Terug naar zoekresultaten

2.15.24 Inventaris van het archief van de Kinderbijslagvereveningsfonds, zoals bedoeld in Artikel 76 van de Kinderbijslagwet van 23 December 1939, (1940) 1941-1964 (1966)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.15.24
Inventaris van het archief van de Kinderbijslagvereveningsfonds, zoals bedoeld in Artikel 76 van de Kinderbijslagwet van 23 December 1939, (1940) 1941-1964 (1966)

Auteur

B. Grolleman

Versie

30-06-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kinderbijslag Vereveningsfonds, bedoeld in artikel 76 der Kinderbijslagwet van 23 December 1939
RVB / Kinderbijslag Vereveningsfonds

Periodisering

archiefvorming: 1941-1964
oudste stuk - jongste stuk: 1940-1966

Archiefbloknummer

S28520

Omvang

; 196 inventarisnummer(s) 1,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kinderbijslag-Vereveningsfonds

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Kinderbijslag-Vereveningsfonds (1940-1964) bestaat hoofdzakelijk uit notulen, verslagen, agenda's op ingekomen en uitgaande stukken, jaarrekeningen, controlerapporten, en stukken aangaande de ontplooide activiteiten van het fonds. Deze laatste categorie stukken omvat o.a. archiefbescheiden met betrekking tot premies, toeslagen, het uitkeren en ontvangen van kinderbijslag, de verificaties van gegevens, klachten en kraamgelden, diverse onregelmatigheden als invaliditeit of de Tweede Wereldoorlog, buitenlandse werknemers en een Europees verdrag inzake het uitkeren van kinderbijslag.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Op 21 december 1937 deelde de Minister van Sociale Zaken, mr. C.P.M. Romme, aan de Tweede Kamer mee, dat door hem bij de Hoge Raad van Arbeid was aanhangig gemaakt een voorontwerp van wet, houdende regelen inzake de kinderbijslagverzekering.
In de toelichting tot het voorontwerp zei de minister, dat het stelsel van kinderbijslagen reeds voor een niet onbelangrijk aantal werknemers toepassing vond, maar dat de zakelijke concurrentie tussen de verschillende ondernemingen veel werkgevers, die overigens voorstanders van kinderbijslagen waren, er van bleef weerhouden deze in te voeren, zolang daartoe niet algemeen werd overgegaan. Hun bezwaren zouden vervallen bij de totstandkoming van een wettelijke, voor allen geldende regeling. Om redenen van praktische aard beperkte de minister zich voorshands tot de groep van loontrekkenden. Uitgegaan werd van de omstandigheid, dat de feitelijke loonbepaling voor het grootste deel van de loontrekkenden geen rekening houdt met verschillen in de omvang van het gezin, dat voor het levensonderhoud op het loon van de kostwinner was aangewezen. Zoals dit loon werd bepaald, moest het derhalve geacht worden berekend te zijn op de basis van de bestaansmogelijkheid van een gezin van feitelijk gemiddelde grootte. Bij dit gegeven van het economisch-sociale leven aansluitend, beoogde het wetsontwerp een grondslag te leggen voor een meer rechtvaardige verdeling van het totale bedrag, dat werd verloond, door met name verplichtend te stellen, bij de loonbepaling van hen, wier gezin de feitelijke gemiddelde omvang overtrof, met de daarmee samenhangende grotere lasten rekening te houden. Naar het oordeel van de minister werd de algemene doorvoering van dit beginsel door het algemeen welzijn gevorderd. Dat welzijn bracht mee, dat de redelijk en zedelijk handelende mens, die voor het levensonderhoud van zich en de zijnen aangewezen was op zijn arbeidskracht, in de algemene organisatie van de loonvorming niet een belemmering ontmoette tot het voldoen aan zijn recht op vorming van een gezin naar de wetten van de natuur en aan zijn plicht tot onderhoud van het aldus door hem gevormde gezin. Maar niet alleen uit het oogpunt van de levensrechten en de levensplichten van het individu vorderde het algemeen welzijn, dat bij de loonbepaling met de kinderzegen werd rekening gehouden, evenzeer stelde het algemeen belang hier zijn eisen uit de gezichtshoek van de gemeenschap. Immers - zo werd gesteld - de gemeenschap is voor haar krachtig voortbestaan in het algemeen afhankelijk van de natuurlijke ontplooiing van het gezinsleven, terwijl in het bijzonder de kinderrijke goedgeregelde gezinnen voor haar vooruitgang van de grootste waarde zijn.
