Archief
Titel
2.16.35.02 Inventaris van het werkarchief van de waarnemend Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat en Hoofdingenieur-Directeur Wegen en Bruggen ir. C.T.C. Heyning [geboren 1888], (1939) 1942-1943
Auteur
Jac. VosCopyright
Nationaal Archief, Den Haag
1976 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Werkarchief C.T.C. Heyning Heyning
Periodisering
archiefvorming: 1942-1943 oudste stuk - jongste stuk: 1939-1943
Archiefbloknummer
W26524Omvang
; 10 inventarisnummer(s) 0,10 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het Nederlands Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Ministerie van Waterstaat / Rijkswaterstaat (Directie van de Waterstaat) Heyning, Cornelis Theodor Christiaan
Samenvatting van de inhoud van het archief
In augustus 1943 werd de toenmalige directeur-generaal dr.ir. L.R. Wentholt door de Duitsers ontslagen waarop ir. Heijning zijn taken waarnam. Gedurende zijn waarnemingsperiode (aug. - nov. 1943) hield hij, gelijk ir. Wentholt, aantekeningen van de werkzaamheden bij. Het archief vormt hier deels de weerslag van. Daarnaast bevat het archief een ingang op de dagaantekeningen van ir. Wentholt en zijn er stukken aanwezig uit zijn periode als hoofd Wegen en Bruggen (jul. 1940 - aug. 1943), waarbij er steeds een relatie is met de aantekeningen in het archief van ir. Wentholt.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis tevens levensbeschrijving Ir. Cornelis Theodor Christiaan Heijning, geboren te Buitenzorg (N.O.I.) 27 februari 1888.
Na het behalen van zijn diploma civiel-ingenieur in 1911 trad hij als ingenieur in dienst bij de Semarang-Cheribon Stoomtrammaatschappij.
Op 1 februari 1917 werd hij aangesteld als tijdelijk ingenieur van de Rijkswaterstaat ter standplaats Roermond, en werd op 1 november van dat jaar benoemd tot ingenieur 3e klasse en gesteld onder de bevelen van het Hoofd van de 8e directie ter standplaats Roermond, alwaar hij tot en met maart 1927 zou blijven. Op 1 mei 1919 werd hij belast met de dienst van dit arrondissement, waaronder ondermeer de aanleg van het kanaal Wessem-Nederweert ressorteerde.
Op 1 januari 1927 werd hij tevens tewerk gesteld bij de sluisbouw te IJmuiden. Op 1 april daaraanvolgende kreeg hij de leiding van de dienst in het district Sluisbouw IJmuiden ter standplaats IJmuiden onder gelijktijdige bevordering tot de rang van Hoofdingenieur.
Het rapport inzake een scheepvaartweg van Amsterdam naar de Rijn, dat Ir. Wentholt in maart 1927 aan de minister van Waterstaat had uitgebracht ( Archief "Wentholt", Inleiding. ) , bracht vele pennen in beweging. Zo zag ondermeer een voorstel van de Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat in Utrecht, Ir. A.A. Mussert, het licht ( Uitgebracht op 28 maart 1929. ) , waarbij voor een gedeelte van genoemde vaarweg nabij de stad Utrecht een wijziging werd aanbevolen. Dit plan werd aan de minister voorgelegd, welke het ter beoordeling aan Ir. Wentholt doorzond. Na een voorlopig onderzoek berichtte deze van zijn visie waarbij hij een diepere studie van dit rapport door een andere ingenieur aanraadde daar, zo stelde hij "Ik zou dit niet kunnen doen zonder dat de dienst der Twenthekanalen, waarmede ik het thans zeer volhandig heb, daaronder zou lijden". ( Exh. 9 juli 1929, dossier 98, bundel 2, Waterstaat T Kabinet. ) , Deze nadere bestudering nu werd bij schrijven van de minister d.d. 19 juli 1929 aan Ir. Heijning opgedragen. ( Dossier 98, bundel 2 Waterstaat T Kabinet. ) Hij ging dus het door Ir. Wentholt begonnen werk voortzetten. In maart en juni 1930 bracht hij over deze materie een viertal rapporten aan de minister uit, waarbij hij de voorgestelde wijziging als een verbetering beoordeelde. Hoewel zulks bij de hiervoor genoemde brief van 19 juli van de minister niet werd vastgelegd, bleef hij sinds die datum toch betrokken bij de voorbereiding van de plannen voor de nieuwe scheepvaartweg Amsterdam-Rijn en toen in het najaar van 1930 de werken voor de nieuwe sluis te IJmuiden nagenoeg voltooid waren, werd hem per 1 november 1930 Utrecht als standplaats aangewezen, waarbij hij echter belast bleef met de leiding van enkele nog te voltooien werkzaamheden en te verrichten waarnemingen in IJmuiden. Nadat bij de Wet van 27 maart 1931 tot de aanleg van deze vaarweg was besloten, werd hij op 1 juni 1931 met de leiding van deze werkzaamheden in het district "Amsterdam-Boven Rijn II" belast, met als standplaats Utrecht. Op 1 februari 1938 volgde zijn benoeming tot Hoofdingenieur-Directeur in de directie Groningen en Friesland ter standplaats Groningen.
Op 1 juli 1940 werd hij aangewezen als Hoofd van de Centrale Dienst voor de Wegen en Bruggen te 's-Gravenhage.
Sedert de instelling van de Centrale Dienst voor de Wegen en Bruggen was het gebruikelijk dat het Hoofd van die dienst optrad als waarnemend Directeur-Generaal bij diens afwezigheid. Dit was destijds Ir. Wentholt-toen hij Hoofd van genoemde dienst werd-toegezegd, doch werd nimmer in een schrijven officieel vastgelegd. Ook bij het optreden van Ir. Heijning als Hoofd van de Centrale Dienst werd hem door Ir. Wentholt medegedeeld dat het de bedoeling was dat hij bij zijn afwezigheid waarnemend Directeur-Generaal zou zijn. Officieel berustte dan ook zijn bevoegdheid om namens de Directeur-Generaal de stukken af te doen op de beschikking waarbij hem de bevoegdheid werd verleend in groen te paraferen (voorbehouden aan de Directeur-Generaal). ( Inv. nr. 2, aantekening I. ) Op 11 augustus 1943 werden Mr. Spitzen als Secretaris-Generaal en Ir. Wentholt als Directeur-Generaal door de Duitsers ontslagen. Zodra Ir. Wentholt dit vernam, heeft hij Ir. Heijning hiervan telefonisch in kennis gesteld en hem uitgenodigd voor een bespreking, die echter niet op het Waterstaatskantoor mocht plaats vinden, omdat hem de toegang tot dat kantoor door de Duitsers was verboden. Tijdens genoemde bespreking werden zij het erover eens, dat Ir. Heijning voorlopig de Waterstaatsdienst moest leiden en dat hij daartoe ook bevoegd was, gezien de beschikking, waarbij hem destijds de groene paraaf werd verleend.
Zeer kort daarna werd Ir. Heijning door Ir. van der Vegte, de nieuw benoemde Secretaris-Generaal ontboden, die hem de vraag stelde of hij de plaats van Ir. Wentholt wilde innemen. Hij heeft daarop geantwoord, dat hij zich bevoegd achtte om, dank zij de verleende groene paraaf, de taak van Directeur-Generaal tijdelijk waar te nemen, doch dat hij geen prijs stelde op een benoeming tot Directeur-Generaal.
Ir. van der Vegte ging zonder verdere discussie accoord met de tijdelijke waarneming door Ir. Heijning van de taak van Directeur-Generaal. Laatstgenoemde wees er vervolgens op dat, indien de waarneming geruime tijd zou duren, het noodzakelijk was verdere maatregelen te nemen, daar het niet wel mogelijk was beide functies gelijktijdig uit te oefenen. Op een daartoe gestelde vraag deelde de heer van der Vegte mede het waarschijnlijk te achten, dat de waarneming meerdere weken, wellicht nog langer, zou duren en dat hij zich daaromtrent niet bindend kon uitlaten. Ir. Heijning deelde daarop mede voor die periode een Hoofd bij de Centrale Dienst aan te willen stellen ter waarneming van zijn gewone werkzaamheden. ( Inv. nr. 4, aantekening 1. ) Op 18 augustus 1943 werd aan de waarnemend Directeur-Generaal toegevoegd Ir. Willem Herman Brinkhorst met tijdelijke ontheffing van de dienst als Hoofdingenieur-Directeur in de directie Utrecht ( Alle gegevens inzake Ir. Brinkhorst werden ontleend aan het Centrale Personeelsbestand van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. ) en werd hem op 20 augustus daaraanvolgend bij schrijven La.RII de groene paraaf verleend. ( Archief "Kabinet en Secretarie", dossier 130, exh. 27 augustus 1943 nr. 3. ) In het najaar van 1943 werd een grote partij ijzer toebehorende aan de Rijkswaterstaat en opgeslagen op meerdere plaatsen in het land, door de Duitsers in beslag genomen. Tegen deze inbeslagname heeft de Rijkswaterstaat niet geprotesteerd, doch toen vanwege het departement de opdracht kwam, om dit ijzer per spoor naar verschillende in het westen van Duitsland gelegen plaatsen te versturen, heeft Ir. Heijning geweigerd deze opdracht aan het betrokken Waterstaatspersoneel door te geven. Hierop werd hij bij Ir. van der Vegte ontboden. Bij de daarop volgende bespreking, die omstreeks 1 november plaats vond, was een Duitse ambtenaar aanwezig, die, toen Ir. Heijning in zijn weigering volhardde, trachtte door dreigementen hem tot andere gedachten te brengen, hetgeen geen resultaat had. ( Mededeling van Ir. Heijning, mede ter aanvulling van het gestelde in het boek van Prof. L. de Jong "Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog", deel VII/1, bladzijde 48, laatste alinea. ) Ondertussen was het zoeken naar een persoon die definitief de plaats van Ir. Wentholt moest gaan bezetten reeds begonnen. De heer van der Vegte meende deze gevonden te hebben in zijn partijgenoot F.D. Brands. Bij schrijven van 27 september 1943 werd deze "binnen gehaald" als Adviseur inzake Vervoersaangelegenheden toegevoegd aan de heer van der Vegte. ( Kabinetsarchief van het ministerie van Waterstaat, dossier 244 van 1943, afd. Comptabiliteit. ) Op 12 november 1943, nr. 450 schreef deze aan de Secretaris-Generaal van Financiën, Mr. M.M. Rost van Tonningen inzake de Duitse bezwaren tegen deze benoeming en zijn plannen de heer Brands nu te benoemen tot algemeen plaatsvervanger van de Secretaris-Generaal met als persoonlijke titel Directeur-Generaal. Een week later volgde er nogmaals een brief aan Financiën waarin werd voorgesteld de heer Brands tot Directeur-Generaal van de Waterstaat te benoemen waarbij de heer van der Vegte stelde:
"Ondertussen is er een positie van Directeur-Generaal vacant (Directie Waterstaat, Ir. Wentholt) en kan ik Kam. Brands zolang in deze positie benoemen; dit is temeer noodzakelijk omdat Ir. Heijning, die nu waarneemt, zeer waarschijnlijk weggaat. Hij kan dus daar orde op de zaken stellen."
Weer acht dagen later, 26 november 1943, ging er een brief naar Financiën, waarin gesteld werd:
"In verband met de gevangenneming van Ir. Heijning ben ik van plan Kam. Brands met de directie van de Waterstaat te belasten, doch hiervoor moet ik eerst nog spreken met den Rijkscommissaris."
Op 25 november 1943 werd Ir. Heijning door de Duitsers van huis gehaald voor een verhoor, welk "verhoor" zou duren tot na de bevrijding. ( Mededeling van Ir. Heijning. ) Per zelfde datum werd Ir. Brinkhorst bij schrijven van 26 november 1943 La.U belast met de leiding van de directie van de Waterstaat.
Op 18 november 1943 viel het besluit dat per 1 december 1943 de heer F.D. Brands benoemd werd tot Directeur-Generaal bij het departement van Waterstaat, zonder voorafgaande geneeskundige keuring en aangewezen als algemeen plaatsvervanger van de Secretaris-Generaal. ( Persoonlijke notitie van de heer van der Vegte in dossier 244 van 1943, afd. Comptabiliteit. ) Bij schrijven van 17 januari 1944 La.Q werd Ir. W.H. Brinkhorst belast met de voorlopige waarneming van het ambt van Directeur-Generaal van de Waterstaat, van welk ambt hij bij schrijven van 29 augustus 1945 La.P met ingang van 13 augustus 1945 werd ontheven.
Inmiddels was Ir. Heijning op 25 mei 1945 uit gevangenschap teruggekeerd, doch het bleek uit gezondheidsoverwegingen noodzakelijk, dat hij enige tijd verlof genoot tot herstel zijner krachten. ( Mededeling van Ir. Heijning. ) In augustus 1945 kon hij zijn werkzaamheden ten behoeve van de Rijkswaterstaat definitief hervatten. Op 1 december 1945 verliet hij de Rijkswaterstaatsdienst om de functie van Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst te aanvaarden. Op 1 maart 1953 verliet hij deze Dienst i.v.m. het bereiken v.d. pensioengerechtigde leeftijd. Van 1 maart 1953 tot 1 maart 1958 was hij adviseur van de Rijkswaterstaat te 's-Gravenhage. In die periode was hij tot 1 juli 1956 lid en voorzitter van de Commissie Taakwaardering Rijkswaterstaat. In mei 1954 werd hij belast met
- de voorbereiding van een herziening van het aantal, alsmede de grenzen van het gebied of de omvang van het werk der directiën, resp. de diensten van de Rijkswaterstaat;
- de voorbereiding van een herziening van de (verouderde) instructie voor de ambtenaren van de Rijkswaterstaat.
Verder bracht hij na juli 1956 nog enkele incidentele adviezen uit over aangelegenheden betrekking hebbende op het gebied van:
- het verloop van het middelbaar technisch personeel;
- taakwaardering;
- organisatie en formatie van de Rijkswaterstaat.
Zijn verdiensten voor den lande werden door Koninklijke onderscheidingen gehonoreerd. Hij is Officier in de Orde van Oranje Nassau (1930) en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1947).
Geschiedenis van het archiefbeheer
Ir. Heijning was op de hoogte van de gewoonte van Ir. Wentholt om dagelijks aantekening te houden van zijn werkzaamheden.
Toen hij als waarnemend Directeur-Generaal moest optreden besloot hij in dezelfde geest voort te gaan. Deze collectie papieren werd toevalligerwijze tussen andere archivalia aangetroffen. Zij is in een goede staat, doch toont sporen van onvolledigheid.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Vernietigd werden de doorslagen van de aantekeningen van Ir. Wentholt, welke aan Ir. Heijning ter kennisneming werden toegezonden en waarvan de originelen in het "Werkarchief Wentholt" aanwezig zijn, en voor zover deze niet voorzien waren van aantekeningen van de hand van Ir. Heijning.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Werkarchief C.T.C. Heyning, nummer toegang 2.16.35.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Heyning, 2.16.35.02, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
2.16.35.01 - Rijkswaterstaat: Directeur-Generaal dr. ir. L.R. Wentholt [levensjaren 1885-1946]: Werkarchief, (1920) 1940-1943 (1945)