren te onderscheiden in:
  1. herstelwerkplaatsen voor lakensche kleding en ledergoed of kleermakerij;
  2. herstelwerkplaatsen voor schoeisel of schoenmakerij;
  3. herstelwerkplaatsen voor-ledergoed of zadelmakerij;
  4. herstelwerkplaatsen voor uitrusting of smederij.
Jaarlijks werden dienstplichtigen bestemd voor de opleiding tot kleer-, zadel-, en schoenmaker. In 1940 waren er Militaire Verpleeg Inrichtingen gevestigd te Dordrecht, Gorinchem, Gouda, Haarlem, Den Helder, Hoorn en Leiden. Te Leiden was de Centrale Ledergoed Herstelwerkplaats gevestigd, waarvan het beheer aan een infanterie officier was opgedragen, overigens stond ook deze werkplaats onder bevel van de Directeur Centrale Magazijnen. De garnizoenswerkplaats voor schoenmakers was gevestigd in het vm. Pesthuis (Psychopaten asyl) alwaar later het legermuseum zou komen. De Militaire Verpleeg Inrichtingen waren gevestigd in het gebouw aan de Doelen en Groenhazengracht, het gebouw aan de Smidssteeg en in de Artilleriekazerne. Last but not least werd ook de Wittepoortkazerne als magazijn gebruikt waar ook het Archief Koninklijke Landmacht, de voorloper van het Centraal Archievendepôt, gehuisvest was.
3.4. De Etappen-en Verkeersdienst.
In 1918 werd de dienst zelfstandig en stond de afdeling Intendance met de Etappen-Intendant, als le afdeling, direct onder de directeur van de dienst. De directeur van de Etappenen Verkeersdienst stond onder rechtstreeks bevel van de Opperbevelhebber Land- en Zeemacht. Bij mobilisatie werd de afdeling te Rotterdam geplaatst. De afdeling zorgde voor een voorraad die in de behoefte voorzag van 120.000 man en 24.000 paarden, voor de eerste 20 dagen. Belast met de aan- en afvoer van verplegings- en intendance materieel per trein, auto, schip. Hiertoe waren in Rotterdam de volgende bedrijven gevestigd:
  1. etappen slachterij in het gemeentelijk slachthuis met etappen koelinrichting;
  2. etappen magazijn voor levensmiddelen in het pand St. Job van de N.V.Blauwhoedenveem-Vriesseveem;
  3. 8 etappen bakkerijen + 1 etappen meelfabriek;
  4. etappen maal-, silo- en fouragebedrijf;
  5. etappen hooi-, haver- en kleding magazijnen gevestigd in de gemeenteloodsen aan de IJsselhaven;
  6. etappen kledingmagazijn voor res.kleding en res.schoeisel;
  7. etappen desinfectie inrichting;
  8. etappen pakmiddelen magazijn;
  9. centraal cantine bedrijf met cantinewaren magazijn;
  10. etappen gistbedrijf (gistvoorziening voor de et.bakkerijen);
  11. militair pharmaceutische dienst.
De 2e afdeling was de afdeling artillerie, belast met de aanvoer van munitie. De 3e afdeling was de afdeling genie belast met geniematerieel. De 4e afdeling was de afdeling geneeskundige dienst belast met de zorg voor zieken en gewonden. De 5e afdeling was de afdeling veterinaire dienst belast met de zorg voor zieke en gewonde paarden en de keuring van levend en geslacht vee. Naast deze 5 afdelingen kende de Etappen-en Verkeersdienst nog een aantal secties waarvan de voornaamste waren:
  • sectie 1: algemene zaken : de afvoer van krijgsgevangenen en burgers;
  • sectie 2: verbindingsdienst: de aan/afvoer van verbindingsmiddelen.
  • sectie 3: spoorwegdienst met 20 wagons, belast met mil.vervoer per trein;
  • sectie 4: motordienst belast met de aanvulling van motorpersoneel, materieel;
  • sectie 5: vaartuigendienst belast met het militair vervoer te water;
  • sectie 6: bruggen en veren;
  • sectie 7: wegen, belast met de aanleg en onderhoud van wegen;
  • sectie 8: veldpostdienst;
  • sectie 12: pharmaceutische dienst, o.a. belast met de bestrijding van gassen.
