Archief
Titel
2.06.063 Inventaris van het archief van de Economische Raad, (1931) 1933-1940 en 1948-1950
Auteur
E. StreefVersie
06-07-2021
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1987 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Economische Raad Economische Raad
Periodisering
archiefvorming: 1933-1950 oudste stuk - jongste stuk: 1931-1950
Archiefbloknummer
E20217Omvang
; 184 inventarisnummer(s) 10,20 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het
Nederlands
Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Economische Raad, , 1930-1950Samenvatting van de inhoud van het archief
De Economische Raad (1933-1940 en 1948-1950) had tot taak de hoofden van de departementen van Algemeen Bestuur advies te geven over economische kwesties. Het archief van de Raad bevat ook de archieven van vaste en ad-hoc commissies (zie Bijlage I). Het archief bevat agenda's en notulen van de vergaderingen (met klapper) en ook adviezen van de raad. De adviezen betreffen onder andere de volgende onderwerpen: belastingen, geld- en bankwezen, verkeer en vervoer, landbouw (speciaal ten tijde van de crisis), economische voorlichting, industrialisatie, ondernemersovereenkomsten en bedrijfsregelingen, bedrijfs- en vestigingsvergunningen, (binnenlandse) handel, handelsverdragen, in- en uitvoer, arbeid en werkgelegenheid.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
1.1 Geschiedenis van de economische raad
In 1917 besloot de regering tot het instellen van een officieel centraal lichaam, dat tot taak had de regering te adviseren over vraagstukken van economische politiek, zowel van binnenlandse aard als met betrekking tot het buitenland. In dit lichaam hadden de direct bij het economisch beleid betrokken ministers zitting, samen met vertegenwoordigers van organisaties op het gebied van scheepvaart, industrie en middenstand, van zowel werkgeversverenigingen als vakbonden. Op 2 juli 1918 werd de (Staats) Commissie voor Economische Politiek ook wel aangeduid als de "Opperste Economische Raad" ( Hen, P. E. de, Actieve en re-actieve industriepolitiek in Nederland. De overheid en de ontwikkeling van de Nederlandse industrie in de jaren dertig en tussen 1945-1950, Amsterdam, 1980, blz. 48. ) geïnstalleerd. De commissie functioneerde vanaf het begin slecht en voldeed allesbehalve als adviesorgaan. Toen in 1929 mr. T. J. Verschuur benoemd werd tot minister van Arbeid, Handel en Nijverheid in het derde Kabinet-Ruys de Berenbrouck, kwam hij tot de conclusie dat zijn departement op economisch gebied onvoldoende was voorbereid om de door de regering gestelde vraagstukken te beantwoorden. ( Hen, P. E., de, blz 78. ) Verschuur stelde zich op het standpunt dat het, mede in verband met het voornemen van de regering om de Economische Voorlichtingsdienst te reorganiseren, wenselijk zou zijn over te gaan tot het instellen van een Economische Raad. ( Kamerstukken, zitting 1931-1932 nr. 290 Wetsontwerp Inzake de Instelling van de Economische Raad. nr. 3 Memorie van toelichting blz. 1. ) Op 5 februari 1932 diende Verschuur een wetsontwerp in tot oprichting van de Economische Raad. Deze werd op 8 juli 1932 opgericht. ( Wet van 8 juli 1932, stbl. nr. 346. ) Bijna 11 maanden later op, 1 juni 1933, vond de installatie plaats. De Commissie voor Economische Politiek was hiermee overbodig geworden en werd dan ook spoedig na de installatie van de Economische Raad ontbonden. Met de Duitse inval in Nederland kwam een eind aan de activiteiten van de Economische Raad al werd de raad niet ontbonden. Na de oorlog duurde het nog geruime tijd voor de raad weer ging functioneren. In 1945 begon de regering met de voorbereiding van een wet op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.
