Terug naar zoekresultaten

2.21.205.51 Inventaris van het archief van H.J. Reinink [levensjaren 1901-1979], 1928-1946

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.205.51
Inventaris van het archief van H.J. Reinink [levensjaren 1901-1979], 1928-1946

Auteur

J.A.A. Bervoets, V.A.J. Klooster

Versie

06-02-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie H.J. Reinink en Th. J. Reinink-Jordaan
Reinink

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1922-2005

Archiefbloknummer

C24485

Omvang

; 664 inventarisnummer(s) 6,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hendrik Jan Reinink (1901-1979)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Hendrik Jan Reinink (1901-1979) was gedurende de twintig naoorlogse jaren secretaris-generaal van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Hij vormde het Nederlandse kunstbeleid tot een unieke: De kunst wordt door de Nederlandse overheid niet langs bepaalde lijnen geleid, integendeel, zij streeft naar het economisch vrijmaken van de kunstenaar. Het archief bevat o.a. stukken betreffende zijn lidmaatschap van de groep Scholten, die zich ten doel stelde leiding te geven bij de bepaling van de houding van het volk tegen over de bezetter; het Vaderlandsch Comité, dat zich vanaf 1944 bezig hield met economische, sociale en financiële zaken en het binnenlands bestuur; en zijn werkzaamheden als SG van het departement van OK en W.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Levensbeschrijving
REININK, Hendrik, Jan, ambtenaar (curator RU Groningen, secretaris-generaal van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) (Groningen 31-7-1901 - Leidschendam 19-1-1979).
Zoon van Jantienus Reinink, wethouder, en Marchien Pieterdina Alida Kloosterhuis. Gehuwd sinds 15-8-1925 met Louise Jacoba Ribbius Peletier. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren. Gescheiden op 17-11-1945 te Utrecht en hertrouwd op 26 maart 1946 met Theodora Johanna Maria Jordaan in Kensington (Groot-Brittannië).
Als geboren en getogen Groninger verliet hij na zijn rechtenstudie en aansluitende promotie, "cum laude", op het onderwerp Geld en ruilmiddel in 1929 deze stad voor een korte tijd om in Amsterdam als advocaat, procureur en leraar te gaan werken. Een jaar later was de functie van curator bij de Rijksuniversiteit Groningen vacant. Reinink solliciteerde en werd benoemd wegens zijn Groningse achtergrond en zijn geschiktheid om met mensen om te gaan. In 1939 keerde hij Groningen definitief de rug toe, door in dienst te treden bij het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen als chef van de afdeling Hoger Onderwijs. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij voor drie maanden waarnemend secretaris-generaal van dit departement. Naast zijn ambtelijke functie was Reinink voorzitter van de intellectuele pressiegroep De Nederlandse Gemeenschap. Door dit voorzitterschap raakte hij bovendien betrokken bij de voorbesprekingen die leidden tot de oprichting van de Nederlandse Unie. Door de toenemende Duitse invloed op de hogescholen en universiteiten nam Reinink eind 1941 ontslag uit zijn functie van secretaris-generaal. Na zijn ontslag nam hij deel aan de bijeenkomsten van de groep Scholten. Deze groep stelde zich ten doel leiding te geven bij de bepaling van de houding van het volk tegen over de bezetter. Tevens maakte de groep studie van de wijze waarop het kiesrecht, de verhouding tussen de Staten-Generaal en de regering, het radiobestel en het onderwijs na afloop van de oorlog vorm diende te krijgen. Vanaf 1944 was Reinink ook aanwezig bij de besprekingen van het Vaderlandsch Comité met betrekking tot economische, sociale en financiële zaken en het binnenlands bestuur. ( L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage 1975), deel 6, pag. 575. ) Gedurende de hele oorlogsperiode zette hij zich bovendien in voor de illegale steunverlening aan kunstenaars die weigerden lid te worden van de Kultuurkamer. ( Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945, ('s-Gravenhage 1955), deel 7a, pag. 147, 170-171 en 175, Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945, ('s-Gravenhage 1955) deel 7c, pag. 516-519, L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, ('s-Gravenhage 1974) deel 5, pag. 788 en L. De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, ('s-Gravenhage 1982), deel 10b, pag. 940. ) Direct na afloop van de oorlog werd Reinink tot secretaris-generaal van het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen benoemd.
Reinink trachtte tijdens zijn carrière voortdurend het ambtelijke keurslijf te doorbreken. Het was alsof het ambtelijke voor hem nooit doel op zichzelf kon zijn, maar altijd in bijzondere mate een middel om een hoger liggend doel te verwezenlijken. Dat doel was bijvoorbeeld het bereiken van grotere vrijheid voor de kunst, van grotere ontplooiingsmogelijkheden voor de kunstenaar. In 1952-53 werkte hij een plan uit om de hele kunstbemoeiing van de staat te onttrekken aan het departement, ten einde de kunst in grotere vrijheid te doen gedijen dan in ambtelijk verband mogelijk was. Hij stelde een groot opgezette kunststichting voor, die het beheer zou krijgen over alle financiën welke voor kunstsubsidies beschikbaar waren. Zijn onorthodoxe benadering van dit probleem werd echter niet gerealiseerd. Twee jaar later verzocht de regering hem het voorzitterschap op zich te nemen van de Stichting voor Culturele Samenwerking met de Overzeese Rijksdelen, en tevens plannen uit te werken om tot een grotere coördinatie te komen van de Nederlandse culturele aktiviteiten in het buitenland. In dit verband werd zijn departementale functie gewijzigd in directeur-generaal voor de kunsten en voor de buitenlandse culturele betrekkingen. Zijn uitgangspunten bleven: zoveel mogelijk kontakten met het buitenland leggen en bestaande kontakten versterken, artistieke ontwikkelingen in Nederland stimuleren, vrijheid geven aan de kunstenaar en verantwoordelijkheden laten waar ze horen.