Directeuren van de Etappen- en Verkeersdienst waren o.a. in 1932: luitenant-kolonel P.W. Best en in 1935 de majoor der Generale Staf: N.T.Carstens. De taak van de Etappen-en Verkeersdienst bestond uit: de aan- en afvoer van levensmiddelen en intendancegoederen van de stations, depôts, magazijnen en stapelplaatsen in het hart des lands naar de eindstations d.m.v. schip of trein. De zorg voor de afvoer naar de aanvullingsplaatsen voor de troepen berustte bij de commandant Veldleger. Van de aanvullingsplaatsen werden de goederen per proviand- en haverauto's naar de keukenvoertuigen gebracht. De keukenvoertuigen werden per 11-10-1939 vervangen door fornuizen.
De Etappen-Intendant.
Direct onder de directeur van de Etappen-en Verkeersdienst (in 1940 kolonel der Generale Staf, H.H.Thoden van Velzen) stond de Etappen-Intendant. In de jaren 30 was dat majoor-intendant H.J. de Jongh, die tegelijkertijd leraar was aan de Hogere Krijgsschool. Ingeval van oefeningen of oorlog werd de Etappen-Intendant aangewezen. In vredestijd nam de Legerintendant de functie waar. Bij deze kwamen alle aanvragen binnen voor de goederen en levensmiddelen van de troepencommandanten der onderdelen, korpsen en compagnieën via de divisie-commandant. De taak van de Etappen-Intendant bestond uit:
  1. de aankoop of vordering van vee en het slachten daarvan;
  2. de vermaling van tarwe tot meel en het maken van brood;
  3. het dagelijks versturen van een rantsoen brood, vlees en haver per trein naar het veldleger;
  4. het samenstellen van de verplegingsspoortreinen, totaal 60 wagons, die op de 4e, 5e en 6e mobilisatiedag moesten vertrekken naar de eindstations;
  5. de opslag van de etappen rantsoenen in de verplegings-magazijnen;
  6. de samenstelling en het op tijd aanwezig doen zijn van de detachementen op de eindstations;
  7. de afvoer via de aanvullingsplaatsen van de te repareren kleding en motormaterieel;
  8. de aan- en afvoer van resp. personeel en manschappen, gewonden en krijgsgevangenen;
  9. de aan- en afvoer van munitie, banden, olie en smeermiddelen;
  10. de aanleg van nieuwe wegen;
  11. de aanschaf en het onderhoud van het verbindingsmaterieel bij mobilisatie.
Het personeel dat de Etappen-Intendant ter beschikking stond bestond uit:
  1. Een detachement administratie, sinds 1-9-1922 intendancetroepen, zijnde alle manschappen beneden de rang van officier zoals bakkers, slagers, kleer-, schoen- en zadelmakers. De commandant van deze troepen was gevestigd in de vm. Psychopaten inrichting. (L.O.s no. 345 d.d. 1-8-1922, IIe afd. no. 97 en no.123 d.d. 22-3-1939, Min.Besch. Ie afd. no. 150). Het detachement bestond uit 2 compagnieën;
  2. een detachement voor de eindstations;
  3. een detachement vaartuigendienst;
  4. een bataljon spoorwegtroepen;
  5. een depot motordienst.
De Etappen-Intendant was gevestigd in een door de directeur Etappen- en Verkeersdienst aan te wijzen standplaats, meestal daar waar zich de voornaamste magazijnen bevonden, ergo te Rotterdam waar zich ook de Etappen-commandant en Etappeninspectie bevonden. N.B. De inspectie was sinds 1914 te Rotterdam gevestigd (schr.O.L.& Z. no. 12083 Geh.Afd. G.S. 8631-DHg 29-8-1914).
Het Centraal Cantine Bedrijf.
Het bedrijf was in beheer en onder de zorg van de afdeling intendance der Etappen-directie. Het had vele filialen. De commissie van toezicht was samengesteld uit de Etappen-Intendant e.a., in overleg met de legerintendant door de Directeur te benoemen personen.Het transport van de cantinewaren vond plaats per verpleegtrein naar de eindstations etc.
De Militair Pharmaceutische Dienst.