De bedoeling was de twee vooroorlogse adviesorganen, de Hoge Raad van Arbeid en de Economische Raad, te vervangen door een Sociaal Economische Raad (SER) samengesteld op tri-partite basis uit werkgevers, werknemers en deskundige kroonleden. De SER zou in de eerste plaats een adviesorgaan van de overheid zijn en was officieel gefundeerd op de gedachte van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en kon daardoor op een traditie voortbouwen. ( Hen, P. E., de, blz. 262, 263. ) De regering besloot de bestaande adviescolleges te handhaven totdat de SER was opgericht. Op 23 april 1948 werd de Economische Raad, die sinds 1940 niet meer bijeen was geweest in een nieuwe samenstelling wederom geïnstalleerd. Bij die gelegenheid werden drie vertegenwoordigers uit de kring van de werkgevers en drie uit de kring van de werknemers als leden aan de raad toegevoegd. ( Jaarverslag Economische Raad 1948-1950. ) Met het in werking treden van de Wet op Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie ( Wet van 27-1-1950 tot toepassing ten aanzien van het bedrijfsleven van de artikelen 80 en 152 tot en met 154 van de Grondwet, stbl. nr. k22 ingevolge 142jo art. 164. ) kwam aan het bestaan van de Economische Raad definitief een einde. Haar taken werden grotendeels door de Sociaal Economische Raad overgenomen. ( Rechtsopvolger Economische Raad ingesteld bij K.B. van 29-4-1950 nr. 17. )Overzicht van de ministeries belast met economische zaken, tussen 1932-1950
De Economische Raad ressorteerde onder de volgende ministeries:- Ministerie van Economische Zaken en Arbeid: 8-7-1932 - 8-6-1933
- Ministerie van Economische Zaken: 8-6-1933 - 21-8-1935
- Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart: 21-8-1935 - 9-7-1937
- Ministerie van Economische Zaken 9-7-1937 - 8-5-1940
- Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 8-5-1940 - 8-5-1945
- Ministerie van Handel, Nijverheid en Landbouw 8-5-1945 - 23-6-1945
- Ministerie van Handel en Nijverheid 23-6-1945 - 3-7-1946
- Ministerie van Economische Zaken 3-7-1946 - 1-6-1950
1.2. Doel en taken
Het doel van de Economische Raad was te dienen als college van advies en bijstand voor de regering betreffende onderwerpen van economische aard.
Minister Verschuur stelde zich voor, gezien de opzet van de raad, dat deze als forum kon dienen waar zijn vernieuwde departement op voet van onderling vertrouwen in discussie kon gaan met voormannen uit het economisch leven.
De representativiteit waarnaar zo nauwkeurig was gestreefd bij de samenstelling van de adviescolleges van vlak na de Eerste Wereldoorlog werd nu opzettelijk afgewezen. ( Hen, P. E., de, blz.78, 79. ) De leden van het adviescollege waren deskundigen uit het bedrijfsleven en de wetenschap die niet geacht werden bepaalde groepen te representeren. De raad bracht adviezen uit op verzoek van de verschillende ministeries, waarbij die van Economische Zaken e.v. uiteraard een belangrijke plaats innam. De raad kon ook op eigen initiatief advies uitbrengen, maar maakte daar weinig gebruik van. ( Jaarverslagen Economische Raad 1933-1940. ) De adviezen waren niet openbaar. De raad voelde zich voortdurend door regering en departement verwaarloosd. Over belangrijke onderwerpen als de bezuinigingspolititiek en de verbindend verklaring van cao's werd geen advies gevraagd. Vanaf 1936 verbeterde de verhouding tot de regering en werd het adviseren in ordeningszaken een belangrijke taak van de raad. ( Hen, P. E., de, blz. 80. ) Naast adviezen over ordeningszaken bracht de raad ook een aantal adviezen uit over uiteenlopende onderwerpen van economische aard.1.3. Samenstelling en werkwijze
De raad bestond uit een voorzitter, een secretaris, en tien tot vijftien leden, die voor een periode van vier jaar door de kroon benoemd werden. Zij waren na aftreden terstond weer benoembaar.
De secretaris had, als hij niet tevens lid was van de raad, een raadgevende stem. Hij werd bijgestaan door twee adjunct-secretarissen.
