2.06.093 Inventaris van het archief van het Centraal Planbureau, (1945) 1947-1995
Het Centraal Planbureau (opgericht in 1947) is een van de belangrijkste adviesorganen van de regering op financieel-economisch terrein. Het archief bevat naast stukken omtrent de organisatie vooral stukken over hun werkzaamheden. Dat betreft hoofdzakelijk de eigen prognoses en verkenningen: hetCentraal Economisch Plan en de Macro Economische Verkenningen. Tevens zijn er een aantal publicaties en adviezen voor allerlei commissies als bv. voor de SER. Ook zijn er stukken van de diverse hoofdafdelingen waaronder correspondentie, nota's, verslagen en dergelijke.Lees meerLees minder
Ministerie van Economische Zaken: Centraal Planbureau
CPB
Periodisering
archiefvorming: 1947-1995
oudste stuk - jongste stuk: 1945-1995
Archiefbloknummer
E20220
Omvang
942 inventarisnummer(s) 19,00 meter
Taal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.
Archiefdienst
Nationaal Archief
Locatie
Den Haag
Archiefvormers
Centraal Planbureau (CPB)
Samenvatting van de inhoud van het archief
Het Centraal Planbureau (opgericht in 1947) is een van de belangrijkste adviesorganen van de regering op financieel-economisch terrein. Het archief bevat naast stukken omtrent de organisatie vooral stukken over hun werkzaamheden. Dat betreft hoofdzakelijk de eigen prognoses en verkenningen: het Centraal Economisch Plan en de Macro Economische Verkenningen. Tevens zijn er een aantal publicaties en adviezen voor allerlei commissies als bv. voor de SER. Ook zijn er stukken van de diverse hoofdafdelingen waaronder correspondentie, nota's, verslagen en dergelijke.
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Maarschappelijke achtergronden
Tijdens de crisis van de jaren dertig won de gedachte veld dat de overheid ter bestrijding en voorkoming van werkloosheid meer diende in te grijpen in het vrije spel van economische krachten. In 1935 werd het in socialistische kringen opgestelde Plan van Arbeid gepubliceerd, dat naast een uitgebreid Programma ter bestrijding van de heersende werkloosheid ook voorstellen op het institutionele vlak behelsde. Zo werd gepleit voor de instelling van een centraal conjunctuurbureau en een algemene economische raad, dus voor een instantie als het Centraal Planbureau en de Sociaal-Economische Raad. Door controverse en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog duurde het nog tien tot vijftien jaar voordat deze organen in het leven geroepen werden.
Het Centraal Planbureau
Oprichting
Na de Tweede Wereldoorlog nam de behoefte naar een algemeen sociaal-economisch-financieel plan ten behoeve van enerzijds een spoedig herstel en opbouw van het Nederlandse productievermogen anderzijds een gecoördineerd overheidsoptreden en sturing op het economisch leven nog maar toe. Een dergelijk plan moest worden ontworpen na aanwijzingen van de ministerraad, door een in te stellen wetenschappelijk planbureau. De econoom prof.dr. J. Tinbergen, tot dan toe werkzaam was bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, werd bereid gevonden de leiding van dit planbureau te aanvaarden. Aangezien het de bedoeling was aan het bureau een "Raad van Advies voor het Nationale Welvaartsplan" (later opgenomen in de Centrale Plancommissie) te verbinden, hetgeen volgens art. 80 van de Grondwet een speciale wettelijke regeling vereiste, werd het bureau voorlopig, zonder adviescommissie, ingesteld.
Het bureau ving zijn werkzaamheden aan op 15 september 1945, voordat taak en plaats wettelijk vastlagen. In het begin was dan ook sprake van het Centraal Planbureau in oprichting (CPB i.o). Het lukte minister H. Vos van Handel en Nijverheid niet in zijn korte ambtsperiode (juni 1945-juli 1946) om het wetsontwerp "tot voorbereiding van de vaststelling van een Nationaal Welvaartsplan", waarbij een Centraal Planbureau voorzien was, aangenomen te krijgen.
