Terug naar zoekresultaten

2.21.209 Inventaris van het archief van B. Roolvink [levensjaren 1912-1979], 1930, 1944-1979

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.209
Inventaris van het archief van B. Roolvink [levensjaren 1912-1979], 1930, 1944-1979

Auteur

J.H. Kompagnie

Versie

11-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 321 B. Roolvink
Roolvink

Periodisering

archiefvorming: 1944-1979
oudste stuk - jongste stuk: 1930-1979

Archiefbloknummer

C24459

Omvang

; 203 inventarisnummer(s) 3,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Roolvink, B.

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van B. Roolvink bevat grotendeels stukken betreffende zijn openbare leven, waaronder teksten van redevoeringen en correspondentie. Naast stukken met betrekking tot zijn staatkundige activiteiten, zijn dat ook stukken betreffende (bestuurs-)lidmaatschappen, voorzitterschappen en commissariaten. Een klein gedeelte van het archief omvat stukken betreffende zijn particuliere bestaan en documentatie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Jeugd, opleiding en eerste beroep (1912-1946)
Bauke Roolvink wordt op 31 januari 1912 geboren in Wijtgaard, een Fries dorp onder de rook van Leeuwarden. Ook zijn moeder, Elske Hoekstra, is in deze plaats, gelegen in de Friese Kleistreek, geboren en getogen. Zijn vader, Dirk Roolvink, was afkomstig uit de Friese wouden. Deze was van beroep landarbeider.
Om de heersende werkloosheid te ontlopen vestigt het gezin-Roolvink zich in 1913 in het Duitse Roergebied. Het verblijf aldaar duurt slechts een jaar. Enkele maanden voordat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, keert men naar Nederland terug en vestigt men zich opnieuw in Friesland.
In het dorp Wirdum bezoekt Bauke de christelijke lagere school, van welke school hij een "matige leerling" blijkt te zijn. Van grote invloed op zijn latere belangstelling en vorming is een gebeurtenis die hij in 1925 meemaakt als zijn vader, na een ziekte van enkele weken, geen enkele uitkering meer van werkgeverszijde ontvangt, waardoor de man, hoewel niet hersteld, toch weer aan de slag gaat. Na de lagere school ontvangt Bauke Roolvink een driejarige opleiding tot smid-bankwerker op de Ambachtsschool.
In 1928, op 16-jarige leeftijd, wordt hij aangenomen op een scheepswerf in Leeuwarden als metaalarbeider voor een loon van twaalf cent per uur, dat hij ter aanvulling van het totale gezinsinkomen aan zijn ouders afdraagt. Na ruim een jaar op de scheepswerf werkzaam te zijn geweest werkt hij gedurende een half jaar op een constructiewerkplaats in de Friese hoofdstad. In 1929 verlaat Roolvink Friesland om zijn kost te gaan verdienen bij de in Hilversum gevestigde haardenfabriek E.M. Jaarsma N.V., waarbij reeds vele Friezen werkzaam waren doordat de fabriek voorheen in Friesland had gestaan. Als redenen voor deze "emigratie" noemt Roolvink het verschil in loonhoogte tussen Friesland en Holland en zijn ambitie om zich ooit nog eens als zelfstandig ondernemer te kunnen vestigen ("altijd in dienst bij een ander (...) lachte mij minder toe"), waartoe hij zoveel mogelijk ervaring in verschillende werkkringen tracht op te doen. Voorlopig worden zijn ambities echter teniet gedaan door de recessie die gedurende een kleine tiental jaren de wereld en Nederland teistert.
Van belang voor zijn latere karrière is Roolvinks intensieve deelname aan het gereformeerde verenigingsleven, die hem een strakke vergadertechniek- en discipline bijbrengt.
In 1935 is Roolvink getrouwd met Gijsberta Cornelia Schouten. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren.
Tijdens de oorlogsjaren vormt hij samen met twee katholieke kollega's een "illegale fabriekskern" met het doel de Duitsgezinde 'sociale voorman', aangesteld door het Nationaal Arbeidsfront (N.A.F.), te dwarsbomen. Ten tijde van de bevrijding is Roolvink gedurende drie maanden lid van de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten (N.B.S.), van welke organisatie hij aan het eind van die periode tot kapitein wordt benoemd. Van een aanbod om als militair naar Nederlandsch-Indië te gaan maakt hij geen gebruik.
Vakbondsbestuurder (1946-1959)
In augustus 1945 hervat Roolvink zijn werkzaamheden bij de Hilversumse haardenfabriek en wordt aktief in de in juni 1945 heropgerichte Christelijke Metaalbewerkersbond, waarvan hij al vanaf 1930 lid was. In mei 1946 wordt hij, nadat hij een jaar eerder tot voorzitter van de afdeling Hilversum was gekozen, benoemd tot full-time gesalarieerd bestuurder van de Christelijke Metaalbewerkersbond. Later noemde hij deze overgang van fabrieksarbeider naar "vrijgestelde" van de bond de grootste sprong uit zijn karrière. Tot 1947 is zijn werkterrein de zuidelijke provincies, daarna wordt zijn standplaats Amsterdam, waar hij tot medio 1951 werkzaam is geweest. Deze periode kenschetst Roolvink als "mijn mooiste tijd". Met enthousiasme volgt hij de door het Christelijk Nationaal Vakverbond (C.N.V.) georganiseerde kaderkursussen, tijdens welke hij ook voor het eerst kennis maakt met een buitenlandse taal. In 1951 wordt hij gekozen tot tweede voorzitter van het C.N.V. en naar Utrecht overgeplaatst. Vervolgens volgt in november 1952 zijn benoeming tot secretaris van het C.N.V., waardoor hij veel bemoeienis heeft met de loon- en prijspolitiek, sociaal-pedagogisch werk en aangelegenheden betreffende de sociale verzekeringssector. Gedurende tien jaar (1949-1959) is hij tevens gemeenteraadslid voor de Anti-Revolutionaire Partij (A.R.P.) in de gemeenteraad van Hilversum. Lid van de A.R.P. was hij al in 1935 geworden.
Staatssecretaris (1959-1963)
In 1958 komt er een eind aan de samenwerking tussen de Partij van de Arbeid (P.v.d.A.) en de Katholieke Volkspartij (K.V.P.) die vanaf 1946 reeds heeft geduurd. Na het voortijdig aftreden van het vierde kabinet-Drees worden er in februari 1959 verkiezingen gehouden. Een eerste poging van J.E. de Quay om te komen tot een vorming van een nieuw kabinet mislukt. Een hernieuwde poging met behulp van de katholieke voormannen Romme en Beel heeft wel succes. De plaats van de socialisten in dit kabinet-De Quay wordt nu ingenomen door de liberalen. Na aandrang, van (de eveneens gereformeerde, anti-revolutionaire, Friese) Jelle Zijlstra, besluit Roolvink tot verrassing van menigeen om als staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid tot het kabinet toe te treden. De overgang van de C.N.V.-secretaris naar een kabinet dat door velen uit de vakbondskringen als een "werkgeverskabinet" wordt getypeerd, wordt niet door iedereen toegejuicht. Het eerste debat doorstaat Roolvink, die geen enkele parlementaire ervaring bezit, met glans. Met name wordt er fel gediscussieerd tussen hem en de socialisten Suurhoff (de minister van Sociale Zaken in het kabinet-Drees), Baart en Roemers. Roolvinks devies in deze is; "Wie mij slaat krijgt een klap terug". Als in juli 1961 de niet zo sterke minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Van Rooy, aftreedt, wordt deze opgevolgd door de K.V.P.'er Veldkamp, door wiens toedoen de speelruimte van staatssecretaris Roolvink drastisch wordt beperkt. In 1963 loopt de regeertermijn van het kabinet-De Quay af. In het nieuw-gevormde kabinet Marijnen wordt geen plaats ingeruimd voor Roolvink.
Lid van de Tweede Kamer en A.R.P.-fraktieleider (1963-1967)
Nadat Roolvink in 1963 samen met Smallenbroek en Biesheuvel de lijst van de Anti-Revolutionairen heeft aangevoerd, neemt hij zijn plaats in de banken der volksvertegenwoordiging in. Smallenbroek wordt A.R.P.-fraktieleider, Roolvink zijn plaatsvervanger.
In februari 1965 struikelt het kabinet-Marijnen over het door hem gevoerde omroepbeleid. In het nieuwe kabinet onder leiding van de K.V.P.'er Cals nemen ook Smallenbroek en Biesheuvel als respectievelijk minister van Binnenlandse Zaken en minister van Landbouw en Visserij zitting alsmede, voor het eerst weer sinds 1958, de socialisten. Na een interne strijd wordt niet P.C. Elfferich maar Roolvink de nieuwe leider van de A.R.P.-fraktie in de Tweede Kamer dankzij de doorslaggevende stem van het kamerlid J. Boersma. Met name door sommige socialisten wordt deze verkiezing gezien als het leggen van "een bom onder het nieuwe kabinet". De jaren 1965 en 1966 zijn zeer turbulent. Grote opwinding ontstaat als eind 1965 blijkt dat prinses Beatrix, de troonopvolgster, in het huwelijk wil treden met de Duitser Claus von Amsberg. Roolvink is de A.R.P.-woordvoerder in het kamerdebat waarin het parlement zich beraadt over de kwestie van het al dan niet toestemming geven tot dit huwelijk en in het hiermee in verband staande debat inzake de zaak-Nederhorst die betrekking heeft op de publikatie van een vertrouwelijke brief van P.v.d.A.-fractieleider Nederhorst waarin deze blijk geeft van een non-konformistische visie op het Koningshuis en enkele prominenten van K.V.P.-huize. 1966 is het jaar van de opkomst van Provo (in juni heeft Roolvink een gesprek met de Provo's Rob Stolk en Duco van Weerlee over vooral het 'gezag'), de rellen rondom het prinselijk huwelijk van Beatrix en Claus en de grote onrust onder bouwvakkers in Amsterdam. Door aanneming van een motie op 13 oktober 1966 betreffende de begrotingsfinanciering (in de z.g. "Nacht van Schmelzer") wordt het kabinet-Cals gedwongen heen te gaan. Overigens stemt de A.R.P. en bloc tegen deze motie van K.V.P.-fraktieleider Schmelzer.
In afwachting van nieuwe verkiezingen wordt vervolgens een interim-kabinet geformeerd dat onder leiding komt te staan van de anti-revolutionaire oud-minister Zijlstra.
Minister (1967-1971)