In 1938 werd begonnen aan de op- en uitbouw van de dienst, met name Van de chemische strijdmiddelen. Er werden 3 apotheken gevestigd bij de afdeling intendance der Etappen-directie. De militaire apothekers waren ook inzetbaar bij de desinfectie van gebouwen, kleding en materieel, de bescherming van levensmmiddelen e.d. tegen chemische strijdmiddelen. Voor de samenstelling van een handleiding werd de kapitein-intendant A.M. Hylkema, toeziend chef te Amsterdam, aangewezen samen met enige anderen. Onderzoeken werden ingesteld naar de conservering van zandzakken en naar de voorziening hierin.
3.5. De Militaire Bakkerijen.
In 1887 was de majoor-intendant der 1e militaire afdeling toeziend chef te 's-Gravenhage.
In 1940 waren er militaire bakkerijen te Amsterdam en 's-Gravenhage, waarvan die te 's-Gravenhage bij het begin van de mobilisatie wegens defecte ketels niet werkte. Deze bakkerij ontving de tarwe en de bloem uit de hoofdvoorraad. De Hoofdintendant schafte de haver, tarwe en tarwebloem aan. De bakkerij zond het ongebuilde meel aan de andere bakkerijen die de tarwe vermaalden en het gebakken brood verstrekten aan de garnizoenen. De overige troepen ontvingen hun brood van particuliere aannemers. Uit 1919 bleef een recept voor munitiebrood bewaard dat als volgt luidt: "Samenstelling munitiebrood: Het brood wordt gebakken van ongebuild meel afkomstig van witte en rode tarwe, gemengd in zodanige verhouding dat het mengsel voor 3/4 uit meel van witte en voor 1/4 uit meel van rode tarwe bestaat. De zemel moet kort vermalen zijn evenals bij het meel dat voor zogenaamd kropbrood wordt gebruikt. De verdere bestanddelen die tot het bereiden van het brood worden gebruikt zijn: zout, gist, water en boekweitmeel voor het opmaken".
Het Commissariaat der Economische en Industrieële Verdedigings Voorbereiding.
Van november 1932 tot november 1935 was de oud-Hoofdintendant, generaal-majoor A.M. Vorstman belast met het commissariaat waarna zijn taak door anderen werd overgenomen. Zoals eerder opgemerkt werd de legeruitrusting een zaak van planning en grondige voorbereiding, gecentraliseerde leiding en coördinatie. Het economisch potentieel werd ingeschakeld. Er kwamen een (ontwerp-) wet en nieuwe uitvoeringsregelen. De vredesorganisatie der Intendance werd uitgebreid met 4 officieren, terwijl namens de Generale Staf en de intendanceliaison officieren aan het commissariaat waren verbonden. Voor de Intendance was dit kapitein-intendant K.D.Scheffer. In 1937 was lt.kolonel-intendant J.B. de Jongh voorzitter. De taak van het commissariaat bestond uit:
  1. de registratie van werklieden via de bevolkings boekhouding (burg.stand);
  2. het bijeenbrengen en beheer van de hoofdvoorraad;
  3. de organisatie van de Centrale Magazijnen;
  4. het weer bruikbaar maken van gebruikt materiaal;
  5. het vorderen van goederen;
  6. het maken van afspraken en overeenkomsten met fabrikanten;
  7. het aantrekken van werkkrachten voor de Centrale Herstelwerkplaatsen te Leiden en Rotterdam.
Een nauwe samenwerking met de Directeur Centrale Magazijnen vloeide voort uit de punten c,d, e en f; met de Hoofdintendant gezien b en met de Etappen-Intendant gezien punt a en g.
De functie der Intendance in de Etappen en Verkeersdienst
Embedded Image
Handboek voor den Res.Officier bij mobilisatie werkz. bij de Intendance of Legerverpleging, 6 april 1938.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Omdat het bureel van de Hoofdintendant steeds in s-Gravenhage gevestigd is geweest mag worden aangenomen dat ook het archief de residentie wel niet zal hebben verlaten. Uit het autoriteiten kaartsysteem van het Ministerie van Defensie is gebleken, dat het bureel op 10-8-1928 naar Koningskade 24 verhuisde.
De eerste maal dat het archief genoemd wordt is in 1940 bij de aanvang van de Duitse bezetting wanneer "de Beauftragte des Chefs der Heeresarchive beim Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden" alle stukken en archieven van de Nederlandsche Weermacht naar het Weermachtsarchief dirigeert.