Het was niet zozeer het wetsontwerp, als wel de memorie van toelichting daarop die heftige discussies in de Kamer uitlokte. De memorie sprak van geleid economie en getuigde van een voorkeur voor een sterke sturing van de economie door de overheid of althans door publiekrechtelijke organen. Uiteraard waren de socialisten daarvoor en de liberalen daartegen. Daarnaast waren er voorstanders voor een middenpositie tussen sterke en geen sturing, waarbij een bureau zou functioneren, dat slechts informatie zou verschaffen ten behoeve van het algemeen-sociaal-economische beleid.
In het daarop volgende kabinet-Beel kon minister G.W.M. Huysmans (KVP) van Economische Zaken door het indienen van een Nota van wijziging de partijen zover krijgen, dat ze de Wet van 21 april 1947 (Stb. No. H 127) aannamen. Naast de minister van Economische Zaken traden de minister-president en zijn collega's van de Ministeries van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, van Verkeer en Waterstaat, van Wederopbouw en Volkshuisvesting, van Financiën, van Binnenlandse Zaken, van Buitenlandse Zaken, van Overzeese Gebiedsdelen en van Sociale Zaken op als mede-ondertekenaars. Vanaf dat moment kon de naamstoevoeging i.o. vervallen, omdat taak en status wettelijk waren vastgelegd.
Taak en doelstellingen
In art. 3, lid 1 van de voornoemde Wet van 21 april 1947 werd de taak van het Centraal Planbureau als volgt omschreven: "Het Centraal Planbureau heeft tot taak het verrichten van alle werkzaamheden met betrekking tot het voorbereiden van een Centraal Economisch Plan, dat op geregelde tijden ten behoeve van de coördinatie van het regeringsbeleid op economisch, sociaal en financieel gebied door de regering wordt vastgesteld, alsmede het uitbrengen van adviezen over algemene vragen, welke zich ten aanzien van de verwezenlijking van het plan kunnen voordoen".
Over dit Centraal Economisch Plan (CEP) werd in hetzelfde art. 3 lid 2 gesteld dat het "een evenwichtig samenstel van schattingen en richtlijnen met betrekking tot de Nederlandse volkshuishouding" is. Het CEP is sinds de oprichting een vast gegeven. Het verschijnt jaarlijks in het voorjaar. Daaraan kleefden twee bezwaren: het CEP gaf slechts de te verwachten ontwikkeling voor één kalenderjaar en het verscheen pas als het jaar waarop het betrekking had al begonnen was. Deze bezwaren zijn sinds 1961 ondervangen door de Macro-Economische Verkenning (MEV), die elk jaar op Prinsjesdag verschijnt tegelijk met de Rijksbegroting. De MEV doet ook uitspraken over het volgende kalenderjaar. De eerste MEV verscheen dat jaar op grond van de wens van de Tweede Kamer om de algemene achtergrond waartegen de regering haar plannen ontvouwde te kennen en te beoordelen. Men spreekt in het verband van CEP en MEV van korte termijn prognoses.
De prognoses van het CPB beperkten zich echter niet tot de korte termijn. In de loop van de zestiger jaren werd de behoefte aan prognoses op een langere termijn met name gevoeld bij het bedrijfsleven. "Overwegende dat het ten behoeve van de economische ontwikkeling wenselijk is in samenwerking met het bedrijfsleven een onderzoek in te stellen naar de vooruitzichten op middellange termijn voor onze volkshuishouding als geheel en voor verschillende sectoren afzonderlijk" kwam het tot de instelling door de minister van EZ van werkcommissies. Overigens was bij Wet van 21 april 1947 al voorzien in de mogelijkheid tot instelling van werkcommissies (art. 6). Zo werden de volgende werkcommissies ingesteld: de werkcommissies metaalver-werkende nijverheid; textiel-, kleding- en schoenenindustrie; papierindustrie (24-11-1964, Nr. 664/1251), de werkcommissies voedingsmiddelenindustrie (6-9-1965, Nr. 665/888 a) en chemische nijverheid (6-9-1965, Nr. 665/888 b), de werkcommissie verkeer en vervoer (19-4-1968, Nr. 668/260) en de werkcommissie regionale ontwikkeling (13-6-1969, Nr. 669/418), allen met de taak de vooruitzichten op middellange termijn te bestuderen voor de verschillende sectoren. Zie inv.nrs. 464 tot en met 468, 470 en 472. Het eerste Middellange Termijnplan verscheen in 1966: "De Nederlandse economie in 1970" (zie inv.nr. 115).