Als in 1967 de verkiezingen hebben plaatsgevonden, waarbij niet Roolvink maar Biesheuvel de lijstaanvoerder van de A.R.P. is geweest, treedt in april 1967 een kabinet (met liberalen in de plaats van de socialisten) aan waarvan de K.V.P.'er P.S.J. de Jong minister-president wordt. Roolvink wordt uitgenodigd om in dit kabinet zitting te nemen als minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Hij neemt nu metterdaad de gelegenheid te baat om, zoals prof. mr W.F. de Gaay Fortman het uitdrukt, op "de stoel van Talma" te gaan zitten. Het grote doel dat het kabinet-De Jong voor ogen staat is het keren van de inflatiegolf. Uitvoerder van het hierop gerichte beleid wordt de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Vier jaar lang heeft Roolvink in de frontlinie gestaan, waarbij hij vele aanvallen te verduren heeft gehad. Nadat hij een aantal bepalingen uit een 'Bouw-C.A.O.' onverbindend heeft verklaard, stromen 20.000 bouwvakkers samen om van hun afkeer van zijn beleid blijk te geven. Het experiment met de vrije loonvorming wordt ook al snel stopgezet. Via dwingende maatregelen wil de regering vat krijgen op de ontwikkeling van de lonen. Roolvink ontwerpt daartoe een loonwet (door tegenstanders "knevelwet" genoemd) waarvan artikel 8 de regering de bevoegdheid geeft om in afzonderlijke C.A.O.'s in te kunnen grijpen.
Eensgezind komt vooral de vakbeweging hiertegen in verzet. Massale protestdemonstraties worden georganiseerd waarbij zelfs de kleding der aktievoerders wordt aangepast.
Zo zegt N.K.V.-bestuurder Beumer dat hij door het dragen van een zwarte das wil aangeven wat hij van de loonmaatregelen vindt, maar dat zijn groene overhemd erop wijst dat hij toch de hoop niet heeft verloren dat het parlement de maatregelen zal blokkeren. En op spandoeken en in spreekkoren wordt Roolvinks naam vervormd tot een scheldnaam. Behalve met de loonpolitiek houdt hij zich ook bezig met wetgevende arbeid op het gebied van de medezeggenschap, de minimumlonen, de ondernemingsraden, bezitsvorming en de ziektekosten. In 1970 spreken krantekoppen over hem als "de meest verguisde politicus van het jaar" en in 1971, als de vierjarige termijn van het kabinet-De Jong afloopt, als "de zondebok van het oude kabinet". Dat ook de A.R.P.-leiding bedenkelijk aankijkt tegen Roolvinks optreden, waardoor vooral de vakbeweging van het kabinet is vervreemd, blijkt als men hem op de A.R.P.-kandidatenlijst niet een mogelijk eerste, maar slechts een vijfde plaats toekent. Ook wil men niet horen van een hernieuwd fraktievoorzitterschap van de man die zelf ervan overtuigd is dat hij de stem vertolkt van een groot deel der anti-revolutionaire achterban.
Lid van de Tweede Kamer (1971-1977)
In 1971 neemt Roolvink, de exponent van het beleid van het Kabinet-De Jong en daardoor de verpersoonlijking van het konflikt tussen regering en vakbeweging, als gewoon kamerlid zitting in de Kamer voor de A.R.P. die nu onder leiding staat van W. Aantjes, de opvolger van Biesheuvel, die de nieuwe regeringsleider wordt. Persoonlijk kost deze overgang Roolvink minder moeite dan de overgang in 1963 van staatssecretaris naar kamerlid. Naast het werk, voortvloeiend uit zijn kamerlidmaatschap, is hij ook werkzaam als commissaris van een tiental bedrijven. Daarnaast bekleedt hij vele funkties binnen het verenigingsleven. In 1976 maakt het Amerikaanse olieconcern Gulf Oil bekend dat o.a. Roolvink zich als (min of meer geheim) adviseur verdienstelijk voor dit bedrijf maakt. Over de verenigbaarheid van deze funktie met het kamerlidmaatschap ontstaat een diskussie in pers en parlement. In 1977 beëindigt Roolvink zijn aktieve politieke loopbaan en trekt zich vervolgens grotendeels uit het openbare leven terug.
In september 1979 openbaart zich bij hem een ernstige ziekte; op zondag 25 november 1979, 67 jaar oud, is Roolvink overleden.
Karakteristiek
Door zelfwerkzaamheid en een sterke ambitie heeft Roolvink zich ontplooid en opgewerkt en het van "fabrieksarbeider tot minister" gebracht. Wat anderen op hem voor hadden qua studie en scholing, kompenseerde hij door veel praktische ervaring, een groot bestuurderstalent en een fabelachtig geheugen. Met de van J. Zijlstra overgenomen "lood om oud ijzer"-uitspraak onderschreef ook Roolvink dat christen-demokraten geen principiële voorkeur hoeven te hebben voor samenwerking met liberalen of socialisten, omdat, in tegenstelling tot deze partijen "ons uitgangspunt de bijbel is". Toch had hij de naam zeker geen socialistenvriend te zijn met wie hij nimmer in een kabinet heeft samengewerkt. Zijn opponenten wilden nog weleens geïrriteerd raken door zijn ietwat belerende manier van spreken, versterkt door zijn zware, sonore basstem. En wat de één waardeerde als rechtlijnigheid werd door de ander als taktloosheid aangemerkt, als een gebrek aan soepelheid. Roolvinks ontspanning bestond uit vooral het lezen van Friese (en) historische romans. Zijn favoriete schrijver was Jan Mens.
Voor zijn eigen gevoel heeft hij nooit zijn afkomst verloochend, en is hij ook niet van zijn achterban vervreemd geraakt. Een belangrijk deel van de A.R.P., dat een wat behoudende politiek voor ogen stond, erkende hem als de vertolker van haar gevoelens.
Met hen maakte hij het opgaan mee van de A.R.P. in het Christen-Democratisch Appèl (C.D.A.) waartegenover hij aanvankelijk gereserveerd stond, maar waarvan hij in de loop der tijd een groot voorstander werd. En als hem eens verweten werd dat hij te weinig kontakt zou hebben met de eenvoudige man (en vrouw), dan antwoordde hij: "Ik ben zelf ook maar een gewone jongen".
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 1980 is het persoonlijk archief van Bauke Roolvink naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht.
Schenking (van een niet overheidsarchief)