Ook om deze reden had de gemeenschap er belang bij, dat de loonvorming niet zo geregeld was, dat daardoor degenen, die meer kinderen hadden dan het feitelijk gemiddelde getal, materieel ten achter moesten blijven bij hun met minder kinderen gezegende medemensen. Het zou intussen, zoals voor de hand lag, tot ongewenste gevolgen leiden, indien de individuele werkgever werd belast met het geven van bijslagen aan de in zijn dienst zijnde arbeiders. Te verwachten viel immers, dat in een aantal gevallen arbeiders met grote gezinnen moeilijker werk vonden of, bij inkrimping van personeel, eerder voor ontslag in aanmerking kwamen. Degenen in wier belang de maatregel bedoeld was, zouden juist daardoor gedupeerd worden. Zulks kon worden ontgaan door een regeling, waarbij de kosten van alle in een bepaalde tijdsduur verschuldigde kinderbijslagen werden omgeslagen over alle werkgevers naar evenredigheid van het door hen aan hun arbeiders uitbetaalde loon, zodat het voor de individuele werkgever van geen belang zou zijn of en hoeveel arbeiders, die aanspraak op kinderbijslag konden maken, in zijn dienst werkzaam zouden zijn.
Op 13 december 1938 werd het wetsontwerp bij de Staten-Generaal ingediend en op 21 juni 1939 werd het wetsontwerp aangenomen in de Tweede Kamer met 66 tegen 22 stemmen. Voordat de gedachtenwisseling over dit wetsontwerp tussen de minister en de Eerste Kamer aan de orde kon komen, trad het Kabinet af. De nieuw optredende Minister, dr. J. van den Tempel, nam echter de verdere verdediging van het wetsontwerp van zijn ambtsvoorganger, mr. Romme, op zich.
De openbare behandeling van het wetsontwerp heeft in de Eerste Kamer plaatsgevonden op 20 en 22 december 1939. Op 22 december 1939 werd het ontwerp in de Eerste Kamer aangenomen met 27 tegen 7 stemmen en werd het de Wet van 23 december 1939, Staatsblad nr. 806. De Kinderbijslagwet is in werking getreden op 1 januari 1941 en daarna verscheidene malen gewijzigd.
Om te voorkomen dat een kinderbijslagfonds, waarbij vele arbeiders met grote gezinnen verzekerd zijn, in een ongunstiger positie zou komen te verkeren dan een fonds, dat slechts weinig arbeiders met grote gezinnen onder zijn verzekerden telt, is een kinderbijslagvereveningsfonds in het leven geroepen bij besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken van 22 november 1940, nr. 3762, afdeling Arbeid. In dit vereveningsfonds moest elk kinderbijslagfonds na afloop van een boekjaar het batig saldo tussen bijdragen en kinderbijslagen over dat jaar storten, terwijl het uit dit fonds ontving het nadelig verschil tussen kinderbijslagen en bijdragen. De verevening tussen de verschillende kinderbijslagfondsen beperkte zich tot de kinderbijslagen en de bijdragen. Met name strekte de verevening zich niet uit tot de administratiekosten van de fondsen. Het Kinderbijslagvereveningsfonds bezat de hoedanigheid van rechtspersoon en leidde derhalve een zelfstandig bestaan, los van de overige kinderbijslagfondsen. De inkomsten van dit fonds bestonden uit het saldo van bijdragen boven kinderbijslagen, dat de kinderbijslagfondsen ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 77 daarin moesten storten. Zolang het vereveningsfonds niet over voldoende middelen beschikte tot dekking van zijn uitgaven, werden door het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds tegen een door de minister vast te stellen rente de nodige gelden voorgeschoten.
Ingevolge het besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken bestond het bestuur van het Kinderbijslagvereveningsfonds uit vijf leden, uit wie door de Secretaris-Generaal een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter worden aangewezen. Het bestuur werd bijgestaan door een secretaris, die eveneens werd benoemd door de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken. Het bestuur van het fonds was verantwoordelijk en rekenplichtig aan de Secretaris-Generaal. Binnen negen maanden na het verstrijken van een boekjaar moesten de kinderbijslagfondsen aan het vereveningsfonds een overzicht doen toekomen van de door hen over het afgelopen boekjaar geïnde bijdragen en uitgekeerde kinderbijslagen.