Sinds 1952 gaf het Centraal Planbureau ook een serie Monografieën uit waarin interne studies werden gepubliceerd. In 1972 begon men met een nieuwe serie, de Occasional Papers, waarin studies op het terrein van de modelbouw worden bijeengebracht, welke naderhand deel ging uitmaken van de serie Monografieën. Daarnaast geeft het Centraal Planbureau sinds 1985 Werkdocumenten uit met betrekking tot resultaten van onderzoeken ten aanzien van specifieke problemen alsmede Onderzoeksmemoranda, waarin de onderzoeksresultaten van eigen medewerkers zijn vastgelegd. Tenslotte zijn vermeldenswaard de lange termijn studies die sinds de jaren tachtig verschijnen.
Organisatie
Sinds de oprichting tot heden ressorteert het Centraal Planbureau formeel-organisatorisch onder het Ministerie van Economische Zaken. Feitelijk is het echter een staforgaan ten dienste van de regering en wel van de Raad van Economische Aangelegenheden uit de ministerraad. Sinds de oprichting stond er een directeur aan het hoofd van het bureau, bijgestaan door een secretariaat met daaraan naderhand toegevoegd twee adjunct-directeuren/onderdirecteuren, wetenschappelijke adviseurs en nog later een directieadviseur. Het bureau zag er tot 1968 in grote lijnen als volgt uit: Directie, Secretariaat, Afdeling I (Algemene Zaken, later Structurele vraagstukken); Afdeling II (Globaal plan/Algemeen plan), Afdeling III (Bedrijfstakken/ -klassen), Interne Dienst en Comptabiliteit. De afdelingen waren onderverdeeld in sectoren, die regelmatig binnen de organisatie van plaats verwisselden, in omvang toe- of afnamen en naamsveranderingen ondergingen.
In 1968 had er een reorganisatie plaats waarbij de werkzaamheden van het bureau werden verdeeld over hoofdafdelingen en daarbinnen afdelingen. Er kwam toen een vierde hoofdafdeling bij, genaamd Sociale en Regionale Planning. Hoofdafdeling I was belast met onderzoek naar de middellange en lange termijn en hoofdafdeling II met dat van de korte termijn planning. Bij hoofdafdeling III werden de gegevens van de bedrijfstakken nader geanalyseerd. Van 1978 tot en met 1986 kende het bureau nog een vijfde hoofdafdeling, genaamd Sectorstructuur. Deze werd in laatstgenoemd jaar als gevolg van een reorganisatie weer opgeheven. Bij die gelegenheid veranderde de naam van hoofdafdeling IV in Internationale Economische Aspecten.
Verder waren er bureaus en afdelingen die de interne organisatie betroffen, zoals toegepaste wiskunde, bibliotheek, interne en administratieve dienst. Aan het hoofd stond een directeur met twee onderdirecteuren. Tevens waren er een directiesecretaris en een directieadviseur (zie voor organisatieschema's inv.nr. 24).
Positie
Het Centraal Planbureau was een zelfstandig onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, niet ressorterend onder een bepaald directoraat-generaal. Wel diende de directie Algemene Economische Politiek van het Ministerie van Economische Zaken als aanspreekpunt voor het Centraal Planbureau. De Wet van 21 april 1947 voorzag in art. 4 ook in de instelling van de Centrale Plan Commissie. Deze commissie bestond uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, deskundigen op persoonlijke titel en departementale waarnemers. De Centrale Plan Commissie adviseerde de minister van Economische Zaken en de directie van het Centraal Planbureau over de werkzaamheden van het Centraal Planbureau. Het maximum aantal commissieleden van de Centrale Plan Commissie werd bij Wet van 5 november 1948, Stb. No. I 494, uitgebreid van 25 naar 30. Dit was overigens de enige wijziging op de Wet van 21 april 1947.