Jarenlang was Reinink de bezielende kracht achter de zwaar gesubsidieerde stichting Holland Festival. Doel en opzet lagen geheel in de lijn van zijn idealen: Nederland jaarlijks in aanraking brengen met topprestaties uit het internationale kunstleven, die bij het Nederlandse publiek het niveaubesef levendig zouden houden en die tegelijk voor Nederlandse kunstenaars en -instellingen als stimulerend voorbeeld konden dienen. Van routinezaken hield Reinink niet. Nieuwe ontwikkelingen daarentegen, waarin hij verreikende perspectieven voor het culturele leven zag, vatte hij graag aan en wist hij vaak door zijn vasthoudendheid en inzicht tot een goed einde te brengen.
Mede door zijn toedoen kwam het Institut Nèerlandais in Parijs tot stand, bleef de Van-Goghverzameling van ir. V.W. van Gogh in Nederland en kreeg het Rijksmuseum Kröller-Müller zijn beeldentuin. Door zijn lidmaat- of voorzitterschap van vele internationale commissies werd de invloed van Nederland in diverse internationale organisaties op cultureel gebied groter dan gezien de internationale verhoudingen te verwachten was. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd nam Reinink in 1966 ontslag. Desondanks bleef hij werkzaam in diverse internationale culturele commissies en werd hij voorzitter van de programmaraad van de Nederlandse Televisie Stichting.
Het belang van Reininks werkzaamheden lag vooral in het feit dat hij door zijn betrokkenheid bij twintig jaar Nederlandse cultuurpolitiek ongetwijfeld krachtig heeft meegewerkt aan de verwezenlijking van een tamelijk unieke situatie op kunstgebied: de kunst wordt door de Nederlandse overheid niet langs bepaalde lijnen geleid, integendeel, zij streeft naar het economisch vrijmaken van de kunstenaar.
Overzicht van de functies van H.J. Reinink:
periode functie
1930 Advocaat en procureur te Amsterdam. Leraar staathuishoudkunde, staatsinrichting en handelsrecht aan de 2e Handelsschool te Amsterdam.
1930-1939 Secretaris van het College van Curatoren der Rijksuniversiteit te Groningen.
1939-1941 Functie bij departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen als chef van de afd. Hoger Onderwijs.
1941-1945 Ambteloos burger, lid van de groep Scholten en het Vaderlandsch Comitè.
1942 Lid van de Centrale Commissie voor de Statistiek.
1945-1946 Bestuurslid van de Stichting "Het Nationale Park de Hooge Veluwe".
1945-1955 Secretaris-generaal van het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
1946 Eveneens voorzitter van de Staatscommissie tot reorganisatie van het Hoger Onderwijs. Voorzitter van de Commissie tot voorbereiding van de Organisatie van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland.
1953 Voorzitter van de Nederlandse delegatie bij de W.E.U.
1955-1966 Directeur-Generaal bij het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voor de kunsten en voor de buitenlandse culturele betrekkingen.
1961-1971 Voorzitter van de Nederlandse Stichting voor culturele samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen (Sticusa).
1961-1967 Voorzitter van de gemengde commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel verdrag.
1962-1967 Lid van de Adviesraad voor culturele samenwerking tussen de landen van het koninkrijk.
1965 Voorzitter van de Nederlandse comissie ter uitvoering van het cultureel verdrag tussen Nederland en Iran.
1965 Voorzitter van de Nederlandse commissie ter uitvoering van het culturele verdrag tussen Nederland en Turkije.
1965-1966 Voorzitter van de Nederlandse commissie ter uitvoering van het cultureel verdrag tussen Nederland en Tunesië.
1965-1966 Voorzitter van de Nederlandse commissie ter uitvoering van het cultureel verdrag tussen Nederland en de Verenigde Arabische Republiek.
1965-1966 Voorzitter van de nederlandse commissie ter uitvoering van het cultureel verdrag tussen Nederland en Griekenland.
1966 Afscheid.
1967-1973 Voorzitter van de programmaraad van de Nederlandse Televisie Stichting.
1968 Voorzitter van de gemengde commissie ter uitvoering van het Nederlands-Duits cultureel verdrag.
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 1987 werd door mevrouw Th.J.M. Reinink-Jordaan de archiefbescheiden uit de oorlogsperiode, afkomstig van haar man, mr. H.J. Reinink, aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief geschonken.
In 2010 werd het grootste deel van het archief geschonken, welke betrekking hadden op het functioneren als secretaris-generaal en directeur-generaal bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Schenking (van een niet overheidsarchief)

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
De overgedragen archiefbescheiden vertoonden geen ordeningskenmerken. De correspondentie kon echter snel geselecteerd worden, doordat zij in ordners was opgeborgen en op jaar of op afzender was geordend.
Het grootste deel van de correspondentie is vernietigd, omdat zij alleen bestond uit toe- en terugzendingsbrieven en uitnodigingen. Doublures zijn eveneens vernietigd.
Een omslag met stukken, betreffende een ontwerp van wet tot regeling van de grondslagen van het onderwijs, 1934-1935, is overgebracht naar het archief van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, afdeling Kabinet, 1918-1940, omdat hij hieruit was afgedwaald.
Doublures van diverse verzetsblaadjes zijn overgedragen aan de Koninklijke Bibliotheek.
De resterende archiefbescheiden zijn gerangschikt naar de functies die Reinink in de loop der jaren heeft uitgeoefend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie H.J. Reinink en Th. J. Reinink-Jordaan, nummer toegang 2.21.205.51, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Reinink, 2.21.205.51, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
periodefunctie

Archiefbestanddelen