Terug naar zoekresultaten

2.06.076.02 Inventaris van het archief van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten, (1939) 1940-1950

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.076.02
Inventaris van het archief van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten, (1939) 1940-1950

Auteur

D. Brongers

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1993 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten
Rijksbureau Tabak en Tabaksproducten

Periodisering

archiefvorming: 1940-1950
oudste stuk - jongste stuk: 1939-1950

Archiefbloknummer

E20144

Omvang

; 247 inventarisnummer(s) 3,90 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten bevat onder andere instructies van de Nationale Organisatie van Sigarettenfabrikanten aan de leden betreffende de distributie van sigaretten, stukken betreffende de prijsvorming en de prijzen van tabak(sprodukten) en stukken betreffende de afwikkeling van oorlogsgevolgen met betrekking tot de tabaksindustrie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten, 1940-1950
Oprichting en Opheffing
Het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten heeft een kortere geschiedenis dan de meeste andere Rijksbureaus. Voor de meeste rijksbureaus zijn de kiemen te vinden in de zogenaamde kernbureaus, welke na februari 1937 (maar vooral in 1939) door het Bureau Economische Verdedigingsvoorbereiding van de afdeling Nijverheid van het toenmalige ministerie van Economische Zaken werden ingesteld. Toen deze bureaus, die belast waren met het bestuderen en voorbereiden van distributiemaatregelen, na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 successievelijk uitgroeiden tot rijksbureaus was een deel van het voorbereidende en inventarisatiewerk al gedaan. Dit gold niet voor het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten. Dit leidde er toe dat het Rijksbureau niet werd uitgerust met een Commissie van Bijstand, zoals dat was gebeurd bij eerdere rijksbureaus, maar al op 19 juli 1940 een Commissie van Bestuur kreeg, bestaande uit deskundige en leidende figuren uit het bedrijfsleven. De formele instelling van dit rijksbureau geschiedde op 12 september 1940, door middel van een beschikking van de Secretaris Generaal (verder S.G.) van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. ( Tabak-en Tabaksproductenbeschikking 1940 nr 1, Beschikking van de Secretaris-Generaal (B.S.G.) 12 september 1940, in: Nederlandse Staatscourant (Stcrt) 12 september 1940 nr 178. ) De redenen voor deze relatief late oprichting zijn van verschillende aard:
  1. Tabak was door de Engelsen na hun oorlogsverklaring in september 1939 niet op de contrabandelijst geplaatst; aanvoer en export van tabak werd dus niets in de weg gelegd.
  2. Tabak werd als een luxe artikel beschouwd dat minder geschikt werd geacht voor de distributie.
  3. Het bedrijfsleven had in een vergadering met het departement op 5 oktober 1939 geen overeenstemming bereikt over de wenselijkheid van de oprichting van een rijksbureau.
Na de Duitse inval was de situatie echter radikaal veranderd. De overzeese aanvoer van tabak was plotseling geblokkeerd. Bovendien voorzag men dat grote voorraden naar Duitsland zouden worden afgevoerd. Een centraal orgaan dat de verdeling van tabak over Duitsers, industrie en handel objectief zou regelen was een conditio sine qua non geworden. Op 28 en 29 mei verschenen er twee departementale bekendmakingen over de instelling van een Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten in de dagbladen. Deze zouden tot de beschikking van september 1940 de enige wettelijke basis voor het rijksbureau vormen ( De consequentie hiervan is geweest dat overtredingen van de voorschriften van deze bekendmaking, begaan in de periode voor 12 september1940, op zichzelf niet strafbaar konden worden gesteld. ) . Na de bezetting werd de distibutie van tabak, tabaksproducten en tabaksurrogaten voortgezet. Het Rijksbureau bleef verantwoordelijk voor de uitvoering van de distributieregelingen van de onder haar ressorterende produkten. Toen op 1 juli 1949 de tabaksindustrie werd opgeheven, functioneerde het bureau nog enige tijd om de administratieve en organisatorische werkzaamheden af te ronden en over te dragen. ( Ministeriële Beschikking (M.B.) 1 juli 1949 nr 34504, in: Stcrt 1 juli 1949 nr 126 ) In 1950 werd het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten met andere Rijksbureaua samengevoegd tot het Centraal Rijksbureau, dat verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de taken van de rijksbureaus die rond deze tijd werden opgeheven. ( Ministeriële Beschikking (M.B) 16 januari 1950 (zonder nummer), in: Stcrt 17 januari 1950 nr. 12. )
Doel, bevoegdheden, organisatie en taken
Het Rijkbureau voor Tabak en Tabaksproducten werd opgericht om werkzaam te zijn op het gebied van de regeling en controle van de produktie en de distributie van tabak en tabaksproducten en om toezicht te houden op de prijsvorming en prijsbeheersing. Na mei 1941 kwamen ook de tabak- en tabaksurrogaten onder toezicht van het prijsbureau. ( B.S.G. 26 mei 1941 nr 12145, in: Stcrt 26 mei 1941 nr 100. )
De wettelijke basis van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten werd gevormd door de Distributiewet 1939. De minister van Economische Zaken (wiens taak gedurende de oorlog werd overgenomen door de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij) kreeg hierbij de zorg opgedragen voor een doelmatige distributie. Hij kreeg door middel van de artikelen 4 tot en met 8 de bevoegdheid goederen aan te wijzen als distributiegoederen en ten aanzien van die goederen voorschriften op te stellen met betrekking tot koop, verkoop, te koop aanbieding, aflevering, in voorraad houden, ge- of verbruik, be- of verwerking, vervoer en het verstrekken van inlichtingen.
