Terug naar zoekresultaten

2.05.120 Inventaris van het archief van de Nederlandse Vertegenwoordiger in het Comité de Controle Assemblée Legislative en in de Commission du Port, Tanger (Marokko), 1924-1956

Het archief bevat de neerslag van het handelen van de nederlandse veregenwoordigers in de internationale organen die tesamen het bestuur over Tanger uitoefenden. Het bevat gegevens over alle tereinen van openbaar bestuur, wetgeving, politie, openbare orde, economische zaken, volksgezondheid en onderwijs. Er is een klapper op persoons- en zaaknamen.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.120
Inventaris van het archief van de Nederlandse Vertegenwoordiger in het Comité de Controle Assemblée Legislative en in de Commission du Port, Tanger (Marokko), 1924-1956

Auteur

SSA-BZ

Versie

04-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2005 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Buitenlandse Zaken: Nederlandse Vertegenwoordiger in het Comité de Controle Assemblée Legislative en in de Commission du Port, Tanger (Marokko)
Vertegenwoordiger Tanger

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1924-1956

Archiefbloknummer

Z39

Omvang

; 313 inventarisnummer(s) 6,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een gedeelte is gesteld in het/>.
Nederlands
Frans

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nederlandse Vertegenwoordiger in het Comité de Controle Assemblée Legislative en in de Commission du Port, Tanger (Marokko), , 1924-1956

