De Compagniesfactorijen van de directie Bengalen, met als hoofdplaats Hoogly, kwamen in 1795 in handen der Engelschen, werden in 1818, krachtens het Londensch tractaat van 13 Augustus 1814, aan Nederland teruggegeven, om in 1825, volgens het tractaat van Londen van 17 Maart 1824, wederom aan Engeland te worden afgestaan. Deze wisseling van gezagdragers weerspiegelt zich in den aard der stukken uit het archief van de bezittingen in Bengalen, die op het Algemeen Rijksarchief bewaard worden.
Vgl. Mr. R. Bijlsma, "De aan Nederland gebleven bescheiden van de etablissementen in Voor-Indië", in het
Nederlandsch Archievenblad 1931/1932; en P.H. van der Kemp, "De Nederlandsche factorijen in Voor-Indië in den aanvang der 19e eeuw", in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië , 1901, pass.Zooals uit onderstaande inventaris blijkt, loopen de bescheiden uit het archief van de directie Bengalen tot 1795; dan is er een leemte over de jaren 1795-1818 (de tijd van het Engelsch tusschenbestuur), terwijl dan de bescheiden uit het archief van de in 1818 opgerichte residentie Bengalen (met als hoofdplaats Chinsurah) doorloopen tot den difinitieven afstand aan Engeland in in 1825.
De overgave van Bengalen aan de Engelschen op 7 Mei 1825 geschiedde - bij afwezigheid van den resident D.A. Overbeek, die tot Nederlandsch Commissaris voor de overgave was benoemd, - door den waarnemenden resident Bouman. Enkele dagen later gaf deze last aan enkele ambtenaren om de onderhoorige bezittingen in Bengalen over te geven.
Midden Juli 1825 werd het archief te Chinsurah geïnventariseerd en in handen der Britsche commissarissen gesteld; de (thans te Calcutta berustende) inventaris draagt tot titel: "Register of Dutch records in charge of the registrar and secretary received the 13th, 14th, 15th and 16th of July 1825".
Verslag Van Kan, p. 22.
Het duurde tot Juni 1826, voordat de secrete papieren aan de Nederlandsche partij terugkwamen. Krachtens een "Order of the government" nam P.J.C. Overbeek, de gewezen secretaris van den Raad van Politie te Chinsurah, in ontvangst de secrete papieren en hetgeen met deze tezamen in een kast op het kantoor der gezworen klerken werd aangetroffen. Behoudens enkele uitzonderingen zijn deze papieren door Overbeek naar Batavia opgezonden, vanwaar zij in 1863 naar het Rijksarchief te 's-Gravenhage zijn getransporteerd.
Zie de "Algemeene inleiding".
Uit de archieven der onderhoorigheden (Bellasoor, Patna, Fulta, Calcapoor, Dacca en Kassembazaar) zijn ons geen stukken bewaard gebleven; doch wel de briefwisseling met de kantoren Kassembazaar en Patna, die in het archief der voormalige hoofdplaats Hoogly berustte.
Hierbij een copie-brief uit Patria d.d. 28 oktober 1790.
Hierbij een copie-brief uit het Kasteel " De Goede Hoop " d.d. 14 juli 1792.
Uit het archief der voormalige Nederlandsche bezittingen op de kust van Coromandel en Madura bezitten wij slechts bescheiden uit de periode 1818-1825.
Vgl. Mr. R. Bijlsma, "De aan Nederland gebleven bescheiden van de etablissementen in Voor-Indië", in het
Nederlandsch Archievenblad 1931/1932; en P.H. van der Kemp, "De Nederlandsche factorijen in Voor-Indië in den aanvang der 19e eeuw", in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië, 1901, pass. Vgl. ook de "Algemeene inleiding".Den 31 Maart 1818 was Sadras,hoofdplaats van de Nederlandsche bezittingen, door de Engelsche Overheden, die hier sinds 1795 het bewind gevoerd hadden, aan de Nederlanders teruggegeven. "Opperhoofd"over dit gebied werd F.C. Regel, hiertoe den 12 Februari 1818 benoemd.
Den 1 juni 1825 droeg Von Söhsten,, het toenmalige opperhoofd ter kuste, Sadras en onderhoorigheden wederom aan de Engelschen over. Deze onderhoorigheden waren de kantoren Palikatte, Palicol, Jaggernaikpoeram en Tutucorijn,de posten Bimilipatnam en Porto Novo.
Dienzelfden dag werden, volgens daarvan opgemaakte lijsten
Zie Verslag Van Kan, p. 16.
, in handen der Britsche gecommitteerden gesteld de archieven van de voormalige Nederlandsche O.I. Compagnie en die van de laatste administratie aldaar. De bescheiden, die aan het Nederlandsch bestuur bleven, staan vermeld op een "Lijst van zoodanige papieren en zegels etc. die naar Batavia gezonden worden". Deze lijst, den 15 september 1825 te Sadras opgemaakt, bevat stukken uit het tijdperk 1818-1825; verder zegels, stempels, cachetten, tsjappen, onder welke ook gebruikt ten tijde der O.I. Compagnie. De lijst is in 1863 mede uit Batavia naar het Rijksarchief te 's-Gravenhage gekomenKol. Arch. No. 11620 (Inventaris Heeres 40/1003m).
, en leverde goeden dienst bij de thans ondernomen reconstructie van het archiefrestant van de Nederlandsche bezittingen ter kuste van Coromandel en Madura. De nummers 71-122 en 125-136 uit onderstaande inventaris konden op grond van deze lijst tot dit archiefrestant worden teruggebracht. Uit de archieven der onderhoorigheden is ons niets bewaard gebleven, daarentegen wel briefwisseling van het opperhoofd met de onderhoorige residenties Palicol, Palikatte en Tutucorijn,die - mede op grond van genoemde lijst van 15 september 1825 - tot het archief van de hoofdsplaats Sadras gerekend worden.Omtrent de overgave van de onderhoorigheden en hun archieven in 1825 aan de Engelschen laten wij eenige bijzonderheden volgen.
De resident te Palikatte zond bij brief van 2 juni 1825 aan den Commissaris bericht van de overgave der etablissementen en deelde daarbij mede, dat hij, na afgave van de archieven aan den Britschen gecommitteerde, de overige volgens lijst aan den Commissaris aanbood. De lijst bevindt zich als bijlage bij den brief; de opzending der stukken geschiedde met een geleidebrief, gedateerd 8 Juni. De aan den Commissaris toegezonden bescheiden betreffen uitsluitend het tijdperk 1817-1825.
De resident te Palicol berichtte bij schrijven van 5 juni 1825 aan den Commissaris, dat hij alle boeken en papieren aan den Engelschen gecommitteerde zou overleveren, behalve kasboeken en rekeningen. Bij zijn brief van 9 juni voegde de resident een "List of records, books and papers in the Dutch language delivered tot the English Government", gedateerd Palicol 9 Juni.
Kol. Arch. No.11629 (Inventaris Heeres 40/1016r).
Betreffende de opzending der kasboeken en rekeningen herhaalde hij nog eens bij zijn schrijven van 11 Juni, dat hij deze binnen enkele dagen naar Sadras zou zenden.In de brieven van den resident te Jaggernaikpoeram wordt eerst melding gemaakt van de bescheiden te Bimilipatam.De posthouder aldaar had den resident toegezonden alle de gouvernementspapieren sedert het jaar 1818, welke doorgestuurd zouden worden naar Sadras.
Kol. Arch. No. 11629 (Inventaris Heeres 40/1016r).
De posthouder had onder zijn berusting gehouden alle oude voormalige Compagniesboeken en -papieren, aangezien deze nog niet gerequireerd waren geworden door den Britschen commissaris.De resident van Jaggernaikpoeram zond voorts bij zijn schrijven van 29 juni aan den Commissaris te Sadras twee opgaven van archiefbescheiden; de eene was een "Lijst van boeken en papieren van het Nederlandsche gouvernement, die overgegeven zijn geworden aan den Engelschen Commissaris met de overgave van deze plaats" en gedateerd 1 Juni 1825.
Kol. Arch. No. 11629 (Inventaris Heeres 40/1016r).
De lijst der papieren, onder verantwoording van den resident gebleven en ter opzending bestemd, werd door Commissaris Von Söhsten naar Jaggernaikpoeram teruggezonden. Op 15 Juli meldde de resident, dat hij volgens de veranderde lijst de boeken en papieren naar Sadras zou zenden; de lijst is in triplo aan den brief toegevoegd. Den volgenden dag werden de bescheiden afgezonden met een geleidebrief; de lijst bevat slechts stukken uit het tijdperk 1818-1825.
Kol. Arch. No. 11629 (Inventaris Heeres 40/1016r).