Het bestuur van het vereveningsfonds stelde vervolgens na onderzoek het bedrag vast van het overeenkomstig het bepaalde in artikel 76 van de Kinderbijslagwet in het fonds te storten dan wel daaruit te ontvangen bedrag.
Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van voornoemd besluit, moest het bestuur na het onderzoek het in het fonds te storten dan wel daaruit te ontvangen bedrag vaststellen. Dit bracht mee, dat zijn taak niet van zuiver passieve aard kon zijn. Het bestuur was dan ook van oordeel dat het actief moest optreden. Zo moest het bijvoorbeeld nagaan, of niet te hoge uitkeringen werden verstrekt, de premie-inning wel behoorlijk geschiedde, de boekhouding ordelijk werd gevoerd, de administratiekosten niet vermengd werden met de kinderbijslagen. Teneinde aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 gestalte te geven, benoemde het bestuur per 1 mei 1941 tot inspecteur, de heer P.H. Visser, die bij de uitvoeringsorganen de nodige controle uitoefende. In deze taak werd hij bijgestaan door een aantal controleurs.
Het Kinderbijslagvereveningsfonds is per 1 januari 1965 ingevolge artikel 26 van de Algemene Kinderbijslagwet van 26 april 1962 opgeheven. De nieuwe wet kwam tot stand, omdat het wenselijk was in verband met de invoering van een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte kinderbijslagverzekering wijziging te brengen in wettelijke regelingen inzake kinderbijslag en kindertoelage in de Coördinatiewet Sociale Verzekering, en bovendien de Kinderbijslagwet voor Rentetrekkers en de Kindertoelagewet voor gepensioneerden in te trekken. Per 1 januari 1965 werden de taak, de rechten en verplichtingen en het vermogen van het Kinderbijslagvereveningsfonds overgedragen aan het Kinderbijslagfonds voor Loontrekkenden, welk fonds door de Sociale Verzekeringsbank wordt beheerd.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Bij besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken van 22 november 1940, nr. 3762, afdeling Arbeid, werd het Kinderbijslagvereveningsfonds geconstitueerd. Het secretariaat van het fonds werd gevestigd te 's-Gravenhage, Raamweg 90. In 1943 verhuisde het secretariaat van het fonds naar Amsterdam, Prins Hendrikkade 108. Tijdens de verdere oorlogsjaren is het fonds binnen Amsterdam nog een aantal malen verhuisd, o.a. naar Singel 250 en Bungehuis, Spuistraat 210.
Na de oorlog vestigde het secretariaat van het fonds zich weer te s-Gravenhage, Zeestraat 73. In 1951 verhuisde het secretariaat van het fonds naar R.J. Schimmelpennincklaan 20, waar het secretariaat van het fonds bleef tot aan de opheffing van het Kinderbijslagvereveningsfonds in 1965.
Bij de inwerkingtreding van de Organisatiewet Sociale Verzekering, Wet van 12 juni 1952, Staatsblad nr. 344, werd in hoofdstuk III, artikel 35 bepaald, dat er een Sociale Verzekeringsraad bestaat, welke de hoedanigheid van rechtspersoon bezit. Het secretariaat van de Sociale Verzekeringsraad werd gevestigd te 's-Gravenhage, R.J. Schimmelpennincklaan 20-22. In 1953 werd het secretariaat van het Kinderbijslagvereveningsfonds opgedragen aan de Sociale Verzekeringsraad. Een schriftelijk bewijs van de opdracht werd niet in het archief aangetroffen. Na de opheffing van het Kinderbijslagvereveningsfonds is het archief van het Kinderbijslagvereveningsfonds bij de Sociale Verzekeringsraad gebleven. De Sociale Verzekeringsraad verhuisde in 1973 naar de Pres. Kennedylaan 21. In 1981 heeft de Sociale Verzekeringsraad zich te Zoetermeer gevestigd, Bredewater 12.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Opgave van archiefbescheiden uit het archief van het kinderbijslagvereveningsfonds, periode 1940-1963, vernietigd op respectievelijk 15 en 20 december 1966