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat de neerslag van het handelen van de nederlandse veregenwoordigers in de internationale organen die tesamen het bestuur over Tanger uitoefenden. Het bevat gegevens over alle tereinen van openbaar bestuur, wetgeving, politie, openbare orde, economische zaken, volksgezondheid en onderwijs. Er is een klapper op persoons- en zaaknamen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. Marokko
Vanaf het begin van de 17e eeuw hebben zeevarende Europese mogendheden verdragen gesloten met Marokko. Deze verdragen dienden voornamelijk om de economische belangen van de Europeanen (handel) veilig te stellen. Zo kwam het dat de strekking van de met verschillende mogendheden gesloten verdragen in grote lijnen overeenkwamen met elkaar. Onze Republiek was overigens de eerste die zo'n overeenkomst met Marokko aanging, op 24 december 1610. Frankrijk volgde in 1630.
Vanaf het einde van de 18e eeuw werd Tanger de standplaats van het corps diplomatique, dat geaccrediteerd was bij de sultan. Reeds in 1792 vormde het corps diplomatique een lichaam dat zichzelf het bestuur toekende over zaken die betrekking hadden op de belangen, die de in Marokko vertegenwoordigde mogendheden gemeenschappelijk hadden. Dit lichaam groeide uit tot de Conseil Sanitaire. Door een charter uit 1840, bevestigd in 1879, kreeg de Conseil Sanitaire de bevoegdheid reglementen te maken en maatregelen te nemen ter bewaking van de openbare gezondheid in de kuststeden van Marokko. De Conseil Sanitaire bestond uit diplomatieke agenten en zaakgelastigden van alle mogendheden, die met Marokko diplomatieke betrekkingen onderhielden en die resideerden in Tanger. In andere kuststeden werd de Conseil Sanitaire vertegenwoordigd door de daar gevestigde consuls. Langzamerhand wist de Conseil Sanitaire haar bevoegdheden uit te breiden.
Zoals vermeld genoten alle vreemde mogendheden dezelfde voorrechten in Marokko. Allen genoten een meestbegunstigde-clausule. Zo ontstond het voor allen geldend regime van de capitulatiën, dat voornamelijk gebaseerd was op de Engels-Marokkaanse (1856) en Spaans-Marokkaanse (1861) handelsverdragen, alsook op de conventie van Madrid (1881), dat het beschermelingenwezen regelde. Het grondbeginsel van het systeem van de capitulatiën was de gelijkheid van alle mogendheden. Het systeem omvatte in hoofdzaak de verplichte toelating van consuls, de extraterritorialiteit van de onderdanen en beschermelingen van de mogendheden, waartoe iedere mogendheid beschikte over consulaire rechtsmacht met betrekking tot civiele èn strafrechtelijke zaken, de ontheffing van belasting voor de onderdanen en van invoerrechten voor het diplomatieke corps.
We zagen al dat in 1792 het corps diplomatique zich bevoegdheden toeëigende. Dit gebeurde ook in 1865, toen het bestuur van de voor de scheepvaart belangrijke vuurtoren op Kaap Spartel in handen kwam van een commissie bestaande uit 13 leden van het diplomatieke corps. De vuurtoren bleef overigens wel eigendom van de sultan.
Lange tijd onderscheidde Frankrijk zich qua opstelling tegenover Marokko en de sultan niet van de andere mogendheden. Aan het begin van de 20e eeuw evenwel werd de koloniale lobby ook in Frankrijk steeds sterker. Nadat Frankrijk in 1898 in Egypte tijdens de bekende Fashodacrisis haar meerdere had moeten erkennen in Engeland, richtte ze haar oog steeds meer op de afronding van haar Noord-Afrikaanse rijk. In 1900 werd een geheime overeenkomst gesloten met Italië, waarbij de wederzijdse belangensferen aldus werden afgebakend: Marokko voor Frankrijk, Lybië voor Italië. Algerije was al veroverd in de jaren 1830-1850. Hier hadden zich al vele Franse kolonisten gevestigd.
Op het congres van Berlijn, waar Bismarck een grote Balkan-crisis wist te vermijden, verkreeg Frankrijk van de grote mogendheden toestemming tot het vestigen van een protectoraat over Tunesië, overigens zeer tegen de zin van Italië, dat zelf het oog op Tunesië had laten vallen. Dit gebeurde in 1878. Het Franse protectoraat over Tunesië werd in 1881 gevestigd.
Nu liet dus de imperialistische beweging het oog vallen op Marokko. De Franse minister van buitenlandse zaken, Delcassé, stond hier zeer welwillend tegenover. Een onoverwinbaar obstakel was echter Engeland, dat niet alleen economische, maar vooral ook strategische belangen had in Marokko: de toegang tot de Middellandse Zee, sinds de opening van het Suez-kanaal deel van de route naar Indië.