Van deze bevoegdheden werd door de S.G. (Dr H.M. Hirschfeld) van Handel , Nijverheid en Scheepvaart gebruik gemaakt. Op 5 september 1940 werden onbewerkte tabak en tabaksprodukten als distributiegoederen aangewezen. Vervolgens werden op 12 september 1940 door middel van de Tabak- en Tabaksproduktenbeschikking 1940 nr 1 voorschriften gegeven ten aanzien van deze distributiegoederen ( B.S.G. 12 september 1940 nr 29361 N.G., in: Stcrt 12 september 1940 nr 178. ) . Behalve aan de artikelen 4 tm. 8 van de Distributiewet 1939 ontleende deze beschikking zijn grondslag aan het Distributieheffingsbesluit 1939 en de artikelen 3 en 4 van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939. Bovendien hield zij voorschriften in die noodzakelijk waren gebleken, maar waarin de Distributiewet nietr voorzag. Zulke voorschriften vonden hun grondslag in de regelingsbevoegdheid van de S.G. ( Ingevolge de Verordening nr 23/1940 ) De uitvoering van de voorschriften zoals die in de beschikking waren gegeven, werd opgedragen aan het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten. De dagelijkse leiding van het RbTT berustte bij de direktie, die bij de uitvoering namens de S.G. optrad. ( Namens veronderstelt verantwoording naar de secretaris-generaal. Gedurende de oorlog echter was er een toenemende tendens tot volledige autonomie van de rijksbureaus. ) Om leemten in de beschikking te dichten werden op 26 mei 1941 en 17 december 1941 aanvullingen en wijzigingen aangebracht ( B.S.G. 17 december 1941 nr 56521 NG/JA, in: Stcrt 17 december 1941 nr 246. ) . Uiteindelijk werd met de Tabaksdistributiebeschikking van 18 mei 1942 het bonnenstelsel geïntroduceerd ( B.S.G. 18 mei 1942 nr 234460, in: Stcrt 18 mei 1942 nr 94. ) . Het RbTT was gevestigd in Den Haag en bestond uit een direktie, enkele beleidsafdelingen en ondersteunende diensten. De dagelijkse aanwijzingen aan het bedrijfsleven gingen per circulaire rechtstreeks naar de betrokkenen. Deze circulaires worden wel het machtsinstrument van de rijksbureaus genoemd, waarmee vrijwel dagelijks werd ingegrepen in handel en industrie. ( Van der leeuw spreekt zelfs van een circulaire-regiem. A.J. van der Leeuw, Huiden en Leder 1939-1945, den Haag 1954. p.30. ) Hoewel aan de rechtskracht van sommige circulaires getwijfeld kon worden en vaak ook niet verwezen werd naar bevoegdheid waarop men zich baseerde, is het toch nauwelijks voorgekomen dat bepaalde opdrachten werden aangevochten. de circulaires waarmee het RbTT vooral sturing gaf aan het bedrijfsleven zijn de zogenaamde 'Berichten'. ( Zie inv. nr. 14 en 15. )
De Tabak- en Tabaksproduktenbeschikking regelde een aantal taken die het RbTT moest verrichten.
Aanmelding en inschrijving.
op grond van artikel 4 en 5 van de beschikking mochten ondernemingen pas na inschrijving bij het RbTT hun bedrijf uitoefenen. Het RbTT hield (na 26 mei 1941) wettelijk ook zeggenschap over geweigerde ondernemingen d.m.v. het geven van opdrachten en het stellen van voorwaarden die na schrapping werden gegeven.
Verstrekken van schriftelijke vergunningen.
artikel 6 en 7 vormden de basis voor een vergunningenstelsel voor de handel, het vervoer en de verwerking van tabak- en tabaksprodukten. Bij de wijziging van 26 mei 1941 werd de mogelijkheid toegevoegd om aan een vergunning voorwaarden en beperkingen te verbinden. Met de beschikking van 17 december 1941 kreeg het RbTT de bevoegdheid om aankoop en verwerking van bepaalde (inferieure) partijen tabak te verplichten.
Aflevering van tabaksprodukten.
artikel 8 gaf de direktie de mogelijkheid om aan ondernemingen speciale leveringsopdrachten te geven. In 1942 werd dit artikel goeddeels vervangen door het bonnenstelsel van de Tabaksdistributiebeschikking 1942 nr 1.
Toezicht op prijsvorming en prijsbeheersing.
Artikel 9 vormde o.a. de basis voor deze taak. ( Deze bevoegdheid was verder gebaseerd op de Prijsopdrijving- en Hamsterwet 1939, de Prijzenbeschikking 1940 nr 1, het Organisatiebesluit Prijsbeheersing 1941 en het Prijsaanduidingsbesluit 1941. )
Controle
Artikel 10 gaf het RbTT de mogelijkheid om toezicht te houden op het bedrijfsleven. deze controle vond zowel intern als extern plaats. onder interne controle verstond men de "papieren"controle ten kantore van het RbTT d.m.v. vergelijking van door het bedrijfsleven verstrekte periodieke gegevens. de externe controlebestond uit onderzoeken ter plaatse naar de juistheid van verstrekte gegevens en naar de naleving van de prijsvoorschriften en distributiebepalingen.
Heffen van bijdragen en consentgelden.
Artikel 11 en 12 gaven het RbTT de bevoegdheid om deze gelden te innen. ( Eigenaardig is dat artikel 12, lid 3, ervan uitgaat dat de consentgelden sedert 28 mei zijn betaald, dus voor de inwerkingtreding van de beschikking. Een wettelijke basis daarvoor was toen echter niet aanwezig. )
Strafmaatregelen
Artikel 13 tenslotte bevatte de sancties die het RbTT kon toepassen bij overtreding van een der voorschriften van de beschikking. ( Van deze taak zijn geen stukken in het archief aangetroffen. ) Een deel van zijn taken had het RbTT gedelegeerd , uiteraard onder instandhouding van de verantwoordelijkheid en controle van het rijksbureau.
De verdeling van Wehrmacht orders (= leveringen).
Deze taak werd voor sigaren verricht door het Centraal Bureau voor de Sigarenindustrie, later de Vakgroep Sigarenindustrie. Voor sigaretten geschiedde dit door de Nationale Organisatie van Sigarettenfabrikanten, later de Vakgroep Sigarettenindustrie. Voor de kerftabak bemoeide het Bureau Kerfindustrie, later de Vakgroep Kerfindustrie, zich hiermee.
De verdeling van ingevoerde tabak en de herverdeling van industriële voorraden.
Voor sigaretten en kerftabak gebeurde dit door de reeds bovengenoemde instanties. Voor sigarentabak werd een speciale verdelingscommissie in het leven geroepen.
De invoer van ruwe tabak uit Europese produktiegebieden.
Om invoer en aflevering aan de tabakverwerkende industrie van importtabakken te regelen werd op 11 februari 1941 de Exoten Tabak Invoer Commissie (E.T.I.C.) in het leven geroepen. Taak en werkwijze van deze organisatie werden vastgesteld door het RbTT.
De behandeling van klachten.
Hiervoor werd een Centrale Klachtencommissie Distributie Tabaksprodukten ingesteld.
Behalve de taken die het RbTT volgens de Tabak- en Tabaksproduktenbeschikking 1940 nr 1 moest uitvoeren, werden er in de loop van de tijd ook andere (gedelegeerde) werkzaamheden aan het rijksbureau opgedragen.
Bemoeienis met de in- en uitvoer.
Deze taak verrichtte het RbTT op grond van de vergunningverlening die in de Distributiewet 1939 geregeld was. Later als gedelegeerde taak van het Crisis Uitvoerbureau. na de oprichting van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (C.D.I.U.) werd dit werk overwegend adviserend; alleen voor de uitvoer naar Duitsland bleef het rijksbureau als gedelegeerde werkzaam. ( Geregeld in de circulaires van de Direktie Handel en Nijverheid van het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart; 19 februari 1941 nr 7890 NG, 4 december 1941 nr 61069 H.A./239 en 27 februari 1942 nr 3434/266 H.A.F. ARA Tweede Afdeling, Archief Direktie Handel en Nijverheid, nummer toegang: 2.06.001, inv.nr 8225. )
Vorderen van voorraden.
