Terug naar zoekresultaten

2.09.60 Inventaris van het archief van de Afdeling Politie van het Ministerie van Justitie, 1924-1994

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.60
Inventaris van het archief van de Afdeling Politie van het Ministerie van Justitie, 1924-1994

Auteur

PWAA / D.J. Kortlang / Doc-Direkt

Versie

11-10-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2002-2017 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Justitie: Afdeling Politie
Justitie / Politie

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1924-1994

Archiefbloknummer

J20005

Omvang

; 269 inventarisnummer(s) 9,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in het.
Nederlands
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Het archief bevat een aantal tekeningen en foto's.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Justitie / Afdeling Politie Kameraadschapsbond van de Nederlandse Politie Georganiseerd Overleg voor Politieambtenarenzaken, 1924-1970, 1942-1945, 1946-1994

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het restbestand van het archief van de Afdeling Politie van het Ministerie van Justitie bevat onder andere diverse stukken betreffende de dienstkleding, uitrusting en bewapening van het korps Rijkspolitie, de begrotingen over de jaren 1954-1962 van de (onder-)afdeling Criminele Zaken, een aantal stukken betreffende de (inter-)nationale aanpak van valsmunterij en een aantal bouwtekeningen van de verbouw van de bureaus van de Rijkspolitie.
Het onderdeel Conferenties van Interpol bevat verslagen van de vergaderingen van zowel de Great Assembly (de plenaire vergaderingen) als van de (sub)commissies van Interpol. Deze verslagen zijn gesteld in het Engels en in het Frans. Tevens kunnen rapporten en resoluties worden gevonden inzake ter tafel besproken onderwerpen zoals goudsmokkel, internationale vrouwenhandel en de afstemming van de nationale politieapparaten van de deelnemende landen. Voorts bevat dit archief de neerslag van de organisatie en voorbereidingen van de Nederlandse delegaties.
Het onderdeel Kameraadschapsbond bevat de neerslag van de werkzaamheden van de Kameraadschapsbond van de Nederlandse Politie en van het Georganiseerd Overleg inzake politieambtenarenzaken. Het archief van de Kameraadschapsbond bevat bescheiden inzake het afhandelen van restitutieverzoeken van de leden van de bond, en bescheiden inzake de financiele administratie van deze vereniging. Het archief van het Georganiseerd overleg bevat agenda's, notulen en vergaderstukken, stukken betreffende de oprichting en bescheiden afkomstig van aan het Georganiseerd overleg gerelateerde commissies

