Geboren Leiden 8 oktober 1750, overleden Heusden 21 september 1837. Zie over hem J.C. Ramaer in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, IX, kol. 1245-1254
Papieren van P. Vreede betreffende zijn loopbaan als belasting-ambtenaar schijnen bij het Nederlands belastingmuseum te berusten en brieven van hem in Amerikaanse bibliotheken.
Zie voor zijn gedrukte verhandeling "De Vereenigde Nederlanden na de afscheiding van België, tot behoud en voorspoed opgeroepen door de kracht hunner ontwikkelde hulpbronnen", 's-Gravenhage 1831, aangeboden aan de Koning, archief Staatssecretarie exh. 26 oktober 1831 no. 14bis; exh. 9 januari 1832 no. 23 en 22 januari 1832 no. 12
De brief z.j. is afgedrukt door G.W. Vreede in Kroniek van het Historisch Genootschap te Utrecht, XXVIe jaargang, 1870; zie ook W.F. Wertheim en A.H. Wertheim-Gijse Weenink; Joan Derk Baron van der Capellen tot den Pol, Aan het Volk van Nederland, Amsterdam 1966, p. 132-142
Zie Helen Lincklaen Fairchild, Francis Adriaan van der Kemp, 1752-1829
An autobiography, New York 1903
Aanwinst 1908 no. LIII, 10
Sommige gedichten zijn van P.H. Marron, G. Papo, J.W. van Sonsbeeck en Carel Wobbens
Geschreven na de slag bij Waterloo
Aanwezig zijn de vellen 3-21
Geboren Emmerik, overleden Tilburg, als zoon van Pieter Vreede (1750-1837) en Susanna Markon (zie Ned. Patriciaat, 1955, p. 343) Secretaris van legatie te Stuttgart en Parijs. Lakenfabrikant te Tilburg, vrederechter en kantonrechter te Tilburg. Lid der Provinciale Staten van Noord-Brabant en lid van de raad van Tilburg. Zie over hem J.C. Ramaer in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, IX, kol. 1245
Van de brief van 1797 juli 13 is alleen een fragment aanwezig
Zie ook archief Société Générale no. 476 (A.R.A. Brussel): Paulus en Hendrik Vreede, lakenfabrikanten te Tilburg, vragen een geldlening door tussenkomst van de Koning, 1824
Aan de keerzijde aantekeningen over rekenkunde, algebra en taalkunde van 1789-1794, door Isaac of Johan Visscher, misschien gemaakt op de kostschool van Joannes Francisous d'Hulst. Zie het proefschrift van mr. A.R.M. Mommers, Brabant van Generaliteitsland tot gewest, Utrecht-Nijmegen, 1953, p.427
Cornelius van Marle werd 11 februari 1783 te Leiden geboren als zoon van mr. Christiaan George Reinhart van Marle (vennoot van Pieter Vreede) en de doopsgezinde Cornelia van Engelen. In 1800 werd hij te Leiden student in de rechten, in 1808 promoveerde hij er op Theses juridicae. Gogel stelde hem daarna bij de belastingen te Amsterdam aan. 30 januari 1812 werd Van Marle ambtenaar bij de waarborg te 's-Gravenhage. Zijn "Rijmelarij" tegen Napoleon werd in 1814 gebundeld uitgegeven (zie H.Th. Colenbrander, Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland, zesde deel, hoofstukken VII-VIII, 's-Gravenhage 1912, p. CCIII, noot 2). Januari 1814 werd Van Marle voorlopig hoofdcontroleur over de arrondissementen 's-Gravenhage en Leiden. 18 Februari 1814 trouwde hij te Rijswijk Catharina Maria Pasteur. Bij besluit van 20 september 1814 droeg de Souvereine Vorst als goeverneur-generaal der Zuidelijke Nederlanden Van Marle op om daar kantoren van waarborg van gouden en zilveren werken te vestigen. Bij K.B. van 21 december 1815 no. 38 werd Van Merle met ingang van 1 januari 1816 ontslagen als hoofdcontroleur van het kantoor van waarborg der gouden en zilveren werken in 's-Gravenhage en als waarnemend inspecteur van de waarborg in de Zuidelijke provincien en benoemd tot inspecteur der kantoren van waarborg der gouden en zilveren werken in de Zuidelijke provinciën. Bij K.B. van 11 juli 1816 no. 45 werd hij tevens benoemd tot een der redacteuren der Algemeene Nederlandsche Courant (Gazette générale des Pays-Bas) te Brussel. Hij werd aldaar ouderling van de grote kerkeraad der protestantse gemeente.