  • Circulaires van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
  • Circulaires van de Vereniging van Raden van Arbeid
  • Circulaires van de Federatie van Bedrijfsverenigingen
  • Uitkeringen ingevolge de Kinderbijslagwet (dispensatie-verzoeken verjaringstermijn)
  • Opgave kinderbijslag
  • Rapporten en correspondentie van B.V. Middenstandsonderlinge en B.V. Metaalambachten
  • Rapporten over en correspondentie met het Rijkskinderbijslagfonds, Centraal Beheer, Bureau van Belgische Zaken, de Raden van Arbeid en bedrijfsverenigingen
  • Rapporten e.d. uitgebracht aan het Kinderbijslagvereveningsfonds en het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
  • Algemene rapporten van het Kinderbijslagvereveningsfonds
  • Distributie
  • Administratie art. 37 ZW modellen
  • Administratie ZW en administratiekosten
  • Interne mededelingen van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
  • Financiële overzichten van het Kinderbijslagvereveningsfonds
  • Rekening-courant en voorschotten aan uitvoeringsorganen en Raden van Beroep
  • Voorschotten hr. Visser
  • Voorlopige Verevening
  • Balanscontrole hr. Visser
  • Rapporten premie-controle
  • Correspondentie enz. inzake opgenomen voorschotten en interest beleggingen
  • Weekrapporten
  • Controle-rapporten Centraal Beheer, Raden van Arbeid en bedrijfsverenigingen
  • Rapporten kinderbijslag Raden van Arbeid en bedrijfsverenigingen
  • Kraamgeld controle-rapporten van de bedrijfsverenigingen
  • Toeslagcontrole-rapporten van de bedrijfsverenigingen
  • Kraamgeld controle-rapporten Centraal Beheer
  • Kraamgelddeclaraties Centraal Beheer
  • Kraamgelden Raden van Arbeid en Centraal Beheer
  • Kraamgelden bedrijfsverenigingen en Centraal Beheer
  • Kraamgeld controle-rapporten Raden van Arbeid
  • Controle-rapporten kinderbijslag Raden van Arbeid
  • Controle-rapporten Wet tot aanvulling der Ongevallenrente (W.A.R.)
  • Kraamgelddeclaraties van de bedrijfsverenigingen
  • Kraamgelddeclaraties Raden van Arbeid
  • Declaraties Wet tot Aanvulling der Ongevallenrente (W.A.R.)
  • Toeslagdeclaraties van de Raden van Arbeid en de bedrijfsverenigingen
  • Besprekingen tussen de voorzitter en secretaris
  • Aandeel van het KVF in de kosten van de SVr
  • Overzichten der financiën van het KVF
  • Verevening met de bedrijfsverenigingen
  • Verrekening met de bedrijfsverenigingen van ten onrechte betaalde kinderbijslagen
  • Rekening en verantwoording door het Bureau van Duitse Zaken
  • Rekening en verantwoording door het Bureau van Belgische Zaken
  • Rekening en verantwoording door het Rijkskinderbij slagfonds i.l.
  • Maandelijkse vereveningen, correspondentie met de Raad van Beroep
  • Volmachten en procuraties van tussenpersonen in de geldhandel
  • Belegging van gelden: geldleningen vervallen per 1953 t/m 1966
  • Beleggingen van gelden: algemeen, w.o. offertes
  • Belegging van gelden: kasgeldleningen vervallen per 1956 t/m 1963
  • Briefpapier
  • Drukwerk
  • Stencils
  • Drukwerk: enveloppen
  • Drukwerk: diversen
  • Dienststukken
  • Volmachten van de PTT
  • Adressering van dienststukken
  • Controle-kosten inzake kraamgelden en WAR-uitkeringen
  • Officiële representatie, gelukwensen e.d.
  • Kring der verzekerden, klachten en inlichtingen
  • Kinderbijslag voor schoolgaande (studerende) en invalide kinderen (criterium onderhouden voor rekening van de arbeider) klachten, inlichtingen
  • Uitkeringen ingevolge de KW-dispensatie-verzoeken verjaringstermijn
  • Verrekening en terugbetaling van ten onrechte verstrekte kinderbijslag (klachten)
  • Uitkeringen ingevolge de KW, klachten e.d.
  • Vrijstelling van premiebetaling en kwijtschelding van premie
  • Statistische gegevens kinderbijslagverzekering
Opgave van vernietigde archiefbescheiden 1941-1965
  • Presentielijsten van de vergaderingen van het bestuur
  • Ter kennisneming ontvangen stukken, welke niet hebben geleid tot het ontstaan van een zaak dan wel deel uitmaken van een zaak