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Ten aanzien van de afdeling Politie zijn er geen institutionele gegegens opgenomen in de oorspronkelijke toegang. Interpol is een internationale organisatie die is opgericht door een aantal landen in 1923. Het doel van Interpol was uitwisseling van informatie op het gebied van misdaadbestrijding. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Interpol in handen gevallen van de Duitse Inlichtingendienst Gestapo. Na de overwinning van de geallieerden in 1945 heeft Interpol haar activiteiten weer hervat zoals voor 1940. Nederland heeft vanaf het begin deelgenomen aan deze organisatie. De Nederlandse belangen zijn behartigd door de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) en diens taakvoorgangers en taakopvolger. Contacten met Interpol zijn verlopen via dit organisatieonderdeel. Het CRI was een onderdeel van de politie en viel onder de directie Politie. Tot 1993 is het ministerie van Justitie de zorgdrager voor de archieven van de directie Politie. Na 1994 is deze zorg overgedragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en diens taakvoorgangers. Tegenwoordig valt het CRI (nu Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI) geheten) organisatorisch onder het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD).
Geschiedenis Kameraadschapbond der Nederlandse Politie
De Kameraadschapbond der Nederlandse Politie werd op 21 november 1942 opgericht. Hauptmann Schönfeld van de Ordnungspolizei had het idee van een kameraadschapbond gepropageerd, en schoof -met goedkeuring van generaal Schumann en senator Schröder- de Amsterdamse verkeersagent André P.F. Poeltuyn naar voren om de oprichting ervan te bespoedigen. Poeltuyn kwam in de loop van 1941 in opspraak, mede naar aanleiding van zijn overhaaste aankoop van een kameraadschapshuis in Den Haag. Hierdoor kreeg de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Politie dr. Broersen de touwtjes stevig in handen. De kameraadschapbond was tijdens de Duitse bezetting de enige erkende vereniging van Nederlandse politie-ambtenaren. Het lidmaatschap was verplicht en de contributie werd op het loon ingehouden. De beoogde doelen van de bond waren:
  1. Het dienen en behartigen van de belangen van de leden en hun gezinsleden, op cultureel en sociaal gebied.
  2. Het bevorderen van de kameraadschap en het saamhorigheidsgevoel tussen allen, die tot de Nederlandse politie behoorden.
  3. Het bijdragen aan de verheffing van de Nederlandse politie op vakkundig gebied.
De bond organiseerde reisjes, kameraadschapsavonden en politie-voetbaldagen, en bracht het tweewekelijkse bondsorgaan ‘De Nederlandsche Politie’ uit. Aansluitend op het Nederlandse Politie Ziekenfonds werden materiële risico’s voor de actieve en gepensioneerde politieman en zijn gezin gedekt. Het bestuur van de bond bestond uit een bondsraad van zestien leden, voorgezeten door Y. de Boer. De bond werd op 8 mei 1945 opgeheven, maar bleef zich als bond in liquidatie richten op de afhandeling van verzoeken om restitutie van de verplichte verzekering van de Kameraadschapbond. Dit orgaan maakte een doorstart als de Centrale van Politieorganisaties (CPO).
Geschiedenis diverse overlegorganen met betrekking tot politieambtenarenzaken
Het georganiseerd overleg voor de politie kwam na de bevrijding langzaam weer op gang. In april 1946 was er voor het eerst sprake van overleg. Er werd een Contactcommissie ingesteld voor het bespreken van personeelszaken. Dit gebeurde met de Centrale van Politie Organisaties, de CPO, waarin de drie grote politiebonden waren verenigd: de Nederlandse Politiebond, de RK Politiebond St. Michaël en de Bond van Christelijke Politieambtenaren in Nederland. De beide confessionele bonden gingen in 1977 samen verder in de politievakorganisatie ACP. Bij de gemeentelijke korpsen voerden de CPO-vertegenwoordigers overleg op dienstcommissieniveau met de korpsleiding. Over een formele regeling voor het politieoverleg werd voor het eerst gesproken in 1952. De regering beloofde het overleg op korte termijn te zullen regelen. Over de vorm kon men het moeilijk eens worden. Duidelijk was wel dat de politie vanwege de bijzondere status die zij binnen het ambtenarenapparaat innam een eigen overlegorgaan diende te krijgen. In 1960 kwamen de partijen uiteindelijk tot een vergelijk. In dat jaar werd de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (CGOP) ingesteld. De CGOP overlegde met de beide politieministers en bracht van dit overleg advies uit aan de Centrale Commissie van Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken. Tevens werd een tweetal algemene dienstcommissies in het leven geroepen: één voor de gemeentepolitie en één voor de rijkspolitie.