Verkrijgen en verstrekken van informatie
Overheid
De belangrijkste afnemer van de analyses en prognoses was de ministerraad en daarbinnen vooral de Raad voor Economische Aangelegenheden. De adviezen bereikten de ministerraad of de Raad voor Economische Aangelegenheden doorgaans via een ambtelijk voorportaal, de Centrale Economische Commissie. Deze bestond uit ambtelijke vertegenwoordigers van de ministers, die in de Raad voor Economische Aangelegenheden zitting hadden, de directeur van het Centraal Planbureau en een directielid van De Nederlandse Bank. Het secretariaat van de Centraal Economische Commissie lag formeel bij het Centraal Planbureau, maar in de praktijk bij de directie Algemene Economische Politiek van het ministerie.
Andere afnemers van het Centraal Planbureau waren de individuele departementen. Om analyses en prognoses te kunnen maken was het mede aangewezen op de medewerking van de departementen, met name om inzicht te krijgen in de verschillende beleidsvoornemens. Voor cijfermateriaal was het Centraal Planbureau aangewezen op het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat in 1947 gelijktijdig met het planbureau was ingesteld, en De Nederlandse Bank.
Het adviseren van de regering geschiedde ook indirect via de Sociaal-Economische Raad. Het Centraal Planbureau verstrekte basisinformatie aan de Sociaal-Economische Raad voor zijn adviezen, rapporten en nota's. Dit gold vooral voor de halfjaarlijkse rapporten van de Commissie Ontwikkeling Nationale Economie en voor rapporten van de Economisch Deskundigen, doch ook ten aanzien van studies op speciaal terrein zoals bijvoorbeeld de sociale verzekering.
Buitenland
Voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie was ook hetgeen in het buitenland gebeurde van groot belang. Het Centraal Planbureau ontleende informatie over de economische ontwikkelingen en verwachtingen van andere landen niet alleen aan internationale statistieken, maar ook aan samenwerking in internationaal verband. De belangrijkste internationale organisaties waarin vertegenwoordigers van de overheden van de verschillende landen elkaar ontmoetten waren: de Europese Gemeenschappen, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en de Economische Commissie voor Europa. Deze organisaties bestudeerden o.a. de economische ontwikkeling en de vooruitzichten in de aangesloten landen en wisselden hun inzichten en gegevens uit. De Europese Gemeenschappen en de Organisatie voor Economische Samenwerking werkten op respectievelijk korte en middellange termijn. De Economische Commissie voor Europa, waarin ook de landen van het Oostblok deelnamen, streefde naar een economische visie in breder internationaal verband, op korte en soms op lange termijn. Voorts was er nog de Association des Instituts Européens de Conjuncture Economique. Dit was een genootschap van enige Westeuropese instituten, die de conjuncturele ontwikkelingen volgden, analyseerden en op korte termijn voorspelden.
Tevens werd er informatie uitgewisseld in het kader van een tweetal wetenschappelijke projecten; het zogenaamde LINK-project, dat beoogde de economische modellen die in de deelnemende landen werden gebruikt aan elkaar te koppelen, en het METEOR-project, waarin een econometrisch wereldmodel, toegespitst op de EEG-landen, werd opgezet door het Centraal Planbureau in samenwerking met de economische afdeling van het Brusselse secretariaat (zie inv.nrs. 182 en 184).
Bedrijfsleven
Het bedrijfsleven was, naast gebruiker, eveneens leverancier van informatie. In de eerste plaats via de samenwerking in verband met de opstelling van de middellange termijnprognoses. Deze samenwerking werd geïnstitutionaliseerd in werkcommissies, waarin voor afzonderlijke bedrijfstakken overleg plaatsvond tussen het Centraal Planbureau en experts uit die takken. Daarnaast was er ook de Commissie Bouwplanning (zie inv.nrs. 461 - 463). Verder was er de jaarlijkse conjunctuurenquête: een verzameling interviews, waarmee beoogd werd een hoeveelheid additionele informatie te verkrijgen ten aanzien van een aantal economische grootheden, zowel ten aanzien van de ontwikkeling in het lopende als in het komende jaar (zie inv.nr. 269).
