Terug naar zoekresultaten

2.12.37 Inventaris van het archief van de Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten, 1942-1946

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.12.37
Inventaris van het archief van de Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten, 1942-1946

Auteur

H.E.M. Mettes

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1998 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Marine: Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten
Bevelhebber Strijdkrachten Oosten

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1942-1946

Archiefbloknummer

D27528

Omvang

; 387 inventarisnummer(s) 11,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat informatie over het werk van de Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO): onderhoud van schepen, aanschaf van oorlogsmateriaal, personeelspolitiek en voorschriften. Daarnaast zijn er stukken over alle aspecten van de Nederlandse oorlogsvoering in Azië, waaronder de oorlogsdagboeken van het commando, rapporten van verrichtingen en de patrouillerapporten, de Slag in de Javazee, de evacuatie van schepen en troepen uit Nederlands-Indië, operaties van duikboten, 320 squadron, inlichtingenrapporten over Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting, informatie over krijgsgevangenen en geïnterneerden, handelsbescherming, de overgave van de Japanners en de terugkeer van de Nederlandse autoriteiten naar Nederlands-Indië, de politieke situatie in Nederlands-Indië na de Japanse overgave en de repatriëring van Nederlanders en Indische Nederlanders naar Nederland.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Op 2 maart 1942 vertrok vice-admiraal C.E.L. Helfrich, die tot dan toe de functies van commandant der zeemacht en hoofd van het departement der Marine in Nederlands Oost-Indië had vervuld, in opdracht van de gouverneur-generaal naar Ceylon. Hij moest daar een nieuw hoofdkwartier opzetten voor wat nog resteerde van de Nederlandse marine. Helfrich werd binnen enkele dagen na zijn vertrek uit Nederlands-Indië door de regering belast met het bevel over alle Nederlandse strijdkrachten in het Oosten welke buiten Indië waren of alsnog zouden komen. Hij tooide zich met de titel Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO). Op 12 december 1942 werd de instructie voor vice-admiraal C.E.L. Helfrich als bevelhebber der strijdkrachten in het Oosten vastgesteld. ( 2.12.44 archief Helfrich, inv. nr. 6. ) Deze instructie werd opgesteld door de bevelhebber der zeestrijdkrachten (BdZ) J.Th. Furstner en werd mede door deze ondertekend in zijn functie van minister van Marine alsmede door de minister voor Algemene Oorlogsvoering van het Koninkrijk en de minister van Koloniën.
Letterlijk luidde deze instructie:
  1. Gij wordt door mij (de BdZ) belast met het bevel over alle Nederlandsche- en Nederlandsch-Indische strijdkrachten in het zee- en landgebied van de "East Indies Station, South Atlantic Station beoosten de Meridiaan van Kaapstad (stad inbegrepen) en het Mediterranean Station bezuiden Port Said "en alle Pacific Areas", omschreven in de "Directive to the Supreme Commander in the S.W. Pacific Area, by agreement among the Governments of Australia, New Zealand, United Kingdom, Netherlands and U.S.A" en de "Directive to the C. in C. of Pacific Ocean Area". (In de praktijk kwamen alle Nederlandse strijdkrachten in het Southwest Pacific Area (SWPA) en de South East Asia Command (SEAC) onder Helfrichs bevel).
  2. Gij zult bij de uitoefening van dit bevel in het oog houden, dat, teneinde aan de bekende bezwaren van een coalitie-oorlogsuitvoering te ontkomen, het "operational control" over de deelen der in punt 1. genoemde weermacht in de gebieden waarin een geallieerde opperbevelhebber het bevel voert, bij dien opperbevelhebber berust.
  3. Gij zult zoveel als eenigzins mogelijk is, overleg plegen met den in punt 2 bedoelden opperbevelhebber teneinde bij diens beslissingen Uw plaatselijke kennis zoo zwaar mogelijk te doen wegen.
  4. Onder Nederlandsche strijdkrachten worden, behalve die der Koninklijke Marine, ook verstaan de vaartuigen en diensten, die blijvend of tijdelijk onder de Koninklijke Marine ressorteerden op 8 december 1941. Onder Nederlandsch-Indische strijdkrachten worden verstaan die onderdelen, welke op dien datum onder het Koninklijk Nederlandsch Indische leger ressorteerden. Betreffende de Nederlandsch-Indische strijdkrachten zult gij administratieve betrekkingen onderhouden met den minister van Koloniën.
  5. Wat betreft het militair gezag in deelen van Nederlandsch-Indië, welke daadwerkelijk door onze strijdkrachten zijn bezet, worden bij beschikking van den minister van Koloniën nadere regelingen getroffen, doch te Uwer informatie diene, dat het in de bedoeling ligt het militair gezag aldaar zo spoedig mogelijk door civiele gezagsdragers te doen uitvoeren.
Het hoofdkwartier van de BSO te Colombo werd vanaf 23 maart 1942 gevestigd op de 3e verdieping van de Hongkong & Shanghai Banking Corporation. Kapitein ter zee L.G.L. van der Kun werd chef van de Staf. Verder bestond het hoofdkwartier BSO uit de bureaus handelsbescherming en zeeverkeer, personeel, materieel, intendance, verbindingsdienst, voorlichting en publiciteit, kabinet.
De verhouding tussen de Nederlandse regering en de BSO was uiterst complex. De luitenant gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, dr. H.J. van Mook, was uitgeweken naar Australië. De minister-president P.S. Gerbrandy, die in 1942 tevens de portefeuille van Koloniën beheerde, droeg deze bij KB van 21 mei 1942 nr. 2 met ingang van 25 mei over aan Van Mook. In deze functie was Van Mook, krachtens het Besluit van 6 mei 1942, houdende een tijdelijke voorziening in het algemeen bestuur in Nederlandsch-Indië (Staatsblad C 39) ook belast met het algemeen bestuur over Nederlands-Indië. In de overweging, die geleid had tot dit besluit, werd gesteld dat het in verband met de bezetting door de vijand van een gedeelte van het grondgebied van Nederlands-Indië en de belemmering van de gouverneur-generaal in de uitoefening van het algemeen bestuur, en omdat deze functionaris door de Koningin was ontheven van het Opperbevel van de in Nederlands-Indië aanwezige zee- en landmacht in dat gebied er een voorziening moest worden getroffen. Artikel 3 - met afwijking van het bepaalde in de artikelen 31 en 32 van de Indische Staatsregeling - regelde dat de aanwijzing van het opperbevel over de daar aanwezige zee- en landmacht door de Koningin geschiedde. Dit opperbevel werd bij ongeschreven KB opgedragen aan luitenant-admiraal J.Th. Furstner.
De BSO voerde geen operatief commandement, en werd in het algemeen niet gekend in geallieerde operaties. Dit kwam in handen van de geallieerde bevelhebbers. Onder operatief bevel wordt verstaan het gebruik, de aanwending van strijdkrachten voor een aangegeven doel, terwijl met administratief bevel wordt bedoeld de gehele verzorging en onderhoud van de troepen, wat feitelijk neerkwam op het op peil houden van het personeel en het geven van richting bij de reparaties van materieel. Helfrich onderhield een complexe relatie met de gouverneur-generaal, later tevens minister van Koloniën, Van Mook. Met deze functionaris stond hij op één lijn. Het Besluit van 6 mei 1942, houdende een tijdelijke voorziening in het algemeen bestuur in Nederlands-Indië ( Staatsblad nr, C 39. ) trachtte klaarheid te brengen. Feitelijk was ook het administratief bevel versnipperd. Het KNIL stond feitelijk onder administratief gezag van gouverneur-generaal en was dus aan de BSO onttrokken. De minister van Koopvaardij had het gezag over de koopvaardij, en om de zaak nog te compliceren viel de Koninklijke Landmacht (Prinses Irenebrigade) administratief onder de minister van Oorlog.
Extra ingewikkeld werd de zaak door de fysieke verspreiding. De BSO zetelde te Colombo, een groot deel van het KNIL en de MLD zaten in Australië, terwijl er ook detachementen te Curaçao en Suriname zaten.
In oktober 1943 was het hoofdkwartier van de BSO gevestigd te Colombo. In Australië bestond het Marinecommandement Australië (voortaan: MCA) gevestigd te Melbourne; de BSO had aldaar de beschikking over een kamer voor de tijd dat hij daar verbleef. In aanvang was de MCA tevens Onderbevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten. Aan deze dubbelfunctie kwam een einde toen medio 1944 lt-gen Van Oyen, die als legercommandant naar Australië werd overgeplaatst, deze functie overnam.
De BSO was het hoofd van alle Nederlandse diensten, welke een taak hadden op het gebied van psychologische oorlogsvoering, ondergrondse activiteit, sabotage, inlichtingendienst en alles wat daartoe moet worden gerekend in den meest uitgebreide zin als onderdeel van de oorlogsvoering van het koninkrijk in het Verre Oosten. Hij stelde een instructie op ten aanzien van de Nederlandse inlichtingendiensten in het Oosten. ( Inventaris van de archieven van het ministerie van Defensie te Londen, vanaf 21 augustus 1941 ministerie van Oorlog te Londen, voortgezet vanaf 20 juni 1945 tot 25 april 1947 als bureau Londen departement van Oorlog en de afwikkeling daarvan, alsmede onder de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie/Oorlog te Londen vallende instanties en de afwikkeling daarvan en de daarbij gedeponeerde archieven, inv. nr 170, verbaal van 20-11-1944, nr. 43. ) Voor de uitvoering van deze taken werd de BSO gesteld onder bevel van de betreffende Theatre Commander.
Op 25 augustus 1945 werd Helfrich (bij KB van 22 augustus 1945, nr. 21) bevorderd tot luitenant-admiraal. Tevens werd hij op die datum belast met de functie van Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, onder handhaving van zijn functie als BSO. Voor deze dubbelfunctie werd gekozen omdat het zwaartepunt van maritieme acties kwam te liggen in het Oosten. Een eenhoofdige operationeel bevel werd als de beste oplossing voor de taak van de marine gezien.
Op 1 oktober 1945 arriveerde Helfrich met het m.s. Plancius te Batavia. Aldaar werd in de vestiging van Volkskredietbank een operatieve staf ingesteld. Hierin waren, naast de BSO, de Indische Legercommandant, de waarnemend Commandant Zeemacht in Nederlands-Indië, de chefstaf KNIL, de chefstaf Zeemacht, de Nederlandse commandant West-Java en de directeur NEFIS opgenomen. In de Aanwijzingen voor en toelichting op de bevelsverhoudingen BSO - wnd CZM - toekomstige CMR Soerabaja - toekomstige CMR Soerabaja - toekomstige commandanten maritieme middelen c.q. oudst-aanwezige-zeeofficieren werd de onderlinge taakverdeling tussen deze functionarissen vastgelegd. De BSO trad op als operatief bevelhebber over alle Nederlandse strijdkrachten (KM, KNIL en KL). Hij had de beschikking over een operatieve staf, die plannen en operaties verzorgde. De waarnemend CZM had een staf, die de organisatie van KM in Indië verzorgde. De verzorging voor personeel en materieel behoorde daar ook toe.
Bij KB van 19 november 1945, nr. 151 trad er een belangrijke wijziging op in de tijdelijke voorzieningen betreffende het opperbevel over de Nederlandse strijdkrachten in het Oosten. ( In afschrift aanwezig in het persoonlijk archief van Helfrich, CAD inv. nr. 148.4, inv. nr. 25. )
De preambule van dit besluit luidde, overwegende, dat het dringend noodzakelijk was in verband met de omstandigheden, zoals die zich opnieuw gewijzigd hadden en vanwege het herstel van het grondwettig gezag in Nederlands-Indië, een wijziging in de tijdelijke voorzieningen betreffende het opperbevel over de Nederlandsche strijdkrachten in het Oosten wenselijk was.
