Terug naar zoekresultaten

2.21.163 Inventaris van het archief van H.W. Tilanus [levensjaren 1884-1966], ca. 1890-1966; enige van zijn familieleden, 1867-1942

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.163
Inventaris van het archief van H.W. Tilanus [levensjaren 1884-1966], ca. 1890-1966; enige van zijn familieleden, 1867-1942

Auteur

G.H. de Kinkelder

Versie

13-08-2018

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1975 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 240 H.W. Tilanus
Tilanus

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1867-1966

Archiefbloknummer

C25129

Omvang

; 231 inventarisnummer(s) 3,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale, geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hendrik Willem Tilanus (1884-1966)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Hendrik Willem Tilanus (1884-1966), zelf zoon van een cavalerie-officier, doorliep de Cadettenschool te Alkmaar en vervolgens de KMA te Breda. Na een periode werkzaam te zijn geweest als officier, vervulde hij een functie als artillerie leraar aan ditzelfde instituut. Hij sloot zich aan bij de C.H.U., voor welke partij hij kamerlid en partijsecretaris werd. Tijdens de oorlog werd hij door de bezetter als politieke gevangene in verschillende kampen geïnterneerd, waaronder St. Michielsgestel. Tilanus keerde zich na de oorlog tegen de doorbraakgedachte van de Nederlandse Volksbeweging. Het archief bevat o.a. correspondentie, aantekeningen- en knipselboeken, artikelen, foto's, en stukken opgemaakt uit hoofde van zijn functies en nevenfuncties.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Hendrik Willem Tilanus werd geboren te Deventer op 5 oktober 1884 als zoon van de cavalerie-officier Willem Joris Tilanus (7 december 1858-4 januari 1928) en Clasina Jacoba Johanna van Os (20 april 1853-1 september 1887) ( Tweede zoon uit dit huwelijk was Arnold Dirk Adriaan (4 augustus 1887-9 maart 1911). Op 2 oktober 1890 hertrouwde zijn vader met Cornelia Mathilda Godefroi (1 februari 1859-3 februari 1949), enig kind uit dit huwelijk was Michel Jacob (14 september 1891-20 januari 1963). ) . De lagere school bezocht hij te Deventer, Leiden en 's-Gravenhage, aldaar laatstelijk het Instituut Tesch. Dit gaf tevens een voorbereiding op de Cadettenschool te Alkmaar, welke hij bezocht van 1902 tot 1904. In oktober 1904 ging hij naar de Koninklijke Militaire Akademie te Breda, waar hij de richting Artillerie koos. Omdat de militaire studie hem toch niet helemaal bevredigde dateren al uit deze periode (1906) zijn pogingen om door middel van privélessen het staatsexamen te behalen; dit om later theologie of staatsrecht te kunnen gaan studeren, zaken waarnaar toen al zijn belangstelling uitging. Uiteindelijk is hier niets van gekomen ( Wel ontving hij in 1958 een ere-doctoraat in de rechten van de Vrije Universiteit van Amsterdam. ) . Zijn opleiding aan de K.M.A. werd afgesloten met zijn benoeming tot tweede luitenant op 22 juli 1907 en plaatsing bij het garnizoen te Gorinchem met ingang van half augustus. In Gorinchem leerde hij zijn vrouw kennen, Johanna Catharina Hillegonda Adriana Middelbeek (28 augustus 1884-31 mei 1947), dochter van zijn chef luitenant-kolonel Dirk Johannes Middelbeek. Uit het huwelijk, gesloten op 30 september 1909, werden vijf kinderen geboren ( Arnold Dirk Willem (11 november 1910), Clasina Jacoba Johanna (3 mei 1912), Dirk Johannes (25 juni 1913), Maria Catharina Margaretha (2 juli 1917) en Willem Joris (29 november 1919-22 augustus 1946). ) .
Op 16 augustus 1909 werd hij overgeplaatst naar het 2e regiment Vestingartillerie te Amsterdam en, na bevordering per 24 mei 1910 tot eerste luitenant, op 1 september 1910 naar Utrecht. Hier werd hij leraar aan de School voor Verlofsofficieren. Op 13 juni 1913 werd hij geplaatst bij de K.M.A. als leraar in de artillerie-wetenschappen, welke functie hij vervulde tot hij in 1919 op non-activiteit ging. Uit deze periode dateren ook enige militairwetenschappelijke publicaties van zijn hand.
Voor zijn godsdienstige vorming is zijn grootvader Arnoldus van Os (streng calvinist, groot vereerder van Groen van Prinsterer, is diens opvolger dr. Kuyper gevolgd in de Doleantie) van grote betekenis geweest. Belangstelling voor de geschiedenis had hij van jongs af; tijdens zijn studie aan de K.M.A. begon hij zich ook voor de politiek te interesseren. Zijn eerste meer persoonlijke aanraking met de politiek vond plaats te Gorinchem, toen zijn schoonvader door de anti-revolutionairen werd gepolst voor een kandidatuur als kamerlid; het volgende kontakt deed zich voor in Utrecht in 1913, toen zijn chef majoor W.C. baron Röell van Hazerswoude daar kandidaat werd gesteld voor de C.H.U. Tilanus bezocht toen geregeld de politieke vergaderingen waar deze sprak, waardoor zijn belangstelling werd gericht op de meer praktische politieke vragen.
Was aansluiting bij een christelijke partij voor Tilanus een duidelijke zaak, de keuze welke christelijke partij, de Anti-Revolutionaire Partij of de Christelijk-Historische Unie, is pas na lange studie ten gunste van de laatste uitgevallen, waarbij vooral de staatsrechtelijke opvattingen van de C.H.U. de doorslag hebben gegeven ( Zie G. Puchinger, Tilanus vertelde mij zijn leven, Kampen 1966, blz. 64. ) .
In Brabant hield hij zich aanvankelijk voornamelijk met kerkelijk werk bezig, wel legde hij door zijn medewerking aan een steun-aktie ten bate van behoeftige predikanten (het fonds "Aanpakken") de kontakten die voor zijn latere politieke werkzaamheid van zo'n groot belang zouden blijken. Tot het besef gekomen dat Noord-Brabant veel meer protestanten telde dan door de werking van het districten-stelsel tot uiting kwam, en met de overgang op het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging in het verschiet, nam hij kontakt op met het hoofdbestuur van de C.H.U. om protestants Brabant voor deze partij te mobiliseren.
Liet het hoofdbestuur aanvankelijk alles over aan zijn partikulier initiatief, weldra trok hij de aandacht door zijn intensieve aktie door middel van spreekbeurten en publicaties in kerkbodes, en werd hij uitgenodigd zitting te nemen in dit bestuur als tweede secretaris. Als zodanig was hij in de eerste plaats belast met de organisatorische arbeid, zoals de samenstelling van het eerste C.H.U.-jaarboekje in 1919 en de organisatie van de eerste zomer-conferentie van de C.H.U. te Lunteren in 1922.
Tilanus heeft naar zijn zeggen de politieke loopbaan nooit gezocht. Door de loop van de gebeurtenissen, meer dan door een bewuste keuze, is zijn leven steeds meer in het teken van de politiek komen te staan ( Puchinger, als voren, blz. 61. ) .
Tot 1939 bleef hij secretaris van de C.H.U., in welk jaar hij Jhr. Mr. D.J. de Geer opvolgde als Unie-voorzitter. Nog maar kort in functie als zodanig werd hij geconfronteerd met een moeilijke periode voor de partij als gevolg van de Duitse inval. Zijn strikt afwijzende houding tegenover de vestiging van de nieuwe orde, o.a. tot uiting komend in zijn persoonlijke rondzendbrieven aan vrienden en geestverwanten in juni en juli 1940 en ook bij de besprekingen tussen de vertegenwoordigers der zes grote partijen en die der Nederlandsche Unie in oprichting, zal wel mede geleid hebben tot zijn arrestatie door de Duitsers in oktober 1940.
Tilanus behoorde tot de tweede groep zgn. "Indische gijzelaars", gevangen genomen bij wijze van represaille tegen de internering van Duitsers in Nederlands-Indië, maar later te beschouwen als zuiver politieke gijzelaars. Achtereenvolgens verbleef hij te Buchenwald (9 oktober 1940 tot 15 november 1941), te Haaren bij Oisterwijk (tot 11 mei 1942), in "Beekvliet" (tot 29 oktober 1942), in huize "De Ruwenberg" te Sint Michielsgestel (tot 6 september 1944) en tenslotte in een kamp bij Vught, van waaruit hij op 17 september werd vrijgelaten. In deze periode had hij nauw kontakt met vele vooraanstaanden uit allerlei kringen en organisaties van het maatschappelijke en politieke leven. Door middel van lezingen en discussies trachtten zij elkaar hun visie op verschillende kwesties duidelijk te maken en ook werd uitvoerig van gedachten gewisseld over de toekomstige opbouw van de Nederlandse staat. Kontakten met de buitenwereld, anders dan met familie, aanvankelijk geheel onmogelijk, konden later -allengs minder moeizaam - toch weI onderhouden worden.