Dit archief werd eerst in de vm. sigarenfabriek van Hillen aan de Crommelinlaan te Delft en later in de vm. H.B.S. aan het Bleyenburg 38 te 's-Gravenhage gehuisvest. De directeur van het Weermachtsarchief, de luitenant-kolonel op n.a. G. Fabius had zijn bureel aan het de Eerensplein 2, kamer no. 40, 3e etage. Het bureel van de Hoofdintendant, aan het Sweelinckplein 2, kon de archieven die het op dat moment bezat behouden mits er een uitleenbon werd afgegeven. Aan de hand van de minute van deze bon -d.d. 8-1-1941- kan worden vastgesteld dat deze archieven het tijdvak 1930-1940 besloegen en bestonden uit de geheime en niet-geheime archieven van de Hoofdintendant en het archief van de vm. "Commissie Aanschaffing van Levensmiddelen" (C.A.L). (Inv.no. 122) In 1951 werden de archieven van het adres Bleyenburg te 's-Gravenhage overgebracht naar de Wittepoortkazerne te Leiden.
Uit het dossier "Overdrachtsbewijzen van afgevoerde archiefdelen" blijkt, dat de directeur van de Krijgsgeschiedkundige afdeling van de Generale Staf, O.J. Siersema, op 3 maart 1956 18 registers van de Hoofdintendant (1897-1913) en 81 registers van de Directeur Centrale Magazijnen aan de Algemene Rijksarchivaris overdroeg. Hiervan was het algemeen archief gedeelte niet geïnventariseerd, terwijl het geheim archief, na selectie, beschreven werd in inventaris no. 16 (P.V. 103 A/1956 en P.V. 602 A/ 1956. Totaal ± 4 m. Dit archief werd toen overgebracht naar het hulpdepôt van het Algemeen Rijksarchief te Schaarsbergen. In de ca. 4 str.meter was ook nog ca. 1,5 str.meter archief van de Hoofdintendant en directeur Centrale Magazijnen begrepen. De genoemde 18 registers werden later overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage en zijn nu als de no's 123 t/m 140 in de inventaris opgenomen. Daarbij kwamen dan nog 3 registers van ingekomen stukken en 3 registers van uitgaande stukken, inv. no's 141 t/m 146.
Bij de opheffing van het archief der Kon.Landmacht te Leiden, juni 1961, werd het archief van de Hoofdintendant, dat achtergebleven was, onder leiding van de kapitein van de Klu Staleman geselecteerd en van 51 str.meter teruggebracht tot 4.05 str. meter. Dit restant werd tussen 29 oktober en 19 november 1962 overgebracht naar het per 1-6-1961 opgerichte Centraal Archievendepôt van het Ministerie van Defensie aan de Breedstraat 108 te 's-Gravenhage. Het was blijkbaar nog onvoldoende uitgedund want in juni 1975 werd het archief-restant opnieuw geselecteerd en ditmaal teruggebracht tot 0,8 str.meter. Bij de inventarisatie nog eens 5 cm. (over de jaren 1918-1940) zodat er nu slechts 0,75 str.meter over is van de oorspronkelijke 51 str. meter of wel 1,5%.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Bij het begin van de inventarisatie werden de stukken in een vrijwel chronologische volgorde op jaar aangetroffen, opgeborgen in 7 dozen. N.B. 3 dozen Hoofdintendant 1919 t/m 1933 en 1938 t/m 1941 ; 3 dozen GG I t/m GG VII 1930 t/m 1940 en 1 doos PP I 1887 t/m 1940.
Hoewel elk stuk een omslag had met een korte omschrijving moesten door de toepassing van het systematisch-numeriek dossierstelsel nieuwe beschrijvingen en omslagen worden gemaakt. Het archief was door de afwezigheid van inventarisnummers of door de duidelijke samenhang van de stukken ontoegankelijk. Bij de herordening van het archief werden de afdelingen A t/m F bepaald door de taakonderdelen van de Hoofdintendant (functioneel beginsel).
De stukken werden onderwerpsgewijs ingedeeld ongeacht hun herkomst(pertinentiebeginsel).K.B.'s betreffende de oprichting en wijzigingen van de Militaire Administratie en Intendance en instructies voor de Hoofdintendant werden óók in het archief van het Ministerie van Oorlog niet aangetroffen,waarschijnlijk omdat een belangrijk deel van het archief verbrandde (26 februari 1945).