In 1985 werd de werking van de CGOP herzien op grond van het Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie. In 1993 kwamen de afzonderlijke dienstcommissies voor ijks- en gemeentepolitie als gevolg van de reorganisatie van de politie te vervallen. Op een hoger plan werden de belangen van de politie waaronder ook het salaris - behandeld in de Salariscommissie Ad-Hoc, een commissie die tussen 1945 en 1951 tijdelijk de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel behandelde. In deze commissie onderhandelden de ambtenarencentrales met de regering. De politiebonden waren na 1945 allen aangesloten bij een van de grote ambtenarencentrales. In 1951 werd de Centrale Commissie van Georganiseerd Overleg ingesteld.
Geschiedenis M.C. van Houten
M.C. van Houten was de initiatiefnemer voor het nieuw leven inblazen van de internationale politiesamenwerking, die door de Eerste Wereldoorlog was onderbroken. In 1919 maakte hij kennis met sir Basil Thompson toen hoofd van Special Branch van Scotland Yard. De Brit en de Nederlandse marechausseeofficier konden het goed met elkaar vinden en zij besloten een brief op te stellen die zij naar politie-instanties over de hele wereld zonden. In deze brief werden nationale politieorganisaties opgeroepen om mee te doen aan internationale symposia met de bedoeling de internationale politiesamenwerking te versterken. De respons op de brief was relatief groot en in 1923 resulteerden van Houtens inspanningen in het eerste naoorlogse politiesymposium in Wenen. In de jaren van het interbellum werd vrijwel ieder jaar een drukbezocht symposium in een andere hoofdstad georganiseerd. Van Houten werd voor het leven benoemd tot ere vice-president van deze internationale politieorganisatie, die bekend zou worden als de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission (IKPK). Van Houten was bij vrijwel alle bijeenkomsten aanwezig en werd daarbij vergezeld door K. Broekhoff (inspecteur van politie te Amsterdam en medewerker van de inlichtingendienst GS III) en A. Sirks (hoofdcommissaris van Rotterdam). De drie mannen waren daar speciaal door de minister van Justitie voor aangewezen.
In de tweede helft van de jaren dertig werd de internationale politiesamenwerking een heikel punt. Na de machtsovername door A. Hitler in Duitsland probeerden de Duitsers grotere invloed binnen de IKPK te krijgen. Dit tot ongenoegen van Van Houten en andere collega's. Na de Anschluss, het inlijven door Duitsland van Oostenrijk, in april 1938 was de groeiende invloed van de Duitsland echter niet meer te stuiten. Steeds meer deelden Duitse politiemensen, meestal SS'-ers, de lakens uit.
In het begin van 1940 werd SS-generaal R. Heydrich, de architect van de holocaust, hoofd van de IKPK. Zijn aanstelling als hoofd van de internationale politieorganisatie had feitelijk echter weinig om het lijf aangezien een paar maanden daarvoor de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken. Dit conflict had een eind gemaakt aan de coöperatie omdat Groot-Brittannië en Frankrijk het derde rijk de oorlog hadden verklaard. Nog gedurende de oorlog probeerden de Duitsers de schijn van internationale politiesamenwerking op te houden door de Nederlanders verscheidene keren uit te nodigen naar Berlijn te komen. Een nieuwsgierige Broekhoff ging op een uitnodiging in en verbleef een aantal dagen in de IKPK-villa aan de Wannsee. Van Houten bedankte met als reden zijn gebrekkige gezondheidstoestand.