Artikel 1, lid 2, van genoemd besluit meldde: "Zoolang dit door Ons in verband met de uitzonderlijke omstandigheden, waarin Nederlandsch-Indië verkeert, noodzakelijk wordt geacht, is er een bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten in het Oosten, die het bevel voert over alle aldaar aanwezige Strijdkrachten van het Koninkrijk, onverminderd hun administratieve betrekkingen tot de Nederlandsche Departementen van Oorlog en Marine en het Nederlandsch-Indisch Departement van Oorlog. De Nederlandsch-Indische Civiele Administratie is daaronder niet begrepen. De Bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten in het Oosten is verantwoordelijk aan de Luitenant-Gouverneur-Generaal en neemt de door dezen gegeven aanwijzingen in acht, een en ander behoudens zijn verantwoordelijkheid aan en ondergeschiktheid jegens de Bondgenootschappelijke Bevelvoeing ter zake van de daaraan ter beschikking gestelde strijdkrachten". Het besluit trad in werking op 9 november 1945.
Helfrich werd van de functie van Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten ontheven met ingang 31 januari 1946 bij KB van 16 februari 1946, nr. 3. ( Persoonlijk archief Helfrich, CAD inv. nr.2.12.44, inv. nr. 25. ) In de aanbiedingsbrief aan de Koningin van het betreffende KB werd gesteld dat "(...) de omstandigheden nog van dien aard (waren), dat het (...) gewenst (was) de functie te laten voortbestaan, zoodat, wanneer dit nodig mocht zijn, zonder wetswijziging (...)" opnieuw een BSO kon worden benoemd. ( Centraal archievendepot, het gewoon verbaalarchief van de minister van Oorlog, 11 maart 1946, nr. 324. ) Als rechtsopvolger van de functionaris kan de Commandant der Zeemacht Nederlands Oost-Indië worden beschouwd.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Op 10 februari 1941 sprak de toenmalige Commandant Zeemacht Heeris de wens uit dat op alle afdelingen een chronologisch dagboek zou worden bijgehouden van de voornaamste verrichtingen en maatregelen sinds 10 mei 1940. Deze dagboeken moesten in gecomprimeerde vorm aan de CZM worden voorgelegd en na accordering werden deze bij de staf opgelegd en bewaard om na de oorlog de basis te kunnen vormen voor een verslag over de verrichtte krijgsverrichtingen ( Inv. nr. 159. ) . Deze oekaze vormde de basis voor de belangrijkste serie van dit archief, de serie krijgsverrichtingen.
Op 25 maart 1942 stelde de BSO een regeling voor de behandeling van inkomende en uitgaande stukken voor zijn hoofdkwartier vast. Ingekomen stukken "waarvan aanhouding van belang werd geacht" werden centraal geagendeerd en van een doorlopend bureaunummer voorzien, terwijl de stukken uiteindelijk werden opgelegd bij de verscheidene bureaus, zodat we kunnen spreken van een gedeconcentreerd archief. Uitgaande brieven werden ook ingeschreven in een centrale agenda.
Op 1 september 1943 werd de postregeling opnieuw vastgesteld, die de feitelijke werkwijze zoals deze op die datum bestond vastlegde. Feitelijk veranderde de dagelijkse werkwijze niet veel ( Inv. nr. 74. ) . Tot 1944 werd bij het stafbureau het agendastelsel toegepast. Klaarblijkelijk stuitte dit op den duur op praktische problemen - het terugvinden van bescheiden waarvan men het nummer niet meer kon herinneren leverde moeilijkheden op - zodat in 1944 het gehele archief werd ontsloten middels een kaartsysteem. Een deel van het archief - de rapporten van verrichtingen - werd tevens hergegroepeerd volgens het rubriekenstelsel. Daartoe werd een hoofdenlijst samengesteld ( Inv. nr. 3. ) . Deze werkte in essentie hetzelfde als bij het ministerie van Marine te Londen. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar het hoofdstuk 2.1.1.1 inzake postregistratie in de inventaris 2.12.29. In november 1945 schreef W.A. Zeylmans van Emmickhoven in opdracht van de secretaris BdZ/BSO een nota over de mogelijke opzet van het archief van het hoofdkwartier. Daarvoor had deze secretaris reeds een uiteenzetting gegeven over de toenmalige opzet van het archief en ook de majoor S. Jonker had enige suggesties hierover op papier gezet ( Inv. nr. 68, nr. ZL 18/1/9 ) . Deze nieuwe opzet van het archief werd noodzakelijk naar aanleiding van het KB van 19 november 1945, nr. 151. Bij dit KB was Helfrich in een dubbelfunctie naast BSO tevens tot BdZ benoemd.
Jonker schetste ook een beeld van de werkelijke gang van zaken op het archief. De ZL gemerkte stukken waren stukken die zowel marine (zeemacht) als landmacht aangingen. Hiervan werden aanvankelijk afschriften gemaakt die aan de Chef Generale Staf dan wel de Commandant Zeemacht werden verstrekt. De afdoening geschiedde in onderling overleg. Van deze werkwijze werd later afgezien. De expeditie werd nu rechtstreeks na agendering aan de belanghebbende verstrekt.
Na uitbreiding van het hoofdkwartier met de afdelingen landmacht Nederland en mariniers konden stukken ook voorzien worden van de aanduiding KL en MA.
Zo konden voortaan de volgende series onderscheiden worden:
  • Z: specifiek zeemacht zaken,
  • L: voor landmacht zaken,
  • KL: betreffende het Nederlandse leger,
  • ZL: gecombineerde land- als zeemacht zaken.
Specifiek voor de situatie in Colombo was dat veel correspondentie per telegram geschiedde, omdat de postverbinding gebrekkig was ( Inv. nr. 386. ) .
Aangezien de BSO geen operatief commandement voerde en dus in het algemeen niet gekend werd in geallieerde operaties bevat het archief ook geen rapporten en opdrachten op dit gebied. Wel werd hij gekend in grote strategische dislocaties.
In 1947 werden 7 kisten archiefmateriaal met Hr.Ms. Piet Hein overgeplaatst naar de Historische Sectie van de Marinestaf te Den Haag. Een groot deel betrof archief van de chef staf van de BSO ( Zie voor meer informatie: CAD, het archief van het ministerie van Marine, dossier 449803, deel 7.7 ) . Het verslag van de Historische Sectie van de Marinestaf over de periode 1 april 1950-1 januari 1951 maakt melding van de inventarisatie van het archief Colombo (BSO) in oorspronkelijke indeling. De daaropvolgende verslagperiode werden deze werkzaamheden voortgezet, terwijl ook werd begonnen met de bewerking van telegrammen. Deze activiteiten werden zeker tot 1957 voortgezet ( Centraal Archievendepot, archief Marinestaf, nr. S 8227. ) .
In juni 1987 werden 85 dozen van het archief over de jaren 1942-1945 formeel overgeplaatst van de afdeling post- en archiefzaken KM naar het CAD. Feitelijk hadden de archiefstukken jarenlang berust bij de Afdeling Maritieme Historie. Blijkens de akte van overdracht was de oude orde niet meer intact.
In het zelfde jaar werd bij het CAD begonnen met de inventarisatie van onderhavig archief. Echter, al na de start van dit project bleek een deel van het archief - met name de rapporten van verrichtingen, de SB-nrs - zich nog bij het Instituut voor Maritieme Historie van de Marinestaf te bevinden. Het project moest worden onderbroken vanwege het aanvaarden van een nieuwe betrekking van de bewerker.
Begin 1995 hebben medewerkers van het CAD bij het Instituut voor Maritieme Historie onderzoek gedaan naar de aanwezigheid in de documentatie van archiefbescheiden in de zin van de Archiefwet 1995. Dergelijke archiefbescheiden volgden het bestemmingsbeginsel en werden weer teruggebracht naar het hoofdbestanddeel van het betreffende archief. In concreto stukken betreffende rapporten van verrichtingen, patrouillerapporten en uittreksels van oorlogsdagboeken (nu ondergebracht onder inv. nrs. 157-244).
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Er heeft selectie plaats gehad in te bewaren en te vernietigen archiefbescheiden van het overige archief. Hierbij werd de Lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het ministerie van Defensie (vastgesteld 1987) als leidraad gehanteerd. Routinematige personeelsbescheiden werden voor vernietiging afgevoerd. Tijdens de selectie, herordening en inventarisatie in 1998 werd 88 centimeter archiefbescheiden vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
De bewerking van het betreffende archief bestond uit de navolgende werkzaamheden:
  • het invoegen van afgedwaalde archiefstukken en archiefdelen, afkomstig van het Instituut voor Maritieme Historie, naar het archief en op de plaats waar deze naar hun aard oorspronkelijk bestemd waren. Naast het hoofdbestanddeel waren twee archiefdelen afgedwaald (de afdeling inlichtingen en de stukken betreffende rapporten van verrichtingen, patrouillerapporten en uittreksels oorlogsdagboeken), terwijl in de collectie Tweede Wereldoorlog vele individuele archiefstukken waren opgenomen die oorspronkelijk afkomstig waren uit dit archief;
  • documentatiebescheiden welke niet als archief konden worden beschouwd werden overgedragen aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, de Sectie Militaire Geschiedenis, de Sectie Luchtmachthistorie en het Instituut voor Maritieme Historie;
  • de oude orde van het hoofdbestand was relatief goed gehandhaafd en werd waar nodig hersteld, met name de ordening van de stukken op registratienummer;
  • veel afgedwaalde stukken konden met relatief weinig inspanning worden ingevoegd in het hoofdbestand. Dit lag anders met de afdeling inlichtingen. Hierin was geen enkele oude orde meer te herkennen, terwijl dit bestand was "vervuild" met afgedwaalde stukken uit andere archieven. Bij de bewerking van dit archief is begonnen deze afgedwaalde archiefstukken te verwijderen. Vervolgens zijn de stukken geordend op onderwerp, waarna een reeks is gevormd;
  • het samenstellen van een beschrijvende inventaris;
  • het verzorgen van de materiële toestand van het archief volgens de normen goede en geordende staat;
  • het ompakken in zuurvrije omslagen en archiefdozen, alsmede het etiketteren van de omslagen en de archiefdozen.
Circa 11 meter telegrammen aangetroffen bij het dit archief bleek bij nadere beschouwing te zijn afgedwaald van de archieven van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, ook als hoofd van de Ve afdeling van het ministerie van Defensie, vanaf 27 juli 1941 tevens minister van Marine, vanaf 23 juni 1945 minister van Marine en Scheepvaart en hierbij gedeponeerde archiefbescheiden, allen te Londen, en de afwikkeling daarvan, 1940-1945 (1946-1950) en zijn opgenomen in de betreffende inventaris onder de nummers 308-443.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten, nummer toegang 2.12.37, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Bevelhebber Strijdkrachten Oosten, 2.12.37, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Zie voor het persoonlijk archief van luitenant-admiraal C.E.L. Helfrich 1940-1962 toegang 2.12.44.
Lijst van inventarissen verschenen in de reeks archieven Koninklijk Marine gevormd tijdens de Tweede Wereldoorlog
  • 2.12.27 Plaatsingslijst van de collectie archiefbescheiden betreffende de Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog, (1936-1939) 1940-1945 (1946, 1948, 1950-1951, 1953)
  • 2.12.28 Inventaris van het archief van de commandant der Marine te Falmouth, 1940
  • 2.12.29 Inventaris van de archieven van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, ook als hoofd van de Ve afdeling van het ministerie van Defensie, vanaf 27 juli 1941 tevens minister van Marine, vanaf 23 juni 1945 minister van Marine en Scheepvaart, allen te Londen, en de afwikkeling daarvan, 1940-1945 (1946-1950);
  • 2.12.46 Inventaris van het persoonlijk archief van luitenant-admiraal J. Th. Furstner, 1932-1968;
  • 2.12.37 Inventaris van het archief van de bevelhebber der strijdkrachten in het oosten, 1942-1946;
  • 2.12.44 Inventaris van het persoonlijk archief van luitenant-admiraal C.E.L. Helfrich, 1940-1962;
  • 2.12.26 Inventaris van het archief van de marine commandant Australië, tot 27 oktober 1943 tevens onderbevelhebber der strijdkrachten in het oosten, en daarbij gedeponeerde archiefbescheiden, 1942-1947;
  • 2.12.35 Inventaris van de archieven van de Netherlands Purchasing Commission en haar rechtsvoorgangers te San Diego en New York, 1939-1945;
  • 2.12.30 Inventaris van de archieven van het hoofd handelsbescherming en diverse handelsbeschermingsofficieren, 1941-1946;
  • 2.12.36 Inventaris van de Nederlandse vertegenwoordiger bij de gezamenlijke stafchefs (combined chiefs of staff) te Washington, 1942-1949;
  • 2.12.33 Inventaris van de archieven van (militaire) instanties en onderdelen in de gebiedsdelen Curaçao en Suriname, 1934-1947

Bijlagen

Archiefbestanddelen