Geschiedenis van het archiefbeheer
De secretaresses vormden en beheerden in feite een centraal archief. Daarnaast vervaardigden de administratieve medewerkers in de praktijk, gedeeltelijk met behulp van originele stukken, een schaduwarchief. Ten behoeve van de vorming en het beheer van het archief door de secretaresses bestonden geen richtlijnen.
In het jaar 2000 werd door de CAS een van het Centraal Planbureau afkomstig archiefbestand bewerkt. Dit vormde een aanvulling op de bescheiden uit de periode 1947-1989, die niet voor vernietiging in aanmerking kwamen, die de CAS reeds in 1993 had bewerkt.
Het archiefblok 1990-1995 van het Centraal Planbureau (CPB) is in 2018 vanuit het depot van het CPB aan de Bezuidenhoutseweg 30 te Den Haag naar Doc-Direkt te Winschoten getransporteerd.
Het archief bestond uit twee delen: een geïnventariseerd en geselecteerd deel met een omvang van 5,125 meter en een niet-geïnventariseerd en -geselecteerd deel met een omvang van 8 meter.
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief is het archief in 2023 bewerkt door Doc-Direkt te Winschoten.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2023 door Ministerie van Economische Zaken overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
Het archief bevat de volgende bestanden:
persoonlijke archieven van bepaalde medewerkers van het Centraal Planbureau;
bescheiden geordend volgens de Universele Decimale Classificatie;
bescheiden geordend op (hoofd)afdeling.
Binnen deze bestanden waren de stukken chronologisch geordend. De aanvulling op het archief van het Centraal Planbureau (CPB) over de periode 1990-1995 bevat onder andere de volgende archiefbescheiden: totstandkoming van Centraal Economische Plannen CEP), Macro Economische Verkenningen (MEV) en andere publicaties op economisch gebied. Daarnaast bevat het archief series interne en externe notities en ingekomen en afschriften van uitgaande brieven van Hoofdafdelingen en (onder)directeuren van het CPB. Hoofdafdeling I was belast met onderzoek naar de middellange en lange termijn en hoofdafdeling II met dat van de korte termijn planning. Bij hoofdafdeling III werden de gegevens van de bedrijfstakken nader geanalyseerd. Hoofdafdeling IV hield zich met de sociale en regionale planning en de internationaal economische analyse.
Selectie en vernietiging
De selectie met betrekking tot het oorspronkelijke blok 1947-1989 heeft plaats gevonden aan de hand van de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, welke behoren tot het archief van het Ministerie van Economische Zaken en de daaronder ressorterende diensten, welke is vastgesteld bij beschikking van de minister van Economische Zaken van 14 juni 1965 (MH 465/878) en bij beschikking van de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 7 september 1965 (OKN 117.173). In 1987 werd deze lijst voor het laatst gewijzigd.
De begincesuur is 1945, het jaar waarin het Centraal Planbureau i.o. haar werkzaamheden begon. De eindcesuur van het oorspronkelijke blok is 1995. Het archief was incompleet. Van de agenda's van ingekomen en uitgaande stukken zijn alleen de jaren 1977 tot en met 1985 aangetroffen. Van de jaarverslagen alleen de jaren 1947-1948, 1953 en 1954.
De selectie van het archief van het Centraal Planbureau (aanvulling 2025 met betrekking tot het blok 1990-1995) heeft plaatsgevonden aan de hand van de volgende vastgestelde Basisselectiedocument (BSD):
[210] Selectielijst van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en taakvoorgangers vanaf 2000, vastgesteld bij besluit van 9 augustus 2018, kenmerk: NA/2018/1368953, Stcrt. 2018-44941.
De totale omvang van het te vernietigen bestand was 1,25 meter. De archiefstukken die voor vernietiging in aanmerking kwamen, zijn na verkregen toestemming van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat afgevoerd door Reisswolf Nederland BV en daar op de gebruikelijke wijze vernietigd.