Op grond van art. 3.1. van het Algemene Vorderingsbesluit 1940 was het RbTT gemachtigd om beslag te leggen op voorraden tabak.
Medewerking aan de uitvoering van het Bedrijfsvergunningenbesluit 1941.
Op basis van het Uitvoeringsbesluit I van het Bedrijfsvergunningenbesluit 1941 artikel 2 en Uitvoeringsbesluit III van hetzelfde besluit artikel 1 adviseerde het RbTT het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart over aanvragen voor vergunningen om een bedrijf uit te oefenen of uit te breiden.
Medewerking aan de recuperatie en/of het krijgen van schadevergoeding van door de Duitsers weggevoerde goederen.
in de publicatie van het Militair Gezag nr 38 van 2 augustus 1945 verzocht de Commissaris-Generaal voor de Nederlandse Economische Belangen belanghebbenden opgave te doen van door de Duitsers weggevoerde goederen. deze functionaris was nl. aangesteld om naar Duitsland weggevoerde goederen op te sporen, respectievelijk te beheren. de rijksbureaus coördineerden de opgave van hun bedrijfsgroep.
Medewerking aan de uitvoering van de "Economic Cooperation Act 1947" (Marshallplan).
Toen Nederland in 1947 was toegetreden tot de Organisatie voor Europese samenwerking en Ontwikkeling (O.E.S.O.) kwam de Marshall-hulp vanuit de Verenigde Staten op gang. het Nederlands bedrijfsleven moest via de rijksbureaus aanvragen voor invoervergunningen indienen bij de C.D.I.U. deze instantie bepaalde vervolgens welke importen onder de hulpverlening van de "Economic Cooperation Act" zouden kunnen vallen en dus met Marshall-dollars gefinancierd konden worden.
Regeling van en controle op de distributie van sigarettenpapier.
Deze taak was door het Rijksbureau voor Papier aan het RbTT gedelegeerd. ( Van deze taak zijn geen bescheiden in het archief aangetroffen. )
Verstrekken van inlichtingen over stilgelegde bedrijven.
Volgens het Besluit steunverlening stilgelegde bedrijven, artikel 7.1, moesthet rijksbureau inlichtingen over stilgelegde bedrijven verstrekken aan de Maatschappij voor Industriefinanciering (MAVIF). ( Van deze taak zijn geen bescheiden in het archief aangetroffen. ) Na de bezetting werd de distributie van tabak, tabaksprodukten en tabaksurrogaten voortgezet. Het Rijksbureau bleef verantwoordelijk voor de uitvoering van de distributieregelingen van de onder haar ressorterende produkten. Toen op 1 juli 1949 de tabaksdistributie werd opgeheven, functioneerde het bureau nog enige tijd om de administratieve en organisatorische werkzaamheden af te ronden en over te dragen ( Ministeriële Beschikking (M.B.) 1 juli 1949 nr 34504, in: Stcrt 1 juli 1949 nr 126. ) . In 1950 werd het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten met andere Rijksbureaus samengevoegd tot het Centraal Rijksbureau, dat verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de taken van de rijksbureaus die rond deze tijd werden opgeheven. ( Ministeriële Beschikking (M.B.) 16 januari 1950 (zonder nummer), in: Stcrt 17 januari 1950 nr 12. )
Relaties tot andere organen
Het RbTT viel onder verantwoordelijkheid van het Departement van Handel, nijverheid en Scheepvaart. Door Duitse bemoienissen echter werden strukturen en hiërarchische verhoudingen danig vertroebeld. de in normale omstandigheden zo eenduidige struktuur werd een amalgaam van diverse Nederlandse en duitse instanties en militaire en civiele organen. Incidenteel werkten deze samen, maar vaker doorkruisten of saboteerden zij elkaars doelstellingen.
Toen tijdens de oorlog de regering (koningin en ministers) naar Londen was uitgeweken, werd het ministerie geleid door Secretaris-Generaal (S.G.) H.M. Hirschfeld, die deze gehele periode het glibberige pad moest bewandelen tussen samenwerking met en tegenwerking van de Duitsers.
Door het RbTT werd de S.G. regelmatig in stelling gebracht tegen Duitse eisen en verlangens. Op deze manier kon het bureau tegenspel bieden aan de 'Rüstungsinspektion Niederlande, Abteilung Gewerbliche Wirtschaft, Gruppe Tabak' (respectievelijk Renz, Nied sr, Nied jr en Gerlach); de 'Beauftragte des Reichsministers für Bewaffnung und Munition' (R. Fiebig); de 'Referent'; later 'Bevollmächtigte' (Dr. kahl) ( De 'Referent' zou oorspronkelijk een informerende en adviserende taak vervullen. Al in een vroeg stadium echter ging deze functionaris aanwijzingen geven aan het RbTT. Toen per 1 december de 'Referent' vervangen werd door 'Bevollmächtigte', die kantoor hield op het RbTT, kregen deze aanwijzingen zelfs de kracht van 'Anordnungen' (verordeningen). ) en andere Duitse instellingen, zoals de 'Überwachungstelle', het 'Wehrmachtbeschaffungsamt', de 'Zentralauftragstelle' en niet te vergeten het 'Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft' (Dr. H. Fischböck) ( Van der Leeuw, huiden en Leder, p. 65 e.v. )
Vanuit de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen, belast met de vorming en de beheersing van de prijen voor alle goederen en diensten, ontving het RbTT regelmatig aanwijzingen m.b.t. prijsaangelegenheden.