Gedurende het interbellum was Van Houten op verschillende onderwerpen ook raadgever voor het Departement van Justitie. Zo had Van Houten zich de wetenschappelijke opsporingskunst zo eigen gemaakt, dat hij de minister met goed advies kon dienen. Een voorbeeld daarvan was de discussie op welk vingerafdruk- of dactyloscopiesysteem de Nederlandse politie diende over te gaan. Van Houten maande de minister zich niet te laten meeslepen door al te enthousiaste officieren van justitie en met beleid te kiezen voor een relatief eenvoudig en eenduidig systeem. Verder was er de zogenaamde ‘Leichentoilette’ Dit was een koffer met opmaakspullen en glazen ogen waarmee in ontbinding verkerende lijken toonbaar konden worden gemaakt en gefotografeerd. Dit alles om de identificatie te bevorderen en een mogelijke dader van moord of doodslag aan te houden. Ook met de vraag hoe precies het Algemeen Politieblad het best in te richten heeft Van Houten zich beziggehouden.
Ministerie van Justitie, Directie Politie, Afdeling Criminele Zaken, Onderafdeling Opsporingsbijstand en taakvoorganger ( Staatsbladen 1946-1971 )
Bij Ministerieel Besluit van 30 juli 1945 No. 973/45 werd de Afdeling Politie ingesteld. Één van de onderdelen was het Bureau Criminele Voorlichting, hoofd van het Bureau Criminele Voorlichting werd J.W. Kallenborn. Onder het Bureau Criminele Voorlichting ressorteerde het Internationaal Crimineel Voorlichtingsbureau. Onder dat bureau viel de Commission Internationale de Police Criminelle (CIPC), Office déléqué à la Haye, de enige buitenlandse sectie van het Internationale Bureau te Parijs. Taak was om buitenlandse politie-instanties inlichtingen en voorlichting te verstrekken ter bestrijding van internationale misdrijven, in het bijzonder het voorkomen, ontdekken en bestrijden van alle soorten vervalsingen. Het verzorgen van publicaties van de expertises in het internationale orgaan: Contrefaçons et Falcification/Counterfeits and Forgeries, de officiële publicatie van de ICPC. Hoofd van het bureau was J.A. Adler, internationaal politie-expert en opvolger van M.C. van Houten bij de CIPC. Het Internationaal Crimineel Voorlichtingsbureau heeft tot 1949 bestaan.
Vanaf 1950 had het Bureau Criminele Voorlichting de volgende taken:
Registratie van gegevens betreffende bepaalde misdrijven en het verstrekken van inlichtingen daaromtrent aan politie-instanties, welke gegevens zijn bijeengebracht bij:
  1. De centrale inzake falsificaties;
  2. De centrale inzake internationale misdadigers;
  3. De centrale inzake zware misdrijven;
  4. De centrale ter bestrijding van ontvreemding van motorvoertuigen;
  5. De centrale ter bestrijding van handel in vrouwen en kinderen en van de handel in ontuchtige uitgaven;
  6. De centrale inzake bestrijding van smokkelhandel in verdovende middelen;
  7. De centrale ter bestrijding van zwendel;
  8. Documentatiedienst inzake namaak en vervalsing van de CIPC (Service de Documentation sur les contrefaçons et falcifications – Office déléqué à la Haye de la CIPC), ondermeer belast met de uitgifte van het maandblad Contrefaçons et Falcification/Counterfeits and Forgeries.
Hoofd was nog steeds J.W. Kallenborn en voormalige hoofd van de Internationaal Crimineel Voorlichtingsbureau J.A. Adler werd referendaris.
In 1954 onderging de Afdeling Politie een reorganisatie waarbij o.a. W.M. Rehorst hoofd van het Bureau Criminele Voorlichting werd en de Documentatiedienst inzake namaak en vervalsing van de CIPC (Service de Documentation sur les contrefaçons et falcifications – Office Déléqué à la Haye onder de Afdeling Polite kwam, met J.W. Kallenborn als waarnemend hoofd.
In 1957 was er een reorganisatie bij het Ministerie van Justitie waarbij de Directie Politie werd ingesteld. Onder deze directie ressorteerde o.a. de Afdeling Criminele Zaken, deze afdeling was beslast met de behandeling van aangelegenheden betreffende de opsporing van strafbare feiten, voor zover deze aangelegenheden naar het oordeel van de minister van Justitie voor departementale bemoeienis in aanmerking komen. Onder de Afdeling Criminele Zaken kwam een Onderafdeling Opsporingsbijstand. Deze afdeling was belast met:
  • Het registreren van criminele antecedenten;
