Terug naar zoekresultaten

2.05.78 Inventaris van het archief van het Nederlandse Gezantschap in Joegoslavië te Belgrado, 1944-1954

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.78
Inventaris van het archief van het Nederlandse Gezantschap in Joegoslavië te Belgrado, 1944-1954

Auteur

J.P. de Haas, L. Geevers

Versie

26-11-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1975 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Buitenlandse Zaken: Gezantschap in Joegoslavië te Belgrado
Gezantschap Joegoslavië

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1944-1954

Archiefbloknummer

Z21145

Omvang

454 inventarisnummer(s) 4,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Gezantschap in Joegoslavië

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief omvat onder meer stukken van algemene aard zoals agenda's van brieven en telegrammen, stukken van bijzondere aard, zoals Vredescongres te Zagreb, personeelsdossiers, stukken betreffende juridische aangelegenheden, openbare orde, verkeer en vervoer, ontwikkelingshulp enz. Voorts stukken betreffende 19 bilaterale verdragen tussen Nederland en Joegoslavië uit de periode 1944-1954.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De Nederlands-Joegoslavische betrekkingen, 1944-1954
Diplomatieke betrekkingen, 1918-1938
Het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen (vanaf 1929 Koninkrijk Joegoslavië genaamd) werd tijdens WO I geconcipieerd door de regering in ballingschap van Servië en het Kroatischgedomineerde Joegoslavisch comité, opgericht om de eenheid van de zuid-slavische staten te bevorderen. Na het tekenen van de vrede in 1918 kreeg het nieuwe koninkrijk vorm. De regering, aan het hoofd gestaan door de Servische vorst Peter I, zetelde in Belgrado.
Al voor de oprichting van het koninkrijk was Nederland in Belgrado diplomatiek vertegenwoordigd door de consul-generaal Rapaport, ressorterend onder de gezant in Boekarest. Deze werd echter door de nieuwe regering in Belgrado beschuldigd van anti-Servische en pro-Oostenrijkse sentimenten tijdens de oorlogsjaren. Voor de Nederlandse regering was dit in februari 1920 aanleiding om een zelfstandig gezantschap te vestigen in Belgrado, geleid door de heer G.D. Advocaat. Deel van de opdracht van de gezant was het conflict rond Rapaport te beslechten. Onderhandelingen met de Joegoslavische regering konden echter niet verhinderen dat de consul-generaal in 1920 verzocht werd het land te verlaten. Over deze beslissing, waar de Nederlandse regering niet officieel van op de hoogte werd gesteld, bleek niet meer gepraat te kunnen worden. Nederland verbrak hierop in 1920 de diplomatieke betrekkingen door de gezant in Belgrado terug te roepen en de Joegoslavische gezant in Den Haag te verzoeken het land te verlaten.
Een tweede gezantschap in Belgrado was eveneens een kort leven beschoren. Gevestigd in 1922, werd het in 1924 weer opgeheven, omdat Nederland een zelfstandig gezantschap te duur vond. Tijdens het grootste deel van het Interbellum werden de belangen van de Nederlandse regering in Joegoslavië behartigd vanuit de buurlanden Griekenland of Roemenië.
Diplomatieke betrekkingen in oorlogstijd, 1938-1954
Kort voor het uitbreken van WO II, in 1938, vestigde zich weer een Nederlandse diplomaat in Belgrado. Het ging om de gezantschapsraad F.W. Craandrjk, die ressorteerde onder de gezant in Boekarest (Roemenië) en als tijdelijk zaakgelastigde zetelde in Belgrado. Hij werd in 1940 opgevolgd door de graaf de Marchant et d'Ansembourg. Na het uitbreken van de oorlog in 1939 beoogde Joegoslavië een neutrale politiek te volgen. In 1941 veranderde de regentschapsregering van prins Paul onder druk van Duitsland van gedachten en kondigde aan zich aan te zullen sluiten bij de Asmogendheden. Dit veroorzaakte grote onrust onder de bevolking en in het leger. De voorgenomen inmenging in de oorlog had een militaire coup tot gevolg, die de jonge prins Peter als Peter II op de troon bracht, en een terugkeer naar de neutraliteitspolitiek betekende. Als reactie viel Duitsland Joegoslavië binnen en bezette Belgrado na een strijd van 12 dagen. De koning en de regering werden op de vlucht gedreven. Koning Peter II belandde na enige omzwervingen in Caïro, terwijl de regeringin-ballingschap zich in Londen vestigde. Marchant et d'Ansembourg verliet Joegoslavië eveneens en volgde de regering naar Londen.
In de Londense periode volgden de tijdelijk zaakgelastigden elkaar snel op. In 1941 werd jhr. mr. J.D. van Karnebeek aangesteld als tijdelijk zaakgelastigde, in 1942 alweer opgevolgd door dr. R. Flaes. Vanaf 1943 was L.P.J. de Decker gezant bij de Joegoslavische regering. In 1944 werd hij gezant bij de Griekse regering (die ook in Londen verbleef), maar bleef tot 1946 geaccrediteerd bij de regering van Joegoslavië. De Decker kreeg in 1946 de opdracht het voorwerk te verrichten voor de vestiging van een gezantschap in Belgrado. Hiermee erkende de Nederlandse regering de communistische republiek die voortkwam uit de machtsbasis, die Maarschalk Joseph Broz Tito als verzetstrijder had opgebouwd. Ir. Ch. M. Dozy, eerder consul-generaal in Boekarest (Roemenië), werd in 1946 de eerste na-oorlogse Nederlandse gezant, die, hoewel eveneens geaccrediteerd bij de regering in Sofia (Bulgarije), resideerde in Belgrado; dit in tegenstelling tot de gezanten die tijdens het interbellum de Nederlandse belangen in Joegoslavië vanuit Sofia of Athene hadden behartigd. Het gezantschap werd, en bleef, gevestigd aan de Simina 29.
Onder het gezantschap waren er twee consulaten en twee vice-consulaten. In Belgrado was het gelijknamige consulaat Belgrado gevestigd dat als ressort de stad Belgrado en de deelrepublieken Servië, Macedonië, Bosnië-Herzegovina en Montenegro had. Het consulaat Zagreb had als ressort Noord-Kroatië en Slovenië. De twee vice-consulaten waren gevestigd in Split (ressort Zuid-Kroatië) en Susa (de kust-districten).
Economische betrekkingen tussen Joegoslavië en het Westen, 1948-1954
Joegoslavië onderhield goede relaties met de NAVO-landen. Tito's distantiëring van de U.S.S.R. en de communistische overkoepelende organisatie Cominform in 1948 werd zeer positief ontvangen en stelde Joegoslavië in de gelegenheid om van de Marshall-hulp te profiteren. Met medeweten van de. V.S. en Groot-Brittannië (maar aanvankelijk niet van Nederland of andere NAVO-lidstaten) kreeg Joegoslavië grote leningen van Oostenrijk, die Oostenrijk bekostigde uit Marshall-tegoeden. Het geld dat Wenen kwijt was aan de economische steun aan de Balkan-republiek, werd vergoed door de Marshall-admmistratie. Ook met Nederland was de relatie goed, wat geïllustreerd wordt door de uitlating van Dozy dat hij zeer goede relaties had met de regering in Belgrado.
De V.S. en Groot-Bottannië pompten gedurende de jaren '40 en '50 grote bedragen in de Joegoslavische economie en verleenden uitgebreide voedselhulp in tijden van misoogst. Ook Frankrijk, België, Noorwegen en West-DuitsIand droegen bij aan de wederopbouw van het strategische Balkangebied. Het Nederlandse bedrijfsleven bleef wat achter, maar de grote tegoeden in dollars en ponden waarover de Joegoslavische overheid kon beschikken, maakten export naar Joegoslavië aantrekkelijk. In april 1951 maakte Unilever kenbaar graag margarine naar Joegoslavië te willen exporteren, in ruil voor dollars. Zowel het bedrijfsleven als de overheid leverden essentiële produkten en grondstoffen aan Joegoslavië en liet zich geheel of gedeeltelijk in dollars betalen.
Daarnaast werd Joegoslavië in 1951 begunstigde van het Internationale Technische Hulp-programma (Technical Aid Administration). Dit hield in dat de Joegoslavische economie niet alleen financieel ondersteund werd, maar dat Nederland ook experts naar de Balkan stuurde om de producenten ter plekke te informeren over mogelijke verbeteringen in hun produktiemethoden. Ook kwamen Joegoslaven naar Nederland om opgeleid te worden in Nederlandse fabrieken. Deze technische hulp richtte zich naast de industrie ook op de landbouw, hoewel in deze laatste sector weinig vooruitgang werd geboekt, vanwege de droogte in Joegoslavië in de jaren '40.
Culturele betrekkingen tussen Nederland en Joegoslavië, 1948-1954
Na 1948 werden er ook initiatieven ontplooid om de culturele banden tussen beide landen aan te trekken. Zo werd Joegoslavië in 1948 opengesteld voor Nederlandse toeristen, Nederlandse kunst werd tentoon gesteld, er werd onderwijs gegeven over het Nederlandse toneel en er werden stukken opgevoerd. Ook werden er beurzen beschikbaar gesteld voor Joegoslavische studenten om in Nederland te gaan studeren en konden Nederlandse studenten enige tijd naar Joegoslavië. Van deze laatste mogelijheid werd slechts mondjesmaat gebruik gemaakt.
De ervaringen van de Nederlandse diplomaten in Belgrado waren echter niet altijd even positief. Tussen 1947 en 1950 werden zij in hun bewegingsvrijheid beperkt door de Joegoslavische autoriteiten. De beperkte bewegingsvrijheid van buitenlanders in Joegoslavië nam zulke vormen aan dat een reiziger niet meer 's nachts mocht overnachten, maar zonder oponthoud van de grensovergang naar zijn plaats van bestemming moest rijden. Vanaf 1949 berichtte Dozy over de verbeterde relaties tussen de Joegoslavische autoriteiten en de westelijke diplomaten. (De regelgeving werd wat soepeler en de strengste regels beperkten zich tot de militaire attachés, die voorheen vaak in de verboden grenszones vermeende troepenbewegingen van Joegoslavië's buurstaten in de gaten hadden gehouden). Toch bleef het de Joegoslavische autoriteiten ontbreken aan hoffelijkheid, met name jegens de echtgenotes van Nederlandse diplomaten, omdat de verbeterde relaties op topniveau maar langzaam doorsijpelden naar het uitvoerende personeel van het Joegoslavische Ministerie van Buitenlandse Zaken. De persoonlijke positie van de gezant was echter zeer goed, zoals hijzelf in 1952 berichtte.
De kwestie van de schadeclaims, 1947-1954
De betrekkingen tussen Joegoslavië en Nederland werden verder bemoeilijkt door de kwestie van de schadeclaims. Na de oorlog zorgden een combinatie van nieuwe agrarische hervormingen, nationalisatiepolitiek en beschuldigingen van collaboratie tijdens de oorlog voor een golf van confiscaties en nationalisaties. Nederlandse bedrijven als Philips, Unilever en de Amstelbank, maar ook particulieren, raakten hun bezit kwijt en eisten schadevergoeding. De Nederlandse regering trad op als vertegenwoordiger van haar onderdanen en begon in 1947 onderhandelingen over een schadevergoedingssom. In navolging van andere regeringen beoogde de Nederlandse overheid tussen de 30% en 50% van de schade vergoed te krijgen, met een minimum van fl. 2.750.000.
De onderhandelingen verliepen echter zeer moeizaam. Nederland wilde één som voor alle claims afspreken, een 'lump sum', met weinig aandacht voor de individuele claims. Nauwkeurige bestudering van de waarde van iedere claim afzonderlijk was gevaarlijk, omdat de Nederlandse claims karig gedocumenteerd waren. Niet in alle gevallen was duidelijk of het bezit was geconfisqueerd n.a.v. de verdenking van collaboratie, de landhervormingen of het nationalisatiebeleid. Daarbij werd de waarde door de verschillende claimants en op verschillende wijzen meer of minder realistisch berekend. Joegoslavië vond iedere eis van Nederland te hoog en Nederland ieder bod van Joegoslavië te laag. Een andere eis van Nederland was dat de som binnen 5 jaar afbetaald zou worden. De zwakke economische positie van Joegoslavië belemmerde dit, evenals het feit dat de 'grote broers', Groot-Brittannië en de V.S., niet graag zagen dat Joegoslavië hun financiële steun zou besteden aan de aflossing van oude schulden. Met deze steun in de rug kon Joegoslavië jaren weigeren een afbetalingstermijn overeen te komen.
Gezant Dozy voerde namens de Nederlandse regering gesprekken met de Joegoslavische onderstaatssecretaris voor Buitenlandse Zaken Leo Mates. Hij probeerde de Nederlandse 'Interdepartementale Commissie inzake Nationalisatie-vraagstukken' (bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse, Economische en Financiële Zaken en de Nederlandse Bank) af te brengen van de eis van een betalingstermijn, maar tot zijn frustratie weigerde de Commissie concessies te doen. Volgens Dozy werd er teveel tijd verspild aan praten, waardoor enkele gunstige momenten om tot een akkoord te komen voorbij gingen. De Commissie had daarnaast de neiging Dozy naar de onderhandeltafel te sturen met een 'morele voorsprong' (omdat Nederland steeds sympathie betuigde t.o.v. Joegoslavië's moeilijke economische situatie), wat Dozy niet als een realistisch onderhandelingswapen kon zien.
Dozy staakte in 1952 definitief zijn pogingen om tot een vergelijk te komen.
Na het aantreden Mr. H.A. Helb in 1953 leek het alsof de besprekingen weer van voor af aan moesten beginnen. Helb onderhandelde met Karic, de opvolger van Dozy's onderhandelingspartner Mates, en beiden moesten inleidende en aftastende gesprekken voeren om de materie voor weerszijden duidelijk te stellen. Voor alsnog leek er geen schot m de zaak te zitten. De onderhandelingen sleepten zich vruchteloos voort in de jaren 1953 en 1954. Na de zomer van 1954 sprak Helb zijn teleurstelling uit over de haperende voortgang van de onderhandelingen, maar dankzij zijn contacten met vice-president Karelj raakte de zaak in een stroomversnelling. Hadden de Joegoslaven eerst niets willen weten van een verhoging van de som tot zelfs maar in de buurt van de 2 mln gulden, in december 1954 werd een concept-akkoord opgesteld, waarin de Nederlandse minimale eis van 2 3/4 mln werd ingewilligd en een termijn van betaling werd uitgewerkt, dit alles nader te specificeren in het handelsakkoord van 1958.
Overzicht van de Nederlandse chefs de poste en de diplomaten in Belgrado, 1944-1954
Datum Gebeurtenis
1943-1946 L.P.D. de Decker
De Decker werd in 1943 benoemd als gezant bij de Joegoslavische regering in ballingschap, aan het hof van koning Peter II, en deed in 1946 het voorwerk voor het vestigen van een gezantschap in Belgrado, inmiddels bij de republikeinse regering van Maarschalk Tito.
Datum Gebeurtenis
1946-1953 Ir. Ch.M. Dozy
Dozy bemande het eerste na-oorlogse Nederlandse gezantschap in Belgrado en was tevens geaccrediteerd bij de Bulgaarse regering in Sofia.
Datum Gebeurtenis
1953-1955 Mr. H.A. Helb
Helb was net als Dozy ook tevens geaccrediteerd in Sofia.
Datum Gebeurtenis
1946-1948 Mr. A.D. Vas Nunes
1949-1951 Mr. Th. F. Valck Lucassen
1951-1954 Mr. A.F. Calkoen
1954-1957 Mr. P.V. Putman Cramer
Datum Gebeurtenis
1946-1949 C.G. Verdonck Huffnagel
1949-1952 Drs. A.J.M. van der Maade
1952-1954 W.P.L.G. de Boer
Datum Gebeurtenis
1947-1954 W.F. van der Hoeven
Datum Gebeurtenis
1954-1956 Mr. H.Th. Schaapveld
Datum Gebeurtenis
1950-1954 Lt.-Kol. A.C.H. Kanters
Overzicht van de bilaterale verdragen, 1944-1954
  1. Handelsovereenkomst tussen Nederland en Joegoslavië inzake goederenruil (3-8-1946)
  2. Betalingsovereenkomst tussen Nederland en Joegoslavië (3-8-1946)
  3. Aanvullingsprotocol op de handelsovereenkomst van 3-8-1946 (14-8-1947)
  4. Handelsovereenkomst tussen Nederland en Joegoslavië inzake handel (9-4-1948)
  5. Verlenging van de betalingsovereenkomst van 3-8-1946 (9-4-1948)
  6. Aanvulling en verlenging van de handelsovereenkomst van 9-4-1948 (9-12-1948)
  7. Idem (9-2-1949)
  8. Notawisseling betreffende het handels- en betalingsverkeer (2-8-1949)
  9. Aanvulling en verlenging van de handelsovereenkomst van 9-4-1948 (16-12-1949)
  10. Verlenging van de betalingsovereenkomst van 3-8-1946(17-12-1949)
  11. Aanvulling en verlenging van de handelsovereenkomst van 9-4-1948 (20-11-1950)
  12. Idem (3-2-1951)
  13. Idem (6-4-1951)
  14. Nieuwe handelsovereenkomst tussen Nederland en Joegoslavië (30-1-1952)
  15. Verlenging van de betalingsovereenkomst van 3-8-1946 (30-1-1952)
  16. Verlenging van de handelsovereenkomst van 30-1-1952 (5-1-1953)
  17. Verlenging van de betalingsovereenkomst van 3-8-1946 (10-7-1953)
  18. Nieuwe handelsovereenkomst tussen Nederland en Joegoslavië (22-8-1953)
  19. Nieuwe handelsovereenkomst tussen Nederland en Joegoslavië (8-12-1954)
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: Gezantschap in Joegoslavië te Belgrado, nummer toegang 2.05.78, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Gezantschap Joegoslavië, 2.05.78, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Geraadpleegde bronnen en literatuur Brandes, D., Grossbritannien und seine osteuropäischen Allierten 1939-1943: die Regierungen Polens, der Tschechoslowakei und Jugoslawiens im Londener Exil vom Kriegsausbruch bis zur Konferenz von Teheran (München, 1988) Geschiedenis van Zuidslavië en de betrekkingen met Nederland ’, notitie AOD/ON, 28 februari 1968, 7p. Gids van het Departement van Buitenlandse Zaken en de Buitenlandse Dienst , 1950, 1952, 1954, 1955 Jaarboek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken , 1945-1955 Nederland-Zuidslavië. Historische betrekkingen ’, notitie DEU/OE, oktober 1970, 4 p. Politieke ontwikkelingen met betrekking tot Joegoslavië (met name sinds medio 1976) ’, notitie AOD/ON, 1 februari 1980, 30 p. Stuyt, A.M., Repertorium van door Nederland tussen 1813 en 1950 gesloten verdragen (’s-Gravenhage, 1953) Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden , Cumulatieve Index op de jaargangen 1951-1970 Vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland ,1954 (’s-Gravenhage, 1954)
Verder uit: Gezantschapsarchief Joegoslavië (Belgrado) 1944-1954 :
  • inv. nr. 93
  • inv. nr. 94
  • inv. nr. 201
  • inv. nr. 220
  • inv. nr. 221
  • inv. nr. 383

Bijlagen