De ministers van Buitenlandse Zaken, van Koloniën, van Financiën, van Waterstaat en van Economische Zaken waren bevoegd de vergaderingen bij te wonen of zich te laten vertegenwoordigen door ambtenaren die een raadgevende stem hadden.
De raad vergaderde zo mogelijk eens per maand en verder wanneer de voorzitter dat nodig achtte. In de vergaderingen werden de voorgestelde adviezen van de vaste commissies en de ad hoc commissies besproken.
Wanneer een aanvraag om advies bij de raad werd ingediend werd deze zo spoedig mogelijk aan de leden doorgegeven, vergezeld van een voorstel van de voorzitter tot regeling en behandeling van de aanvraag en de voorbereiding van het onderwerp. Tegenvoorstellen moesten binnen vijf dagen worden ingediend. Daarna besliste de voorzitter wanneer de raad bijeen geroepen werd.
Elk lid had het recht een amendement voor te stellen en vervolgens werd dit voor het voorstel waarop het betrekking had in stemming gebracht.
De voorzitter en de leden van de raad hadden elk één stem.
Ter behandeling van bepaalde onderwerpen werden vaste en ad hoc commissies door de raad ingesteld waarin ook leden van buiten de raad konden worden benoemd. De vaste commissies (zie bijlage I) bestonden uit tenminste drie en ten hoogste twaalf leden, waarvan tenminste éénderde werd benoemd uit leden van de raad. De leden traden om de drie jaar af en waren terstond weer benoembaar.
Vanaf 1938 bestonden de vaste commissies uit tenminste vier en ten hoogste zestien leden waarvan tenminste éénvierde werd benoemd uit leden van de raad voor een periode van twee jaar.
De vaste commissies stelden zelfstandig ontwerpadviezen op en brachten deze rechtstreeks of via de raad uit, aan de overheidsdiensten, ambtenaren of colleges.
Voor de behandeling van een specifiek onderwerp konden door de raad ad hoc commissies worden ingesteld. Na het uitbrengen van een advies werd een ad hoc commissie weer ontbonden. De voorzitter en de leden werden door de raad aangewezen. ( Zie noot 10. ) In 1948 werden twee vaste commissies en enkele ad hoc commissies ingesteld.(zie bijlage I) Eén van deze commissies was de Vaste Commissie voor het Algemeen Verbindend en Onverbindend Verklaren van Bedrijfsregelingen en aanverwante onderwerpen. Deze commissie is na de opheffing van de Economische Raad niet ondergebracht bij de SER maar heeft als zelfstandige Commissie Bedrijfsregelingen haar werkzaamheden voortgezet.
Beknopt overzicht van de samenstelling van de Economische Raad
De Economische Raad bestond uit 10 - 15 leden incl. de voorzitter. Aanwezig bij de vergaderingen waren; behalve de leden, de ministers of ambtenaren van de departementen van- Buitenlandse Zaken
- Koloniën
- Financiën
- Waterstaat
- Economische Zaken
Een secretaris bijgestaan door 2 adjunct-secretarissen. Vaste Commissies bestaande uit 4-16 leden:- De vaste commissie voor Handelsverdragen
- De vaste commissie voor de Economische Voorlichting
- De vaste commissie voor het Verkeerswezen
- De vaste commissie ex. art. 8 van de wet op het algemeen verbindend- en onverbindend verklaren van ondernemersovereenkomsten
- De vaste commissie ex. art. 7 van de bedrijfsvergunningenwet
- De vaste commissie voor de havenpolitiek
- De vaste commissie voor het algemeen verbindend- en onverbindend verklaren van bedrijfsregelingen en verwante onderwerpen
- De vaste commissie voor de Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Unie
Ad hoc Commissies Erkende colleges van Advies:- Nijverheidsraad
- Middenstandsraad
1.4 Positie ten opzichte van andere adviescolleges
Met betrekking tot de verhouding tussen de Economische Raad en de erkende colleges van advies bepaalde art.6 lid 2, dat de regering bij nader besluit regels zou vaststellen. ( Zie noot 3, blz. 3. ) In een drietal artikelen werden de erkende colleges van advies verplichtingen opgelegd.- De erkende colleges moesten aan de Economische Raad advies uitbrengen, hetzij op verzoek hetzij op eigen initiatief en wel over die onderwerpen, waarvan de behandeling tot hun taak behoorde.