  • Dactyloscopische signalementen en persoonsfoto’s van criminele verdachten;
  • In Nederlandse strafgestichten opgenomen personen;
  • Verblijfplaatsen van woonwagen- en woonschipbewoners;
  • Bepaalde vermiste genummerde goederen;
  • Kentekens van motorrijtuigen
  • Vermiste personen en niet-geïdentificeerde lijken;
  • De modus operandi met betrekking tot daarvoor in aanmerkingkomende misdrijven;
  • Alsmede het verstrekken van vorenbedoelde gegevens aan tot kennisneming daarvan bevoegde instanties;
  • Was mede belast met de opsporing van strafbare feiten van bijzondere aard en verzamelde daartoe de nodige gegevens;
  • Zij diende als intermediair tussen de Nederlandse en buitenlandse politieorganen voor zover het de opsporing van strafbare feiten betrof;
  • Verder werden de uitgaven ten behoeve van de opsporing (opsporingsblad, opsporingsregister, motorrijtuigenregister) door de onderafdeling verzorgd.
Onder de Directie Politie werd ook het bureau Interpol la Haye geplaatst met als hoofd W.M. Rehorst die tevens plaatsvervangend hoofd van de Onderafdeling Opsporingsbijstand was.
Het Office Déléqué CIPC werd ook ondergebracht bij de Directie Politie, J.W. Kallendorn bleef het hoofd. Deze situatie bleef zo tot en met 1962.
Vanaf 1968 was J.A.M Boudewijn hoofd van de Onderafdeling Opsporingsbijstand en van het bureau Interpol la Haye.
In 1970 fungeerde de Onderafdeling Opsporingsbijstand tevens als Nationaal Centraal Interpolbureau.
Twee jaar later, in 1972, werd de organisatie van de Directie Politie gewijzigd en werd de Onderafdeling Opsporingsbijstand opgevolgd door de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI), J.A.M. Boudewijn werd hoofd van deze dienst.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het oorspronkelijke blok is een restbestand aangetroffen bij de archieven Rijksvreemdelingendienst en Grensbewaking.
In 2009 zijn twee aanvullingen ontvangen: Interpolconferenties en Kameraadschapsbond.
Conferenties Interpol
Archiefbeheer Conferenties Interpol. Een aantal jaren geleden heeft de huidige Directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement van het ministerie van Justitie een aantal verhuisdozen ontvangen met daarin de neerslag van verslagen van conferenties van Interpol over de periode 1928-1971. De heer Willem Strang, die op dat moment medewerker was, kan zich herinneren dat zijn leidinggevende het verzoek heeft gehad om het archiefonderdeel in het depot op te slaan. Op dat moment was het voor het ministerie van Justitie moeilijk om de stukken bij de juiste archiefvormer te plaatsen. Het archiefblok is een onderdeel van de archieven van het CRI. Binnen Justitie zijn verder geen CRI-archieven bewaard.
De inhoud van de archiefdozen zoals ze destijds zijn aangeleverd is door het huidige depotbeheer in standaard archiefdozen geplaatst. Deze archiefdozen zijn genummerd. Op de archiefdozen is vermeld welke conferentieverslagen er in de dozen zijn opgeborgen. De conferentieverslagen zijn niet helemaal chronologisch bij elkaar in de dozen geplaatst.
Beheer archief Kameraadschapbond der Nederlandse Politie
Dit restbestand van de archieven van de Kameraadschapbond der Nederlandse Politie loopt van 1943 tot en met 1952, en bestaat voornamelijk uit afhandelingen van verzoeken om restitutie, kwitanties, ingekomen en minuten van uitgaande stukken, en financiële overzichten. Over de geschiedenis van het archief is weinig bekend. Er is een alfabetische index in kaartenbak vorm opgesteld, waarin op verschillende categorieën (bijvoorbeeld op familienaam, stad, of instelling) gezocht kan worden. Het archief werd tot 1994 beheerd door het ministerie van Justitie, daarna door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvulling Van Houten