Na de Belgische opstand gaf Van Marle in 1831 te Utrecht en in 1833 te 's-Gravenhage vlugschriften uit tegen de afscheiding van het Zuiden en speelde hij een staatkundige rol (zie H.Th. Colenbrander, Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland, 1830-1840, dl. V). Het geschrift van 1833 heet: "Essai sur la nécessité du rétablissement du royaume des Pays-Bas", terwijl hij in dat jaar tezamen met Verwey Wejan uitgaf: "De voorwaarden der afscheiding van Holland en België, in verband beschouwd met den algemeenen toestand van Europa". Eerst bij K.B. van 9 september 1834 no. 60 werd Van Marle, tot dan toe inspecteur der kantoren van waarborg in de Zuidelijke provinciën, als zodanig in de Noordelijke benoemd. Bij K.B. van 28 september 1840 no. 67 werd hem de persoonlijke titel verleend van inspecteur-generaal van het middel van waarborg der gouden en zilveren werken, met zitting in het Kollegie van Raden en Generaal-Meesteren der Munt te Utrecht
Van Marle overleed aldaar 15 november 1859. Hij schreef o.a. "Herinneringen en dagelijksche aanteekeningen 1818-1825. In 1861 publiceerde G.W. Vreede zijn levensbericht in de handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, blz. 153-197. Van Marle was een oudere neef van George Willem Vreede. Zie over C. van Marle ook E. Zuidema in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, III, kol.819-820
Deze stukken behoren gedeeltelijk tot het archief van het Collegie van Radon en Generaalmeestere der Munt
Geboren, als zoon van Paulus Vreede en Françoise Charlotte von Abel (1783-1858), Tilburg 14 april 1809, overleden Utrecht 29 juni 1880. Trouwde 28 juli 1837 te Oirschot Anna Catharina Hoff. Koning Willem II benoemde hem bij besluit van 5 februari 1841 no. 93 tot hoogleraar in de rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Hij schreef behalve vele werken over diplomatieke geschiedenis en volkenrecht gebundelde krantenartikelen als "Een twintigjarige strijd. 1848-1868" (Utrecht 1869), "Hoofdartikelen van wijlen Professor Vreede, overgedrukt uit het Utrechtsche Dagblad 1869-1880", in 1906 te Leiden uitgegeven door zijn zoon prof. dr. A.C. Vreede en een eveneens door deze zoon in 1883 te Leiden gepubliceerde "Levensschets van G.W. Vreede, naar zijn eigen handschrift uitgegeven", die slechts loopt tot 1854. Zie over hem mr. H.P.G. Quack, "Professor Vreede" (blz. 194-226 van zijn "Studiën en Schetsen", Amsterdam 1886), dr. H. Brugmans in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, dl. V (1921), kol. 1074-1077, en dr. GW. Kernkamp, De Utrechtsche Universiteit, 1636-1936, II, p. 117-119 (Utrecht 1936), die van Vreede, Geschiedenis der diplomatie van de Bataafsche Republiek, zegt: ... "lets decousu's, ook daaraan ontbreekt een methodische opzet".
Vreede huwde volgens H. Brugmans in Nieuw Nederlandsch Biografisch woordenboek, dl. V, en volgens Nederland's Patriciaat, 41e jaargang 1955, p.344, op 28 juli 1837 Anna Hoff. Dit gedicht is van 20 augustus 1837
Brieven van Vreede aan deze Guillaume Louis Dominique Joseph Baron de Crassier / Maastrict 1804 - Luik 1881) berusten in het familiearchief -De Crassier in het staatsarchief te Luik. Zie: Juliette Bouhart-Chabot, Inventaire des archieven de la famille de Crassier et de ses alliés. Bruxelles 1960, nos. 82, 115, 121 en 124
Bij 16 november 1861 ligt een extract van een rapport aan de Koning door de minister van buitenlandse zaken, Van Zuylen van Nyevelt, afgeschreven door Vreede
Hierbij antwoord-brief van Vreede van 4 januari 1862
Het stuk van 1839 in een brief van Boslard (?) aan Haefkens, door deze vermoedelijk doorgestuurd aan Vreede; het laatste stuk is de grafrede van Vreede op Haefkens