J. de Waard fungeerde gedurende het gehele bestaan van het rijksbureau als gedelegeerde van het Ministerie.
Tijdelijk Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten in het bevrijde Nederland, 1944-1945
Nadat Eindhoven op 18 september 1944 bevrijd was, vond er op 28 september een bespreking plaats tussen het bestuur van de Bedrijfsgroep Tabakverwerkende industrie en de Militair Commissaris voor het district Eindhoven, majoor C. Verhoeff. Men voorzag dat er door het wegvallen van een ambtelijk apparaat als het RbTT moeilijkheden zouden ontstaan op het gebied van grondstoffenvoorziening, de distributie en de prijzen. Het bestuur van de Bedrijfsgroep verzocht de Militair Commissaris daarom om de taak van het RbTT te mogen overnemen en de nodige volmachten te krijgen om die taak te kunnen vervullen. Nadat de Militair Commissaris zich in verbinding had gesteld met de Chef Staf Militair Gezag, Mr. H.J. Kruls, werd op 23 oktober diens beschikking in het Publicatieblad van het Militair Gezag gepubliceerd ( Publikatieblad Militair Gezag (P.M.G.), 23 oktober 1944, nr 6. ) . Daarbij kregen F.van Best en E.van Buul, per 15 oktober 1944, tijdelijk "alle bevoegdheden, welke den directeur van het RbTT toekomen krachtens de Distributiewet 1939 en de daarop berustende uitvoeringsbepalingen (...) voor het in bijzonderen staat van beleg verkeerende grondgebied van het Rijk in Europa (...), totdat deze beschikking buiten werking zal zijn gesteld, met het recht van gedeeltelijke delegatie voor bepaalde werkzaamheden of rayons." Het Tijdelijk RbTT werd gevestigd in Eindhoven en bestond uit de bovengenoemde tweehoofdige direktie, enkele beleidsafdelingen, zoals Handel, Controle en Statistiek, Industrie en Distributie en ondersteunende afdelingen, zoals het Secretariaat en de Type kamer. Enkele afdelingen waren nog onderverdeeld in secties ( Zie inventarisnummer 219. ) . De werkzaamheden waren door de aard van de beschikking identiek aan die van het rijksbureau te Den Haag. Toen na mei 1945 het gehele Nederlandse grondgebied bevrijd was, werden de bevoegdheden weer ingetrokken d.m.v. een verordening in het Publicatieblad van het Militair Gezag. (P.M.G. 8 juni 1945, nr 124.) In juli 1945 hield het Tijdelijk Rijksbureau definitief op zelfstandig te functioneren en werd het omgevormd tot een bijkantoor van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten te Den Haag. ( Maandverslag d.d. 15 juli 1945. Inventarisnummer 215. )
Wachtgeldfonds voor de Nederlandse Sigarenindustrie
De belangrijk gewijzigde economische situatie in Nederland na de Duitse inval en de daarmee samenhangende onzekerheid waarin het Nederlandse bedrijfsleven na mei 1940 kwam te verkeren, deed de overheid vrezen voor massale ontslagen. Om derving van inkomsten van werknemers in de tabaksindustrie te compenseren, moest de mogelijkheid van een wachtgelduitkering worden gerealiseerd. Het RbTT verplichtte fabrikanten tot bijdragen aan het Wachtgeldfonds, waartoe het overigens niet bevoegd was ( Bericht nr 105, d.d. 13-11-1940. ) . Daar de wachtgeldregeling voldeed aan de voorwaarden die het ministerie van Sociale Zaken had geformuleerd, kon het fonds ook in aanmerking komen voor overheidssubsidie ( Vermeld in de brochure: "Algemeene regelen betreffende het verleenen van subsidie in uitkeeringen, verstrekt ingevolge wachtgeldregelingen". ) .
Voor het beheer van het aldus gevormde fonds werd op 16 april 1941 een afzonderlijke rechtspersoon geschapen; de Stichting Wachtgeldfonds voor de Nederlandse Sigarenindustrie. De Commissie van Bestuur van dit fonds, waarin het RbTT een lid benoemde, werd gevormd door M. Smith (voorzitter), Mr. A.M.C.J. Steinkühler (secretaris), T.C. Beerens (lid) en drs S.C. Bakkenist (lid). Voor de uitvoering van de wachtgeldregeling werd per 1 juni 1941 een Uitvoerend Bureau opgericht, waarvan de leiding werd opgedragen aan de heer C. Gabriëls. Over de opheffing van het Wachtgeldfonds zijn in het archief geen gegevens aangetroffen.
Organisatieoverzicht van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten te Den Haag
Direktie: Joh. Reijnen/A. Polak
Deze was belast met de algehele leiding van het Bureau, het contact met de Nederlandse en Duitse instanties, het contact met de hoofden der afdelingen en het contact met de media.
Secretariaat: J. Bronkhuyzen, J.S. Carmiggelt (adjunct)
De secretaris behandelde de algemene zaken en de algemene regelingen (principiële kwesties bleven het domein van de direktie), verdeelde de correspondentie en maakte de Duitse vertalingen.
Afdelingen
  • Algemene Zaken: supervisie over de afdelingen
  • Comptabiliteit: S.C. Bakkenist (administratie), J.A.v.d.Schalie (controle).
  • Prijzen: respektievelijk verantwoordelijk voor beheer van binnenkomende gelden, statistische verwerking van gegevens en bijhouden van quoteringen, controle op het gebied van produktie, verbruik en prijsstelling en het voorbereiden van uit te vaardigen prijsvoorschriften (en eventueel het doorgeven van overtredingen aan de Centrale Crisis Controle Dienst, de accountantsdienst van het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en de Gemachtigde voor de Prijzen).
  • Juridische Zaken: Jhr. Mr. E.R.D. Elias
  • Afdeling ruwe tabak: J.Overweg
  • Afdeling kerftabak: J. Schneiders
  • Afdeling sigaren: J.C. Bos
  • Afdeling sigaretten: L.A. Meyer. Verantwoordelijk voor regelingen m.b.t. het onder de afdeling ressorterende tabaksprodukt en de verlening van dispensaties.
  • Afdeling distributie van tabaksprodukten: A.C.Koorenhof. Verantwoordelijk voor regelingen inzake distributieaangelegenheden, het treffen van maatregelen tegen overtreders, behandeling van klachten en regeling van de verdeling van verschillende bijzondere opdrachten tot aflevering over de producenten.
Per 1 mei 1945 ontstond de Economische Afdeling onder leiding van J.A. van der Schalie. Deze afdeling werd o.a. belast met de planning van tabaksaankopen, produktie en distributie, prijsvormingsaangelegenheden en, na de bevrijding, het regelen van schadevergoeding van door de Duitsers ontvreemde tabak en apparatuur. In december 1946 werd de reorganisatie afgerond waartoe de Minister van Economische Zaken op 1 augustus van dat jaar opdracht had gegeven. Na deze operatie ontstonden de 5 nieuwe afdelingen Interne Controle en Organisatie, Economische Zaken, Inkopers, Tabakstechnici en Beheer.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Archiefvorming beheer en overdracht.
Onderzoek in 1949 wees uit dat het archief van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten, op het tijdstip van liquidatie, een omvang had van 332 strekkende meter. ( Enquêteformulier 23 september 1949. Ministerie van Economische Zaken, bundel inzake de vernietiging van bescheiden uit het archief van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten, W.A. M en H, 1220/3. ) Tevens bleek dat het Duitse archief van de Bevollmüchtigte bij het rijksbureau aan het einde van de oorlog op last van deze functionaris was verbrand. De ordening en overzichtelijkheid van het archief was volgens de beheerder van de Centrale Archief Bewaarplaats, J.C. van Aartrijk, "zeer stuntelig opgezet" en moest "eigenlijk geheel herordend worden", omdat "de organisatie niet deug(de)". In 1950 werd een aanvang gemaakt met het vernietigen van archiefbescheiden. ( Ibidem, overzicht van vernietigde bescheiden, 29 juli 1950. ) In 1955 werden de archiefbescheiden die vermeld stonden in het proces-verbaal van vernietiging d.d. 1 december 1954 vernietigd. ( Ibidem. ) Toch kon de vernietiging niet al te rigoreus worden aangepakt, omdat de Accountantsdienst en de Directie voor Wetgeving en Juridische Aangelegenheden het archief nog regelmatig raadpleegden in verband met procedures, waarmee grote financiële belangen gemoeid waren. ( Ibidem. ) Begin jaren zestig bleek deze zakelijke belangstelling niet meer aanwezig te zijn. Daarom gaf men op 25 juli 1963 toestemming aan de beheerder van de Centrale Archiefbewaarplaats om tot vernietiging van de betreffende bescheiden over te gaan. ( Ibidem. ) In maart 1969 moesten de archieven van het ministerie versneld naar het hulpdepot van het Algemeen Rijksarchief te Schaarsbergen worden overgebracht. De rijksarchivaris gaf hieraan zijn toestemming, omdat het ministerie met huisvestingsproblemen kampte i.v.m. het saneringsplan Kortenbosch. ( Akte van Overbrenging d.d. 14 augustus 1969, in: Archief van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, nummer toegang 2.14.04, inv.nr 64, brief D.9.20 en 9.1. ) Inmiddels was het archief van het RbTT teruggebracht tot 32 meter. Het archiefblok is in 1991 nogmaals geschoond en teruggebracht tot 12,5 meter. Een ander deel van het archief (1.5 meter) bevond zich in het archiefblok Rijksbureau Diversen van het ministerie van Economische Zaken. In dit archiefblok bevinden zich overwegend maandverslagen en circulaires van verschillende rijksbureaus die door de Centrale Archiefbewaarplaats zijn samengevoegd. Dit archiefblok bevat stukken die door het ministerie van Economische zaken uit de archieven van de diverse rijksbureaus zijn gelicht en uit door de rijksbureaus opgezonden stukken en over de rijksbureaus verzamelde documentatie. Het archieftechnisch onderzoek toonde aan dat het archief uit twee hoofdbestanddelen bestaat: een gerubriceerd en een niet gerubriceerd deel. Het gerubriceerde deel is nagenoeg ongeschonden. ( Inventarisnummers 59 - 72. ) Dit deel van het archief werd indertijd met behulp van een stempel voorzien van een code, die correspondeert met de nog aanwezige eigentijdse toegang. ( Documentatie-index, inventarisnummer 59. )
Voor zover te constateren valt, is deze code niet met terugwerkende kracht toegepast en is er evenmin sprake van een foutieve of inconsequente codering. Om die redenen is besloten om dit archiefbestanddeel ongewijzigd in de inventaris op te nemen.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Zoekt men via de inventaris bepaalde stukken, dan dient men eerst de eigentijdse toegang, de Documentatie index te raadplegen. De stukken zijn ingedeeld in drie hoofdrubrieken, afdelingen (I, II, III) genoemd. Onder Afdeling I, Documentatie Ingeschrevenen, bevinden zich archivalia betreffende de inschrijving van ondernemingen bij het Rijksbureau. Afdeling II, Produktie en Distributie, bevat bescheiden betreffende de stadia vanaf de aankoop van ruwe tabak en energievoorziening tot en met de produktie en distributie van het eindprodukt, inclusief de aanvoer van hulpstoffen en de distributie daarvan. Afdeling III, Algemene Documentatie, bevat de stukken betreffende principiële beleidskwesties, samenwerking met en overdracht van werkzaamheden aan het bedrijfsleven. De hoofdrubrieken zijn onderverdeeld in rubrieken, groepen genaamd. Afdeling I door toevoeging van de naam van de betreffende onderneming, afdeling II door toevoeging van de hoofdletters A tot en met K en afdeling III door toevoeging van de hoofdletters A tot en met P. Iedere rubriek tenslotte is weer verfijnd in subrubrieken, secties, door middel van een Arabisch cijfer. Tenslotte konden bundels worden gevormd door toevoeging van kleine letters. Zoekt men stukken over de toepassing van het boetebeding tijdens de bezettingsjaren dan wordt men in de inhoudsopgave van de Documentatie index verwezen naar p. 11 van deze index. In de hoofdrubriek (Afdeling) "Algemene Documentatie" (III) zijn in de rubriek (groep) "Organisatie"(A) en de subrubriek (sectie) "Bevoegdheden en Sancties" (5) bescheiden omtrent deze materie bewaard. De letter a die daar nog als laatste aan toe is gevoegd, betekent dat de stukken waren opgeborgen in de bundel "Boetebeding", code IIIA 5a. Voor de niet gerubriceerde archivalia betreffende de taakuitvoering is een nieuwe ordening aangebracht, waarbij de stukken zijn geordend op grond van de (hiervoor beschreven) wet- en regelgeving voor het RbTT.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten, nummer toegang 2.06.076.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijksbureau Tabak en Tabaksproducten, 2.06.076.02, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Tabak en Tabaksproductenbeschikking 1940 nr 1
Tabak en Tabaksproduktenbeschikking, 1940 nr 1, zoals gewijzigd bij beschikkingen van 26 mei 1941 en 17 december 1941.
12 september 1940
no. 29361 N.G.
Directie van Handel en Nijverheid
Gelet op de artikelen 4 tot en met 8 van de Distributiewet 1939, alsmede op het Distributieheffingsbesluit 1939, alsmede op de artikelen 3 en 4 van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939 en in overeenstemming met de §§ 2 en 3 van de Verordening no.3/1940 en § 1 van de Verordening no 23/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, wordt bepaald:
Algemeene bepalingen
Art.1.
Deze beschikking verstaat onder
  • wet: de Distributiewet 1939;
  • Secretaris-Generaal: den Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart:
  • Rijksbureau: het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten, bedoeld in artikel 3;
  • directie: de directie van vorenbedoeld Rijksbureau;
  • onbewerkte tabak: tabak, afkomstig van de tabaksplant (Nicotiana), welke niet op eenigerlei wijze is bewerkt of verwerkt, alsmede gestripte tabak, tabaksstelen en afvallen;
  • tabaksproducten: sigaren in elken vorm, sigaretten, pijp-, snuif-, sigaretten- en pruimtabak, alsmede tabakspoeder, ongeacht of deze al dan niet, geheel of ten deele zijn samengesteld uit tabaksurrogaten;
  • tabaksurrogaten: geheel of ten deele uit een andere grondstof dan onbewerkte tabak samengestelde vervangingsmiddelen van onbewerkte tabak of tabaksproducten;
  • ondernemingen: 1o natuurlijke of rechtspersonen, die op 28 mei 1940 van het verhandelen, opslaan, bewerken of verwerken van onbewerkte tabak of in het bijzonder van het vervaardigen, verhandelen of opslaan van tabaksproducten of van het verleenen van hun bemiddeling bij den handel in onbewerkte tabak hun normaal bedrijf maakten, mei uitzondering van den detailhandel;
    2o natuurlijke of rechtspersonen, die van het vervaardigen, verhandelen, opslaan, bewerken of verwerken van tabaksurrogaten hun normaal bedrijf maken.