Het archief van Van Houten bestond uit 4 archiefdozen en 4 verhuisdozen. Van de inhoud van de 4 archiefdozen was een plaatsingslijst aangetroffen. De inhoud van de 4 verhuisdozen sloot wel aan bij die van de archiefdozen. Veel dossiermappen waren voorzien van het ex libris van M.C. van Houten. (info: Ex Libris uit 1922 van M.C. van Houten, kapitein van de Koninklijke Marechaussee. Van Houten was een groot voorstander van internationale politiesamenwerking en mede initiatiefnemer tot de oprichting van de IKPK, de Internationale Criminele Politie Commissie, te Wenen in 1923. De spreuk ‘GUERRE AUX BRIGANDS’ (oorlog aan de schurken) verduidelijkte de missie van Van Houten: het bestrijden van internationale misdadigers. De afbeelding toont een marechaussee (herkenbaar aan de kolbak als hoofddeksel) die een schurk in de kraag grijpt. Het ex libris werd ontworpen door Otto Verhagen (1885 - 1951), een neef van Van Houten en destijds een bekende illustrator).
Bij brief van 7 november 1946 (zie inv.nr. 580) vroeg het Bureau Criminele Voorlichting van de Afdeling Politie om overdracht van de archieven van de Internationale Politie Commissie te Wenen van M.C. van Houten, Nederlands gedelegeerde. In verband met een conventie gesloten met het presidium van de Internationale Politie Commissie, werd bepaald dat een gedeelte van het Internationale Bureau te Parijs aan de Afdeling Politie van het Ministerie van Justitie te Den Haag werd gevestigd onder de naam ‘Office délégué à la Haye’. Later zijn hier ook stukken aan toegevoegd van de Directie Politie, Afdeling Criminele Zaken, Onderafdeling Opsporingsbijstand betreffende conferenties van Interpol.
Verder zijn stukken aangetroffen van de Afdeling Politie, het Bureau Criminele Voorlichtingsbureau en, een onderdeel daarvan, het Internationale Criminele Voorlichtingsbureau en de taakopvolger de Directie Politie, Afdeling Criminele Zaken, Onderafdeling Opsporingsbijstand over de bestrijding van falsificatie van bankbiljetten en legitimatiebewijzen en van pornografie.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Dit archiefblok vormt een aanvulling op het archief van het Ministerie van Justitie, Afdeling Politie 1924-1970. De looptijd van het blok is 1928-1971. Selectie heeft er toe geleid, dat enkele dossiers van vernietiging werden uitgezonderd en op basis van artikel 5, lid E van de Archiefwet 1995 worden bewaard. Deze dossiers bevatten de neerslag van de conferenties die werden gehouden tot en met 1945. Dossiers van na 1945 zijn op stuksniveau geselecteerd. Ook deze bevatten verslagen (in het Engels of Frans), voorbereidingen, notulen, agenda’s en vertalingen van de verslagen (in het Duits, Frans en Nederlands) van de conferenties van Interpol in verschillende steden van 1946-1971. In aamerking voor bewaren kwamen de bescheiden inzake de inbreng, correspondentie, aantekeningen en adviezen van de Nederlandse delegaties op de verschillende vergaderingen. De totale omvang van het te bewaren archief bedraagt 1,75 meter.
Inhoud Kameraadschapbond der Nederlandse Politie
Het archief van de Kameraadschapbond der Nederlandse Politie beslaat 23 dozen (2,875 meter.) Het archief bestaat voornamelijk uit aanvragen van uitkeringen wegens diefstal, ziekte of overlijden tijdens of na de Duitse bezetting. Deze aanvragen zijn genummerd en corresponderen met de nummers en namen in de index welke bestaat uit een kaartenbak. Ook bevat het archief de kasboeken betreffende de uitgekeerde vergoedingen, de ingehouden contributie en de loonadministratie van de kameraadschapbond. Bovendien bevat dit archief stukken inzake de afhandeling van de liquidatie van de Kameraadschapbond der Nederlandse Politie na 8 mei 1945.
Inhoud diverse overlegorganen met betrekking tot politieambtenarenzaken
Het archiefblok bestond voor de selectie uit vijftien dozen (1,9 meter) en had een looptijd van 1959 - 1994. De dossiers zijn op stuksniveau geselecteerd. Deze bevatten voornamelijk vergaderverslagen, agenda’s, uitgaande brieven en indexen afkomstig van de Bijzondere Commissie en de Commissie Georganiseerd Overleg van Politieambtenarenzaken, waaronder de Dienstcommissie en de Afdeling Rijkspolitie, van de Afdeling/Directie Politie van het ministerie van Justitie. Dertien dossiers kwamen in aanmerking voor vernietiging, waarvan het vernietigingsoverzicht is overgedragen aan het ministerie van Justitie. De totale omvang van het archief bedraagt na selectie 1,2 meter.
Selectie en vernietiging
De selectie heeft plaatsgevonden aan de hand van navolgende Basis Selectie Documenten:

  • Politie, 1945-1993 (BSD 100) (Stcrt. 6 november 2007, nr. 215);
  • Organisatie rijksoverheid (BSD 143) (Stcrt. 15 oktober 2007, nr. 199).
Ten behoeve van de selectie van het blok Kameraadschapbond der Nederlandse Politie:
  • BSD 003 'Oorlogsgetroffenen, vanaf 1945 (Stcrt. 24 mei 2007, nr. 98).
Ten behoeve van de selectie van het blok Diverse Overlegorganen met betrekking tot politieambtenarenzaken:
  • BSD 072 'Overheidspersoneel, arbeidsverhoudingen bij de overheid, 1945-1995 (1997)' (Stcrt. 16 oktober 2001, nr. 200);
  • BSD 143 'Organisatie rijksoverheid, vanaf 1945' (Stcrt. 15 oktober 2007, nr. 199).
Van de bescheiden die in aanmerking kwamen voor vernietiging is een vernietigingslijst opgesteld en aan het ministerie van Justitie ter goedkeuring voorgelegd. Selectie heeft er toe geleid, dat enkele dossiers van vernietiging werden uitgezonderd en op basis van artikel 5, lid E van de Archiefwet 1995 worden bewaard. Van de te bewaren stukken is onderhavige inventaris opgesteld. De bescheiden zijn ontdaan van nietjes en paperclips en omgepakt in zuurvrije omslagen en dozen. Hierop is een voorlopig nummer met potlood genoteerd, totdat de definitieve nummering bekend werd en de dozen en omslagen gestickerd konden worden. In de tussentijd waren de archieven tijdelijk opgeslagen in het Gemeentearchief Rotterdam (GAR).
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht
Verantwoording van de bewerking
In 2008 is het archief vanuit het semi-statisch depot van het ministerie van Justitie te Rijswijk verplaatst naar het Groot Handelsgebouw te Rotterdam, de huisvesting van het Project Wegwerking Archief Achterstanden, alwaar het bewerkt is. Het archief kent geen eerdere bewerking. Van de 3,13 meter die bij PWAA werd aangeboden is 1,75 meter bewaard. Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Justitie overgedragen.
In totaal werd 7,7 meter archiefbescheiden bij PWAA aangeboden. Hiervan is circa 4,5 meter bewaard. In 2008 zijn de restbestanden van de archieven van het ministerie van Justitie verplaatst naar het Groot Handelsgebouw te Rotterdam, de huisvesting van het project Wegwerken Archief Achterstanden, alwaar het bewerkt is en een aanvulling gemaakt is op de bestaande inventaris. Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Justitie overgedragen.
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft Doc-Direkt opdracht gegeven de archiefbescheiden van de Directie Politie, de afdeling Criminele Zaken, Onderafdeling Opsporingsbijstand en taakvoorganger in goede geordende en toegankelijke staat te brengen opdat het archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Voor de bewerking van het archief werd een plan van aanpak samengesteld welke de basis vormde voor de bewerking. In het plan, welke werd goedgekeurd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Nationaal Archief, zijn de afspraken met betrekking tot de selectie, ontsluiting, materiële verzorging en overbrenging geregeld.
Ordening van het archief
Om te komen tot een helder, duidelijk overzicht van de te bewaren documenten van het blok Interpol is dat gedeelte van dde inventaris als volgt geordend: primair werd een onderscheid aangebracht tussen de bescheiden van voor 1945 en de periode 1945 tot en met 1971. De bescheiden van voor 1945 zijn integraal bewaard op basis van artikel 5, lid E van de Archiefwet 1995. De andere bescheiden zijn alsvolgt geordend: primair op verslagen van de plenaire vergaderingen, secundair op de verslagen van de (sub) commissies en tertiar op bescheiden afkomstig of gerelateerd aan de Nederlandse delegaties. Tevens werden de verzameldossiers die door de Nederlandse delegaties werden gevormt apart geordend. Vervolgens werd een chronologische ordening aangebracht.
Met betrekking tot de blokken Kameraadschapsbond en het Georganiseerd werd primair een onderscheid gemaakt tussen het restbestand van de archieven van de Kameraadschapbond der Nederlandse Politie en het restbestand van de archieven van diverse overlegorganen met betrekking tot politieambtenarenzaken.
In het blok dat betrekking heeft op de Kameraadschap werd secundair een onderscheid gemaakt tussen vergoedingen, waaronder het afhandelen van verzekeringsaangelegenheden wordt verstaan, en financiele overzichten van de vereniging. In het blok dat betrekking heeft op het Georganiseerd Overleg werden bescheiden secundair op onderwerp geordend. Tertiair werd voor beide blokken een chronologische ordening aangebracht.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Het is niet toegestaan reproducties te vervaardigen van documenten uit beperkt openbare dossiers, zonder toestemming van de directeur van het Nationaal Archief. Reproductie van overige originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Afdeling Politie, nummer toegang 2.09.60, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Justitie / Politie, 2.09.60, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Inventaris van het archief van de Staatscommissie Bezettingsrecht van het Ministerie van Justitie 1946-1955, zie toegang 2.04.58.
Inventaris van het archief van het Rijksbureau betreffende de bestrijding van de handel in vrouwen en kinderen en van de handel in ontuchtige uitgaven 1910-1940, zie toegang 2.09.41.20.
Inventaris van het archief van de Rijksvreemdelingendienst en zijn voorgangers 1918-1956, zie toegang 2.09.45.
Inventaris van het archief van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) van het Ministerie van Justitie 1945-1952 (1983), zie toegang 2.09.09.

Archiefbestanddelen