Rond deze tijd had de Britse vertegenwoordiger in Egypte een financieel hervormingsplan ontworpen. Om dit plan in te kunnen voeren was evenwel de steun van Frankrijk noodzakelijk, daar beide mogendheden samen de Caisse de la Dette in Egypte bestuurden. Op deze basis begon men in 1903 te onderhandelen en bereikte men in 1904 een overeenkomst te weten de voor de hand liggende koehandel: vrije hand voor Engeland in Egypte en in ruil hiervoor Britse steun voor een Franse zet in Marokko, op voorwaarde slechts dat de bestaande Britse rechten in Marokko geëerbiedigd werden. De nieuwe verbeterde verstandhouding tussen Engeland en Frankrijk noemde men Entente Cordiale. In september 1905 bereikte Frankrijk ook met Spanje overeenstemming over Marokko, een overeenkomst die overigens geheimgehouden werd.
Duitsland, dat na de verwijdering van Bismarck snel imperialistische neigingen begon te vertonen onder aanvoering van keizer Willem II, zag dit alles met lede ogen aan. In een poging Frankrijk en Engeland uiteen te drijven besloot Duitsland zijn assertiviteit te tonen en tegelijkertijd een gooi te doen naar één van de weinige gebieden in Afrika die zowel nog onafhankelijk als potentieel winstgevend waren. In 1905 landde de keizer in de haven van Tanger en verklaarde dat Duitsland zijn belangen in Marokko zou veiligstellen en dat de sultan door Duitsland werd beschouwd als onafhankelijk soeverein.
Zo creëerde Duitsland een crisissfeer, die Delcassé zijn baan kostte. Men besloot om in 1906 in Algeciras (Zuid-Spanje) een Marokko-conferentie te houden. Echter niet Frankrijk, maar Duitsland werd hier geïsoleerd. Engeland en Frankrijk werden juist dichter bijeen gedreven. Alleen de dualistische monarchie gaf steun aan de Duitse voorstellen tot hervorming in Marokko en supervisie over het bestuur in Marokko. Toch bracht de Overeenkomst van Algeciras (7 april 1906) niet de eerder afgesproken Frans-Spaanse politieke samenwerking met betrekking tot het invoeren van hervormingen, maar in de plaats hiervan een meer internationale samenwerking. Zo kwam er geen Frans-Spaanse politie, maar een internationale politie, geen Frans-Spaanse staatsbank, maar een internationale staatsbank. Hoofdbeginsel bleef de economische gelijkheid van de betrokken mogendheden. Verder werden een aantal commissies in het leven geroepen, die samengesteld werden uit leden van de Cherifijnse regering en leden van het corps diplomatique, zoals de Commission Générale des Adjudications et des Marchés, Comité Special des Travaux Publics, Commission des Valeurs Douanières en het Comitè des Douanes. De Conseil Sanitaire bleef bestaan. Toch was bij dit alles wel bepaald dat de Franse en Spaanse invloed het grootst zou zijn.
Na deze conferentie kwam er een periode waarin het Franse en Duitse bedrijfsleven intensief samenwerkten in de exploitatie van de mijnbouw in Marokko. Toch kwam er weer snel onenigheid. In 1911 creëerde Duitsland voor de tweede maal een crisis rond Marokko. Nadat Franse troepen de stad Fez hadden bezet stuurde Duitsland haar marineschip Panther naar de haven van Agadir -de zogenaamde Panthersprong- in naam om Duitse onderdanen en belangen te beschermen, in werkelijkheid echter om Frankrijk te chanteren om enige Franse koloniale bezittingen in Afrika prijs te geven in ruil voor de erkenning van de Franse belangen in Marokko. Wederom ging men rond de tafel zitten. Op 4 november 1911 sloten Frankrijk en Duitsland een tractaat waarbij men terugkeerde tot de beginselen zoals Frankrijk, Engeland en Spanje die hadden afgesproken in 1904-1905. Duitsland kreeg van Frankrijk enige gebieden in Kameroen. Alle mogendheden die de acte van Algeciras hadden ondertekend, waaronder ook Nederland, traden ook tot deze overeenkomst toe.
Frankrijk maakte nu haast. Reeds op 30 maart 1912 werd te Fez met de sultan een protectoraatsverdrag ondertekend. Wat betreft de Spaanse invloedssfeer werd bepaald dat Frankrijk zich hierover met Spanje zou verstaan. Een Spaans-Frans verdrag kwam tot stand in november 1912.
De Franse regering werd vertegenwoordigd bij de sultan door een Resident-Generaal. Deze was tevens de minister van buitenlandse zaken van de sultan. Alle contacten van de westelijke diplomatieke vertegenwoordigers met de sultan noesten verlopen via de Resident-Generaal. In het buitenland werd Marokko vertegenwoordigd door Frankrijk. In 1913 werden Franse rechtbanken opgericht, als gevolg waarvan de andere mogendheden afstand deden van hun capitulaire rechten in de Franse zone.