De overdracht der factorij te Porto Novo o p1 Juni 1825 werd bij brief van 7 Juni naar Sadras gemeld; van de archiefstukken vinden wij geen melding gemaakt.
De overgave van Tutucorijn met onderhoorigheden, van de factorijen aan Caap Comorijn en te Kilkare met het Verschwaterseiland had plaats 1, 7 en 11 Juni 1825 door den resident van Tutucorijn. Deze vroeg bij brief van 4 augustus aan den Commissaris te Sadras inlichtingen over de uitvoering der instructie ten aanzien der archieven, meldend dat er geen secreet verbaal te zijner residentie gehouden werd. De Commissaris gelastte de overgave der archieven aan den Britschen collector. Bij brief van 20 Augustus antwoordde de resident te Tutucorijn, dat de Britsche collector zich bereid had verklaard de archieven over te nemen, hetwelk onder kwitantie zou geschieden.
Verslag Van Kan, p. 22.
Deels gedrukt
De bescheiden uit de residentie Suratte, aanwezig op het Algemeen Rijksarchief, loopen tot 1803 en van 1818 - 1825, een getrouwe weerspiegeling van de wisseling van het gezag over deze oude Compagniesbezitting.
Vgl. Mr. R. Bijlsma, "De aan Nederland gebleven bescheiden van de etablissementen in Voor-Indië", in het
Nederlandsch Archievenblad 1931/1932; en P.H. van der Kemp, "De Nederlandsche factorijen in Voor-Indië in den aanvang der 19e eeuw", in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië, 1901, pass. Vgl. ook de "Algemeene inleiding".In 1795 ging Suratte over aan de Engelschen, toen dezen het op grond van de proclamatie van Kew van Prins Willem V opeischten. Bij de overgave werd bepaald, dat Suratte bij een "generalen vrede" aan de Nederlanders zou worden teruggegeven. Alle zaken gingen derhalve op denzelfden voet voort, zonder dat de Engelschen er zich mede inlieten.
Toen echter in 1803 de oorlog met Engeland wederom uitbrak, werden de Nederlandsche ambtenaren den 30 Augustus 1803 krijgsgevangen gemaakt en naar Bombay gevoerd. De Engelschen voerden nu het bewind over de factorij Suratte.
Den 20 November 1817 werd B.C. Verploegh door den Commissaris J.A. van Braam aangewezen om de factorij van de Engelschen over te nemen. Deze benoemde C.J.G. baron Albedyll tot resident, die 1 Mei 1818 zijn functie aanvaardde.
Den 21 December 1825 moest deze resident Suratte wederom aan de Engelschen overgeven. Het archief werd in Januari 1826 aan den Britschen Commissaris tegen bewijs overgedragen; deze kwitantie bevat een summiere opgave van de "Firmans, deeds, books etc. belonging to the Netherlands factory at Surat".
Kol. Arch. No. 11612 (Inventaris Heeres 40/997i).
De secrete papieren komen op deze lijst niet voor. Zij moeten zijn opgezonden naar Batavia; immers berusten zij thans te 's-Gravenhage op het (algemeen) Rijksarchief, waarheen zij in 1863 zijn overgebracht.Wij bezitten echter een andere lijst, die ons een (zij het onduidelijk) beeld geeft van het archief van Suratte. Deze lijst
Kol. Arch. No. 11612 (Inventaris Heeres 40/997h).
werd opgemaakt den 16 April 1818 en bevat papieren op dien dag door den Commissaris van wege het Britsche gouvernement aan den Commissaris van wege de Nederlandsche regeering overgegeven. Weliswaar zijn de beschrijvingen der papieren ook op deze lijst vrij vaag, doch zij steunen niettemin de veronderstelling, dat de nummers 137-140, 148, 149, 151, 158-161 uit de onderstaande inventaris tot het archief Suratte behoord hebben.Met klapper
Met klapper
Met klapper
Fragment
Waarschijnlijk geschreven tegen het einde van de periode. Het betreft geen echt dagregister maar het is een soort verslag van de gebeurtenissen in de voorgaande jaren in forma van dagregister. De auteur van de stukken, Sissing, was bovendien niet alleen chirurgijn maar ook lid van de raad van Surat. Zie: J. Gommans, L. Bes en G. Kruijtzer,
Dutch sources on South Asia c. 1600-1825. Bibliography and archival guide to the National Archives at The Hague (the Netherlands) (New Delhi 2001), 170.Met index
Met index
Met index