- Verzoeken om advies afkomstig van hoofden van departementen van algemeen bestuur dienden onverwijld aan de Economische Raad ter kennis te worden gebracht.
- De erkende colleges dienden een afschrift van de door hen uitgebrachte adviezen aan de Economische Raad te zenden.
Ondanks bovengenoemde verplichtingen behielden de Nijverheidsraad en de Middenstandsraad de bevoegdheid om rechtstreeks aan de regering of overheidsorganen te adviseren. Aan hen bleef de beslissing of de Economische Raad alsnog over de door de hen uitgebrachte adviezen moest worden gehoord. Sinds 1934 waren een afgevaardigde van de Nijverheidsraad en Middenstandsraad bij de vergaderingen van de Economische Raad aanwezig. Zij waren bevoegd mededelingen te doen over industrie- en handelsaangelegenheden die in deze vergaderingen werden behandeld. De leden van de Interdepartementale Commissie voor de Handelspolitiek werden tot bijwonen van de vergaderingen van de Vaste Commissie voor de Handelsverdragen uitgenodigd. De leden van de Centrale Commissie voor het Verkeersfonds vergaderden samen met de leden van de Vaste Commissie voor het Verkeerswezen.Geschiedenis van het archiefbeheer
Overdracht en openbaarheid
Het archief van de Economische Raad werd door het Ministerie van Economische Zaken bij akte van 14 augustus 1969 overgedragen aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. Het archief is openbaar.
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
De omvang van het archief was voor inventarisatie 22 meter. Voor vernietiging werd 11,5 meter. afgezonderd. Stukken die voor vernietiging in aanmerking komen zijn:- dubbelen
- berichten van verhindering en toezegging voor het bijwonen van vergaderingen.
- presentielijsten
- ter kennisgeving toegezonden afschriften
- stukken betreffende vakatiegelden
Verantwoording van de bewerking
Verantwoording van de inventarisatie
Bij aanvang van de inventarisatie werd over de periode 1933-1940 een aantal series op onderwerp geordende mappen aangetroffen. De meeste van deze mappen waren voorzien van een summiere onderwerpsaanduiding. Aan de indeling lag echter geen systematisch ordeningsplan ten grondslag. Op geen der mappen werd een rubricering aangetroffen. Elk stuk was voorzien van een datumstempel met een oplopend nummer. Nadere toegangen op de archiefbescheiden zijn niet aangetroffen, behalve een systematische toegang op de notulen van de plenaire vergaderingen van de raad over de periode 1932-1940.
De series overlapten elkaar grotendeels. Over de wijze van archiefvorming en de herkomst van de verschillende series kunnen geen duidelijke conclusies worden getrokken. In elk geval was geen onderscheid te maken tussen het archief van de raad en de commissiearchieven.
Men is kennelijk bezig geweest een dossierarchief aan te leggen. Een gedeelte daarvan bevond zich nog tussen de overige bescheiden. Iedere dossieromslag was genummerd.
Bij overdracht was een plaatsingslijst op de archiefbescheiden aanwezig, vervaardigd door ambtenaren van de centrale archiefbewaarplaats van het ministerie van Economische Zaken.
Daar het niet aantoonbaar was dat het archief van de Economische Raad naar commissie was ingedeeld is de inventaris nu naar onderwerp van bemoeienis geordend waarbij de rubrieken volgens de code VNG zijn ingedeeld.
Stukken uit de dossiers die niet aanwezig waren in de bestaande series zijn teruggebracht naar de onderwerpen waarop zij betrekking hadden.
Bescheiden van de Commissie voor het Verkeerswezen bestonden voornamelijk uit ter kennisgeving toegezonden notulen en bijlagen van de Centrale Commissie voor advies en bijstand voor het Verkeersfonds. Voorzover ze daar niet aanwezig waren, zijn deze stukken in dat archief opgenomen. De rest kwam voor vernietiging in aanmerking.