Van de sectie Militaire Geschiedenis van de Landmachtstaf werden K.B.'s van 1815 en 1828 en instructies voor de Hoofdintendant van 1876 en 1880 verkregen. Bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief werd het K.B. uit 1830 gevonden waarin de latere Hoofdintendant, J.P. Reuter,tot Oppertoezichthouder der Militaire Administratie werd benoemd. Tenslotte werd een K.B. uit 1923 ontvangen uit het Kabinetsarchief der Koningin betreffende de grote reorgansiatie. Er werden geen stukken aangetroffen van vóór 1881, evenmin als van het Dienstvak der Militaire Administrate dat zich in 1918 losmaakte van de Intendance en toen zelfstandig ging opereren. Voor zover na te gaan bevinden deze zich ook niet bij het Algemeen Rijksarchief.
Brief Min.van Oorlog aan Chef Generale Staf en de Hoofdintendant d.d. 13-5-1918 inzake de voorgenomen scheiding van Intendance en Militaire Administratie, op grond van conclusie 7 van het Verslag Legercommissie betreffende de administratie bij het Leger tijdens de mobilisatie toestand. (C.A.D. archief H.K.S., GG 1 / 107, 1918).

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Hoofdintendant Landmacht, nummer toegang 2.13.43, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Hoofdintendant Landmacht, 2.13.43, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Bibliografie der qebruikte bronnen
Bij de Sectie Militaire Geschiedenis v.d. Landmachtstaf Hoofdintendanten en inspecteurs van het Dienstvak der Intendance 1830-1960 artikel in " De Intendance ", 5e jaargang, no. 5 (mei 1960) bibl. S.K. Schrijven van G.J. Potgieser, lt.kolonel-intendant b.d. vm. Dir. Centr.Magazijn te Woerden d.d. mei 1941 Geh. betr. aanbieding van " Beknopt rapport over de ervaringen tijdens de mobilisatie en de oorlogsdagen bij het Centraal Magazijn. " 436/1 en 436/3. Verslag betr. de verpleging van de intendance dienst bij de bezettingstroepen in de Vesting Holland gedurende de mobilisatie 1939-1940 door res.lt.kolonel-intendant KNIL b.d. J.J. van de Berge. 479/8. Geschiedenis der intendance oorspronkelijke bijdrage Jaarboek KL 1965 (niet opgenomen, doch een kleinere bijdrage ingediend) ontwerp van lt.kolonel Hamers 196/7, zie ook inventaris no. 5. Verslag betr. de voeding van het personeel van het leger alsmede, nopens de Militaire Verpleeg Inrichtingen welke in de behoefte aan voedingsmiddelen voorzien door de Staatscommmissie ingesteld bij K.B. no. 56 d.d. 12-12-1910. Uitg. 's-Gravenhage Alg. Landsdrukkerij 1913 1e & 2e ged. (bijlagen). Brief Min. van Oorlog aan Chef G.S. en de Hoofdintendant d.d. 13-5-1918 i.z. voorgenomen scheiding van de Intendance en de Militaire Administratie op grond van conclusie 7 van het Verslag Legercommissie betr. de administratie bij 't leger tijdens de mobilisatie toestand. (C.A.D. archief H.K.S., GG 1/107/1918). Iets over de opleiding en vorming, in het bijzonder bij ons leger door W.N. Roldanus in
Verslag Krijgswetenschap 1891-1892 , bibl. S.K. Hierbij nog 35 documentatiebriefjes + 2 kaarten uit het fotoarchief.
Bij het Centraal Archievendepot van het Ministerie van Defensie Receuils Militaire en Legerorders bevattende de wetten, besluiten en orders betreffende de KL, 1876-1941. "Afstammingen en voortzettingen der Genie en trein" door H. Ringoir (no. 5 in de serie Mil.Historische Bijdragen van de Sectie Krijgsgeschiedenis , 's-Gravenhage, 1980). 294 c. Autoriteiten kaartsysteem, 1921-1929. Agenda's Generale Staf 1931-1933.
Inventarissen Inventaris van het familiearchief van Erp Taalman Kip, 1596-1941, 1e afd. Alg.Rijksarchief, 1976. Inventaris van het familiearchief Douglas, 1746-1982, te Bennekom (Gld)

Bijlagen

Archiefbestanddelen