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat stukken betreffende het openbare leven van Roolvink en stukken die betrekking hebben op zijn particuliere bestaan.
Wat de stukken van zakelijke aard betreft zij opgemerkt dat deze een beperkt inzicht verschaffen in het handelen van Roolvink als partijpolitikus en bewindsman. Zo bestaat het gedeelte van het archief uit de periode van zijn staatssecretariaat van Sociale Zaken en Volksgezondheid nagenoeg geheel uit brieven die hij ontving ter gelegenheid van zijn benoeming tot staatssecretaris. In dit deel komen, evenals in het deel betreffende zijn ministerschap, nauwelijks archivalia voor die een aanvullend inzicht geven in door hem behartigde beleidsaangelegenheden.
Uit de periode 1963-1967, waarin Roolvink voor de eerste maal kamerlid was en fraktieleider van de A.R.P., is bijna geen enkel stuk aanwezig.
Verantwoording van de bewerking
Voor en tijdens de overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief is een plaatsingslijst op het archief gemaakt dat dossiersgewijs geordend was, welke ordening ook tijdens de inventarisatie grotendeels onaangetast is gelaten. Bij de definitieve beschrijving is een onderscheid gemaakt in stukken betreffende het openbare leven van Roolvink en stukken die betrekking hebben op zijn particuliere bestaan.
De opgenomen documentatie is summier beschreven daar deze wellicht later zal worden samengevoegd met documentatie van andere politici van A.R.P.-huize.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 321 B. Roolvink, nummer toegang 2.21.209, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Roolvink, 2.21.209, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Literatuur Mr Douwe Schaafsma, Bauke Roolvink, zijn levensverhaal en politieke terugblik. Hilversum, 1978.

Archiefbestanddelen