In 1938 werd de Vaste Commissie van de Economische Raad voor de Havenpolitiek ingesteld die de al bestaande ad hoc commissie voor de havenpolitiek verving. Stukken van de ad hoc commissie zijn op een aantal adviezen na, nauwelijks aangetroffen.
Verder werden bescheiden aangetroffen van H. M. Hirschfeld die als lid van het Comité Economique aan de Volkenbond deelnam namens de Nederlandse regering.
Deze stukken werden beheerd door de secretaris van de Economische Raad en zijn weer terug gebracht naar het archief van de Directie van Handel en Nijverheid. Tussen 1948 en 1950 was het archief zaaksgewijs geordend.
Stukken betreffende lopende zaken die na de opheffing van de Economische Raad afgehandeld zijn door de Commissie Bedrijfsregelingen zijn met een blanco nummer opgenomen onder de rubriek ondernemersovereenkomsten en bedrijfsregelingen.
De stukken zelf bevinden zich in het archief van de Commissie Bedrijfsregelingen.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Economische Raad, nummer toegang 2.06.063, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Economische Raad, 2.06.063, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Directie van Handel en Nijverheid van het Ministerie van Economische Zaken, 1906-1943, toegang 2.06.01
Commissie Bedrijfsregelingen, toegang 2.06.057
Centrale Commissie voor advies en bijstand voor het Verkeersfonds, 1935-1939, toegang 2.16.51
Bijlagen
Overzicht van geraadpleegde bronnen Heldring, E., Herinneringen en Dagboek (1871-1954). Uitgegeven door Joh. de Vries. Groningen 1972. (3 delen). Hen, P. E. de, Actieve en re-actieve industriepolitiek in Nederland. De overheid en de ontwikkeling van de Nederlandse industrie in de jaren dertig en tussen 1945-1950. Amsterdam 1980. Hirschfeld, H. M., Actieve economische politiek in Nederland in de jaren 1929-1935. Amsterdam 1946. Hirschfeld, H. M., Herinneringen uit de jaren 1933-1939. Amsterdam 1959. Jaarverslagen van de Economische Raad. 1933-1939 en 1948-1950 Linden, T. J. M., van der, Economische ontwikkeling en de rol van de overheid. Nederland 1945-1955. Amsterdam 1985. (Proefschrift Utrecht 1985). Mollerus, J. C., Officiële vertegenwoordiging van Landbouw Nijverheid en Handel. Amsterdam 1932. (Proefschrift Wageningen 1932). Scholten, G. M., De Sociaal Economische Raad en de ministeriële verantwoordelijkheid. Meppel 1968. (Proefschrift Amsterdam 1968).
Lijst van utgebrachte adviezen met daarachter het inventarisnummer
1933
1 |
Ontwerp van wet tot wjjziging van de Crisisinvoerwet 1931 (Stbl. nr. 355). |
157 |
2 |
Internationaal betalingsverkeer. |
38 |
3 |
kredietverlening aan de middenstand. |
40 |
4 |
Ontwerp van wet tot wijziging van het tarief van invoerrecht in Nederands-Indië. |
156 |
5 |
Instelling van vaste commissies en de erkenning van bestaande colleges. |
25 |
1934
6 |
Voorontwerp van wet inzake de vergadering van houders van schuldbrieven. |
42 |
7 |
Ontwerp van wet tot instelling, afschaffing, verhoging of verlaging van invoerrechten op korte termijn. |
27 |
8 |
Kredietverlening voor de klein- en middengroot- grootindustrieel. |
40 |
9 |
Vertegenwoordigers ter conferentie inzake het industrieel eigendom te Londen. |
112 |
10 |
Ontwerp van wet tot vaststelling van een nieuwe tariefwet. |
27 |
11 |
Voorontwerp van wet inzake bijzondere maatregelen ter voorkoming van landeIijke eigendommen. |
41 |
12 |