Onmiddellijk na de oorlog werd hij ook binnen de C.H.U.-gelederen geconfronteerd met het streven naar herziening van de partijverhoudingen, gestimuleerd door de Nederlandse Volksbeweging, waartegen Tilanus zich sterk afzette. Hij stelde zich op het standpunt dat eerst de partij weer opgebouwd diende te worden ("eerst terug naar de eigen organisatie") , al was het alleen maar om sterker te staan bij eventuele besprekingen. De doorbraakgedachte, met zijn gelijkstelling van christendom en humanisme, wees hij overigens af. Besprekingen met de A.R.P. over een eventuele fusie (van welk streven binnen de C.H.U. prof. B.C. de Savornin Lohman een belangrijke exponent was) vonden plaats, maar leidden slechts tot het onderhouden van "nauw contact". Het "mentaliteitsverschil" met de A.R.P. was voor de C.H.U. en voor Tilanus als typische exponent hiervan - verzoenend, het scherp stellen van de tegenstelling vermijdend, daarentegen de eenheid ("voor heel het volk") beklemtonend - onoverbrugbaar. De rechtervleugel wist men hiermee tevreden te stellen, ter linkerzijde moest men verlies incasseren: de groep-Van Rhijn, sympatiserend met de doorbraak, ging voor een groot deel over naar de Partij van de Arbeid, een andere groep die vooral tegen de samenwerking met de A.R. gekant was, organiseerde zich tot de Vrij Christelijk-Historischen.
In 1958 werd hij als Unie-voorzitter opgevolgd door mr. H.K.J. Beernink; nadien bleef hij deel uitmaken van het bestuur, nu als adviserend lid.
Voorts heeft Tilanus nog verschillende andere bestuursfunkties vervuld binnen de C.H.U.-organisatie: secretaris van de kamerkringvereniging Tilburg, voorzitter van de kiesvereniging Ginneken, van de gemeentelijke kiesvereniging 's-Gravenhage en van de plaatselijke kiesvereniging Scheveningen, deze laatste funktie van 1924 tot zijn dood in 1966.
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1918 werd hij reeds kandidaat gesteld, echter gezien zijn plaatsing op de lijst nog niet verkozen. In 1922 deed hij zijn intrede in de Kamer, welke meer dan veertig jaar zijn arbeidsterrein zou zijn. Naast zijn eigenlijke werk als kamerlid vervulde hij tot 1939 de funktie van fractie-secretaris, in welk jaar hij Jhr. Mr. de Geer niet alleen als partij-voorzitter maar ook ala fractie-voorzitter opvolgde. Dit laatste bleef hij tot het eind van zijn kamerlidmaatschap in 1963.
Ook in de Kamer deed Tilanus zich kennen als een principieel C.H.U.-vertegenwoordiger; getuige zijn weigering mee te werken aan elke compromisoplossing tijdens de kabinetscrisis inzake het gezantschap bij de paus, zoals hij ook bij andere kwesties (o.a. de regeling van de processievrijheid) telkens weer opkwam voor de handhaving van het protestants karakter van de Nederlandse natie, en zoals hij later fascisme en nationaal-socialisme afwees als strijdig met het christendom en met de volksaard en de historische ontwikkeling van Nederland. Het socialisme wees hij af ("geen socialisme, weI sociale rechtvaardigheid"), zowel wegens het wereldse uitgangspunt, alsook wegens de idee van strijd, van tegenstelling, en wegens de plaats in dit systeem aan de overheid toebedeeld, terwijl de C.H.U. altijd ijverde voor samenwerking tussen de verschillende maatschappelijke groeperingen ter oplossing van de problemen en daarbij aan de overheid slechts een bescheiden, vooral stimulerende taak toedacht. Tilanus en de andere leden van zijn fractie hebben er dan ook weI enige moeite mee gehad, toen in 1939 voor het eerst socialisten en christelijk-historischen in één kabinet optraden.