Aanvullingen
Het is te verwachten dat de archiefblokken van na 1995 van het Centraal Planbureau tevens worden overgebracht naar het Nationaal Archief.
Verantwoording van de bewerking
Blok 1947-1989
De inventaris is ingedeeld in stukken van algemene aard en stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen. De stukken ingedeeld bij de afzonderlijke onderwerpen betreffen de organisatie, het personeel en de taakuitvoering. De aangetroffen secretariaatsarchieven van commissies zijn achteraan in de inventaris opgenomen. De taakuitvoering door de (hoofd)afdelingen is onderverdeeld in:
taakuitvoering naar onderwerp met daaronder prognoses, verkenningen, publicaties, samenwerking en werkzaamheden ten behoeve van derden;
de taakuitvoering per hoofdafdeling met daaronder stukken geordend op hoofdafdeling, hetgeen overeenkomt met de oude ordening.
De te bewaren bescheiden van een hoofdafdeling waren te splitsen in:
Nota's, voorzien van een volgnummer.
Notities, ook voorzien van een volgnummer.
Nota's en notities, die geen volgnummer hebben.
Indien bij de hierboven genoemde stukken een onderwerp (van enige omvang) duidelijk te onderkennen was, zijn de stukken op onderwerp geordend. Bijvoorbeeld onderwijs, verkeer en vervoer. De overige stukken zijn opgenomen in een reeks nota's, een reeks notities, beide voorzien van volgnummers en een reeks nota's en notities zonder volgnummer. De persoonlijke archieven van medewerkers van het Centraal Planbureau bevatten voornamelijk lidmaatschapsarchieven. Daarvan zijn de stukken, die uit hoofde van het lidmaatschap zijn ontvangen vernietigd. De stukken, die door het Centraal Planbureau zijn opgesteld ten behoeve van commissies, werkgroepen, internationale organisaties enz., waarvan men lid of adviseur was, zijn daarentegen wel bewaard. De aanvulling uit 2000 werd in het al geïnventariseerde bestand geïntegreerd. Indien mogelijk werden deze stukken in bestaande inventarisnummers ingevoegd. In een enkel geval leidde dit tot aanpassing van de beschrijving van het betreffende archiefbestanddeel. Wanneer inpassing in een bestaand inventarisnummer niet mogelijk was, werd een nieuwe beschrijving gemaakt. Deze beschrijvingen werden genummerd vanaf het laatst gebruikte nummer in de inventaris van 1993 en op een logische plaats in de inventaris ingevoegd. Er werd een concordans vervaardigd met een verwijzing van ingevoegde of verplaatste inventarisnummers naar de bladzijdenummers van de inventaris. Deze concordans werd achter in de inventaris opgenomen. Voor de bewerking had het de aanvulling uit 2000 een omvang van 134,5 meter. Hiervan is 19,25 meter bewaard, hetgeen een vernietigingspercentage oplevert van 86%. Het te vernietigen gedeelte is afgevoerd naar Van Gansewinkel Nederland BV. Een gedeelte van het archief van het CPB uit de periode 1946-1954 was al in 1969 aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen. In 1988 was dit archief globaal door een medewerker van het Algemeen Rijksarchief geïnventariseerd. Oorspronkelijk waren de stukken rubrieksgewijs volgens een waarschijnlijk eind 1946 opgestelde "dossierindeling" geordend, die in hoofdlijnen tot de overdracht in 1969 werd gebruikt. Daarbij viel het op dat de stukken over de periode september 1945 - juni 1946 ontbraken. Hoewel toen bekend was dat er dus elders nog stukken aanwezig waren over de jaren 1945 - 1954 zijn deze toen bewust buiten de inventarisatie gehouden. Hierbij werd de oude orde van het archief zoveel mogelijk gerespecteerd. De hoofdrubrieken zijn intact gelaten, soms met de door het Centraal Planbureau gehanteerde naam, soms met een noodzakelijke gewijzigde naam. Vele bundels stukken zijn gehandhaafd maar van een archivistisch verantwoorde beschrijving voorzien, terwijl sommige samengevoegd, geschoond of vernietigd zijn. Bij de aanvang van de inventarisatie bedroeg de omvang van dit gedeelte van het archief 4,7 meter en na afloop 3,9 meter. Dit werd met name bereikt door de stukken uit de categorieën algemeen en .07 en .08 (organisme en personeel) met behulp van de hiervoor genoemde vernietigingslijst van het Ministerie van Economische Zaken te vernietigen. De CAS heeft deze stukken op grond van de inhoud zoveel mogelijk ingedeeld naar de rubrieken van de Afdeling, waar deze destijds zijn gevormd. Omdat dit archiefdeel in het verleden regelmatig is geraadpleegd is er achterin de inventaris een tweede concordans opgenomen, waarin verwijzingen van de oude naar de nieuwe nummers zijn opgenomen. Na afloop van de bewerking werd het gehele archiefbestand overgedragen aan het Nationaal Archief.