Art.2.
Onbewerkte tabak, tabaksurrogaten en tabaksproducten worden aangewezen als distributiegoederen in den zin van artikel 4 der wet.
Art.3.
  • 1. Er wordt ingesteld een Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten, gevestigd te 's-Gravenhage.
  • 2. De dagelijksche leiding van het Rijksbureau berust bij een directie die bij de uitvoering van deze beschikking optreedt namens den Secretaris-Generaal.
  • 3. Er wordt ingesteld een Commissie van Advies. Deze commissie kan adviseeren in alle aangelegenheden die met de uitvoering van deze beschikking samenhangen.
  • 4. Tot voorzitter en leden van de Commissie van Advies worden benoemd:
    • tot lid en voorzitter: Herbert Cremer;
    • tot leden: J. van Hoboken, H. Brusse, J.W. Verwey, H. van Beek, H. Kersten Sr., J. de Waard, Th. Niemeyer en Mr. A.C.E.M. de Groot.
Aanmelding en inschrijving
Art.4.
  • 1. Alle ondernemingen moeten zich schriftelijk, door middel van een door de directie vast te stellen formulier, ter inschrijving bij het Rijksbureau aanmelden.
  • 2. Na inschrijving ontvangt de aanvrager een inschrijvingsbewijs. In dit bewijs wordt in het bijzonder de bedrijfstak, welken de aanvrager mag uitoefenen, aangegeven.
  • 3. Aan de inschrijving kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden.
  • 4. De inschrijving wordt geweigerd, indien de aanvrager naar het oordeel van de directie niet is te beschouwen als een onderneming in den zin van artikel 1. De directie is bevoegd een inschrijving, welke blijkt ten onrechte tot stand te zijn gekomen, onmiddellijk te schrappen. Overigens is de directie bevoegd een inschrijving te schorsen of te schrappen, voor zoover deze beschikking daarin voorziet.
  • 5. De directie deelt aan de onderneming, waarvan de inschrijving is geweigerd, geschorst of geschrapt of aan de inschrijving, waarvan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden, dit onverwijld per aangeteekenden brief mede.
  • 6. Van een beslissing, als bedoeld in het 2de, 3de en 4de lid, kan de aanvrager binnen 8 dagen na de ontvangst van deze beslissing schriftelijk in beroep komen bij en Secretaris-Generaal.
Art.5.
  • 1. De uitoefening van een bedrijfstak is aan een onderneming slechts toegestaan op grond van een verstrekt inschrijvingsbewijs en met inachtneming van de voorwaarden en beperkingen, als op dit bewijs zijn aangegeven.
  • 2. De bevoegdheden, die uit het inschrijvingsbewijs voortvloeien, kunnen niet worden overgedragen.
  • 3. Ondernemingen, waarvan de inschrijving definitief is geweigerd of geschrapt, moeten haar werkzaamheden binnen een door de directie vast te stellen termijn en met inachtneming van door de directie te stellen voorwaarden beëindigen. Zij zijn verplicht te voldoen aan de opdrachten, welke hun in verband met de schrapping door de directie worden gegeven.
Handelsbeperkingen
Art.6.
  • 1. Het is aan ondernemingen verboden, zonder schriftelijke vergunning van de directie onbewerkte tabak, tabaksurrogaten of tabaksproducten te verkoopen of af te leveren. Als vergunning worden mede beschouwd de door de directie vastgestelde en afgegeven distributiebonnen voor den aankoop van onbewerkte tabak. De richtlijnen ten aanzien van het verleenen en intrekken van vergunningen worden door den Secretaris-Generaal vastgesteld.
Art.7.
  • 1. De ondernemingen die tabaksproducten vervaardigen, mogen maandelijks slechts die hoeveelheid aan onbewerkte tabak tot tabaksproducten verwerken of doen verwerken, welke haar door de directie wordt vrijgelaten.
  • 2. De directie kan de hoeveelheid vaststellen, zoowel van alle onbewerkte tabak als van enkele volgens herkomst aangewezen onbewerkte tabakssoorten, welke door een onderneming maandelijks mogen worden verwerkt.
  • 3. De Secretaris-Generaal kan de hoeveelheid, welke ingevolge het tweede lid aan een onderneming maandelijks ter verwerking is toegestaan, om belangrijke redenen verminderen of haar ontnemen.
  • 4. De hoeveelheden, welke een onderneming ingevolge het tweede lid maandelijks mag verwerken, kunnen slechts met toestemming van den Secretaris-Generaal aan een andere onderneming ter verwerking worden overgedragen.
  • 5. Voorschotten op latere maanden worden niet toegestaan.
  • 6. Hoeveelheden, welke in de daarvoor aangewezen maand niet verwerkt zijn, mogen nog in de daarop volgende twee maanden worden verwerkt. Een latere verwerking wordt niet toegestaan.
Art.7a.
De directie kan aan bepaalde ondernemingen of alle ondernemingen, dan wel aan bepaalde groepen van ondernemingen, de verplichting opleggen door haar aan te wijzen partijen onbewerkte tabak te koopen of te verwerken.
Art.8.
De ondernemingen, die tabaksproducten vervaardigen, zijn verplicht de afleveringen te doen, waartoe de directie haar bij speciale aanwijzing opdracht geeft.
Koppelverbod
Art.8a.
  • 1. Het is verboden bij het afsluiten van contracten betreffende levering van onbewerkte tabak, tabaksproducten of tabaksurrogaten of bij de uitvoering dezer contracten, middellijk of onmiddellijk in welken vorm ook:
    • a. als tegenprestatie levering van waren of dienstverrichtingen te eischen;
    • b. den afnemer de verplichting op te leggen, behalve onbewerkte tabak, tabaksproducten of tabaksurrogaten, goederen van anderen aard, of, behalve de bestelde soorten onbewerkte tabak, tabaksproducten of tabaksurrogaten, andere soorten onbewerkte tabak, tabaksproducten of tabaksurrogaten of dienstverrichtingen aan te nemen.
  • 2. Het is voorts verboden bij het afsluiten van contracten betreffende levering van andere goederen dan onbewerkte tabak, tabaksproducten of tabaksurrogaten of betreffende dienstverrichtingen, de levering van onbewerkte tabak, tabaksproducten of tabaksurrogaten, in welken vorm ook, middellijk of onmiddellijk, als tegenprestatie te eischen.
Prijsvoorschriften
Art.9.
  • 1. Het is aan ondernemingen verboden onbewerkte tabak te verkoopen tegen hoogere prijzen dan die, welke door of namens den Secretaris-Generaal worden vastgesteld. Het uitvaardigen van bijzondere richtlijnen ten aanzien van de door de importeurs te berekenen prijzen blijft den Secretaris-Generaal voorbehouden.
  • 2. Het is aan makelaars in onbewerkte tabak verboden voor de door hen te verrichten diensten grootere vergoedingen te berekenen dan die, welke door of namens den Secretaris-Generaal worden vastgesteld.
Opgaveplicht
Art.10.
Alle natuurlijke of rechtspersonen, die zich, ongeacht of zij al dan niet bij het Rijksbureau zijn ingeschreven, in de uitoefening van hun bedrijf of anderszins bezighouden of beziggehouden hebben met het verhandelen, opslaan, bewerken of verwerken van onbewerkte tabak of tabaksurrogaten of in het bijzonder met het vervaardigen, verhandelen of opslaan van tabaksproducten, zoomede de natuurlijke of rechtspersonen, die tabaksurrogaten vervaardigen, met inbegrip van den detailhandel en van hen, die bij den handel in onbewerkte tabak hun bemiddeling verleenen, zijn verplicht de directie op haar verzoek alle opgaven en inlichtingen, welke zij in verband met een goede uitvoering dezer beschikking noodzakelijk acht, te verstrekken. Met name moeten de door de directie vastgestelde en ter invulling toegezonden formulieren binnen den door de directie gestelden termijn behoorlijk ingevuld en onderteekend worden geretourneerd.
Inzageplicht
Art.10a.
De in artikel 10 genoemde natuurlijke of rechtspersonen zijn te allen tijde verplicht de directie of de door haar aangewezen personen op haar verzoek inzage te verleenen of afschrift te verstrekken van alle bescheiden, waarvan de directie voor een goede vervulling van haar taak inzage of afschrift noodig oordeelt.
Bijdragen en consentgelden
Art.11.
  • 1. De bij het Rijksbureau ingeschreven ondernemingen zijn verplicht bijdragen te betalen in de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze regeling.
    De secretaris stelt richtlijnen vast ten aanzien van de grootte van deze bijdragen.
  • 2. Op de ingevolge het eerste lid te betalen bijdragen kunnen door de directie voorschotten worden geheven.
Art.12.
  • 1. Ter zake van het verleenen van een vergunning, als bedoeld in artikel 6, wordt voor het verkoopen of afleveren van tabaksproducten een door den Secretaris-Generaal of, na verkregen machtiging van dezen, door de directie te bepalen consentgeld geheven, dat niet meer zal mogen bedragen dan 1/2 pet. van den detailprijs in den zin van de Tabakswet 1921, Staatsblad no. 712.
  • 2. Het is den ondernemingen verboden de betaalde consentgelden aan haar afnemers in rekening te brengen.
  • 3. Consentgelden, welke sedert 28 Mei 1940 aan afnemers in rekening zijn gebracht, moeten worden terugbetaald.
Slotbepalingen
Art.13
  • 1. Bij overtreding van een der in deze beschikking vervatte verboden of bij niet-nakoming van een bij of krachtens deze beschikking gegeven voorschrift kan, onverminderd de bepalingen van artikel 18 der wet, de inschrijving van de betrokken onderneming worden geschorst of geschrapt.
  • 2. Voorschriften en verplichtingen, voortvloeiende uit toepassing van artikel 5, het tweede lid van artikel 6, de artikelen 8, 8a, 10 en 10a, alsmede het tweede lid van artikel 12, worden onderscheidenlijk beschouwd als voorschriften en verplichtingen, als bedoeld in artikel 18 van de wet.
Art.14
Deze beschikking kan worden aangehaald onder den titel: Tabak- en Tabaksproductenbeschikking 1940 no. 1.
Art.15
Deze beschikking treedt in werking op den dag harer afkondiging.
's-Gravenhage, 12 September 1940
De Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart,
H.M. Hirschfeld
Tabaksdistributiebeschikking, 1942 nr 1
18 Mei 1942
No.234460/A.2./doss.3115
Afd.Centraal Distributiekantoor
De SECRETARIS-GENERAAL van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart:
Gelet op artikel 5 der Distributiewet 1939, op de Tabak- en Tabaksproductenbeschikking 1940 no. 1 en op de Verordening no.23/1940 en in overeenstemming met de §§ 2 en 3 der Verordening no.3/1940 en met § 1 der Verordening no.177/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied.
Heeft goedgevonden te bepalen:
Art.1
In deze beschikking wordt verstaan onder:
  • Secretaris-Generaal: de Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart:
  • distributiedienst: de distributiedienst, bedoeld in artikel 12 der Distributiewet 1939;
  • Rijksbureau: het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten, bedoeld in artikel 3 van de Tabak- en Tabaksproductenbeschikking 1940 no.1;
  • tabak: tabaksproducten in den zin van de Tabak- en tabaksproductenbeschikking 1940 no.1, met uitzondering van tabakspoeder en snuiftabak;
  • fabrikant: de natuurlijke of rechtspersoon, die tabak vervaardigt en daarvan zijn normaal bedrijf maakt, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon, die als importeur van tabaksproducten bij het Rijksbureau is ingeschreven;
  • grossier: de natuurlijke of rechtspersoon, die tabak verkoopt of aflevert aan detaillisten en daarvan zijn normaal bedrijf maakt;
  • detaillist: de natuurlijke of rechtspersoon, die tabak verkoopt of aflevert aan uiteindelijke verbruikers en daarvan zijn normaal bedrijf maakt;
  • koopen: koopen en doen koopen;
  • verkoopen: verkoopen en doen verkoopen;
  • afleveren: afleveren en doen afleveren;
  • in ontvangst nemen: in ontvangst nemen en doen in ontvangst nemen;
  • aanbieden: aanbieden en doen aanbieden.
Art.2.
Bij de uitvoering van de distributie van tabak worden overeenkomstig aanwijzingen van den Secretaris-Generaal of een daartoe gemachtigden ambtenaar in gebruik gesteld:
  • a. nader aan te wijzen en voor een bepaald tijdvak geldig te verklaren bonnen van de tabakskaarten of van de sigarettenkaarten, volgens vastgestelde modellen, alsmede de met "tabak een rantsoen" en "tabak een vijfde rantsoen" gemerkte bonnen, volgens vastgesteld model, welke bonnen en kaarten de distributiediensten kunnen uitreiken;
  • b. tot een bepaalden dag geldig te verklaren toewijzingen, volgens vastgesteld model, voor een bepaald aantal rantsoenen "tabak" of "sigaretten", welke de distributiediensten kunnen uitreiken;
  • c. toewijzingen, welke door of namens het Rijksbureau kunnen worden uitgereikt;
  • d. bijzondere schriftelijke vergunningen, welke door den Secretaris-Generaal, dan wel een daartoe gemachtigden ambtenaar of het Rijksbureau kunnen worden afgegeven.
Art.3.
  • 1. Het koopen en in ontvangst nemen van tabak is, onverminderd het bepaalde bij eenig ander wettelijk voorschrift, uitsluitend toegestaan voor zoover dit geschiedt onder afgifte van de in artikel 2 genoemde bonnen, dan wel onder afgifte van de in artikel 2 genoemde toewijzingen of vergunningen, voor zoover deze bonnen, toewijzingen en vergunningen, op den dag van inlevering recht geven op het koopen van de gekochte hoeveelheid tabak.
  • 2. Het koopen en in ontvangst nemen van tabak onder afgifte van een toewijzing, bedoeld in artikel 2, onder b, is uitsluitend toegestaan aan dengene, aan wien de toewijzing is uitgereikt, nadat hij in het daartoe bestemde vak van het toewijzingsformulier zijn naam en volledig adres heeft vermeld.
  • 3. Het koopen en in ontvangst nemen van tabak onder afgifte van een vergunning, bedoeld in artikel 2, is uitsluitend toegestaan aan dengene, te wiens name deze vergunning is gesteld.
  • 4 Het koopen en in ontvangst nemen van tabak door een detaillist of grossier bij of van een detaillist of grossier, onder afgifte van bonnen, als bedoeld in artikel 2, is verboden.
Art.4.
  • 1. Het verkoopen en afleveren van tabak is, onverminderd het bepaalde bij eenig ander wettelijk voorschrift, uitsluitend toegestaan voor zoover dit geschiedt tegen inlevering van de in artikel 2 genoemde bonnen, dan wel onder inlevering van de in artikel 2 genoemde toewijzingen of vergunningen, voor zoover deze bonnen, toewijzingen en vergunningen op den dag van inlevering recht geven op het koopen van de verkochte hoeveelheid tabak.
  • 2. Het verkoopen, afleveren en te koop aanbieden van tabak, welke is gekocht onder afgifte van toewijzingen, bedoeld in artikel 2, onder c, is, behoudens toestemming van het Rijksbureau, verboden.
  • 3. Het verkoopen of afleveren van tabak door een detaillist of grossier aan een detaillist of grossier tegen inlevering van bonnen, als bedoeld in artikel 2, is verboden.
  • 4. Het afleveren in gedeelten van een onder afgifte der in artikel 2, onder a, b en d, genoemde bonnen, toewijzingen of vergunningen gekochte hoeveelheid tabak is verboden.
Art.5.
  • 1. De bonnen, bedoeld in artikel 2, onder a, geven recht op het koopen van een nader vast te stellen hoeveelheid tabak.
  • 2. De toewijzingen, bedoeld in artikel 2, geven recht op het koopen van het daarop aangegeven aantal toegewezen rantsoenen tabak of sigaretten, met dien verstande, dat het koopen van een geringer aantal rantsoenen verboden is.
  • 3. De vergunningen, bedoeld in artikel 2, geven recht op het koopen van de daarop aangegeven hoeveelheid tabak, met dien verstande, dat het koopen van een geringere hoeveelheid verboden is.
  • 4. De met "Tabak een vijfde rantsoen" gemerkte bonnen geven uitsluitend recht op het koopen van tabak bij instellingen, welke er haar bedrijf of nevenbedrijf van maken maaltijden rechtstreeks aan consumenten te verstrekken.
Art.6.
  • 1. Het aanbieden van bonnen, bedoeld in artikel 2, aan een distributiedienst ter verkrijging van toewijzingen, bedoeld in artikel 2, onder b, dient te geschieden overeenkomstig door den Secretaris-Generaal, dan wel een daartoe gemachtigden ambtenaar te geven aanwijzingen.
  • 2. Het inleveren van beschadigde, valsche of vervalschte bonnen en van andere bonnen dan die, welke 35 dagen vóór den dag van inlevering recht geven op het koopen van tabak, is verboden.
Art.7
Een ieder is verplicht:
  • a. alle inlichtingen, welke aan hem van Overheidswege worden gevraagd betreffende het gebruik, dat hij heeft gemaakt van de door hem sedert 19 April 1942 ontvangen toewijzingen, bedoeld in artikel 2 en in de beschikking no.233335/A.2./doss.3115, Directie van Handel en Nijverheid, afd.C.D.K., dd. 21 April 1942 en betreffende alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen, welke hij heeft verricht met betrekking tot de door hem onder afgifte van deze toewijzingen gekochte hoeveelheid tabak, nauwgezet, prompt, zonder eenige verzwijging en binnen een daarvoor te bepalen termijn te verstrekken;
  • b. tot het oogenblik van aflevering ingevolge verkoop de toegewezen hoeveelheid tabak te bewaren op het adres, hetwelk ingevolge het bepaalde in artikel 3, lid 2, op de toewijzing is vermeld.
Art.8.
  • 1. De detaillist, die bonnen, bedoeld in artikel 2, in ontvangst heeft genomen, is verplicht deze bonnen, indien hij deze niet aanbiedt aan een distributiedienst ter verkrijging van een toewijzing, zorgvuldig te bewaren en op verlangen van den distributiedienst te toonen.
  • 2. De detaillist of grossier, aan wien een toewijzing, bedoeld in artikel 2, onder b, is verstrekt, is verplicht, indien hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt voor het koopen van tabak, deze toewijzingen binnen een week na het verstrijken van den geldigheidsduur in te leveren bij den distributiedienst van den distributiekring, tot welken de gemeente, waar zijn bedrijf gevestigd is, behoort.
  • 3. Degene, aan wien een toewijzing, bedoeld in artikel 2, onder c, is verstrekt, is verplicht deze toewijzing, indien hij daarvan geen gebruik maakt voor het koopen van tabak, binnen een week na het verstrijken van den geldigheidsduur in te leveren bij het Rijksbureau.
  • 4. De fabrikant is verplicht, op verzoek van het Rijksbureau, opgave te verstrekken van de door hem afgeleverde hoeveelheid tabak, op tijd en wijze, als door genoemd Rijksbureau te bepalen.
  • 5. De fabrikant, die toewijzingen heeft ontvangen, tegen welke hij geen tabak verkoopt of aflevert, is verplicht deze toewijzingen in te leveren bij een door het Rijksbureau aan te wijzen instantie, op tijd en wijze, door het Rijksbureau te bepalen.
Art.9
De in deze beschikking vervatte voorschriften worden beschouwd als voorschriften, bedoeld in den aanhef van artikel 1, lid 1, onder 2°., van het Economisch Sanctiebesluit 1941.
Art.10.
Tot het afgeven van de vergunningen, als bedoeld in artikel 2, het geven van aanwijzingen, als bedoeld in de artikelen 2 en 6, is gemachtigd de directeur van het Centraal Distributiekantoor, bedoeld in de beschikking no.390, afd.C.D.K., dd. 26 Januari 1942 van den Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart.
Art.11.
Deze beschikking kan worden aangehaald onder den naam: "Tabakdistributiebeschikking 1942 1" en treedt in werking op 17 Mei 1942.
's-Gravenhage, 18 Mei 1942.
De Secretaris-Generaal voornoemd
H.M. Hirschfeld.

Archiefbestanddelen