Ook na de oorlog heeft hij menig keer moeite gehad met de socialistische politiek van de regering, anderzijds toonde hij zich bij verschillende formaties, juist wegens de omvang van de problemen, een voorstander van een zo breed mogelijk samengesteld kabinet. Van 1948 tot 1958 namen socialisten en christelijk-historischen wederom gezamenlijk deel aan de regering, hetgeen aanvankelijk in verband met het beleid ten aanzien van Indonesië door een groot deel van de CH-achterban allerminst werd gewaardeerd. Hoewel ook hij in en buiten de Kamer vele malen zijn bezwaren uitte tegen de Indonesische politiek van de regering, heeft hij uiteindelijk met nog enkele leden van de fractie gestemd vóór bekrachtiging van de resultaten van de Rondetafelconferentie; dit in de overtuiging dat men de gegeven ontwikkelingen door voortdurend verzet toch niet meer ongedaan kon maken en beter kon proberen deze in zo goed mogelijke banen te leiden. Een verzoenende en naar zijn mening realistische benadering van de kwestie, welke echter in fractie en partij veel strijd opriep, hem vele verontwaardigde brieven bezorgde en hem bij de samenstelling van de kandidatenlijst voor de landelijke verkiezingen van 1952 zelfs tot een zeer omstreden figuur maakte.
Het verzoenend element in zijn persoon wordt wellicht het beste geïllustreerd met zijn beroemd geworden opmerking "Moet dat nu zo?" bij het conflict tussen de Tweede Kamer en minister Hofstra, dat leidde tot de kabinetscrisis van december 1958, toen naar zijn mening een ondergeschikt punt werd aangegrepen om de bestaande tegenstellingen op de spits te drijven.
Als specialist van de fractie in defensie-aangelegenheden ijverde hij veelvuldig voor een goede uitrusting van leger en vloot, en ageerde hij tegen het streven naar ontwapening, dat in de jaren 1920 en '30 veel weerklank vond. Handhaving van een behoorlijk verdedigings-apparaat voor Nederland en Nederlands-Indië achtte hij noodzakelijk en geenszins in strijd met het streven naar internationale ontspanning en oplossing van geschillen door overleg. Totdat het fractie-voorzitterschap de meeste aandacht ging opeisen was hij ook de specialist van de fractie in onderwijszaken.
Tilanus is lid c.q. voorzitter geweest van verschillende overheidscommissies waarvan hier worden genoemd de Vlootcommissie (vóór de Tweede Wereldoorlog), de Staatscommissie tot herziening van de Grondwet 1946, de Defensie-commissie (1948-1963), de Commissie beheersvorm openbaar lager onderwijs (1957-1964) en de Advies-commissie inzake de crematie-wetgeving (1964-1965).
In 1919 had Tilanus, gepolst door dr. de Visser, de functie op zich genomen van secretaris van de Onderwijsraad, een adviescollege van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen. Hier raakte hij wel zeer vertrouwd met vele aspecten van de onderwijs-problematiek, die al eerder zijn belangstelling had. Deze funktie heeft hij bekleed tot 1953.
Van zijn belangstelling voor het onderwijs getuigen ook zijn bestuursfunkties in verschillende christelijke onderwijsorganisaties, zowel landelijke, de Vereniging voor Christelijk Volks-Onderwijs (C.V.O.), als meer plaatselijke. Zo nam hij ook zitting in de Synodale Commissie van de Nederlandse Hervormde kerk voor de zaken van Kerk en School, in 1940, welke funktie echter nauwelijks kon worden uitgeoefend als gevolg van zijn gijzeling.
Nauw verband met zijn politieke leven hield zijn funktie als commissaris van de N.V. Dagblad "De Nederlander", het offieuze partij-orgaan van de C.H.U. Deze funktie legde hij neer in augustus 1945, naar aanleiding van de kwesties rond het na-oorlogse verschijnen van dit blad in een andere geest.
Op verzoek van zijn fractie-genoot Snoeck Henkemans nam hij mede het beheer op zich van het zogenoemde "Pape-fonds", een charitatieve instelling bij testamentaire beschikking in het leven geroepen door Cornelis Peter David Pape (1841-1922), van welk fonds hij na de oorlog ook voorzitter werd.
Tenslotte wordt hier nog genoemd zijn funktie als secretaris van de Centrale Commissie van georganiseerd overleg in ambtenarenzaken, welke hij heeft bekleed van 1920 tot 1922, toen het kamerlidmaatschap het grootste deel van zijn tijd in beslag ging nemen. Zowel in deze funktie als in zijn werk in de Onderwijsraad had Tilanus veel kontakt met verschillende ministeries, hetgeen hij voor zijn werk als kamerlid van grote waarde achtte.