Blok 1990-1995
Ten behoeve van de bewerking van het archief van het Centraal Planbureau (CPB) werd een beslisdocument opgesteld dat de basis vormde voor de bewerking. In het beslisdocument, mede ondertekend door het Nationaal Archief, zijn de afspraken met betrekking tot de selectie, ontsluiting, materiële verzorging en de overbrenging vastgelegd.
De periodisering van het te bewerken archiefblok was 1990-1995. Het begin- en eindjaar van de inventaris is derhalve 1990-1995. In het archief bevinden zich stukken van vóór 1990. Deze stukken bevinden zich in personeelsdossiers of in series met een doorlooptijd binnen de cesuur van het archiefblok. Enkele stukken zijn van na 1995. Deze stukken zijn uit praktische overwegingen opgenomen in deze inventaris.
De totale omvang van het archief van het Centraal Planbureau (CPB) voor aanvang van de bewerking was 13,25 meter. Hiervan is 9,75 meter bewaard. De overige archiefbescheiden kwamen voor vernietiging in aanmerking.
Voor de te vernietigen dossiers is een vernietigingsvoorstel opgesteld met een specificatie van de te vernietigen dossiers. Nadat de zorgdrager het vernietigingsvoorstel heeft getekend, heeft de vernietiging plaatsgevonden op grond van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995
Ten behoeve van de overbrenging van de te bewaren dossiers naar het Nationaal Archief dient het archief onder andere te voldoen aan de eisen met betrekking tot de duurzaamheid van archiefbescheiden zoals vastgelegd in de Archiefregeling 2009. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG: Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Economische Zaken: Centraal Planbureau, nummer toegang 2.06.093, inventarisnummer ...
VERKORT: NL-HaNA, CPB, 2.06.093, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Literatuuropgave C.A. van den Beld, 'Het Centraal Planbureau, un peu d’histoire’, in: A. Knoester (red.), Lessen uit het Verleden: 125 jaar Vereniging voor de Staathuishoudkunde , Leiden 1987, 213-225. V. van den Bergh, Inventaris van het archief van het Centraal Planbureau over de periode van 1946-1945 (1966) , ’s-Gravenhage: Algemeen Rijksarchief, 1988. Geschiedschrijving van de toekomst. Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein algemene wetenschappelijke beleidsvoorbereiding, (1892) 1945-1996 (Samenstelling drs. F. van der Doe, drs. A.G. de Vries en drs. Ch.M. Zeegers), ’s-Gravenhage 1998. J. Passenier, Van planning naar scanning. Een halve eeuw Planbureau in Nederland , Groningen 1994. Inventaris van het archief van het Centraal Planbureau, (1945) 1947-1989 , Winschoten: Centrale Archief Selectiedienst/ Interdepartementaal Tekstverwerkingscentrum, 1993.
Bijlagen
Concordans
Concordans van oud inventarisnummer uit de toegang van 1988 naar inventarisnummer in de huidige toegang
Deze vertaling is automatisch gegenereerd en kan fouten bevatten. Pagina's die persoonlijke informatie bevatten worden vanwege de privacy niet automatisch vertaald en zijn alleen beschikbaar in het Engels. Lees hier meer over onze vertaalde website.