De Spaanse zone kreeg administratieve autonomie en werd bestuurd door een kalief, natuurlijk volledig onder Spaanse curatele. De contacten van de andere mogendheden met de kalief dienden te verlopen via de Spaanse Hoge Commissaris. De door de sultan te sluiten verdragen zouden pas na Spaanse goedkeuring van toepassing zijn op de Spaanse zone. Dit is de reden dat na de eerste wereldoorlog, toen Duitsland en Oostenrijk hun rechten op Marokko moesten opgeven bij de verdragen van Versailles en St.Germainen-Laye, dit niet gold voor de Spaanse zone. Evenals in het protectoraatsverdrag werd in het Spaans-Franse verdrag een speciaal regime voor Tanger voorgeschreven.
Op Tanger en omgeving bleven de oude regelingen van kracht zoals die golden voor het hele Cherifijnse Rijk vóór 30 maart 1912, in afwachting van een speciale regeling. De Conseil Sanitaire opereerde nog steeds, doch nu onder de naam Commission d'Hygiene et de Voirie. De consulaire rechtspraak bleef in Tanger functioneren. De hoogste Cherifijnse functionaris was de Naib. Omdat de Cherifijnse ambtenaren afhankelijk waren van de sultan in Rabat, waar ook de Franse Resident-Generaal gevestigd was, stonden zij sterk onder Franse invloed, met andere woorden ze voerden Frans beleid.
Pas in het najaar van 1923 werd te Parijs een conferentie gehouden tussen Engeland, Frankrijk en Spanje om nu eindelijk de speciale regelingen voor Tanger en omstreken, de zogenaamde zone van Tanger, zoals voorgeschreven in de verdragen van 1912, te ontwerpen. De conferentie mondde uit in de conventie betreffende de inrichting van het statuut van de zone van Tanger, gesloten op 18 december 1923 te Parijs. In het laatste artikel (art. 56) van de conventie werden de mogendheden, die de acte van Algeciras hadden ondertekend, uitgenodigd ook tot deze conventie toe te treden, behalve natuurlijk Duitsland en de successiestaten van de Donau-monarchie, die in 1919 van alle verdragen vervallen waren verklaard. Nederland trad ook toe: de parlementaire goedkeuring vond plaats op 30 april 1925.
De beginselen van Algeciras, soevereiniteit van de sultan en economische gelijkheid van de mogendheden, bleven gehandhaafd. Daarnaast werd de dominante positie van Frankrijk in de conventie vastgelegd. Ook Engeland en Spanje kregen een meer invloedrijke positie. De diplomatieke agentschappen werden vervangen door consulaire posten. De extraterritorialiteit van vreemdelingen kwam te vervallen.
Er kwam een internationale wetgevende vergadering. Assemblee Législative, waarin 6 islamitische onderdanen van de sultan, 3 israelitische en verder 4 Franse leden, 4 Spaanse, 3 Britse, 2 Italiaanse, 1 Amerikaans, 1 Belgisch, 1 Nederlands en 1 Portugees lid, allen aangewezen door hun respectievelijke consulaten.. De hoogste vertegenwoordiger van de sultan in Tanger, de Mendoub, die rechtstreeks de inheemse bevolking bestuurde, werd tevens voorzitter van de Assemblee Législative, doch zonder stemrecht.
Een tegenwicht tegen de wetgevende vergadering vormde het Comité de Controle, bestaande uit de beroepsconsuls van de aangesloten landen, dat veto-recht kreeg over de door de Assemblee aangenomen maatregelen. Het voorzitterschap van het Comité de Controle werd jaarlijks afgewisseld naar alfabetische volgorde van de mogendheden. Alle leden van het Comité de Controle hadden één sten; er werd besloten bij gewone meerderheid.
Berustte de uitvoerende macht wat betreft de inheemse bevolking bij de Mendoub, de leiding van de internationale administratie was in handen van de Administrateur, geassisteerd door adjuncten. Hij leidde het internationale bestuur en voerde de besluiten van de Assemblee uit. De eerste 6 jaar zou de Administrateur een Fransman zijn, geflankeerd door een Spaanse en een Britse adjunct.
Het beschermelingenwezen werd afgeschaft. Ook de consulaire rechtspraak verdween als gevolg van het verdwijnen van de extraterritorialiteit van de vreemdelingen. In de plaats hiervan kwam een internationale rechterlijke macht voor civiele en strafrechtelijke procedures, het Tribunal Mixte. Wetboeken zouden zo snel mogelijk worden ontworpen door Franse, Britse en Spaanse juristen (zie inventarisnummers 98-104)