Tilanus overleed, 81 jaar oud, op 15 februari 1966.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De papieren werden in 1969 door drs. A.D.W. Tilanus, oudste zoon van Hendrik Willem Tilanus, aan het Algemeen Rijksarchief in bewaring gegeven.
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Vernietigd werden duplicaatstukken, kamerstukken en kranten van recente datum, voorzover niet op enigerlei wijze van notities voorzien.
Verantwoording van de bewerking
Bij de inventarisatie werd slechts een zeer geringe mate van ordening aangetroffen. Deze werd aangehouden in die zin dat de door Tilanus aangelegde "dossiers" betreffende verschillende onderwerpen zoveel mogelijk intact werden gelaten. Sommige, betreffende dezelfde onderwerpen, werden samengevoegd, andere, waarvan de inhoud zeer heterogeen was en op verschillende funkties betrekking had, indien mogelijk gesplitst.
De inventarisatie werd verricht in de jaren 1972-1973 door G.H. de Kinkelder als aspirant middelbaar archiefambtenaar bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.
Voor de samenstelling van de levensbeschrijving van Hendrik Willem Tilanus werd geput uit het boek "Tilanus vertelde mij zijn leven", van drs. G. Puchinger, uit tal van kranten- en tijdschriftartikelen en uit de archiefstukken zelf.
Overzicht van de boeken, afkomstig uit de collectie, geplaatst in de bibliotheek van het Algemeen Rijksarchief.
- Cadetten-almanakken van de Koninklijke Militaire Academie te Breda en de Cadettenschool te Alkmaar, jaren 1883, 1903, 1904, 1906-1910.
- "Oorlogs- en Neutraliteitsrecht op den grondslag van de Conferentie van Genève in 1906 en de twee Haagsche Vredesconferentiën", door Jhr. J.C.C. den Beer Poortugael. 1907.
Ordening van het archief
Gestreefd is naar een ordening van de papieren volgens de funkties die Tilanus heeft bekleed. Waar niet altijd duidelijk is in welke kwaliteit de stukken zijn opgemaakt of ontvangen, zijn brieven, artikelen en teksten van redevoeringen in series geplaatst.
De algemene briefwisseling omvat die brieven, die niet als strikt particulier zijn onderkend en die niet in duidelijke samenhang met andere stukken zijn aangetroffen. Ook van deze laatste categorie zijn de namen der afzenders opgenomen in de index.
Onderwerpsgewijze ordening van de teksten van redevoeringen was bezwaarlijk te verwezenlijken aangezien veelal verschillende zaken aan de orde worden gesteld, een chronologische bleek dienstig in verband met het veelvuldig aanknopen bij de actualiteit. Als hulpmiddel is per omslag een lijst van titels en onderwerpen bijgevoegd.
Voorzover bij de ordening der stukken een keuze bestond tussen plaatsing onder het hoofd "partijfunctionaris" en plaatsing onder het hoofd "kamerlid", zijn deze gebracht onder eerstgenoemde. Binnen de rubriek "partijfunctionaris" zijn de stukken chronologisch geordend per periode waarin Tilanus een bepaalde bestuursfunktie vervulde, ongeacht of de stukken strikt betrekking hebben op de aan die funktie verbonden werkzaamheden.
Betreffende verschillende in de levensbeschrijving van Tilanus genoemde funkties zijn geen stukken als zodanig herkenbaar aangetroffen. Stukken betreffende zijn funktie als commissaris van de N.V. Dagblad "De Nederlander" zijn geplaatst onder het hoofd "partijfunctionaris", aangezien Tilanus ook als partijvoorzitter bij de kwesties rond de krant was betrokken.
Documentatie-materiaal werd, voorzover niet in samenhang met archiefstukken aangetroffen, in een aparte afdeling geplaatst; overigens zoveel mogelijk bij de archiefstukken gehandhaafd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A). Beperking betreft stukken jonger dan 50 jaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 240 H.W. Tilanus, nummer toegang 2.21.163, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Tilanus, 2.21.163, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen