Terug naar zoekresultaten

2.06.088 Inventaris van het archief van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer, (1934) 1941-1953 (1976)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.088
Inventaris van het archief van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer, (1934) 1941-1953 (1976)

Auteur

CAS 206

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Centrale Dienst voor Invoer en Uitvoer
Centrale Dienst In- en Uitvoer

Periodisering

archiefvorming: 1941-1953
oudste stuk - jongste stuk: 1934-1976

Archiefbloknummer

E20167

Omvang

; 504 inventarisnummer(s) 14,15 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Centrale Dienst voor In- en Uitvoer Crisis Uitvoerbureau

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken van de in 1941 opgerichte Centrale Dienst voor In- en Uitvoer. Aanvankelijk betreft het stukken inzake handelscontingenten, importquota en deviezen. Na 1945 betreft het administratieve stukken omtrent de controle op de uitgifte en administratie van in- en uitvoervergunningen; deviezencontrole; controle op de realisatie van in- en uitvoer waarvoor vergunning verleend is; bemiddeling bij handelstransacties; rapportage betreffende de in- en uitvoer; werkzaamheden voortvloeiende uit internationale handelsverdragen en economische herstelprogramma's; en controle op de in-, uit- en doorvoer van strategische goederen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer
In- en uitvoer voor de Tweede Wereldoorlog
Op 8 november 1934 nam het Crisis-Uitvoerbureau de werkzaamheden van het Crisis In- en Uitvoerbureau met betrekking tot de uitvoer over. Deze werkzaamheden vonden plaats op basis van de Crisisuitvoerwet 1931. ( Crisisuitvoerwet 1931, Stb. nr 553. ) Bij de uitvoering van de Wet Internationaal Betalingsverkeer 1934 ( Wet Internationaal Betalingsverkeer 1934, Stb. 583. ) kreeg het Crisis Uitvoerbureau in het kader van het "clearingverkeer" ( Clearing wil zeggen: het onderling verrekenen van vorderingen van en aan het buitenland. Dit verrekenen tussen de landen gebeurde per land centraal. ) een belangrijke rol. Het Crisis Uitvoerbureau berekende hoeveel geld in een bepaalde periode beschikbaar zou komen voor export naar het buitenland, de zgn. betalingscontingenten. Dit gold in het begin met name voor Duitsland dat moeite had aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Deze betalingscontingenten werden door het Crisis Uitvoerbureau verdeeld over de verschillende exporteurs. Hiertoe gaf het vereffeningscertificaten af, eigenlijk vergunningen om te exporteren, op basis van aanwezige gelden voor betaling. De feitelijke verrekening, de clearing, werd in Nederland uitgevoerd door het Nederlands Clearing Instituut. De afgifte van de vereffeningscertificaten delegeerde het Crisis Uitvoerbureau voor een aantal produkten aan belangenorganisaties of overheidsorganen die reeds bemoeienis met het produkt hadden zoals de instellingen voortvloeiende uit de Landbouwcrisiswet 1933, de zogenaamde "monopoliehouders". Op basis van de Landbouwcrisiswet 1933 en het Crisis-organisatiebesluit 1933 ( Landbouwcrisiswet 1933, Stb. 261. Crisis-Organisatiebesluit 1933, Stb. 410. ) zijn in de loop der daarop volgende jaren tal van landbouw-crisisinstellingen opgericht zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Groente- en Fruitcentrale en de Nederlandse Visserij Centrale die de in- en export van bepaalde landbouwprodukten regelden. Al deze instellingen werden vaak "centrales" of "monopoliehouders" genoemd. In 1938 werden, tegen de achtergrond van de zich vergrotende tegenstellingen in de internationale verhoudingen, voor een aantal produkten uitvoerverboden ingesteld. Het Crisis Uitvoerbureau moest de uitvoering hiervan regelen. In augustus 1939 tenslotte werden voor bijna alle produkten uitvoerverboden ingesteld. Het Crisis Uitvoerbureau werd gemachtigd om namens de Minister dispensatie voor de uitvoerverboden te verlenen. Dat wil zeggen dat het Crisis Uitvoerbureau zowel algemene als specifieke exportvergunningen kon afgeven. In april 1940 tenslotte werden alle losse uitvoerverboden ingetrokken en, nu vervat in één beschikking, opnieuw uitgevaardigd. ( K.B. 3 april 1940 nr 6, in: Nederlandse Staatscourant (Stcrt) 5/6 april 1940 nr 67. )
In- en uitvoer in het bezette Nederland
De vóór mei 1940 uitgevaardigde uitvoerverboden bleven ook tijdens de Duitse bezetting van kracht, en het Crisis Uitvoerbureau bleef zijn activiteiten op gelijke voet voortzetten. Omdat steeds meer produkten, waarvoor een uitvoerverbod gold, onder de Distributiewet 1939 gingen vallen, werd voor de export ook een distributievergunning noodzakelijk. Vereffeningscertificaat, dispensatie en distributievergunning werden in februari 1941 samengevoegd tot één set formulieren: het "exportcertificaat". Gelijktijdig werd de afgifte van de exportcertificaten gedelegeerd aan de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid, die opgericht waren om de distributie van handelsgoederen en industriële grondstoffen te regelen en aan de monopoliehouders voor de landbouwprodukten. Tot het begin van de oorlog was importeren voor Nederland geen probleem. Na de Duitse inval moest men echter in Nederland zuinig worden met haar deviezen. Voor import moest vergunning gevraagd worden om gelden naar het buitenland te mogen storten. Deze vergunningen werden verleend door het Deviezen Instituut. Vanaf maart 1941 vroeg het Deviezeninstituut voor elke vergunningaanvraag advies van het Crisis Uitvoerbureau Deze bemoeienis met de invoer van het Crisis Uitvoerbureau was nooit officieel geregeld.
De Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (C.D.I.U.) is opgericht op 12 augustus 1941. ( Besluit Secretaris-Generaal (B.S.G.) 31 juli 1941 nr 37999D, Directie H&N, in: Stcrt, 31 juli 1941 nr 147. ) Tot directeur van de C.D.I.U. werd benoemd Ch. Truyen en tot plaatsvervangend directeur J.V. Wäckerlin. Zij bekleedden reeds dezelfde functies bij het Crisis Uitvoerbureau. De C.D.I.U. nam de taken van het voormalige Crisis Uitvoerbureau over en kreeg expliciet de opdracht, mee te werken aan de uitvoering van de wet van 3 augustus 1914, houdende verbod tot uit- en invoer van sommige artikelen ( Wet van 3 augustus 1914, houdende verbod tot uit- en invoer van sommige artikelen, Stb. 344. ) en de Distributiewet 1939 en verder alle nog aan te wijzen wettelijke of andere maatregelen. ( Wet van 24 juni 1939, houdende regelen teneinde... (Distributiewet 1939) Stb. nr 633. ) Gelijktijdig met de oprichting van de C.D.I.U. werd een aantal besluiten ten aanzien van de uitvoer uit Nederland gewijzigd of nieuw uitgevaardigd. Hierin werden de werkzaamheden van de C.D.I.U. meer gespecificeerd. Verder werd de delegatie van de vergunningverlening aan de rijksbureaus voor handel en nijverheid beëindigd; de C.D.I.U. ging voortaan weer zelf de exportcertificaten uitgeven. Dit laatste gold echter niet voor de agrarische produkten die onder de monopoliehouders vielen. Op grond van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 waren de Landbouwcentrales omgevormd in een bedrijfsorganisatie gelijk aan die in Duitsland. De gehele agrarische sector was ingedeeld in zogenaamde hoofd- en onderbedrijfschappen. De C.D.I.U. kon ook voorwaarden verbinden aan het verlenen van certificaten, ze mochten consentgelden heffen, inlichtingen eisen, onderzoek in de administratie en boekhouding van bedrijven uitvoeren en richtlijnen geven voor het voeren van de boekhouding. ( Besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij, 31 juli 1941 nr 34667D Directie H&N, in: Stcrt 31 juli 1941 nr 147. Besluit Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij 31 juli 1941 nr 39388D Directie H&N, in: Stcrt 31 juli 1941 nr 147. )
De uitvoer naar Duitsland werd in etappes gedurende de oorlog steeds meer vrij gemaakt, totdat deze eind 1942 helemaal vrij was. De steeds nijpender wordende grondstoffenvoorziening van de Nederlandse industrie was aanleiding voor de Duitsers om grondstoffen beschikbaar te stellen. De verdeling van deze invoer werd door middel van grondstofcertificaten door de C.D.I.U. geregeld.
Ook bij de overige invoer had de C.D.I.U. een rol; zij moest voor de invoer stortingsvergunningen verlenen waarna het Deviezeninstituut tot betaling kon overgaan. De C.D.I.U. was het administratief uitvoerend orgaan bij de verdeling van de invoercontingenten. Na 24 juni 1943 gold er een nieuwe invoer procedure. De C.D.I.U. verdeelde de contingenten over de gedelegeerden. Dezen verdeelden op hun beurt de importquota verder over de importeurs en gaven zelfstandig de betalingsvergunningen af. Verlenging van deze vergunningen werd gemeld aan de C.D.I.U.. Na overleg met de gedelegeerden kon de C.D.I.U. de invoercontingenten verhogen. De gedelegeerden waren de rijksbureaus voor handel en nijverheid wat betreft de industriële goederen en de monopoliehouders voor wat betreft de agrarische produkten. Voor importgoederen waarvoor geen contingenten waren vastgesteld moesten de gedelegeerden overleg plegen met de C.D.I.U.. Deze kon dan voor betalingsvergunningen bemiddelen bij het Clearinginstituut en het Deviezeninstituut. ( Stcrt 23 juni 1943 nr 119. Zie ook: Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Archief van de Directie van Handel en Nijverheid, 1935-1945 en voorgangers over de jaren 1906-1945, nummer toegang 2.06.001 inv.nr. 8335. )
In- en uitvoer in bevrijd Nederland
Na de bevrijding van Zuid-Nederland in 1944 werden voor de in- en export direct maatregelen getroffen; alleen met vergunning van het militair gezag mochten goederen in- of uitgevoerd werden. ( Besluit Regeling In- en Uitvoer 1944, Stb. E80. Besluit in-, uit- en doorvoerverbod, Publicatieblad van het Militair Gezag nr 1 beschikking 11. ) Deze bevoegdheid werd per 29 december 1944 gedelegeerd aan het in november 1944 opgerichte "College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid voor het Bevrijde Nederland". Deze had daartoe in Tilburg een afdeling C.D.I.U. opgericht die de vergunningverlening uitvoerde. ( Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Archief van het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid, 1944-1945, nummer toegang 2.06.029.01 inv.nr. 5. ) In bepaalde gebieden die in die tijd moeizaam te bereiken waren, werden door de Afdeling C.D.I.U. gedelegeerden benoemd die namens deze dienst tot een bepaald maximum bedrag vergunningen konden verlenen. Deze gedelegeerden zijn benoemd in Zeeuws-Vlaanderen en Maastricht. De werkzaamheden van de Afdeling C.D.I.U. hadden voornamelijk betrekking op de in- en uitvoer uit en naar België en Frankrijk. In juni 1945 werd de Afdeling C.D.I.U. van het College van Algemene Commissarissen te Tilburg een onderdeel van de C.D.I.U. in Den Haag. De Afdeling C.D.I.U. werd hiermee een bijkantoor te Tilburg. Per 15 september is uiteindelijk ook dit bijkantoor te Tilburg opgeheven en werden de laatste zaken afgewikkeld. ( ARA, Archief College Alg. Comm. voor L., H. & N., 1944-1945, nummer toegang 2.06.029.01 inv.nr. 5. ) Vanaf september 1945 ging de C.D.I.U. voor De Nederlandse Bank (D.N.B.) deviezenvergunningen afgeven. Bijna de gehele afgifte van vergunningen werd in deze tijd gedaan door de gedelegeerden van de C.D.I.U. Dit waren, net als in de oorlog, de rijksbureaus voor handel en nijverheid en de monopoliehouders voor de agrarische produkten en daarnaast nog enkele particuliere organisaties. De taken van de C.D.I.U. lagen in die tijd voornamelijk op het gebied van de verdeling van de contingenten, het voorstellen van begrotingen voor in- en uitvoer, de controle van de gedelegeerden, het geven van overzichten van de gerealiseerde in- en uitvoer, bemiddelen bij reciprociteits- en compensatietransacties ( "Compensatietransacties" zijn orders waarbij door twee landen goederen van gelijke waarden worden uitgewisseld. De importeur van de ene partij goederen betaald echter niet de leverancier in het buitenland maar de exporteur van de andere partij goederen in het eigen land. Dit geschiedt in beide landen."Reciprociteitstransacties" zijn transacties waarbij de evenwichtigheid in de wederzijdse betalingsbalansen van belang zijn. Betaling geschiedt gewoon door de importeur aan de exporterende leverancier. De exporteur kan echter pas over het geld beschikken als de betaling voor een tegengestelde transactie geëffectueerd is. ) en het uitvoeren van handelsakkoorden. Ook de administratie van de regeringsaankopen vergde veel werk. Vanaf 1946 ging de C.D.I.U. voor de D.N.B. de deviezencontrole uitvoeren. Dat wil zeggen dat per transactie de betaling vergeleken werd met de geleverde goederen.
De omvang van de administratie van de C.D.I.U. nam intussen grote vormen aan. Met name toen Nederland ging deelnemen aan het Europese Herstel Programma ook wel European Recovery Program of "Marshallplan" genoemd. Dit vergde een uitgebreide en nauwgezette administratie om aan de eisen te voldoen die de Economic Cooperation Administration (E.C.A.) stelde voor het verlenen van de hulp.
Ook het opheffen van de rijksbureaus bracht extra werk met zich mee, omdat de vergunningverlening weer steeds meer door de C.D.I.U. zelf werd uitgevoerd. Ook van het Centraal Rijksbureau kwamen tussen 1950 en 1953 de taken op het gebied van in- en uitvoer naar de C.D.I.U.
Vanaf 1949 werden de problemen door de enorme hoeveelheid administratie zo groot dat besloten werd tot een reorganisatie. Deze werd uiteindelijk afgerond in 1952. Winst werd met name gevonden in vereenvoudigde procedures voor het verlenen van in- en uitvoervergunningen. Dit kon goed tegen de achtergrond van de toenemende liberalisatie van het handelsverkeer. In 1952 werd de in- en uitvoer verder vergemakkelijkt omdat de in- en uitvoer onder een bepaald bedrag alleen nog maar aangemeld hoefde te worden en de aanmeldingsformulieren door stempeling een vergunning werden. ( Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken, (1944-) 1945-1965, nummer toegang 2.06.010, inv.nrs. 8-9. ) De administratie nam echter nog steeds toe, voornamelijk als gevolg van de toename van de handel. De toenemende spanning tussen Oost en West kreeg ook haar weerslag op de internationale handel. In Parijs werden in overleg tussen de westerse landen lijsten van strategische goederen samengesteld waarvan de export naar de U.S.S.R., Oost-Europa, China en Noord-Korea werd verboden of beperkt. Op 21 februari 1950 kreeg de C.D.I.U. van de B.E.B. een instructie om handel met betrekking tot deze strategische goederen te controleren en een deel van deze handel aan de B.E.B. te melden. In 1955 verkreeg de C.D.I.U. ook officieel de controle op de doorvoer en uitvoer van strategische goederen als taak. ( Bron: "Organisatie van de controle en de werkzaamheden i.v.m. de East-West-Trade", in: Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage, Archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken, (1944-) 1945-1965, nummer toegang 2.06.010, inv.nr. 213. "Korte samenvatting van de C.D.I.U.-historie" in: idem inv.nr. 8. Besluit van 11 december 1954, houdende verbod van uitvoer van sommige goederen naar enige landen en gebieden op grond van de Uitvoerverbodenwet 1935 (Stb. 599), Stb. 542. ) In 1953 werd de markt voor kolen en staal, in het kader van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, geopend waardoor deze produkten onder een afzonderlijke controle kwamen te vallen om te voorkomen dat de uitvoering van dit verdrag gefrustreerd zou worden door doorvoer van niet E.G.K.S.-staal door Nederland onder de noemer van de E.G.K.S. ( Jaarverslag van de C.D.I.U. over 1953, in: Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken, (1944) 1945-1965, nummer toegang 2.06.010, inv.nr. 9. ) Eind 1953 nam de deviezencontrole voor de D.N.B. in omvang af, omdat controle op kleine transacties achterwege kon blijven. Ook werden door het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken (B.E.B.) vele vormen van verslaglegging, uit te voeren door de C.D.I.U. afgeschaft. Vóór de vereenvoudiging van de verslaglegging maakte de C.D.I.U. 21 verschillende maandelijkse overzichten op het gebied van in- en uitvoer en daarnaast nog 16 verschillende incidentele overzichten.
In de loop van de jaren vijftig namen de taken van de C.D.I.U. steeds verder af, de C.D.I.U. werd echter niet opgeheven. Ook tegenwoordig bestaat de C.D.I.U. nog steeds.
Externe contacten
De C.D.I.U. was in de jaren veertig en vijftig een administratief uitvoerend orgaan. Het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken bepaalde na de oorlog het beleid voor de C.D.I.U. De B.E.B. is daardoor een belangrijke correspondent voor de C.D.I.U.. Ook met andere afdelingen van het Ministerie van Economische Zaken had de C.D.I.U. contact, met name met directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid. Omdat de C.D.I.U. ook taken voor De Nederlandse Bank uitvoerde is ook deze een belangrijk correspondent.
Uiteindelijk, omdat het C.D.I.U. een groot deel van de vergunningverlening had gedelegeerd, zijn deze gedelegeerden belangrijke correspondenten. Gedelegeerden waren de rijksbureaus voor handel en nijverheid, de bedrijfs- en vakgroepen op het gebied van de diverse industriële takken, zoals bijvoorbeeld de Vakgroep Kartonnage-industrie of de Vakgroep Borstelindustrie alsook de monopoliehouders voor agrarische produkten, nl. de diverse bedrijfschappen op agrarisch gebied zoals bijvoorbeeld het Bedrijfsschap voor Margarine, Vetten en Oliën of het Bedrijfsschap voor Vee en Vlees. Tenslotte waren enkele particuliere organisaties zoals het Boeken Import Bureau en de Nederlandse Bioscoop Bond als gedelegeerde aangewezen.
Zeer omvangrijk was ook de correspondentie met de uiteindelijke belanghebbenden van de vergunningverlening, nl. de bedrijven die importeerden of exporteerden.
Taakoverzicht
Op basis van twee overgeleverde jaarverslagen van de C.D.I.U. zijn voor twee jaren de taken op een rijtje gezet. Deze taakoverzichten markeren het begin en het einde van de periode waaruit de bulk van het bewaard gebleven C.D.I.U.-archief afkomstig is. De taakuitvoering van de C.D.I.U. is in de loop der tijd gebaseerd geweest op tal van wetten en regelingen, zowel algemene als specifieke. Een overzicht van deze wet- en regelgeving is te vinden in bijlage 1. Taken uitgevoerd door de C.D.I.U. zoals beschreven in het jaarverslag over 1948:
  1. Voorbereidende werkzaamheden.
    • begrotingen handelsverkeer met diverse landen; dit wil zeggen dat de C.D.I.U. een inschatting maakte van de te besteden gelden voor in- en uitvoer naar diverse landen.
    • opstellen 1,3 miljard écart-programma en fiscal-year-programma 1948/1949; dit wil zeggen dat de C.D.I.U. een programma opstelde voor de besteding van de economische hulp die Nederland kreeg in het kader van het internationale "1,3 miljard écart-programma"
  2. Tenuitvoerlegging van handelsovereenkomsten
    • direct na de oorlog zijn er verschillende handelsovereenkomsten gesloten met diverse Europese landen om de onderlinge handel te bevorderen, de praktische uitwerking daarvan werd een taak van de C.D.I.U.
  3. Maken van overzichten van de realisatie der contingenten
    • aan de hand van de begrotingen voor het handelsverkeer werden handelscontingenten samengesteld die door de gedelegeerden over de diverse importeurs en exporteurs werden verdeeld. Aan de hand van de verstrekte vergunningen en de deviezencontrole werd bekeken of de toegewezen handel ook werkelijk werd gerealiseerd. De conclusies daarvan werden samengevat in zogenaamde realisatiestaten.
  4. Maken van procedures voor in- en uitvoer, met name een vereenvoudigde uitvoerprocedure
    • de vergunning verlening bracht een enorme hoeveelheid administratief werk met zich mee. Vereenvoudiging van de procedures heeft de administratie verminderd en de export en import vergemakkelijkt.
  5. Handelsverkeer begeleiden, vergunningverlening, reciprociteits- en compensatietransacties, transitohandel
    • de vaak gecompliceerde handelstransacties (zie noot 14) vergde een centraal coördinerend punt, de C.D.I.U. was dat punt.
  6. Deviezencontrole, ontwikkelen techniek voorwaarden betalingsverkeer op vergunningen
    • de C.D.I.U. voerde namens de Nederlandse Bank controle uit op het internationale betalingsverkeer welke een component was van het handelsverkeer. Hierdoor was vergelijking tussen handel en betaling mogelijk.
  7. Controle van de contingentenadministratie van gedelegeerden
    • de C.D.I.U. controleerde niet d.m.v. een contra-administratie maar besteedde de controle bij de gedelegeerden uit aan de accountantsdienst.
  8. Marshall-werkzaamheden, deze vergen een zeer uitgebreide en nauwgezette administratie om te kunnen voldoen aan de Economic Cooperation Administration (E.C.A.) normen
    • geld dat ter beschikking komt in het kader van het internationale hulpprogramma werd op basis van opgaven van de C.D.I.U. verdeeld. De besteding moet nauwgezet gedocumenteerd en gecontroleerd worden om te kunnen voldoen aan de voorwaarden die E.C.A. worden gesteld.
Taken uitgevoerd door de C.D.I.U. zoals beschreven in het jaarverslag over 1953 ( ARA, DG BEB '45-'65, inv.nr. 9. )
  1. Uitvoering van handelspolitieke richtlijnen, vermindering invoercontingenten door steeds verdergaande liberalisatie van het handelsverkeer.
  2. Overname vergunningverlening van het centraal rijksbureau dat voor sommige produkten een adviesfunctie bleef behouden.
    • in 1950 waren al de uitvoervergunningen overgenomen door de C.D.I.U., begin 1953 werd de verlening van invoervergunningen overgenomen van het Centraal Rijksbureau. Delegatie van de vergunningverlening voor handelsgoederen aan de rijksbureaus werd bij de opheffing van de rijksbureaus ingetrokken.
  3. Groot aantal vergunningen wordt sinds 1952 verleend volgens de aanmeldprocedure (monopolieprodukten vallen buiten deze versoepeling, deze zijn nog geheel aan de vergunningprocedures van de gedelegeerden onderworpen).
    • vereenvoudiging van de procedures voor vergunningverlening voor in- en uitvoer onder een bepaalde waarde heeft de administratie van deze vergunningverlening vergemakkelijkt. Door stempeling van door de importeurs en exporteurs ingevulde formulieren worden deze omgezet in een vergunning.
  4. Controle op strategische goederen. C.D.I.U. geeft geleidebrieven voor het vervoer van strategische goederen naar Noord-Korea en China.
    • in verband met de spanningen tussen de westerse wereld en de communistische is de handel in een aantal goederen sterk beperkt en aan controle onderhevig.
  5. Nederland ziet met ingang van het "Fiscal-Year 1952/53" af van verder economische steunverlening door de USA.
    • afdeling E.R.P. wordt geliquideerd per 1-1-1954. Slechts een klein afwikkelingsbureau voor oude contracten blijft over.
  6. Deviezencontrole, vergt veel werk maar zal vereenvoudigd worden in 1954.
  7. Verslaglegging en statistiek, o.a. gedetailleerde realisatiestaten. Nauwe samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek.
    • door het inzicht dat de C.D.I.U. in de totale in- en uitvoer had, moest zij vele statistische overzichten maken.
  8. Vastleggen instructies en procedures, interne controle
Een aantal speciale taken tussen 1945 en 1949 buiten de normale taken waren voor het C.D.I.U.: liquidatie van de Netherlands Office for Relief and Rehabilitation (N.O.R.R.), ook wel Administratie voor Relief and Rehabilitation (A.R.R.), genoemd te Londen en daarmee ook van Office Commercial Neérlandais (O.C.N.) te Parijs dat al snel na haar oprichting een onderdeel van de N.O.R.R. was geworden en dat in 1947 werd opgeheven. ( Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Archief van het Office Commercial Néerlandais, 1945-1950, nummer toegang 2.06.029.05, inv.nr. 1. ) Of dezelfde constructie ook gegolden heeft voor de liquidatie door de C.D.I.U. van de administratie van het Warenbureau Brussel, de Inköpscentralen för Nederländska Regeringen in Stockholm en de administratie van het Interbankkrediet en het Canadees krediet is niet duidelijk. ( ARA, DG BEB '45-'65 inv.nr. 8. )
Samenvatting
Samenvattend kan gezegd worden dat de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer tussen de jaren 1945 en 1955 een zeer grote administratieve organisatie is geweest die haar bestaan vond in:
  1. (controle op) de uitgifte en administratie van in- en uitvoer vergunningen;
  2. de deviezencontrole;
  3. controle op de realisatie van in- en uitvoer waarvoor vergunning verleend is;
  4. bemiddelen bij handelstransacties;
  5. rapportage betreffende de in- en uitvoer;
  6. werkzaamheden voortvloeiende uit het internationale handelsverdragen en economische herstel programma's;
  7. controle op de in-, uit- en doorvoer van strategische goederen.
Om de grootte van de C.D.I.U. en haar administratie te onderstrepen zijn een aantal gegevens betreffende de omvang van het personeel en de omvang van de hoeveelheid stukken over een aantal jaren weergegeven in bijlage 2. Hieruit is af te lezen dat personeelsbezetting het grootst is geweest in 1949 toen 1028 personen bij de C.D.I.U. werkzaam waren. De grootste hoeveelheid eigen vergunningen werden afgegeven in 1951 toen de meeste gedelegeerden op dit gebied van het toneel verdwenen waren, te weten 1.445.000 stuks. De grootste stroom documenten, 9.250.000 stuks werd echter in 1954 verwerkt. Door de sterk vereenvoudigde in- en uitvoerprocedures en de automatisering van de verwerking van routine-stukken door middel van ponskaartensystemen kon deze stroom echter verwerkt worden met beduidend minder mensen.
Wet- en regelgeving op basis waarvan de in- en uitvoer is geregeld
- voor-oorlogs Nederland
Algemene wet van 26 augustus 1822, over de heffing der regten van in-, uit- en doorvoer en van de accijnsen, alsmede van het tonnegeld der zeeschepen, Stb. nr 38.
  • * Over de heffing van rechten op de in- en uitvoer en van accijnzen als mede van het tonnegeld der zeeschepen.
Wet van 3 augustus 1914, houdende verbod tot in uit- en vervoer van sommige artikelen, Stb. nr 344.
  • * Wet biedt de mogelijkheid, in geval van oorlog of oorlogsgevaar, de uitvoer en vervoer van bepaalde goederen te verbieden. Laatstelijk gewijzigd bij wet van 9 oktober 1935 Stb. nr 599 (Uitvoerverbodenwet 1935, zie hieronder).
Wet van 23 december 1931, houdende toekenning van de bevoegdheid tot het tijdelijk treffen van maatregelen ter beperking van de invoer van goederen (Crisisinvoerwet 1931), Stb. nr 535.
  • * Biedt de mogelijkheid de import van bepaalde goederen voor een bepaalde duur te verbieden.
Wet van 24 december 1931, houdende toekenning van de bevoegdheid tot het tijdelijk treffen van maatregelen tot regeling van de uitvoer van bepaalde goederen (Crisisuitvoerwet 1931), Stb. nr 553.
  • * Minister kan regels aan de uitvoer verbinden voor goederen waarvan de invoer door andere landen gelimiteerd is. Kosten hiervoor kunnen door de overheid in rekening worden gebracht.
Wet van 5 augustus 1933, tot verlening van enkele retorsiebevoegdheden (Retorsiewet 1933), Stb. nr 417.
  • * Invoer van goederen uit landen die handelsbelemmeringen opwerpen of hoge tarieven rekenen kan verboden worden of aan een vergunningenstelsel worden onderworpen.
Wet van 14 november 1934, houdende nieuwe regelen tot afweer van nadelige gevolgen van beperkende bepalingen inzake het internationale betalingsverkeer (Wet Internationaal betalingsverkeer 1934), Stb. nr 583.
  • * Regelt in- en uitvoer van betalingsmiddelen.
Wet van 9 oktober 1935, bepalende het voorbehoud der bevoegdheid tot het uitvaardigen van uitvoerverboden ter bevordering van de internationale samenwerking in het belang van de vrede of ter bescherming van de levensbelangen van het Rijk in tijden van buitengewone internationale spanning (Uitvoerverbodenwet 1935), Stb. nr 599.
  • * Mogelijkheid om in het kader van internationale samenwerking de uitvoer naar bepaalde landen te verbieden om vijandelijkheden te voorkomen of te beëindigen. Voor deze verboden kan dispensatie worden verleend.
Wet van 24 juni 1939, houdende regelen ten einde in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden een doelmatige distributie van goederen in het belang van de volkshuisvesting, landsverdediging en veiligheid van niet-militaire personen of lichamen mogelijk te maken, (Distributiewet 1939), Stb. nr 633.
  • * artikel 5: De minister van E.Z. kan bepalen dat distributiegoederen niet mogen worden gekocht, verkocht, te koop worden aangeboden, afgeleverd, voorhanden of in voorraad gehouden dan met inachtneming van de door hem vast gestelde distributie maatregelen. Hij kan bepalen dat deze handelingen niet mogen worden geschieden dan met een schriftelijke door of namens hem verleende vergunning. Aan de vergunningverlening kunnen voorwaarden worden verbonden.
Wet van 9 september 1939, houdende regelen met betrekking tot de invoer van goederen in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden (Invoernoodwet 1939), Stb. nr 639R.
  • * Invoer kan worden verboden, vergunning om toch in te voeren kan door de minister van E.Z. of een door hem aangewezen lichaam worden verleend.
Koninklijk besluit van 28 augustus 1939, tot instelling van een invoermonopolie voor alle landbouw-crisisprodukten, onverminderd een voor sommige dezer produkten reeds bestaand invoermonopolie (Crisis-Landbouwinvoermonopoliebesluit 1939), Stb. nr 679K.
  • * Invoer van crisisprodukten is slechts toegestaan aan een door de minister van E.Z. aan te wijzen crisis-organisatie als monopoliehoudster.
Koninklijk besluit van 28 augustus 1939, tot instelling van een uitvoermonopolie voor alle landbouw-crisisprodukten, onverminderd een voor sommige dezer produkten reeds bestaand uitvoermonopolie, (Crisis-Landbouwuitvoermonopoliebesluit 1939), Stb. 679L.
  • * Uitvoer van crisisprodukten is slechts toegestaan aan een door de minister van E.Z. aan te wijzen crisis-organisatie als monopoliehoudster.
Koninklijke besluiten van 3 april 1940 nr 5 en 6 Stcrt 5/6 april 1940 nr 67.
  • * Aanwijzen van voedingsmiddelen en goederen tot artikelen waarvan de invoer c.q. uitvoer verboden is, conform de Invoernoodwet 1939 resp. de Uitvoerverbodenwet 1914.
Ministeriële beschikking van 5 april 1940 no. 18998 HA, Directie van Handel en Nijverheid Stcrt 5/6 april 1940 nr 67.
  • * Algemene Nederlandsche Invoer Centrale (ingesteld bij ministeriële beschikking van 12 oktober 1939 no. 51892 N, Directie van Handel en Nijverheid Stcrt 12 oktober 1939 nr 200) wordt krachtens de Invoernoodwet aangewezen als vergunning verlenende instantie inzake de invoer.
- bezet Nederland
Deviezenbesluit 1941, Verordeningenblad 1941 stuk 13, (Besluit 26 maart 1941).
  • * Regelt het betalingsverkeer met het buitenland, geen betaling zonder vergunning. Betaling geschiedt door het Deviezeninstituut of het Nederlands Clearinginstituut voor zover het invoer uit clearinglanden betreft.
Documentenbesluit 1941, Stcrt 12 november 1941 nr 221
  • * Geeft aan welke documenten moeten worden overlegd bij de douane bij in- of uitvoer. Het gaat om vergunningen van het Deviezeninstituut of het Nederlands Clearinginstituut. Artikel 4 van het besluit regelt dat in nog te bepalen gevallen de vergunningen achterwege kunnen blijven of worden vervangen door andere documenten.
Besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van 31 juli 1941 nr 37999D Directie H&N, Stcrt 31 juli 1941 nr 147.
  • * Oprichting van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer en overname door deze van de taken van het Crisis Uitvoer Bureau.
Besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij van 31 juli 1941 nr 34667D Directie H&N, Stcrt 31 juli 1941 nr 147.
  • * Wijziging van het KB 3 april 1940 nr 6. Uitvoer van goederen die niet op de lijst staan, is verboden behalve de uitvoer van deze goederen naar Duitsland. De exportverboden gelden niet als er exportcertificaten van de C.D.I.U. of van een monopoliehoudster worden overgelegd. Aan de vergunningen kunnen voorwaarden worden verbonden. Er kunnen kosten voor berekend worden. Er kunnen regels gesteld worden t.a.v. het verstrekken van inlichtingen en opgaven, boekhoudkundig en ander onderzoek bij de bedrijven, het voeren van de bedrijfsadministratie, het stellen van persoonlijke of zakelijke zekerheden als waarborg voor een goede uitvoer van bij of krachtens het besluit gegeven voorschriften, aanwijzingen en voorwaarden.
Besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij van 31 juli 1941 nr 39388D Directie H&N, Stcrt 31 juli 1941 nr 147.
  • * Taakaanwijzing van de C.D.I.U.: Alle vergunningen voor uitvoer van produkten vallend onder de Distributiewet 1939 of de Wet van 3 augustus 1914 Stb. 344 worden verstrekt door de C.D.I.U.. De C.D.I.U. kan ook de uitvoer van goederen verplichten. Modellen van vergunningen worden door de C.D.I.U. vastgesteld. Voor het verlenen van vergunningen kan door de C.D.I.U. consentgelden worden geïnd. Dit geldt niet voor goederen volgens het Monopoliebesluit Voedselvoorziening.
Besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Financiën betreffende het verlenen van vergunningen tot betaling van goedereninvoer, (zonder nummer en datum) Stcrt 23 juni 1943 nr 119.
  • * Vergunningen voor invoer of betaling daarvan conform art. 14, 17, 18, 19, 32, 33, 39, 40 t/m 43, 50, 53 van het Deviezenbesluit 1941 wordt verleend vanwege de S.G. van H., N. & S. De afgifte van de vergunningen wordt door de C.D.I.U. opgedragen aan aan te wijzen instanties. C.D.I.U. stelt richtlijnen en voorschriften hiervoor vast. Praktische uitwerking: invoervergunningen voor gecontingenteerde goederen naar de gedelegeerden c.q de rijksbureaus en monopoliehoudsters.
- bevrijd en na-oorlogs Nederland
Koninklijk besluit van 4 september 1944, houdende vaststelling van het Besluit Regeling In- en Uitvoer 1944, Stb. E80.
  • * Biedt de mogelijkheid om in afwijking van de geldende wetten de in- en uitvoer van goederen te verbieden, of aan voorwaarden te verbinden, in het belang van de veiligheid of het herstel van de volkshuishouding.
Besluit in-, uit- en doorvoerverbod, Publicatieblad van het Militair Gezag nr 1 beschikking 11
  • * alle in-, uit- en doorvoer van goederen mag s;echts geschieden met vergunning verleend vanwege het Militair Gezag, tenzij bestemd voor Nederlandse of geallieerde overheidsinstellingen of de U.N.R.R.A. (ingetrokken 7 juni 1945 P.M.G. nr 33 besluit 124).
Beschikking van de minister van Handel, Nijverheid en Landbouw van 4 juni 1945 nr 2041JZ Directie van Handel en Nijverheid (In- en Uitvoerverbodenbeschikking 1945), Stcrt 8 juni 1945 nr 7.
  • * het is verboden goederen in of uit te voeren zonder vergunning van de C.D.I.U. tenzij door of namens de overheid ten behoeve van Nederlandse of geallieerde strijdkrachten of de U.N.R.R.A. (minimale wijziging 30 oktober 1945 Stcrt 1945 nr 100).
Koninklijk besluit van 10 oktober 1945, houdende vaststelling van het Deviezenbesluit 1945, Stb. F222
  • * Regeling van het internationaal betalingsverkeer. De Nederlandse Bank krijgt de taken die in de Tweede Wereldoorlog door het Deviezeninstituut en het Nederlands Clearinginstituut werd uitgevoerd. Zij geeft indien nodig vergunningen. Dat lijkt gezien deze wet nodig voor elke beweging van geld of geldswaarde van of naar het buitenland. Delegatie van uitvoering aan derden is mogelijk op grond van artikel 1 lid 3.
Beschikking van de minister van Handel en Nijverheid van 25 september 1945 nr 14336 H.V. Herstel en Voorziening, Stcrt 26 september 1945 nr 76.
  • * Instelling verificatiecommissie aankopen in het Buitenland (V.A.B.). Deze moet begrotingen vaststellen voor aankopen van goederen in het buitenland binnen het kader van de hiervoor beschikbaar gestelde deviezen. De C.D.I.U. bereid de werkzaamheden van de V.A.B. voor en voert haar beslissingen uit. De C.D.I.U. treedt op als centraal orgaan waarlangs alle opdrachten voor de aankoop van goederen in het buitenland aan de aldaar gevestigde Nederlandse regeringsorganen worden geleid.
Koninklijk besluit van 11 december 1954, houdende verbod van uitvoer van sommige goederen naar enige landen en gebieden op grond van de Uitvoerverbodenwet 1935 (Stb. 599), Stb. 542.
  • * Maakt verbod van uitvoer, van bepaalde goederen naar een aantal met name genoemde communistische landen mogelijk.
Personeelssterkte en omzet van stukken bij de C.D.I.U.
De tabel hieronder geeft een overzicht van de gemiddelde actieve personeelssterkte. De aantallen tot en met 1948 berusten op een schatting, het bedrag voor 1957 op de begroting voor 1957, opgemaakt in 1956. ( Bron: "Korte samenvatting van de C.D.I.U.-historie" in: Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage, Archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken, (1944-) 1945-1965, nummer toegang 2.06.010, inv.nr. 8. ) De getallen voor 1941 slaan op het Crisis Uitvoerbureau
jaar aantal
1934 31
1935 65
1936 87
1937 100
1938 105
1939 205
1940 265
1941 250
1942 242
1943 200
1944 200
1945 225
1946 385
1947 591
1948 753
1949 1028
1950 1007
1951 880
1952 889
1953 940
1954 769
1955 669
1956 552
1957 494
In 1949 zijn er in totaal ruim 2500 mensen werkzaam bij de C.D.I.U. en bij de in- en uitvoer afdelingen van de rijksbureaus. In 1957 zijn alle rijksbureaus opgeheven en zijn bij de C.D.I.U. minder dan 500 mensen werkzaam.
In de tabel hieronder is een overzicht van het aantal uitgegeven vergunningen en het totaal aantal door de C.D.I.U. behandelde documenten. ( "Aperçu nopens taken en personeelsbezetting van de C.D.I.U.", 1955, in: ARA, DG BEB '45-'65, inv.nr. 9. )
Aantallen stukken: 1949 1950 1951 1952 1953 1954
1. Totaal vergunningen en meldingen = 2 + 3 1.219.000 2.313.000 2.527.000 2.580.000 2.924.000 3.100.000
2. Vergunningen landbouw 425.000 580.000 744.000 804.000 863.000 950.000
3. Vergunningen en meldingen industrie = 3a + 3b + 3c 794.000 1.733.000 1.783.000 1.766.000 2.061.000 2.150.000
a. Afgifte door gedelegeerden industrie 689.000 690.000 338.000 422.000 262.000 120.000
b. Eigen afgifte C.D.I.U. 105.000 1.043.000 1.445.000 1.091.000 1.006.000 930.000
c. Meldingen - - - 263.000 793.000 1.100.000
4. Door C.D.I.U. behandelde documenten 3.410.000 6.988.000 7.906.000 8.257.000 8.950.000 9.250.000
Organisatieschema's Centrale Dienst voor In en Uitvoer 1943-1953
De organisatieschema's zijn gebaseerd op de gegevens zoals vermeld in de Bestuursalmanak voor het bezette Nederlandse gebied, 1943/44 en de Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden, 1946 tot en met 1953.
Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image
Invulling van de afdelingen
In de schema's hieronder is aangegeven wat de invulling was van de afdelingen zoals die opgenomen zijn in de Staatsalmanak van 1953
Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Uit gegevens opgenomen in "akten van vernietiging", opgemaakt bij vernietiging van archief van de C.D.I.U. uitgevoerd bij de Centrale Archief Bewaarplaats (C.A.B.) van het Ministerie van Economische Zaken, blijkt dat men bij het toekennen van doosnummers aan het archief van de C.D.I.U. in 1957 gevorderd was tot zeker 132.648. Een rekensom met 9 dozen per meter geeft een totale lengte van het archief van 14.727 meter. Gelukkig is er al op ruime schaal in de jaren 50 en 60 uit het archief vernietigd. ( Archiefdienst van het Ministerie van Economische Zaken, serie betreffende archieven van Economische Zaken, map w.a. M. en H., 1200/5 Verklaringen van vernietiging, Centrale Dienst voor In- en Uitvoer. ) Het archief van de C.D.I.U. is, ook toen het door de C.D.I.U. nog niet was overgedragen aan de C.A.B., opgeslagen geweest bij de C.A.B. van het Ministerie van Economische Zaken. Het ministerie had zijn archieven ondergebracht in het pand Kortenbosch 109 te Den Haag. De totale lengte van de archieven van de diensten van het ministerie uit de periode rond de Tweede Wereldoorlog bedroeg in 1966, toen er besprekingen omtrent overname van die archieven werden gevoerd, bijna 18000 m., waarvan volgens zeggen van het ministerie slechts 75 meter voor vernietiging in aanmerking kwam. Het deel van deze 18 kilometer archief dat afkomstig was van de C.D.I.U., besloeg bij overdracht 770,8 meter
In maart 1969 moesten archieven van het ministerie versneld naar het hulpdepot van het Rijksarchief te Schaarsbergen worden overgebracht, hoewel dit materiaal goeddeels nog niet geselecteerd was. Toch gaf de rijksarchivaris hiervoor zijn toestemming, omdat Economische Zaken met huisvestingsproblemen kampte i.v.m. saneringsplannen voor het pand Kortenbosch 109. Van de zijde van Economische Zaken werd toegezegd dat de archiefmedewerker dhr. Joh. C. van Aartrijk de selectie nog rigoureus ter hand zou nemen.
In de loop van de tijd is het archief van de C.D.I.U. door vernietiging en door verwijdering van het archiefdeel afkomstig van de N.O.R.R., in Schaarsbergen en in het Algemeen Rijksarchief van 770,8 meter teruggebracht tot 37 meter.
De overdracht van de archieven van Economische Zaken waaronder de C.D.I.U. vond officieel plaats op 9 juni 1969. ( Akte van Overbrenging d.d. 14 augustus 1969 in: Archief van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, nummer toegang, 2.14.04 inv.nr 64, brief D 9.20 en D 9.1. ) In 1979 zijn de archieven vanuit het hulpdepot te Schaarsbergen overgebracht naar het nieuwe Algemeen Rijksarchief.
Het tweede gedeelte van het archief is in 2014 door Ministerie van Economische Zaken overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
De selectie van de bescheiden van het eerste gedeelte van het archief heeft plaatsgevonden aan de hand van de selectiecriteria zoals aangegeven in het archiefbewerkingsplan. Naast specifieke selectiecriteria is de CAS-Vernietigingslijst voor Algemeen, Organisme en Personeel uit 1985 toegepast, met uitzondering van een aantal categorieën die in afwijking tot de lijst wel bewaard zijn gebleven. Naar aanleiding van de, door het ARA afgegeven toestemming tot vernietiging, d.d. 12 juni 1995, is het voor vernietiging aangewezen bestand in 1995 door de firma KNP BT Paper Recycling te Apeldoorn op de daarvoor gebruikelijke wijze vernietigd. Vòòr de bewerking had het archief een omvang van 37 meter, na bewerking resteerden er 8,25 meter te bewaren bescheiden zodat het vernietigingspercentage van het lààtste restant van het archief 78 bedraagt. Na de bewerking is het te bewaren bestand naar het ARA geretourneerd.
Voor de selectie van het tweede gedeelte van het archief is bij de bewerking van dossiers vóór 1945 geen gebruik gemaakt van de selectielijsten. Deze dossiers zijn integraal bewaard. Bij de bewerking van dossiers vanaf 1945 is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein In- en Uitvoerregelingen over de periode vanaf 1945; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 2 oktober 2006, nr. 191;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening over de periode 1945-1999, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/031692 d.d. 11 juli 2003; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 20 oktober 2003, nr. 202/pag. 11;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945 - 1999, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&V05/1199 d.d. 5 juli 2005; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 14 juni 2007, nr. 112/pag. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting over de periode 1945 - 1993, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. 98.28.RWS/JW d.d. 8 januari 1998; gepubliceerd in de Staatscourant 1998, blz. 142, geactualiseerd op d.d. 16 augustus 2006, C/S &/V06/1946, gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 11 september 2006, nr. 176/pag. 13;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Rijkshuisvesting vanaf 1945, vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&/V07/526, d.d. 12 maart 2007; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 26 juli 2007, nr. 142/pag. 6;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem actoren op het deelbeleidsterrein (072) Arbeidsverhoudingen bij de overheid over de periode 1945-1995 (1997) van het beleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. R&B/OSA/2001/865, d.d. 30 juli 2001; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 16 oktober 2001, nr. 200/pag. 10. Bij gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het basisselectiedocument voor de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245/p. 28;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein (073) Arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel bij de overheid over de periode 1945-1995 (1997) van het beleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken R&B/OSA/2001/865, d.d. 30 juli 2001; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 16 oktober 2001, nr. 200 / pag. 10. Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het basisselectiedocument voorde minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245/p.28.
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein (075) Formatiebeleid, arbeidsmarkt en personeelsontwikkeling en mobiliteit over de periode 1945 - 1995 van het beleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken R&B/OSA/2001/865, d.d. 30 juli 2001; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 17 oktober 2001, nr. 201/pag.10; Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het basisselectiedocument voor de minister van Economishe Zaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225/p.15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245/p. 28.
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein Arbeidsomstandigheden bij de overheid over de periode 1945-1996 van het beleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken R&B/OS/V2001/865, d.d. 30 juli 2001; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 17 oktober 2001, nr. 201/pag. 10. Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het basisselectiedocument voor de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225/p.15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245/p. 28.
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein (077) Personeelsinformatievoorziening en -administratie over de periode 1945-1996 van het beleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken R&B/OSA2001/865, d.d. 30 juli 2001; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 17 oktober 2001, nr. 201/pag. 10. Bij gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het basisselectiedocument voor de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225/p. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245/p. 28.
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein (168) van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1514 d.d. 16 augustus 2007; gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 20 november 2007, nr. 225/pag.15, rekeninghoudend met de rectificatie geplaatst in de Staatscourant d.d. 18 december 2007, nr. 245/pag. 26
Verantwoording van de bewerking De verdere bewerking van het eerste gedeelte van het archief van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) is geschied door de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten, conform het gestelde in het, door de Rijksarchiefdienst en de Centrale Archief Selectiedienst overeengekomen, projectconvenant en het door het Algemeen Rijksarchief (ARA) opgestelde archiefbewerkingsplan. ( Archiefbewerkingsplan voor het archief van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer over de periode 1941-1953 samengesteld door het Algemeen Rijksarchief, Den Haag 1994, N.J.W. de Goeje. )
De bewerking bestond uit selectie van het materiaal in te vernietigen en te bewaren bescheiden en nader toegankelijk maken van het te bewaren materiaal door middel van een inventaris. De te bewaren bescheiden zijn materieel dusdanig behandeld dat zij geschikt zijn voor bewaring bij de ARA. De selectie heeft plaatsgevonden op stukniveau. De C.D.I.U. is opgericht op 2 augustus 1941, derhalve is dat jaar de begindatum van het archief. De einddatum van de inventaris werd bepaald door het aangetroffen jongste stuk, namelijk 1964. Er zijn twee secretariaatsarchieven opgenomen waarvan de secretaris in dienst was bij de C.D.I.U. Ook zijn 12 dozen zogenaamde vreemd-archiefbescheiden, afkomstig uit het archief van de Persdienst van het ministerie van Economische Zaken, met de bewerking meegenomen.
De inventaris is in de periode okt. 1994 - jan. 1995 tot stand gekomen met medewerking van N. Boekholt, G. Korte, W. Mellema, K. Steen-Bergmann, B. Venema en H. Beek als verantwoordelijk teamleider. Als contactpersoon van het ARA fungeerde de heer H.A.J. van Schie.
Het tweede gedeelte van het archief is afgescheiden van het jongere deel van het archief van de Centrale Dienst In- en Uitvoer, omdat er voor gekozen is het archief van de Centrale Dienst In- en Uitvoer vanaf 1954 op te nemen in een aparte toegang. Het te bewaren gedeelte bedraagt 6 meter.
Ordening van het archief
De aangetroffen orde is zoveel mogelijk gehandhaafd hetgeen betekent dat de stukken binnen de mappen chronologisch zijn geplaatst soms van oud naar jong, soms van jong naar oud. Af en toe wordt de chronologische ordening vooraf gegaan door een ordening op land of onderwerp. Dit wordt bij de desbetreffende beschrijving aangegeven.
De indeling van het schema van de inventaris heeft als hoofdindeling niet naar onderwerp geordende stukken en naar onderwerp geordende stukken. Binnen een rubriek staan de beschrijvingen chronologisch. In één enkel geval is daarvan afgeweken vanwege een betere toegankelijkheid.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Centrale Dienst voor Invoer en Uitvoer, nummer toegang 2.06.088, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Centrale Dienst In- en Uitvoer, 2.06.088, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
  • 2.06.128 - Inventaris van de archieven van het Crisis Invoer Bureau en het Crisis Uitvoer Bureau, 1931-1941 (1946)
  • 2.06.175 - Inventaris van het archief van de Centrale Dienst In- en Uitvoer van het Ministerie van Economische Zaken, (1943) 1954 - 1996;
  • 2.06.087 - Inventaris van het Centraal Archief van het Ministerie van Economische Zaken, (1906) 1944 - 1965 (1975);
  • 2.06.107- Inventaris van de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken, 1945 - 1976.
jaaraantalAantallen stukken:194919501951195219531954

Archiefbestanddelen