  • Geleidebrieven en ontvangstbevestigingen, voor zover niet voorzien van bijzondere opmerkingen
  • Rappelbrieven en verzoeken om bespoediging van de afwerking van een zaak dan wel om de behandeling van de zaak over te nemen
  • Stukken omtrent inlichtingen van eenvoudige aard
  • Opgave van gegevens voor zover deze zijn verwerkt in samenvattende verslagen en overzichten
  • Berichten die na verloop van korte tijd geen betekenis meer hebben
  • Stukken betreffende verbetering, onderhoud en bescherming van eigendommen
  • Stukken betreffende financiële aangelegenheden, met uitzondering van die aangaande begrotingen
  • Stukken betreffende de aanschaf van verbruiksgoederen
  • Stukken betreffende de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen
  • Stukken betreffende opgezegde abonnementen en lidmaatschappen
  • Stukken betreffende telefoonaansluitingen, telefoonnummers en vermeldingen in de telefoongidsen
  • Stukken betreffende de rechtspositie, de functievervulling en het gedrag van individuele personeelsleden
  • Stukken betreffende geneeskundig onderzoek
  • Stukken betreffende de sollicitatie van personen, die niet zijn aangesteld
  • Personeelsstaten en -statistieken
  • Stukken betreffende de vergoedingen, inhoudingen, tegemoetkomingen en incidentele toekenningen
  • Stukken betreffende het vervoer van het personeel van en naar het werk
Deze tweede vernietiging vond plaats bij gelegenheid van de inventarisatie van dit archief in 1981.
Verantwoording van de bewerking
Na de opheffing van het Kinderbijslagvereveningsfonds werd het archief overgedragen aan de Sociale Verzekeringsraad, waar het in 1981-1982 in het kader van de cursus Voortgezette Vorming Archiefbeheer werd geïnventariseerd. Het archief van het Kinderbijslagvereveningsfonds omvat de periode 1940-1966.
Voordat met het inventariseren kon worden begonnen moest eerst uit een massa dossiers, pakken en losse stukken - die tezamen de archieven vormden van het Kinderbijslagvereveningsfonds en het College van Toezicht - het archief van het Kinderbijslagvereveningsfonds worden afgescheiden. Het College van Toezicht, bedoeld bij artikel 120 van de Ziektewet, had ingevolge artikel 89 van de Kinderbijslagwet, het toezicht op de uitvoering van de Kinderbijslagwet door de bedrijfsraden en de erkende bedrijfsverenigingen. Daarna werden de archivalia ontdaan van touwen en kartonnen omslagmappen.
Het archief bestond uit een serie correspondentie van 1940-1953 welke alfabetisch per jaar was geordend., dossiers van 1953-1966 geordend volgens de basis archiefcode VNG en uit losse stukken.
Begonnen werd met de numerieke omlegging van de stukken aan de hand van het correspondentienummer op het stuk. De ingekomen en uitgaande stukken droegen soms hetzelfde, soms een ander correspondentienummer. Aan de hand van het register van ingekomen en van uitgaande stukken kon worden vastgesteld welke stukken bij elkaar behoorden.
Na samenspraak met mijn mentor, de heer Sturkenboom, is besloten de serie correspondentie als serie op te heffen en evenals het gedeelte van 1953-1966 te komen tot een zaaksgewijze ordening volgens de basis archiefcode VNG.
Bij de aanvang van de inventarisatie had het archief een lengte van ongeveer 5 meter en na vernietiging een lengte van ongeveer 2 meter.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Mogelijk als gevolg van verhuizingen en de oorlogsomstandigheden is het archief incompleet en in slechte toestand aangetroffen.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kinderbijslag Vereveningsfonds, bedoeld in artikel 76 der Kinderbijslagwet van 23 December 1939, nummer toegang 2.15.24, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, RVB / Kinderbijslag Vereveningsfonds, 2.15.24, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen Baron Wittert van Hoogland, Dr. E.B.F.F., De Parlementaire Geschiedenis der Sociale Verzekering , 1890-1940, II, 1940. de Gaay Fortman, dr. W.F., van de Ven, mr. A.C.M., Handleiding voor de Toepassing der Kinderbijslagwet , supplement, 1944.