De fiscale vrijdommen, die berustten op de capitulatiën, kwamen te vervallen voor alle inwoners van de zone. De Tangerse zone werd permanent neutraal verklaard, een neutraliteit evenwel die niet door de toegetreden mogendheden verdedigd behoefde te worden. De verdere uitwerking van bepalingen in de conventie zou geschieden via de afkondiging van dahirs.
Op 1 december 1924 arriveerde de Mendoub in Tanger. De officiële in werking treding van het statuut van Tanger vond plaats op 1 juni 1925. Het Comité de Controle hield overigens al vanaf 23 januari 1925 vergaderingen. De Nederlandse vertegenwoordiger woonde de vergaderingen vanaf het begin bij, dus nog voordat Nederland officieel was toegetreden.
Ofschoon Zweden wel was toegetreden tot de conventie, maakte het geen gebruik van het recht zitting te nemen in het Comité de Controle daar het geen beroepsconsul in Tanger had gestationeerd. De Sovjet-Unie zou ook nimmer zitting nemen in het Comité de Controle, de Verenigde Staten wèl. Na 1945 namen de VS deel aan de beraadslagingen in het Comité de Controle, maar zagen af van stemrecht.
Het statuut van Tanger zou enige malen worden gewijzigd, de eerste keer al in 1928, vervolgens in 1945 en tenslotte in 1953.
In verband met de Spaanse burgeroorlog bevond Tanger zich na 1936 in een moeilijke situatie. Door de ligging (Tanger lag volledig ingesloten tussen de Spaanse zone en de zee) en de aanwezigheid in Tanger van aanhangers van beide strijdende partijen ontstonden dikwijls problemen met de Spaanse zone, nadat Franco van hier uit zijn opstand was begonnen. In de jaren 1940-1945 werd Tanger zelfs bezet door Spanje.
Het dekolonisatieproces in Marokko is betrekkelijk rustig verlopen. Voor Frankrijk was niet Marokko, maar Algerije, waar zeer vele colons woonden, de test van haar koloniale politiek in Noord-Afrika. De eerste tekenen van Marokkaans nationalisme waren te zien in 1934 toen het Comité d'Action Marocaine werd opgericht. Deze beweging ijverde nog niet voor onafhankelijkheid, wel voor hervormingen. De Istiqlal, opgericht in 1943, streefde wèl naar onafhankelijkheid. Na jaren van ongeregeldheden werd in 1951 de sultan, nadat Franse troepen zijn paleis hadden bezet, gedwongen alle banden met de Istiqlal te verbreken. Na ernstige rellen aan het einde van 1952 werd de Istiqlal verboden en een half jaar later (augustus 1953) werden de sultan en zijn twee zonen verbannen. De nieuwe sultan Ben Afra stond toe dat Marokko in feite een kolonie werd. Dit leidde tot dermate zware onlusten, dat Frankrijk nu wel gedwongen was tot onderhandelen met de nationalisten. Sultan Mohammed V werd in augustus 1955 uit ballingschap op Madagascar naar Frankrijk overgebracht om deel te nemen aan de besprekingen. Deze besprekingen leidden tot zijn triomfale intocht in Marokko op 16 november 1955 en tot de onafhankelijkheid van Marokko op 7 maart 1956. Dit betekende tevens de opheffing van het internationaal bestuur over Tanger. Op 20 november 1956 werd de laatste zitting van het Comité de Controle gehouden.
2 Het Consulaat-Generaal
We zagen al dat de Republiek in 1610 een handelsverdrag met Marokko sloot. De onderhandelingen, die aan het verdrag vooraf gingen, werden gevoerd door de eerste 'Nederlandse' agent in Marokko Pieter Martensz Coy. Deze verbleef van 1605 tot 1609 in Marokko. Zijn standplaats was Safi. Hij had tot taak vrije handel en scheepvaart voor de Republiek te bepleiten.
Na vertegenwoordigers met de rang van agent en commissaris werd Nederland vertegenwoordigd door consuls, soms hoofdconsuls, en vanaf 1753 door consuls-generaal. Hun standplaats was in de meeste gevallen Salee. In 1771 werden alle vice-consulaten van Nederland in Marokko, waaronder dat te Tanger, opgeheven, behalve dat te Mogador. De consul-generaal resideerde nu te Larache. Vanaf 1779 werd zijn standplaats Mogador. Op 14 november 1788 kreeg de toenmalige consul-generaal, Webster Blound, de opdracht in Tanger te resideren. Sindsdien bleef het consulaat daar gevestigd.
Van 1855 tot 1886 was de Brit J.H. Drummond Hay waarnemend consul-generaal der Nederlanden (honorair) te Tanger. Hij was tevens waarnemend consul-generaal van Denemarken (vanaf 1849), waarnemend politiek agent-generaal van Oostenrijk-Hongarije (vanaf 1855) en gevolmachtigd minister van Groot-Brittannië (vanaf 1872).
Zijn opvolger was de Zweed V.E. Cassel (1886-1891), die naast waarnemend consul-generaal der Nederlanden tevens consul-generaal van Zweden was.
Van 1891 tot 1907 werd de Nederlandse belangenbehartiging in Tanger waargenomen door diverse Duitse diplomatieke vertegenwoordigers ter plaatse. In 1907 werd W.L.F.C. ridder van Rappard benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, tevens consul-generaal, te Tanger, dat vanaf dat ogenblik een bezoldigde post werd.
Hij werd opgevolgd door G.D. Advocaat, van 1913 tot 1919 diplomatiek agent en consul-generaal.
Na een drietal waarnemingen, door L.P.J. de Decker (1919-1920), F.E.M. Groenman (1920-1921) en Chr. Lechner (juli-oktober 1921), werd op 18 augustus 1921 J.D. van Ketwich Verschuur benoemd tot diplomatiek agent en consul-generaal te Tanger.
Bij K.B. van 30 december 1924 nr 149 werd F. Gerth van Wijk met ingang van 1 januari 1925 benoemd tot consul-generaal te Tanger. Hij bleef tot 1944 in Tanger. In 1935 werd hem de persoonlijke titel van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister verleend na herhaalde aandrang van Franse zijde. Frankrijk achtte het niet gepast dat Gerth van Wijk, die bovendien doyen van het corps diplomatique was, deze titel niet kon dragen, terwijl de andere leden van het Comité de Controle, behalve het Portugese lid, dit wél konden. De opvolgers van Gerth van Wijk zouden deze titel steeds bij hun benoeming krijgen. Naast Nederlandse onderscheidingen werden Gerth van Wijk drie Russische, twee Spaanse, twee Marokkaanse, een Duitse en een Oostenrijks-Hongaarse decoratie verleend. In 1930 en 1937 trad hij op als voorzitter van het Comité de Controle. Met een onderbreking van 1931 tot 1933 was hij vanaf 1925 afgevaardigde van het Comité de Controle in de Commission du Port, waarvan hij viermaal het voorzitterschap bekleedde: juni 1926-mei 1927, juni 1929-mei 1930, juni 1935-mei 1936, juni 1938-mei 1939.
Na waarneming van het consulaat-generaal door jhr R.E.F.J. Testa en jhr J.A.A. van Panhuys werd in 1945 P. Staal benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister belast met de leiding van het consulaat generaal. Staal was in 1947 afgevaardigde in de Commission du Port, die hij tevens presideerde. In 1948 was hij voorzitter van het Comité de Controle. Staal was officier in de Orde van Oranje-Nassau.
In 1950 werd A. Merens benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister belast met de leiding van het consulaat-generaal. Hij was ook officier in de Orde van Oranje-Nassau en droeg tevens een Nepalese onderscheiding.
Zijn opvolger, dr H.H. Dingemans, werd benoemd in 1954 tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister tevens consul-generaal. Hij was in 1955 afgevaardigde van het Comité de Controle in de Conmission du Port, waarvan hij tevens voorzitter was. Hij vertrok in maart 1957 uit Tanger, waar het internationaal gezag toen geëindigd was. Het consulaat-generaal werd teruggebracht tot consulaat bij K.B. van 12 maart 1957 nr 15. Ook Dingemans was officier in de Orde van Oranje-Nassau.
De leiding van het consulaat werd in 1957 overgenomen door jhr. R.E.F.J. Testa. Deze was reeds in 1913 in dienst getreden bij het diplomatiek agentschap en consulaat-generaal der Nederlanden te Tanger als waarnemend tolk. Hij ontving op 30 augustus 1937 de persoonlijke titel van consul. Hij was (bezoldigd) consul te Tanger tot januari 1962. Hij was toen 78 jaar. Naast officier in de Orde van Oranje-Nassau waren Testa tevens twee Marokkaanse, een Spaanse en een Hongaarse onderscheiding verleend.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Tijdens de laatste vergadering van het Comité de Controle, op 20 november 1956, kwam ter sprake wat er moest gebeuren met het archief van het Comité de Controle. "Au cours d'un échange des vues sur l'opportunité de rassembler la totalité des archives, celle-ci n'apparaît pas comme absolument nécessaire", vonden de diplomaten. Derhalve werd besloten, dat het archief van de Conseil Sanitaire (vóór 1925) bleef berusten in het consulaat-generaal van de Verenigde Staten, waar het zich al bevond. Het archief van het Comité de Controle over de periode 1925-1940 bleef ook liggen waar het was: in het Spaanse consulaat-generaal. Het archief van het Comité de Controle over de periode na 1945, dat gedeeltelijk in het Nederlandse en gedeeltelijk in het Franse consulaat-generaal bewaard werd, zou in het geheel naar het Franse consulaat-generaal gaan. De secretaresse van het Comité de Controle kreeg toestemming de archieven eerst nog te schonen en "brûler les papiers inutiles". Men kwam overeen, dat voor het raadplegen van de archieven de gezamenlijke toestemming van alle acht op dat moment in het Comité zitting hebbende mogendheden benodigd zou zijn.
Het archief van de Nederlandse vertegenwoordiger bestaat uit twee gedeelten. Verreweg het grootste gedeelte is de neerslag van zijn lidmaatschap van het Comité de Controle. Het bestaat uit door het secretariaat van het Comité toegezonden stukken. De gang van zaken was, dat het secretariaat alle originele ingekomen en uitgaande stukken bewaarde, en doorslagen dan wel afschriften ervan aan de leden van het Comité doorstuurde.
De minuten van de stukken, die door de Nederlandse vertegenwoordiger als lid van het Comité zijn gezonden aan de voorzitter c.q. het secretariaat, zijn niet in dit archief bewaard gebleven.
Het tweede gedeelte van het archief, is het archief van de Nederlandse vertegenwoordiger als lid, soms voorzitter, van de Commission du Port. Dit archief bevat naast afschriften ook originele stukken. Het beslaat slechts de jaren, waarin de Nederlandse vertegenwoordiger afgevaardigd was namens het Comité de Controle naar de Commission du Port, te weten 1925-1940, 1947 en 1955.
Het archief is in 1960 naar Nederland overgebracht. Men slaagde erin het archief in 54 dozen op te bergen, hetgeen wijst op een lengte van 5,40 strekkende meter.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het Comité de Controle-archief is niet compleet. Praktisch alle stukken uit de jaren 1925-1928 en 1937 ontbreken. In het archief bevinden zich retroacta uit 1840-1919 (inventarisnummer 180) en 1923-1924 (inventarisnummer 188). In het Commission du Port-archief bevinden zich retroacta uit 1922 (inventarisnummer 294) en 1923 (inventarisnummer 295).
Selectie en vernietiging
Met het selecteren van voor vernietiging vatbare stukken is de grootste terughoudenheid betracht, daar niet bekend is wat er bewaard is gebleven van de archieven van de overige leden van het Comité de Controle en van het archief van het secretariaat. Voor het Commission du Port-archief gold bovendien dat het veel originele stukken bevat, waarvan niet bekend is of het de enig bewaarde exemplaren zijn. In totaal werd twee strekkende meter archief vernietigd. Na bewerking beslaat het archief 5,10 strekkende meter.
Ordening van het archief
In de jaren '30 is het secretariaat van het Comité de Controle begonnen een soort archief code toe te passen. Men zette romeinse cijfers op de stukken, die soms een instelling, soms een onderwerp, soms beide aanduidden. Zo stond het cijfer VII voor het Tribunal Mixte, het cijfer L voor de juridische status van VS-burgers en bedrijven, en het cijfer XI voor doorzending, waardoor dit op ieder stuk stond. Aangezien deze codering onsystematisch en willekeurig was, kwam het regelmatig voor dat op één stuk vijf cijfers werden gezet. De ondoelmatigheid van dit systeem, waarvan overigens geen handleiding of iets dergelijks werd aangetroffen, heeft men waarschijnlijk doen besluiten het na 1945 niet meer toe te passen. Het feit dat, althans op het Nederlandse consulaat-generaal, geen rekening werd gehouden met de becijfering bij het vormen van dossiers, wijst tevens op de onwerkbaarheid van het systeem.
Tijdens de bewerking is niettemin zoveel mogelijk geprobeerd iets van deze code in stand te houden: voor zover het binnen een systematische ordening mogelijk was zijn stukken met dezelfde romeinse cijfers bij elkaar gelaten/gevoegd. Een concordans is als bijlage in de inventaris opgenomen.
Dit systeem werd niet gebruikt in het Commission du Port-archief. Bij de bewerking van dit archief bleek het aan de hand van de notulen van de vergaderingen mogelijk de stukken te ordenen naar vergadering, zodat twee series ontstonden: notulen van de vergaderingen en stukken behorend bij de vergaderingen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: Nederlandse Vertegenwoordiger in het Comité de Controle Assemblée Legislative en in de Commission du Port, Tanger (Marokko), nummer toegang 2.05.120, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Vertegenwoordiger Tanger, 2.05.120, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Archiefbestanddelen