Voorontwerp van wet inzake de verbindende kracht van ondernemersovereenkomsten. |
69 |
13 |
Ontwerpbesluit inzake het voorlopig inwerking stellen van het bij verdrag tussen Nederland en Portugal overeengekomen invoerrecht op geconserveerde sardnines. |
161 |
14 |
Instelling van bijzonder invoerrecht op zinkwit en lithopone. |
158 |
15 |
Vrijstelling van invoerrecht voor verse perziken en bloemkool tussen Nederland en Italië |
160 |
16 |
Richtlijnen voor de landbouwpolitiek. |
50 |
1935
17 |
Ontwerp van wet inzake het stellen van eisen bij de vestiging van ondernemingen tot het uitoefenen van enige tak van detailhandel, ambacht en kleine nijverheid. |
105 |
18 |
Concurrentie aangedaan door Belgsche aan Nederlandse havens. |
--- |
19 |
Ontwerp van wet inzake tijdelijke maatregelen tot beperking van mechanisatie in de sigarenindustrie. |
171, 172 |
20 |
Ontwerp van wet inzake de oprichting van de N.V. Maatschappij voor Industriefinanciering. |
40 |
1936
21 |
Verlenging van het bijzonder invoerrecht op zinkwit en lithopone. |
158 |
22 |
Organisatie van de Economische Voorlichtingsdienet. |
57,58 |
23 |
Ontwerp van wet inzake het heffen van reisbelasting. |
28 |
24 |
Verhoging van het statistiekrecht op angevoerde goederen. |
162 |
25 |
Algemene richtlijnen voor de te volgen industriepolitiek. |
60 |
26 |
Verzoek van de N.V. Glasmaatschappij te Heerlen om opheffing van het invoerrecht op ruw spiegelglas. |
165 |
27 |
Verzoek van de N.V. Maatschappij Hoek van Holland om vergunning tot uitbreiding van de steigerwerken te Hoek van Holland. |
--- |
28 |
Verzoek inzake de wenselijkheid tot uitbreiding van de haven van Delfzijl. |
37 |
29 |
Verzoek inzake de uitbreiding van outillage van de haven van Harlingen. |
--- |
30 |
Ontwerp van wet inzake de cambric- en greyscontingenteeringen, de invoer van nederlandse textielgoederen, de tijdelijke verhoging van het recht op invoer van bepaalde textielproducten hier te lande. |
159 |
31 |
Verhoging van anvoerrecht op dames- en kinderhoeden. |
163 |
32 |
Voorontwerp van wet inzake het beperken van de vestiging van bedrijven, waarin enige tak van handel (met uitzondering van de detailhandel) wordt uitgeoefend en de uitbreiding van de capaciteiten van de bedrijven. |
105 |
33 |
Verlaging van haventarieven in Dordrecht, Vlaardingen en Schiedam. |
--- |
34 |
Deelneming aan de oprichting van een opslagplaats voor katoen door de gemeente Enschede. |
--- |
35 |
Verhoginq van invoerrechten op sieraardewerk en de instelling van specifiek invoerrecht op pijpen. |
164 |
36 |
Verlenging van het bijzonder Invoerrecht op zinkwit en lithopone. |
158 |
37 |
Voorontwerp van wet inzake een heffing van belastingen van van zekere belanghebbenden bij vennootschappen en verenigingen. |
30 |
38 |
Reorganisatie van de Economische Voorlichting. |
57, 58 |
39 |
Ontwerp van wet inzake algemene regelen voor de electriciteitsvoorziening. |
61 |
40 |
Gewijzigd ontwerp van wet inzake het beperken van vestiging van bedrjjven waarin enige tak van nijverheid of handel (met uitzondering van de detailhandel) wordt uitgeoefend en van de uitbreiding van de capaciteit van de bedrijven. |
105 |
41 |
Gewenste uitbreiding van de handelspolitieke bevoegdheden van de regering. |
154 |
1937
42 |
Verlenging van bijzonder invoerrecht op zinkwit en lithopone. |
158 |
43 |
Instelling van een havengewest voor het Beneden-Maas gebied. |
--- |
44 |
Oordeel over de conferentie van de Oslostaten. |
143 |
45 |
Ontwerp van wet inzake de wjjziging van de Crisisinvoerwet. |
157 |
46 |
Kalenderhervorming. |
--- |
47 |
Algemene havenpolitiek. |
--- |
48 |
Voorontwerp van wet inzake de wjiging van de Tariefwet 1934 en de wet op het statstiekrecht (Stbl.1932 nr. 231). |
33 |
49 |
Havenaanleg te Maastrcht. |
--- |
50 |
eventuele verlenging van de tijdelijke opheffing van het invoerrecht op ruw spiegelglas. |
165 |
51 |
Ontwerpbesluit inzake een tussen Nederland en Denemarken gemaakte tariefafspraak tot verlaging van het invoerrecht op vers of gekoeld vlees. |
166 |
52 |
Voorontwep van wet tot wijziging van de Tariefmachtigngswet 1934. |
31 |
1938
53 |
Heffing op bet bijzonder invoerrecht op zinkwit en lithopone. |
158 |
54 |
Afschaffing van invoerrechten op bepealde machines. |
167 |
55 |
Economische propaganda voor Nederland gedurende 1938. |
59 |
56 |
Voorontwerp van wet inzake de aanvulling van de wet tot bevordering van de richtige heffing van directe beIastingen. |
32 |
57 |
Aanleg van een kanaal Almen-Boven Rijn of kanalisatie van de IJssel. |
--- |
58 |
Voorontwerp van wet inzake de verlenging van de wet tot beperking van de mechanisatie in de sigarenindustrie. |
171, 172 |
59 |
Voorontwerp van wet inzake de landbouwbedrjfsregeling. |
53 |
60 |
Voorziening in de behoeften van 's Rijks schatkist door het heffen van nieiiwe belastingen. |
34 |
61 |
Algemeen verbindend verklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het boekdrukkers en rasterdiepdrukbedrjf. |
177 |
1939
62 |
Voorstel tot aanleg van een scheepvaart verbinding tussen de Mark en de Vliet. |
36 |
63 |
Verlenging van het bijzonder invoerrecht op zinkwit en lithopone. |
158 |
64 |
Vervanging van de Velserbrug door een spoorwegtunnel. |
--- |
65 |
Algemeen verbindend verklaring van bapalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het bouwbedrijf. |
175, 176 |
66 |
Overneming van de Iandbouwcrisismaatregelen door bedrijfsgenoten. |
54 |
67 |
Ontwerp van wet inzake de Tariefwet en de wet op Statistiekrecht. (Stbl. 1932 nr.231) |
33 |
68 |
Handhaving van de huidige positi van verschillende algemeen verbindend verklaarde ondernemersovereenkomsten in oorlogstijd. |
71 |
69 |
Glucosebesluit |
--- |
1940
70 |
Regeling ter voorkoming van prjjsstijging. Het prijsvraagstuk. |
114-116 |
71 |
De wenselijkheid tot uitbreiding van de haven van Delfzjjl. |
37 |
1948
72 |
Vrije beschikbaarstellang van deviezen voor exporteurs. |
168 |
1949
73 |
Bedrijfsvergunningenpolitiek ten aanzien van industrie en groothandelsbedrijven. |
110 |
74 |
Vestigingspolitiek ten aanzien van het middenstandsbedrjf. |
111 |
75 |
De wenselijkheid van openbaarmaking van gegevens uit het kartelregister |
99 |
76 |
Het vraagstuk van het tekort op de Nederlandse betalingsbalans. |
44 |
77 |
Organisatie van de export. |
169 |
78 |
Coördinatie van de investeringen in België, Nederland en Luxemburg. |
170 |
1950
79 |
Boycot van coöperaties door het landeIijk contract “Handel in Iandbouwwerktuigen”. |
103 |
80 |
Boycot van coöperaties door het Centraal Bureau van de Rijwielhandel en de Haarden- en Kachelregeling. |
101 |
81 |
De wenselijkhed tot vasttellen van minimumdetailprijzen van suiker, margarine en gedistilleerd. |
102 |
82 |
Toelatingsregeling van de Rijwiel- en Automobielindustrie. |
104 |