Terug naar zoekresultaten

2.16.40 Inventaris van het archief van de Inspecteur in Buitengewone Dienst voor de Scheepvaart te Londen, 1940-1946

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.40
Inventaris van het archief van de Inspecteur in Buitengewone Dienst voor de Scheepvaart te Londen, 1940-1946

Auteur

Jac. Vos

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1975 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Inspecteur Scheepvaart te Londen
Isp. Scheepvaart / Londens Archief

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1940-1946

Archiefbloknummer

W26527

Omvang

; 157 inventarisnummer(s) 0,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Inspecteur in Buitengewone Dienst voor de Scheepvaart te Londen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Toen de Scheepvaartinspectie vanwege de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog de bevoegdheid over de Nederlandse zeeschepen verloor, werd in Londen de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart ingesteld met aan het hoofd een Inspecteur in buitengewone dienst voor de Scheepvaart. Het slechts gedeeltelijk bewaard gebleven archief van de Inspecteur bestaat voornamelijk uit scheepsverklaringen inzake rampen en klachten, alfabetisch geordend op scheepsnaam, en uit dossiers inzake onderzoeken naar opgelopen schade en vergaan van oorlogsschepen door ongelukken, aanvaringen, torpedering en luchtaanvallen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De zorg voor de veiligheid van de scheepvaart was toevertrouwd aan de minister van Waterstaat. ( Archief van het ministerie van Scheepvaart, afdeling Zeemanszaken en Veiligheidsvoorschriften, bundel 128. ) De onder hem ressorterende Scheepvaartinspectie oefende in Nederland het toezicht uit op de naleving van de voorschriften, welke in hoofdzaak zijn neergelegd in de Schepenwet, het Schepenbesluit en in de Wet op de Zeevaartdiploma's 1935.
Ook had de Scheepvaartinspectie een belangrijke taak te vervullen ten aanzien van de Raad voor de Scheepvaart. Immers de Inspecteur-Generaal voor de Scheepvaart vervulde een rol, welke in menig opzicht overeenkwam met die van het Openbaar Ministerie bij een rechterlijk college.
Toen tengevolge van de bezetting van Nederland het toezicht op de Nederlandse zeeschepen, welke zich niet in de macht van de vijand bevonden, niet meer door de Scheepvaartinspectie in Nederland kon worden uitgeoefend, zijn direct maatregelen genomen om te bevorderen, dat in het Verenigd Koninkrijk zoveel mogelijk werd toegezien op de naleving van de wettelijke veiligheidsvoorschriften ten aanzien van Nederlandse schepen.
In mei 1940 bestond de Scheepvaartinspectie in Nederland uit een Inspecteur-Generaal, hoofd van de Scheepvaartinspectie, 7 Inspecteurs, 3 Adjunct-inspecteurs, 3 Scheepwerktuigkundigen en 21 Experts en Adjunct-experts, alsmede het nodige bureaupersoneel. Er kon uiteraard geen sprake van zijn om aan een in het Verenigd Koninkrijk in te stellen inspectie een zodanige omvang te geven. Door het gebrek aan ervaren en deskundige personen kon eveneens de organisatie in de aanvang niet geheel van overeenkomstige aard zijn, daar van de Nederlandse inspectie op één Expert na, niemand het land had kunnen verlaten. Deze Expert, die ten tijde van de inval op dienstreis in het buitenland was, werd dan ook naar Londen ontboden.
In de eerste maanden van de oorlog bepaalden de bemoeiingen van de Scheepvaartinspectie zich in hoofdzaak tot het inspecteren van zeeschepen, welke de haven van Londen aandeden, tot het uitreiken en verlengen van scheepscertificaten, het verstrekken van verklaringen ter vervanging van verloren gegane diploma's en het in gevallen waar zulks noodzakelijk was verlenen van ontheffingen van de voorschriften van het Schepenbesluit, voorzover dat ingevolge het in artikel 123 lid 2 en lid 14 bepaalde mogelijk was.
Toen bij Koninklijk Besluit van 18 oktober 1940, Stbld. A 15, de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart werd ingesteld, werden de werkzaamheden van de Scheepvaartinspectie te Londen uitgebreid met de vooronderzoeken ten behoeve van deze Raad. Gezien het hiervoren gememoreerde gebrek aan vakkundig personeel moest hiervoor iemand speciaal worden aangetrokken. Omdat de onafhankelijkheid van de te benoemen functionaris t.o.v. een ieder moest vaststaan, mocht deze noch reder, noch koopvaardijkapitein zijn geweest. Derhalve zocht de minister van Waterstaat een deskundige in de kringen van de Koninklijke Marine. Bij schrijven van 31 oktober 1940 richtte hij zich dan ook tot de minister van Marine met het verzoek òf de Luitenant ter Zee der 1ste klasse Tissot van Patot òf de Luitenant ter Zee der 1ste klasse Nuboer voor deze taak vrij te geven. ( Archief van het ministerie van Waterstaat te Londen, 1940-1946, afd. Scheepvaartzaken, benoemingen van leden van Buitengewone Raad voor de Scheepvaart.. ) Met zijn schrijven van 14 november 1940 berichtte deze geen mogelijkheid te hebben één van de genoemde heren vrij te maken. Als alternatief stelde hij voor om de Kapitein-luitenant ter Zee K.M.R.L. den Hoedt van de staf van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten in deze functie te benoemen. ( Archief van het ministerie van Waterstaat te Londen, 1940-1946, afd. Scheepvaartzaken, benoemingen van leden van Buitengewone Raad voor de Scheepvaart. ) Bij Koninklijk Besluit van 27 november 1940 werd deze dan ook benoemd tot Inspecteur in buitengewone dienst voor de Scheepvaart. In hetzelfde Besluit werd bepaald dat hij in het bijzonder werd belast met de werkzaamheden van de Scheepvaartinspectie in verband met de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart. ( Archief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Centraal personen-dossiers bestand, dossier L.den Hoedt. ) Met het in artikel 10 van de Schepenwet bedoelde toezicht op de Zeeschepen had hij geen bemoeienis.
Aanvankelijk werd wel, zoals artikel 10 van de Schepenwet voorschrijft, het toezicht op de schepen uitgeoefend onder de bevelen van de minister van Waterstaat, doch deze trad daarbij tevens op als Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Dit was niet overeenkomstig een andere bepaling van het hiervoor aangehaalde artikel, hetwelk luidt, dat door de Koningin een Hoofd van de Scheepvaartinspectie wordt aangewezen. Hiertoe werd in de eerste jaren niet overgegaan aangezien in de Schepenwet en - Besluit, alsmede in andere wetten aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie zeer gewichtige bevoegdheden waren verleend en er geen deskundige gevonden kon worden aan wie deze bevoegdheden konden worden toevertrouwd.
Toen echter de werkzaamheden zich hoe langer hoe meer begonnen uit te breiden en het, gezien de heersende oorlogsomstandigheden, ondermeer noodzakelijk bleek de veiligheidsvoorschriften voor de scheepvaart uit te breiden en nieuwe te ontwerpen, werd het wenselijk geacht de dagelijkse leiding van de Inspectie op te dragen aan een deskundige die daaraan zijn volle krachten en al zijn tijd kon besteden. Deze werd gevonden in de persoon van de Kapitein-luitenant ter Zee K.M.R. A.S. de Bats, voormalig Inspecteur voor de Scheepvaart in Nederlands-Indië. Bij Koninklijk Besluit no.1 d.d. 24 april 1943 werd hij met ingang van 3 mei 1943 benoemd tot Hoofinspecteur in buitengewone dienst voor de Scheepvaart. ( Archief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Centraal personen-dossiers bestand, dossier A.S. de Bats. ) Hem werden gelijke bevoegdheden verleend als door de Wet zijn toegekend aan het hoofd van de Scheepvaartinspectie, echter met dien verstande dat de werkzaamheden in verband met de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart zelfstandig zouden worden verricht door de daartoe speciaal benoemde Inspecteur in buitengewone dienst en dat de Hoofdinspecteur deze werkzaamheden slechts zou verrichten bij ontstentenis of afwezigheid van die Inspecteur.
Een enkele maal kwam het voor dat de Inspecteur in buitengewone dienst zaken werden toegezonden, welke niet tot de competentie van de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart behoorden. Dossiers betreffende deserties en andere door schepelingen begane onregelmatigheden werden doorgezonden naar de Officier van Justitie bij het Netherland Maritime High Court te Londen. Daden van voorbeeldig gedrag en betoonde moed werden doorgegeven aan de Commissie Onderscheidingen voor de Koopvaardij.
Nadat vaststond dat de werkzaamheden van de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart te Londen per 1 februari 1946 zouden worden beëindigd ( Archief Buitengewone Raad voor de Scheepvaart te Londen, 1940-1946, inv.nr. 235. ) , richtte de Inspecteur in buitengewone dienst zich op 10 januari 1946 in een schrijven tot de minister van Scheepvaart met het verzoek hem te willen mededelen wanneer aan zijn werkzaamheden te Londen een einde zou komen. ( Inv.nr.3. ) Bij schrijven van 26 januari 1946 ( Archief van het ministerie van Scheepvaart, afdeling Zeemanszaken en Veiligheidsvoorschriften, bundel 128, nr. 31111 ZV. ) deelde de minister mede dat de functie van Inspecteur in buitengewone dienst voor de Scheepvaart in het bijzonder belast met de werkzaamheden van de Scheepvaartinspectie bij de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart, per 1 februari 1946 kwam te vervallen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Blijkens een schrijven van de Inspecteur in buitengewone dienst van 1 februari 1946 aan de Inspecteur-generaal te 's-Gravenhage ( Inv.nr.5. ) bestond het archief op dat moment uit de navolgende bescheiden:
  1. Twee mappen met gevoerde correspondentie.
  2. Copieën van de uitspraken van de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart.
  3. Copieën van de beslissingen van de commissie uit de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart.
  4. Copieën van de bij de Raad ingediende dossiers, 222 stuks.
  5. Twaalf dossiers, in december 1945 gereed voor indiening bij de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart, doch niet meer in ontvangst genomen wegens de komende opheffing van die Raad.
  6. 59 nog niet complete dossiers.
  7. Een stel gewone scheepsverklaringen, genummerd no. 1 t/m 1232, met klapper.
  8. Scheepsverklaringen, genummerd no 1 t/m 401, inzake rampen/voorvallen, welke i.v.m. de omvang op de tweede plaats gesteld zijn wat vooronderzoek betreft, met overzichtslijst.
  9. Scheepsverklaringen betreffende K.P.M. schepen, welke in januari en februari 1942 tengevolge van vijandelijke actie in Nederlands-Indië verloren waren gegaan.
  10. Een map met gecensureerde uitspraken van de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart.
  11. Een enveloppe met diversen, zoals scheepsverklaringen, acten van overlijden, klachten, geheime instructies, enz.
  12. Een stel zeekaarten.
  13. Een klapper aangevende de archiefnummers van zaken in aanmerking komende voor direct c.q. later onderzoek.
  14. Een overzicht van voorgekomen scheepsrampen, welke in de eerste plaats voor onderzoek in aanmerking kwamen.
Bij de overdracht van het archief door de Scheepvaartinspectie op 21 augustus 1975 aan het bureau semi-statische archieven van het ministerie van Verkeer en Waterstaat bleek de materiële verzorging niet al te best te zijn geweest en het merendeel der hierboven vermelde bescheiden te ontbreken.
Aangetroffen werden:
  1. Twee dozen met gevoerde correspondentie.
  2. Copieën van dossiers van bij de Buitengewone Raad door de Scheepvaart ingediende dossiers, 87 stuks.
  3. Twaalf dossiers, in december 1945 gereed voor indiening bij de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart, doch niet meer in ontvangst genomen wegens de komende opheffing van die Raad.
  4. Een copie van een dossier, hetgeen doorgezonden was aan de Officier van Justitie te Londen.
  5. Scheepsverklaringen.
Een nader onderzoek naar het grote aantal ontbrekende archivalia, ingesteld bij de Scheepvaartinspectie, bracht aan het licht, dat bij de verhuizing van deze dienst van de Bankastraat naar de Hoge Prins Willemstraat in september 1965 nogal nonchalant met de archieven is omgegaan, wat ten gevolge heeft gehad dat er vrij veel archivalia verloren zijn gegaan. Deze nonchalance heeft ook in dit archief duidelijk zijn sporen achter gelaten.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
.
Ordening van het archief
Het volledig ontbreken van de in de brief van de Inspecteur genoemde ingangen maakte het onmogelijk om de toegepaste nummering te achterhalen. Vastgesteld kon worden dat er tenminste drie groepen van nummers zijn gebruikt. Hierdoor was het niet mogelijk om te bepalen of de aangetroffen 'scheepsverklaringen' tot de onder nr. 7 of nr. 8 genoemde serie behoorden. Om het terugvinden van een bepaald schip te vereenvoudigen werden derhalve deze stukken alfabetisch op naam geordend.
Tussen de onder e genoemde serie bevonden zich 18 dossiers van zaken, welke wel door de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart werden behandeld, doch waarvan geen copieën werden aangetroffen in de onder b genoemde serie. Tussenvoegen in deze serie bleek niet mogelijk, daar het hier twee verschillende groepen van nummers betrof. Deze dossiers werden chronologisch geordend naar de op de stukken aangetroffen nummering. ( Inv.nr.118-135. )
Bij het doornemen van de 'gevoerde correspondentie' bleken hiertussen veel stukken aanwezig te zijn inzake onderzochte zaken, welke bij de Buitengewone Raad voor de Scheepvaart waren ingediend maar waarvan de copie-dossiers bleken te ontbreken. Hiervan werden opnieuw zaken-dossiers gevormd, doch niet bij de aangetroffen serie ingevoegd. Aangezien de chronologische volgorde hiervan niet was vast te stellen, werden deze dossiers alfabetisch gerangschikt. De andere op de gedane onderzoeken betrekking hebbende correspondentie werd zoveel mogelijk in de betrokken dossiers ingevoegd

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Inspecteur Scheepvaart te Londen, nummer toegang 2.16.40, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Isp. Scheepvaart / Londens Archief, 2.16.40, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar