Terug naar zoekresultaten

2.13.85 Inventaris van het archief van de Militaire Luchtvaart en -verdediging, 1910-1940 (1944)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.85
Inventaris van het archief van de Militaire Luchtvaart en -verdediging, 1910-1940 (1944)

Auteur

J.M.M. Cuijpers

Versie

30-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2000 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Defensie: Militaire Luchtvaart en -verdediging
Defensie / Militaire Luchtvaart

Periodisering

archiefvorming: 1910-1940
oudste stuk - jongste stuk: 1910-1944

Archiefbloknummer

D27513

Omvang

; 474 inventarisnummer(s) 17,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in talen als het, heten het.
Nederlands
Engels
Frans
Duits

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Het archief bevat luchtfoto's en tekeningen.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Commando Luchtverdediging Inspectie der Militaire Luchtvaart Luchtvaartafdeling Luchtvaartbedrijf Militaire Luchtvaartcommissie Voorbereidend Commando Luchtverdediging, 1938-1941, (1921) 1935-1940, 1913-1938, (1925) 1932-1941 (1944), 1910-1913, 1938-1941

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief met betrekking tot de militaire luchtvaart en luchtverdediging bevat zeer uiteenlopende archiefbescheiden. Naast de vele agenda's van ingekomen en uitgaande stukken en uitgaande minuten, waarvan sommige via de verschillende bijlagen nader toegankelijk zijn gemaakt, bevat het archief ook maandrapporten, akten van verbintenissen met vliegeniers, luchtfoto's, gemaakt door de Fototechnische Dienst en dossiers betreffende de verschillende typen vliegtuigen. Tevens bevat het verschillende soorten documentatie zoals brochures van de diverse bedrijven op het gebied van de luchtvaartindustrie en stukken betreffende de bemoeienis van het Rijk met de burgerluchtvaart.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1 De eerste aanzet
Gezien de ontwikkelingen in de ons omringende landen op het gebied van de luchtvaart, achtte de minister van Oorlog het wenselijk om het "vraagstuk der luchtscheepvaart, voor zooveel betreft zijne toepassing bij onze landsverdediging" te bestuderen. Daartoe stelde hij bij beschikking van 26 maart 1910, IIe Afd, no. 340 ( Recueil Militair (voortaan: RM) 1910, p. 426. ) , de militaire luchtvaartcommissie in.
Deze commissie, bestaande uit officieren van de verschillende wapens, stond onder voorzitterschap van de sous chef van de Generale Staf, generaal-majoor C.J. Snijders, later vervangen door luitenant-kolonel W.H. van Terwisga.
De overige leden waren:
  • van de Generale Staf: majoor jhr. L.A.M. von Schmid en kapitein P. Huizen;
  • van de Artillerie: luitenant-kolonel D.H. Peletier, kapitein J.C.A. Jansen en de 1e luitenant W.N. Bakker;
  • van de Genie: kapitein H. Walaardt Sacré (secretaris), majoor J.H.A. Mijsberg (later vervangen door luitenant-kolonel A.E. von Brücken Fock), kapitein P.J.P. van der Steur en 1e luitenant W.H. Coot;
  • van de Infanterie: 2e luitenant C. Gordijn.
Op 8 april 1912 presenteerde de commissie haar eindrapport, getiteld Rapport en voorstellen betreffende de oprichting van eene Luchtvaartorganisatie bij het Leger ( Een exemplaar van het rapport is opgenomen in inv.nr. 4. ) , met onder meer de navolgende voorstellen:
  1. Oprichting van een centrale organisatie voor militaire luchtvaart bij het leger, belast met:
    1. alle praktische werkzaamheden, beproevingen enz., welke op luchtvaartgebied in het leger zullen voorkomen;
    2. zich op de hoogte stellen van en houden van alle ontwikkelingen op het gebied van de militaire luchtvaart;
    3. het geven van adviezen met betrekking tot de militaire luchtvaart, om zo te komen tot een vaste inrichting en beheer van het dienstvak;
    4. de leiding van de oefeningen met het aan te schaffen materieel.
  2. Het aanwijzen van een officier belast met de verdere voorbereiding, zoals nadere onderhandelingen met leveranciers, het opstellen van ontwerpcontracten en reglementen. Inv.nr.4: Rapport en voorstellen, p.3.
Deze voorstellen werden door de Chef van de Generale Staf onderschreven en op zijn advies werd door de minister van Oorlog op 1 mei 1912 kapitein H. Walaardt Sacré belast met de opdracht om een organisatie voor een Luchtvaartafdeling bij het leger uit te werken. Walaardt Sacré werd rechtstreeks geplaatst onder de Chef van de Generale Staf.
Daar de commissie haar werkzaamheden had beëindigd, werd bij beschikking van de minister van Oorlog van 18 februari 1913, IIe Afd. no.184 de commissie opgeheven. ( Inv.nr. 4. )
2 De militaire luchtvaartorganisatie
2.1 Inleiding
Op basis van de resultaten van voornoemd onderzoek en op advies van de Chef van de Generale Staf voerde de minister van Oorlog op zijn begroting voor 1913 een post op, bestemd voor "een voorloopige luchtvaartorganisatie", die zou zijn opgebouwd uit kabelvliegers, kabelballons, een luchtschip en vliegtuigen.
De Tweede Kamer ging hier echter niet mee akkoord en op 15 januari 1913 werd een amendement van het liberale kamerlid M. Tydeman aangenomen, waarin werd bepaald dat de middelen alleen gebruikt mochten worden voor de aanschaf van vliegtuigen, omdat getwijfeld werd aan het nut van kabelvliegers en -ballons. Hiermee was de politieke beslissing over de oprichting van een luchtvaartorganisatie binnen het leger een feit. ( R. de Winter en E.H.J.C.M. Doreleijers, Luchtmachtstructuren in beweging, 80 jaarluchtmachtorganisatie (Den Haag 1994) 15. )
2.2 De Luchtvaartafdeling
De opbouw van een organisatie kon nu beginnen. Bij Koninklijk Besluit (KB) van 16 april 1913, no. 29 werd op 1 juli 1913 te Soesterberg de (voorlopige) Luchtvaartafdeling (LVA) opgericht.
Bij beschikking van de minister van Oorlog van 13 juni 1913, no. IIe Afd., no.291 werd voornoemd KB nader uitgewerkt. ( RM 1913, p. 509. )
De Luchtvaartafdeling ging ressorteren onder de Chef van de Generale Staf. kapitein H. Walaardt Sacré werd de eerste commandant.
Organigram van de Luchtvaartafdeling, circa 1920:
Embedded Image
Verder bestond de afdeling uit een handvol officierenvlieger en 30 man personeel, dat op vrijwillige basis bij de LVA werd gedetacheerd.
De belangrijkste taak van de afdeling was verkenning en het bewaken van het Nederlandse luchtruim. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 19. )
Begin 1915 werd de LVA gereorganiseerd. Zo werd bij KB van 18 maart 1915, no. 43 aan de commandant het gezag van korpscommandant gegeven. De LVA werd nu een afzonderlijk korps, rechtstreeks ressorterende onder de bevelen van de Chef van de Generale Staf. Het personeel werd nu geplaatst bij het korps.
Tevens werd voor de commandant een nieuwe instructie vastgesteld ( Inv.nr. 49, agendanr. 399: ministeriële beschikking van 4 mei 1915, nr. IIe Afd. no. 14. ) , waarin onder meer de volgende taken werden aangegeven:
  • voorbereiden van de mobilisatie;
  • zorgdragen voor het beschikbaar zijn van een zo groot mogelijk aantal vliegtuigen voor dienst te velde;
  • leiding van en toezicht op oefeningen van de afdeling;
  • maken van een studie betreffende de luchtvaart in het algemeen en de militaire luchtvaart in het bijzonder;
  • voeren van onderhandelingen met leveranciers en maken van ontwerpovereenkomsten.
In verband met de grote uitbreiding van het aantal vliegtuigen, achtte de Chef van de Generale Staf een reorganisatie van de LVA noodzakelijk. Daartoe deed hij op 20 augustus 1918 de minister van Oorlog enkele voorstellen. De minister nam deze voorstellen niet over. In verband met de wapenstilstand tussen de oorlogvoerende landen, vond hij dat het tempo van uitbreiding verlaagd en de kosten over meerdere jaren gespreid moesten worden.
Wel gaf de minister in november 1918 toestemming om het personeel in te delen in twee compagnieën. ( Inv.nr. 52: agendanr. 4768. ) Op 25 april 1919 legde de Chef van de Generale Staf herziene reorganisatieplannen voor aan de minister. ( Inv.nr. 53: agendanr. 977. ) Op 1 november 1919 droeg Walaardt Sacré het commando over aan kapitein J.H. Hardenberg. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 23. ) De nieuwe commandant onderkende dat de taak van een moderne militaire vliegdienst uit drie onderdelen zou bestaan, te weten: een verkenning- en waarnemingsdienst, een gevechtsdienst en een bombardementsvliegdienst. Daar het niet mogelijk was om alle drie de onderdelen volledig in te vullen, legde hij de nadruk op het onderdeel verkenning en waarneming. De dienst zou dan dienen als hulpwapen van de strijdkrachten. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 25. ) In de vredesorganisatie van 1921 ( Een organisatieschema is opgenomen in bijlage [..] ) viel het accent op opleiding. De verschillende opleidingsorganen werden gekoppeld aan de vliegtuigafdelingen.
Deze afdelingen waren:
  • Vliegschool, met enkele lesvliegtuigen
  • Tactische Vliegtuigafdeling, verbonden aan de Tactische waarnemingsschool
  • Artillerie Vliegtuigafdeling, verbonden aan de Artillerie waarnemingsschool
  • Mitrailleur- en Bommenwerpvliegtuigafdeling, ingeschakeld bij de bewapeningsinstructie
  • Speciale Opdrachtenvliegtuigafdeling.
Daarnaast bestond de organisatie uit een aantal hulpdiensten:
  • Technische dienst
  • Fototechnische dienst
  • Radiodienst
  • Bewapeningsdienst
  • Vliegmedische dienst
  • Geneeskundige dienst
  • Automobieldienst
  • Weerdienst (later Meteorologische dienst)
  • Navigatiedienst (opgericht in 1923). ( Winter, Luchtmachtstructuren, 26. )
De oorlogsorganisatie zag er heel anders uit. De beschikbare vliegtuigen werden gegroepeerd in:
  • Verkenningsvliegtuigafdelingen (Ver.-V.A.'s), voor strategische en tactische verkenning
  • Artillerieverkenningsvliegtuigen (Ar.-V.A.'s), voor samenwerking met de artillerie inzake vuurleiding
  • Beschermingsvliegtuigafdelingen (Bes.-V.A.'s), voor de bescherming van de Ver.-V.A.'s en de Ar.-V.A.'s.
  • Jachtvliegtuigafdeling (Ja.V.A.'s), voor verdediging van bijzonder belangrijke punten
  • Bombardeervliegdienst, bestaande uit voor militair gebruik ingerichte civiele verkeersvliegtuigen.
De meeste overige vliegtuigafdelingen werden geformeerd tot vliegtuiggroepen, die aan verschillende legerafdelingsverbanden werden toegevoegd. Zo'n groep bestond uit een staf, een Ver.-V.A., een Ar.-V.A., een Bes.-V.A., een fotografische afdeling, een radiotelegrafische afdeling en een mobiele herstellingsafdeling. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 27. Inv.nr. 59. ) Door de nadruk te leggen op de verkenningstaak werd de Luchtvaartafdeling genoodzaakt samen te werken met andere wapens, in het bijzonder waar het ging om luchtverdediging. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 28. ) In verband met geruchten over fraude en malversaties bij de Luchtvaartafdeling werd bij beschikking van 2 mei 1927, nr. 1e Afd., no.169, door de minister van Oorlog de commissie van onderzoek naar de toestand bij de Luchtvaartafdeling (Commissie Bomert) ingesteld. In november 1927 presenteerde de commissie haar eindrapport. ( Een exemplaar van dit rapport is opgenomen in inv.nr. 254, agendanr. 67. )
De commissie concludeerde dat van misstanden geen sprake was, maar wel dat werkzaamheden van de commandant te veel omvattend waren. De commissie stelde derhalve voor om de staf te reorganiseren.
In een brief aan de Tweede Kamer onderschreef de minister van Oorlog de voorstellen van de commissie. Wat het militaire gedeelte betrof, werd de commandant nu bijgestaan door een tweede hoofdofficier. Daarnaast werd de leiding van het technisch bedrijf opgedragen aan een hoofdambtenaar, onder de naam chef Technische Dienst. ( Inv.nr. 254: agendanr. 67. ) . Op 31 oktober 1929 werd Hardenberg opgevolgd door majoor J.J. van Santen. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 31. )
De moderne jachtvliegtuigen vergden steeds meer vaardigheden van de vliegers. In de bestaande vredesorganisatie konden de vliegers deze vaardigheden nauwelijks opdoen, omdat er geen jachtvliegtuigafdeling was opgenomen. Deze werd pas gevormd in de oorlogsorganisatie.
Derhalve werd met ingang van 1 februari 1930 een nieuwe vredesorganisatie van kracht. De vier bestaande vliegtuigafdelingen (de Tactische Vliegtuigafdeling, de Artillerie Vliegtuigafdeling, de Mitrailleur- en Bommenwerpafdeling, en de Speciale Opdrachtenvliegtuigafdeling) werden opgeheven.
Daarvoor in de plaats kwam een Jachtvliegtuigafdeling (Ja.V.A.), twee Vliegtuiggroepen, met elk een Ver.-V.A. en Ar.-V.A., en een Proefvliegtuigafdeling (PVA). De Vliegschool bleef gehandhaafd. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 32. ) Tijdens mobilisatie zouden uit de twee Vliegtuiggroepen vijf oorlogsvliegtuiggroepen worden gevormd, waarover de taken van de Ver.-V.A.'s en de Ar.-V.A.'s zouden worden verdeeld. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 32. ) Eerst in juni 1932 nam de opvolgende minister van Defensie de bevindingen van de Commissie Bomert over en besloot over te gaan tot een ingrijpende reorganisatie van de LVA. De commandant werd ontheven van zijn bemoeienis met de Technische Dienst, die volledig van de Luchtvaartafdeling werd losgekoppeld en onder de naam Luchtvaartbedrijf (LVB) te Soesterberg gevestigd werd. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 33. ) Bij ministeriële beschikking van 4 juni 1932 geheim Litt. Q70 werd kolonel-titulair b.d. K.E. Oudendijk belast met de opdracht om, in nauw overleg met de commandant van de LVA, de samenwerking tussen de Luchtvaartafdeling en het -bedrijf te regelen. ( Inv.nr. 254: agendanr. 34 geheim. )
2.3 Het Luchtvaartbedrijf
Bij ministeriële beschikking van 16 augustus 1932, nr. IIde Afd.B. no.124 werd op 15 augustus 1932 het Luchtvaartbedrijf ( Een overzicht van de directeuren van het Luchtvaartbedrijf is opgenomen in de bijlagen ) te Soesterberg ingesteld. Het LVB stond onder leiding van een directeur, die rechtstreeks onder de minister van Defensie ressorteerde. ( Legerorders (voortaan: LO) 1932, no.247.) ) De minister benoemde kolonel-titulair b.d. K. Oudendijk tot directeur. ( Inv.nr. 254: agendanr. 2 Geheim. )
Schematisch gezien ontstond de volgende toestand:
Embedded Image Omdat de juiste scheidslijn tussen de LVA en het LVB nog moest worden vastgesteld, werd in 1932 het Voorloopig voorschrift voor het Luchtvaartbedrijf vastgesteld. Na een jaar ervaring opgedaan te hebben, zou een definitief voorschrift worden vastgesteld. ( Inv.nr. 66: agendanr. 2455. )
In het voorschrift werd aangegeven dat het LVB werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de luchtvaartdiensten van de strijdkrachten, welke bestonden uit:
  • herstellen, wijzigen en onderhouden van vliegtuigmaterieel;
  • aanschaffen vliegtuigen en ander materieel;
  • adviseren en verlenen van medewerking aan de luchtvaartdiensten inzake beproeving, behandeling, onderhoud en beheer van vliegtuigmaterieel;
  • garagediensten.
Het bedrijf bestond uit vijf hoofdafdelingen:
  • de Technische dienst, met de werkplaatsen, de montage, het tekenbureau en de opneemdienst;
  • de Keuringsdienst, met laboratorium;
  • de Militaire Controle, voor het toezicht op de aanbouw van vliegtuigen bij particuliere bedrijven;
  • de Inkoop- en magazijndienst, met o.m. het Vliegtuigdepot;
  • de Administratieve dienst, met een bedrijfsboekhouding, een begrotingsboekhouding, een magazijnadministratie en een bibliotheek. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 33. )
Organigram van het Luchtvaartbedrijf
Embedded Image
2.4 Tegenstellingen tussen LVA en LVB
De samenwerking tussen de LVA en het LVB is nooit goed uit de verf gekomen. Vanaf het begin ontstonden grote meningsverschillen over het toezicht op de in gebruik zijnde vliegtuigen bij de LVA. De directeur van het LVB was van mening dat dit tot zijn taak behoorde, de commandant van het LVA was een andere mening toegedaan. Hij vond dat alleen de Chef van de Generale Staf deze bevoegdheid had. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 35. )
Het ontbreken van een taakafbakening en de gescheiden verantwoordelijkheid aan de minister van Defensie (LVB) en de Chef van de Generale Staf (LVA) waren hieraan debet.
Een poging van luitenant-kolonel P.W. Best, die op 1 november 1933 Van Santen als commandant opvolgde ( Winter, Luchtmachtstructuren, 25. ) , om uit de impasse te raken mislukte. Daarop stelde de minister van Defensie op 25 mei 1934 een commissie in, met als opdracht onderzoek te doen naar de verhouding tussen de commandant Luchtvaartafdeling en de directeur Luchtvaartbedrijf. Op 27 augustus 1934 bood de commissie haar eindrapport aan de minister van Defensie aan. ( Zie voor het rapport inv.nr. 255, agendanr. 94 Geheim. )
De commissie kwam tot de conclusie dat de wrijvingen te wijten waren "aan, of het gevolg van, het ontbreken van een gemeenschappelijke leidende instantie boven die beide organisaties." De commissie stelde voor om over te gaan tot een "onmiddellijke instelling van een gemeenschappelijke hoogere instantie (...)."
Naar aanleiding van voornoemd rapport werd bij ministeriële beschikking van 20 oktober 1934, nr. geheim Litt. C157 door de minister van Defensie het Voorschrift voor het Luchtvaartbedrijf vastgesteld, onder intrekking van de Voorloopige richtlijnen voor het Luchtvaartbedrijf. Tevens werd generaal-majoor M. Raaijmaakers belast met de voorbereiding van de instelling van een rechtstreeks onder de minister van Defensie ressorterende instantie, die boven de commandant LVA en de directeur LVB zou staan. ( Inv.nr. 255, agendanr. 94 geheim. ) Dit resulteerde in de instelling van de Inspectie der Militaire Luchtvaart (IML), welke met ingang van 15 april 1935 te Soesterberg gevestigd werd. ( KB no. 59 van 30 maart 1935. )
Vanaf deze datum bestond de militaire luchtvaart uit de Staf der militaire luchtvaart (met aan het hoofd de Inspecteur), de Luchtvaartafdeling en het Luchtvaartbedrijf.
Bij ministeriële beschikking van 6 april 1935, nr. IIde Afd. B, no. 3, werden (nieuwe) vredesinstructies voor de IML, de commandant van de LVA en de directeur van het LVB vastgesteld. ( LO 1935, nr. 89. )
Schematisch gezien ontstond nu de volgende toestand:
Embedded Image
De IML stond rechtstreeks onder de minister van Defensie. De commandant van de LVA en de directeur van het LVB stonden onder zijn bevelen.
De inspecteur hield "toezicht op de vaststelling en uitvoering van de regelingen, betreffende den gang van den dienst bij de onderdeelen van de Luchtvaartafdeeling en het Luchtvaartbedrijf en hij bevordert in het bijzonder de goede en gemakkelijke samenwerking (...) tusschen genoemde afdeeling en bedrijf" en "wijdt zijn bijzondere aandacht aan de mobilisatievoorbereiding ten behoeve van de uit de Luchtvaartafdeeling en uit het Luchtvaartbedrijf te vormen oorlogsonderdeelen."
Verder was hij belast "met het toezicht op het beheer, de oplegging en het onderhoud van het luchtvaartmaterieel (...)."
Ingeval van mobilisatie kreeg hij het bevel over het Depot Luchtstrijdkrachten ( Het Depot Luchtstrijdkrachten werd ingesteld na uitgiffte van telegram B (voormobilisatie). Naast dit depot werden ook depots onder de bevelen van de andere wapeninspecteurs opgericht. De commandant Luchtverdediging kon uit deze depots putten ter aanvulling of versterking. ) en over de vaste herstellingsafdelingen van de luchtstrijdkrachten. ( LO 1935, nr. 89. ) De commandant van de LVA werd nu "volledig verantwoordelijk voor den toestand van het bij de Luchtvaartafdeeling in gebruik of beheer zijnd materieel." ( LO 1935, nr. 89. ) Directeur Oudendijk van het Luchtvaartbedrijf bleef zich echter tegen de nieuwe organisatie verzetten. Het conflict liep zo hoog op dat de commandant van de Luchtvaartafdeling op 6 januari 1936 de minister verzocht om "aan den (...) verkeerden toestand (...) zoo spoedig mogelijk een einde (te maken) door den heer OUDENDIJK, dien ik (...) ongeschikt acht (...) uit deze betrekking te ontslaan." ( Inv.nr. 316, agandanr. 30P. ) De minister zag hier geen reden toe, omdat op zijn aandringen Oudendijk uiteindelijk verklaarde "(...) zich volkomen te onderwerpen aan zijn instructie." ( Inv.nr. 316, agendanr. 20P. ) Toch waren de verhoudingen danig verstoord en was van een vruchtbare samenwerking geen sprake. Er kwam pas een einde aan het conflict toen Oudendijk in april 1937 ontslag nam. Hij werd opgevolgd door luitenant-kolonel H.J. van Roijen. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 39. ) Op 31 maart 1937 droeg P.W. Best het commando over de Luchtvaartafdeling over aan luitenant-kolonel F.A. van Heijst. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 48. )
2.5 De opbouw van de militaire luchtvaart vanaf 1935
Men kon nu beginnen met de opbouw van de militaire luchtvaart. De minister van Defensie verstrekte in december 1936 aan de IML de opdracht hier vorm aan te geven. Bij schrijven van 7 september 1937 presenteerde de IML zijn voorstellen aan de minister. ( Inv.nr. 316, agendanr. 130P/1937. ) Er kwam een nieuwe vredesorganisatie voor de LVA, waaruit de vorming van oorlogsverbanden logisch kon voortvloeien. De LVA bestond nu uit een staf, drie afdelingsscholen ( Deze afdelingsscholen werden m.i.v. 1 november 1938 omgevormd tot luchtvaartregimenten. ) en de reeds bestaande hulpdiensten. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 47. ) Nieuw waren de afdelingsscholen.
De 1e Afdelingsschool bestond uit:
  • Staf;
  • Jachtgroep, waaruit bij mobilisatie jachtgroepen voor luchtverdediging en het veldleger werden gevormd;
  • Strategische vliegtuiggroep, waaruit bij mobilisatie strategische verkennings- en bombardementsgroepen werden gevormd;
  • 1e Luchtvaartcompagnie, waarbij tevens het militaire personeel van het Luchtvaartbedrijf was ingedeeld.
De 2e Afdelingsschool bestond uit:
  • Staf;
  • Twee tactische vliegtuiggroepen, waaruit bij mobilisatie alle tactische vliegtuiggroepen werden gevormd;
  • 2e Luchtvaartcompagnie, waarbij o.m. de dienstplichtigen van de luchtvaarttroepen voor bescherming, aanleg en herstel van de vliegparken werden opgeleid.
De 3e Afdelingsschool, het feitelijke opleidingsinstituut, bestond uit:
  • Staf;
  • Vliegschool;
  • Waarnemingsschool;
  • Radioschool;
  • 3e Luchtvaartcompagnie.
In verband met de instelling van het Commando Luchtverdediging op 1 november 1938 werd de LVA opgeheven en kwam het LVB weer rechtstreeks onder de minister van Defensie te ressorteren.
De bij de LVA ingedeelde diensten werden onder rechtstreeks bevel gesteld van de commandant van de Luchtvaartbrigade, welke in de plaats kwam van de LVA. Een uitzondering vormde de Vliegmedische dienst, welke bij de staf van de Luchtvaartbrigade werd ingedeeld. ( Inv.nr. 251, agendanr. 3180. ) Luitenant-kolonel Van Heijst, commandant van de LVA, werd benoemd tot commandant Luchtvaartbrigade en werd tevens waarnemend Inspecteur der militaire luchtvaart, als opvolger van Raaijmaakers, die op 1 november 1938 zijn functie als IML neerlegde. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 50. ) De inhoud van de functie van inspecteur werd ingeperkt, omdat het LVB weer rechtstreeks onder de minister van Defensie kwam te ressorteren. Aangezien de IML ook onder de minister ressorteerde, stond hij hiërarchisch dus naast de directeur van het LVB. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 50. ) Tot directeur van het LVB werd ingenieur J.H. Coops benoemd. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 50; LO 1939, nr. 315. ) In juli 1939 werd het LVB wederom gereorganiseerd. Er werden "officieren van materieel" aangesteld, welke onder meer belast werden met het beheer van en de controle over het materieel. Deze officieren kwamen onder leiding te staan van de directeur van het Luchtvaartmaterieel. Vanaf 1 augustus 1939 werd deze functie vervuld door de directeur LVB, die dan ook de titel "Directeur voor het luchtvaartmaterieel, tevens Directeur van het Luchtvaartbedrijf (D.Lv.M, D.Lv.B.)" ging dragen. ( Inv.n.r 360, agendanr. Lv 3410 G en Lv 3439 G; LO 1939, nr. 315.- )
3 De luchtverdediging
3.1 Algemeen
De luchtverdediging onderkent twee disciplines. Actieve luchtverdediging met vliegtuigen en passieve luchtverdediging met luchtafweer vanaf de grond, zoeklichten, ballonversperring en luchtbescherming door middel van waarschuwingssystemen.
Vóór de instelling van het Commando Luchtverdediging in november 1938 ( Meer hierover in paragraaf 1.3.4. ) , bestond de luchtverdediging uit losse elementen behorende tot diverse wapens, zonder een centrale leiding, terwijl de Luchtbeschermingsdienst ressorteerde onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Mede vanwege de ongerustheid, geuit door het parlement in de jaren 1935/1936, werd door de staf van het in juli 1938 ingestelde Voorbereidend Commando Luchtverdediging de bundeling van alle legereenheden met een luchtverdedigingstaak nader uitgewerkt. ( R.C. de Bruin e.a., Illusies en incidenten. De Militaire Luchtvaart en de neutraliteitshandhaving tot 10 mei 1940 ('s-Gravenhage, 1988) 259. )
Alvorens hierop in te gaan wordt in de navolgende paragrafen aandacht besteed aan enige onderdelen op het gebied van de passieve luchtverdediging. In paragraaf 1. 4. wordt ingegaan op het Commando Luchtverdediging.
3.2 De Luchtverdedigingskringen
In de Grondslagen luchtverdediging ( Inv.nr. 438, agendanr. 4. ) uit 1925/1926 (?) werd aangegeven dat de Chef van de Generale Staf belast was met het voorbereiden van de luchtverdediging, welke ten doel had het tegen aanvallen uit de lucht beschermen van:
  • de grote steden en die plaatsen of afzonderlijke inrichtingen, die voor de landsverdediging van bijzonder belang waren;
  • die gedeelten van het land, die van bijzonder belang waren voor o.a. het mobilisatie- en concentratievervoer, de aan- en afvoer en de bewegingsvrijheid van het veldleger;
  • het gedeelte van het land waarin het veldleger opereerde.
De luchtverdediging trad in werking in geval van oorlog of oorlogsgevaar. Om het snel in werking treden van de luchtverdediging te bevorderen werd in vredestijd het daarvoor benodigde materieel zoveel mogelijk op de plaatsen waar het gebruikt zou worden, opgeslagen.
Deze plaatsen werden verdeeld in zogeheten Luchtverdedigingskringen, te weten:
  • Amsterdam
  • Rotterdam/'s-Gravenhage
  • Utrecht/Soesterberg ( Inv.nr. 438, agendanr. 4. )
Voor deze kringen werd in vredestijd een commandant aangewezen, die onder de bevelen stond van de Chef van de Generale Staf.
In de in juli 1926 vastgestelde vredesinstructie, werd aangegeven dat de commandant van een Luchtverdedigingskring in vredestijd belast was met:
  • het voorbereiden van de luchtverdediging in zijn kring;
  • het ontwerpen en bijhouden van de aanwijzingen voor de verdediging van zijn kring;
  • het ontwerpen en bijhouden van de instructies voor de commandanten van de bij de kring ingedeelde organen van de luchtverdediging;
  • het zich op de hoogte stellen in hoeverre in de tot zijn kring behorende gemeenten, de luchtbeschermingsdienst is voorbereid, alsmede het ontwerpen en het opleggen van bekendmakingen van maatregelen, die in zijn kring door de commandanten van de aanwezige troepen, door de burgerautoriteiten en de bevolking genomen moeten worden ter beperking van het luchtgevaar;
  • het doen van voorstellen aan de Chef van de Generale Staf betreffende maatregelen die door de commandant Luchtverdedigingskring in het belang van een goede verdediging van zijn kring tegen luchtaanvallen nodig geacht worden. ( Inv.nr. 438, agendanr. 2. )
In geval van oproeping van personeel wegens buitengewone omstandigheden en mobilisatie trad de organisatie in werking. De commandant ressorteerde nu rechtstreeks onder de bevelen van de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht (na instelling van het Commando Luchtverdediging in 1938, rechtstreeks onder de commandant Luchtverdediging) en werd nu belast met het organiseren en leiden van de luchtverdediging in zijn kring, alsmede het regelen van de samenwerking tussen de diverse luchtverdedigingsmiddelen. ( Inv.nr. 438: Algemeene instructie voor den commandant van een luchtverdedigingskring voor geval van oproeping van personeel wegens buitebgewone omstandigheden anders dan oorlog of oorlogsgevaar, ter verzekering van de uitwendige veiligheid, alsmede voor geval van mobilisatie (oorlogsinstructie) en agendanr. 4. ) De Luchtverdedigingskring Utrecht/Soesterberg werd op 8 april 1940 onder bevel van de commandant Veldleger gesteld, omdat de middelen voor een groot deel opgesteld waren in het gezagsgebied van de commandant Veldleger. ( F.J. Molenaar, De luchtverdediging in de meidagen 1940 ('s-Gravenhage, 1970) 57. )
3.3 De luchtwacht
Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de Generale Staf een luchtwacht georganiseerd, gebaseerd op een door ritmeester H.A.C. Fabius opgezet waarschuwings- en meldingssysteem, waarmee berichten over binnenkomende vliegtuigen snel aan de territoriale bevelhebbers konden worden doorgegeven. Na beëindiging van de eerste Wereldoorlog werd het systeem opgeheven.
In november 1920 nam de Generale Staf het initiatief een luchtwachtdienst, naar voorbeeld van de dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog, op te zetten. ( W. Klinkert, R.U.M. Otten en J.F. Plasmans, 75 jaar Luchdoelartillerie 1917/1992 ('s-Gravenhage, 1992) 42. ) Deze Luchtwachtdienst ( Voor meer gegevens over organisatie en taak van de luchtwachtdienst zie Oorlogsaanwijzing voor den Luchtwachtdienst. In: inv.nr.438, agendanr. 3. ) trad in werking gelijktijdig met de grens- en kustwacht. In tijd van oorlog omvatte de taak van de Luchtwachtdienst:
  • het melden van het verschijnen van vijandelijke luchtvaartuigen aan de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten van land- en zeemacht;
  • het ten behoeve van de burgerbevolking door radioseinen bekend maken dat gevaar uit de lucht dreigt of dat dit gevaar is afgewend;
  • het geven van een overzicht van het regelmatig verschijnen van vijandelijke luchtvaartuigen. ( Inv.nr. 438, agendanr. 3. )
Samengevat bestond de taak uit waarnemen en melden.
De Luchtwachtdienst werd gevormd door:
  • het centraal luchtwachtbureau te 's-Gravenhage;
  • de hoofdluchtwachtbureaus te Amsterdam en Rotterdam;
  • de luchtwachtbureaus Utrecht, Den Helder en Middelburg;
  • luchtwachtposten;
  • het radiostation Scheveningen-haven. ( Inv.nr. 438, agendanr. 3. )
Het personeel werd geleverd door het Vrijwillig Landstormkorps (VLSK). ( Het VLSK vindt zijn grondslag in de Landstormwet van 22 mei 1913 (Staatsblad, nr. 149). In vredestijd bleef het VLSK ongeoefend en ongeorganiseerd; alleen de staf bleef bemand. Eerst in tijd van oorlog, oorlogsgevaar of bijzondere omstandigheden kwam het VLSK in actie. Uit: Bruin, Illusies en incidenten, 294. ) Daarvoor werd bij ministeriële beschikking van 9 maart 1921 het Vrijwillig Landstormkorps Luchtwachtdienst (VLSK Lwd) opgericht. ( LO 1933, nr. 133. ) Het personeel mocht niet dienstplichtig zijn krachtens de Militiewet of Landweerwet en niet als vrijwilliger behoren tot de land- en zeemacht. Wel was het mogelijk om een vrijwillige verbintenis bij de ongewapende landstorm aan te gaan. Dit had als voordeel dat in geval van oorlog, gezien de plaatselijke organisatie van de Luchtwachtdienst, het personeel in eigen woonplaats kon blijven. Men moest zich verbinden voor ongewapende dienst bij de Landstorm. ( Inv.nr. 463, agendanr. 2 Geheim. ) Daarnaast leverde het Regiment Genietroepen personeel voor het luchtwachttelefoonnet en de marine personeel van de marine kustwacht. ( Inv.nr. 438, agendanr. 3. )
De Commandant van het VLSK Lwd was belast met de zorg voor de voorbereiding en de uitvoering van de luchtwachtdienst. Tevens moest hij ervoor zorgen dat de tot het korps behorende commandanten bekend waren met de voor hen geldende instructies.
3.4 De luchtafweer
Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog vonden activiteiten plaats onder de noemer luchtafweer. Zo werd in 1917 binnen de vestingartillerie de Luchtafweermotorbatterij en de Luchtafweer Afdeling opgericht. Hierbij werden tevens de luchtdoelmitrailleurs begrepen. Zij vormden de kern van het in 1922 opgerichtte Korps Luchtdoelartillerie. ( Klinkert, 75 jaar Luchtdoelartillerie, 20-21, 32. )
Ook de zoeklichten, omstreeks 1917 behorende tot het Verlichtingspark van de genie, werden in 1922 als Bataljon Verlichtingstroepen binnen de Genietroepen geformeerd.
Beide vormen van luchtafweer ontwikkelden zich binnen de landmacht naar een mate van volwassenheid en werden in 1938 ondergebracht bij het Commando Luchtverdediging. ( M. Elands e.a., 250 jaar Genietroepen 1748-1998 ('s-Gravenhage, 1998) 60, 72. )
Deze middelen werden in van spanning grotendeels ingedeeld binnen het ressort van de Luchtverdedigingskringen.
Op 1 maart 1939 werd het Commando Luchtverdediging uitgebreid met het op 15 februari 1939 opgerichte Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst. ( Klinkert, 75 jaar Luchtdoelartillerie, 65. ) Het personeel van deze dienst bediende luchtafweergeschut, dat door het ministerie van Defensie was aangeschaft op kosten van een aantal particuliere stichtingen. ( Deze stichtingen werden gevormd door gemeenten en bedrijven, die de financiële middelen beschikbaar hadden gesteld op voorwaarde dat het luchtafweergeschut in eerste instantie zou worden gebruikt voor de bescherming van hun gemeente of bedrijf.--Winter, Luchtmachtstructuren, 49. ) Het korps bestond uit een staf en de afdelingen Delft, Rotterdam, 's-Gravenhage, Utrecht, Zaanstreek en Leeuwarden; Deze laatste was op 30 januari 1940 opgericht. De commandanten van deze afdelingen stonden onder bevel van de commandant van de Luchtbeschermingskring in wiens gezagsgebied zij zich bevonden. ( Molenaar, De luchtverdediging, 58. In 75 jaar Luchtdoelartillerie, p. 65 worden echter als afdelingen/lokale korpsen genoemd: Delft (ingesteld op 29 maart 1939), Zaanstreek (ingesteld op 26 juli 1939), 's-Gravenhage (ingesteld op 5 september 1939) en Leeuwarden (30 januari 1939). )
Het korps was als volgt samengesteld:
  • Staf;
  • de afdeling Luchtdoelartillerie, bestaande uit:
  • Staf, gevormd door een commandogroep, een verbindingsafdeling en een administratieve groep;
  • Batterij luchtdoelartillerie 4 tl (= tegen luchtdoelen), bestaande uit 1, 2 of 3 vuurmond(en);
  • Peloton Luchtdoelartillerie 2 tl., bestaande uit 3, 2 of 1 vuurmond(en). ( Inv.nr. 360, agendanr. 3452 G. )
4 Het Commando Luchtverdediging en het Wapen der Militaire Luchtvaart
Reeds in 1923 had de chef van de Generale Staf er bij de minister op aangedrongen om een centraal orgaan voor alle luchtverdedigingsvraagstukken als onderdeel van de Generale Staf in te stellen. De minister gaf echter geen toestemming en derhalve stelde de chef van de Generale Staf in 1924 voor de commandant van het VLSK Lwd over te plaatsen naar de Generale Staf als hoofd van het Bureau Luchtverdediging ( In 1932 werd het bureau omgevormd tot Afdeling Luchtverdediging en -bescherming. ) , hetwelk in 1925 werd opgericht. ( Klinkert, 75 jaar Luchtdoelartillerie, 42. ) Dit bureau werd belast met de bevordering van de samenwerking tussen de luchtverdedigingsmiddelen en het ontwikkelen van plannen voor een geïntegreerde luchtverdediging. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 29. )
Om een "meer doelmatige bevelsverhouding tot stand te brengen ten aanzien van de troepen, bestemd voor de luchtverdediging" had de minister van Defensie het voornemen de luchtstrijdkrachten, de Brigade Luchtdoelartillerie, de zoeklichtafdelingen, het Vrijwillig Landstormkorps Luchtwachtdienst te verenigen tot het Commando Luchtverdediging (CLvd).
Op 1 juli 1938 werd generaal-majoor P.W. Best, tevens de beoogde commandant Luchtverdediging, belast met de opdracht de "vereischte voorbereidingen te treffen, opdat de gewijzigde bevelsverhouding 1 November 1938 in werking kan treden."
De voorbereiding bestond onder meer uit:
  • het ontwerpen van de vredessamenstelling van het commando;
  • het ontwerpen van de vredesinstructie voor de commandant Luchtverdediging, alsmede het aangeven van wijzigingen in de vredesinstructies van andere autoriteiten. ( Inv.nr. 340, agendanr. 2 Geh. )
Bij ministeriële beschikking van 31 oktober 1938, IIde Afd. B nr. 45 ( Inv.nr. 251, agendanr. 3180. ) , werd met ingang van 1 november 1938 het Commando Luchtverdediging opgericht. Generaal-majoor P.W. Best werd benoemd tot commandant Luchtverdediging.
Organigram van het Commando Luchtverdediging, 1938:
Embedded Image De staf werd gevestigd te 's-Gravenhage. ( Klinkert, 75 jaar Luchtdoelartillerie, 55. ) Het commando ( Een organigram van het Commando Luchtverdediging is opgenomen in bijlage [..] ) werd gevormd door:
  • de staf;
  • de Luchtvaartbrigade, bestaande uit de staf, het 1e, 2e en 3e Luchtvaartregiment;
  • de Brigade Luchtdoelartillerie;
  • het 3e Regiment Genietroepen, dat de zoeklichten beheerde;
  • het Vrijwillig Landstormkorps Luchtwachtdienst, dat het waarnemen en melden van vijandelijke vliegtuigen tot taak had.
Tevens kwamen m.i.v. 1 november 1938 de commandanten van de Luchtverdedigingskringen ( Inv.nr. 251, agendanr. 3180. ) en vanaf 1 maart 1939 het VLSK Luchtafweerdienst te ressorteren onder de bevelen van de commandant Luchtverdediging. De commandant Luchtverdediging ressorteerde rechtsreeks onder de Chef van de Generale Staf en was tevens hoofd van de Afdeling Luchtverdediging van het Algemeen Hoofdkwartier en stond daarmee rechtstreeks onder de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. Hierdoor kon de commandant namens de OLZ aanwijzingen en bevelen geven, waardoor eenheid van handelen en opvatting werd verkregen. ( Molenaar, De luchtverdediging, 53. ) De staf van het CLvd bestond uit zeven secties, te weten: verbindingsdienst, luchtbeschermingsdienst, verlichtingsdienst, landstorm, luchtvaart, artillerie en intendance. Verder was er een secretarie en een troependetachement. ( Molenaar, De luchtverdediging, 53. ) Bij KB van 22 december 1938, nr. 94 werd de vredesorganisatie van het "wapen der militaire luchtvaart" vastgesteld. ( Inv.nr. 355, agendanr. Lv 54. )
Het wapen was als volgt samengesteld:
  • Staf, o.l.v. de Inspecteur der Militaire Luchtvaart, tevens commandant Luchtvaartbrigade;
  • Luchtvaartbrigade, bestaande uit:
  • Staf;
  • 1e Luchtvaartregiment, bestaande uit:
  • staf;
  • Ie Groep (strategische groep), bestaande uit een staf, de 1e en 2e afdeling verkenners en de 3e afdeling bommenwerpers;
  • IIe Groep (jachtgroep), bestaande uit een staf en vier afdelingen jagers
  • detachementen Texel, Schiphol en Waalhaven;
  • 1e Compagnie Luchtvaarttroepen;
Het 2e Luchtvaartregiment bestond uit:
  • staf;
  • Ie en IIe Groep (verkenningsgroep), bestaande uit een staf en twee afdelingen verkenners;
  • IIIe Groep (jachtgroep), bestaande uit een staf, vier afdelingen en de 3e compagnie luchtvaarttroepen;
  • detachementen Ypenburg, Gilze-Rijen en Haamstede;
  • 2e en 3e Compagnie Luchtvaarttroepen;
Het 3e Luchtvaartregiment bestond uit:
  • staf;
  • Ie Groep, bestaande uit een staf, de Vliegschool en de Waarnemersschool;
  • IIe groep, bestaande uit een staf, de Radio- en Electromonteursschool en de technische School;
  • detachementen Oldenbroek en Harskamp;
  • 4e compagnie luchtvaarttroepen.
Eerst op 1 juli 1939 vond de feitelijke instelling van het Wapen der Militaire Luchtvaart plaats. Hiermee was de militaire luchtvaart verheven tot een zelfstandig wapen binnen de Koninklijke landmacht. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 51. ) Op 22 augustus 1939 werd door de Chef van de Generale Staf de oorlogsinstructie voor de commandant Luchtverdediging vastgesteld. ( Molenaar, De luchtverdediging, 53. )
De commandant werd belast met, aansluitende aan de maatregelen en voorbereidingen, welke reeds in vredestijd daaromtrent zijn genomen of getroffen, de voorbereiding en uitvoering van het toezicht op en de leiding van alle maatregelen, welke t.a.v. de onder het CLvd ressorterende onderdelen van de luchtverdediging moesten worden genomen, teneinde acties van vijandelijke luchtstrijdkrachten zo doelmatig mogelijk te bestrijden.
5 Algemene mobilisatie en capitulatie
De algemene mobilisatie van de strijdkrachten, die op 29 augustus 1939 werd afgekondigd, had enkele belangrijke organisatorische wijzigingen tot gevolg.
Door het ingaan van de oorlogsorganisatie werd een gewijzigde commandovoering van kracht.
Een schema van de bevelsverhoudingen bij de luchtverdediging in mei 1940 is hieronder opgenomen:
Embedded Image
Het 1e Luchtvaartregiment, met als taken luchtverdediging en strategische verkennings- en bombardementsopdrachten, bleef onder de bevelen staan van de commandant Luchtverdediging.
Het 2e Luchtvaartregiment, met als taak het uitvoeren van verkenning- en ondersteuningsopdrachten, ressorteerde nu onder de commandant van het Veldleger.
Het 3e Luchtvaartregiment, waaronder de schoolinstituten, de hulpdiensten en het mobilisatiedepot vielen, kwam onder de inspecteur der militaire luchtvaart te ressorteren. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 51. ) In september 1939 was op basis van de oorlogsorganisatie de Militaire Luchtvaart als volgt ingedeeld: ( Bruin, Illusies, 303. )
Afdeling Regiment Locatie Vliegtuigtype
Ver.V.A. 1-I-1 LvR Bergen 15 Fokker C.X
Bom.V.A. 2-I-1 LvR Schiphol 12 Fokker T.V
1e Ja.V.A. 1-II-1 LvR Eelde 6 Fokker D.XXI
Schiphol 3 Fokker D.XXI
2e Ja.V.A. 2-II-1 LvR Waalhaven 9 Fokker D.XXI
3e Ja.V.A. 3-II-1 LvR Soesterberg 9 Fokker D.XXI
9 Fokker G.I
4e Ja.V.A. 4-II-1 LvR Bergen 12 Fokker G.I
I-2 LvR Hilversum 7 Fokker G.V en 4 Koolhoven FK-51
II-2 LvR Ypenburg 7 Fokker G.V en 4 Koolhoven FK-51
III-2 LvR Gilze-Rijen 7 Gokker G.V en 4 Koolhoven FK-51
IV-2 LvR Welschap 7 Fokker G.V en 4 Koolhoven FK-51
Hoewel de opbouw van de luchtverdediging eind jaren '30 een krachtige impuls had gekregen, was deze met de Duitse aanval op 10 mei 1940 nog geenszins voltooid.
Vanwege de inzet met beperkte middelen tegen een goed uitgeruste vijand, werd op 18 mei 1940 de Militaire Willemsorde toegekend aan het wapen der Militaire Luchtvaart. ( Winter, Luchtmachtstructuren, 53. )
Na de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten op 15 mei 1940 werd General-major Von Rotze belast met de overgave van het "luchtwapen". In verband hiermee droeg de IML de onder zijn bevelen staande commandanten op lijsten op te maken van:
  • het aantal generaals, stafofficieren, officieren, onderofficieren en manschappen;
  • alle wapens, voertuigen en paarden, alsmede de plaatsen waar deze zich bevinden;
  • munitie. ( Inv.nr. 316, 1940, agendanr. 1. )
Op 21 juni 1940 werd het Commando Luchtverdediging opgeheven. De afwikkeling daarvan duurde nog tot 1941. ( Klinkert, 75 jaar Luchtdoelartillerie, 96. ) Bij de Luchtverdedigingskringen Utrecht/Soesterberg, Rotterdam/'s-Gravenhage en Amsterdam werden Afwikkelingsbureaus ingesteld, welke ressorteerden respectievelijk onder de Divisies D, A en D. ( Inv.nr. 365, agendanr. 5422. ) Ingevolge bevel van de Duitse commissaris voor de demobilisatie van de Nederlandsche weermacht, werden met ingang van 15 juli 1940 de nog bestaande formaties en verbanden van het Nederlandse leger opgeheven en werd daaruit de Opbouwdienst gevormd. ( Inv.nr. 365, agendanr. A5421. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
1 Registratie en archiefvorming
1.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt de postregistratie en archiefvorming beschreven zoals die door de meeste archiefvormende organen werd toegepast. Indien een orgaan een afwijkend systeem toepaste, is dit in een aparte paragraaf beschreven.
De ingekomen en uitgaande stukken werden chronologisch in één agenda ingeschreven. Per jaar werden de stukken doorlopend genummerd. Er werden agenda's aangehouden voor algemene, geheime en/of zeer geheime stukken, of een combinatie hiervan. Op de agenda's werden alfabetische klappers gemaakt.
Ook de archieven werden ingedeeld naar algemeen, geheim en zeer geheim, waarin binnen ieder bestanddeel de stukken per jaar en op registratienummer werden opgelegd.
1.2 Het Commando Luchtverdediging
In verband met de instelling van het Commando Luchtverdediging op 1 november 1938 gaf de chef van de staf van het Commando op 31 oktober 1938 de Dienstregeling bureelen Commando Luchtverdediging ( Inv.nr. 338, agendanr. 191A. ) uit.
Hierin werd aangegeven dat "op 31 oktober 1938 het archief van het Voorbereidend Commando (wordt) afgesloten" en dat "het archief van het Commando Lvd (...) - aanvangende 1 november 1938 - (wordt) gevormd (...)."
Tevens werden richtlijnen gegeven voor de "vorming van het archief".
Zo werden een aantal agenda's aangehouden, te weten:
  • een agenda Persoonlijk, aangehouden door de commandant en de chef van de staf;
  • een agenda Geheim, aangehouden door de administratie. Hierin werden zowel de geheime als de niet-geheime stukken met doorlopende nummering ingeschreven;
  • een agenda Zeer Geheim, aangehouden door de kapitein-adjudant. Hierin werden de stukken met de aanduiding ZG en "alleen in handen van officieren" ingeschreven.
Achter het registratienummer werd een letteraanduiding vermeld: P (Persoonlijk), G (Geheim), ZG (Zeer Geheim).
De stukken, behalve de Persoonlijke, werden gebundeld op onderwerp/rubriek. Ieder onderwerp werd aangeduid met een afkorting, welke vóór het registratienummer werd geplaatst. De gehanteerde onderwerpen waren:
  • Art Artillerie
  • Lv Luchtvaart
  • Gen Genie
  • Ls Landstorm
  • A Algemene dienst
  • ID Inlichtingen dienst
  • R Rechtskundige aangelegenheden
  • B Luchtbescherming
  • Z Zelfverdediging
Deze onderwerpen komen overeen met de samenstelling van het commando.
Het archief was opgebouwd uit een aantal bestanddelen, te weten: het Persoonlijk archief, het Zeer Geheim en het overige archiefbestanddeel.
In de voornoemde dienstregeling is niet aangegeven hoe de stukken binnen deze bestanddelen werden geordend. Waarschijnlijk werden series per onderwerp gevormd, waarbinnen de stukken per jaar op registratienummer werden opgelegd. Een aanwijzing hiervoor is dat op de stukken d.m.v. een stempel "Opgelegd bij:" en de vermelding van de bundelletters, bijv. "Opgelegd bij: Lv", werd aangegeven waar een stuk werd ondergebracht.
1.3 De Luchtverdedigingskringen
De drie Luchtverdedigingskringen hadden t.o.v. de andere archiefvormende organen én t.o.v. elkaar een verschillende methode van postregistratie en archiefvorming.
De Luchtverdedigingskring Amsterdam hanteerde twee agenda's, een agenda Algemeen en een agenda Geheim. Daarnaast werd gebruik gemaakt van rubrieken, aangeduid met Romeinse cijfers, die vóór het registratienummer werden vermeld.
De gehanteerde rubrieken waren:
  • I Algemeen
  • II Bevelen
  • III Geheim
  • IV Kwartieren en legering intendance
  • V Munitie, materieel en wapening
  • VI Aanrijdingen
  • VII Automateriaal
  • VIII Verloven (klein verlof)
  • IX M.G.D. (Militair Geneeskundige Dienst?)
  • X Demobilisatie
  • XI Ruilingen
  • XII Gas
Hoe de stukken in het archief werden opgelegd is niet bekend. Van het archief zijn alleen de agenda's bewaard gebleven, zodat niet uit de stukken is af te leiden hoe het archief was opgebouwd.
De Luchtverdedigingskring Rotterdam/'s-Gravenhage daarentegen maakte geen gebruik van rubrieken. Men maakte wel gebruik van twee agenda's, een Algemeen Register (ook wel Register A genoemd) en een Geheim Register. De stukken kregen een per jaar doorlopend registratienummer.
Ook het archief bestond uit twee bestanddelen, een algemeen en een geheim bestanddeel.
De Luchtverdedigingskring Utrecht/Soesterberg had weer een andere methode.
Men maakte gebruik van vier soorten agenda's, te weten:
  • register Algemeen, waarin de ingekomen en uitgaande stukken met aanduiding algemeen werden ingeschreven;
  • A register, waarin de ingekomen en uitgaande stukken met de aanduiding geheim werden ingeschreven;
  • B register, waarin de ingekomen strafopgaven (S) werden ingeschreven;
  • C register, waarin de verzoeken van ruiling (?) en overplaatsing werden ingeschreven.
Uit de aangetroffen archiefbescheiden blijkt dat, in tegenstelling tot de andere luchtverdedigingkringen, vanaf 1939 door de administratie één doorlopende nummering werd aangehouden. Daarvoor werd een doorlopende nummering per jaar aangehouden.
Ook blijkt dat in ieder geval een serie algemeen en een serie geheim werd gevormd. De stukken, ingeschreven in het B- en C-register zijn niet aangetroffen.
1.4 Vrijwillig Landstormkorps Luchtwachtdienst
Naast een algemene en geheime agenda, werd ook een agenda, waarin de geheime ingekomen en uitgaande stukken met betrekking tot mobilisatie werden ingeschreven, gebruikt. Tot 1932 werd hiervoor een afzonderlijke agenda gehanteerd. Vanaf 1932 werden deze stukken in de geheime agenda ingeschreven. Achter het registratienummer werd de aanduiding "MG" (= Mobilisatie Geheim) vermeld.
2 Overdracht en locatie van de archieven
In verband met de instelling van het Commando Luchtverdediging op 1 november 1938 en daarmee de opheffing van de zelfstandige functie van Inspecteur der militaire luchtvaart, werd het geheim persoonlijk archief van de Inspecteur overgedragen aan de Commandant Luchtverdediging. Het overige archief werd "zooveel mogelijk (...) gesplitst naar gelang de bescheiden van belang zijn voor den als zoodanig nieuw optredende I.M.L. of voor den C.-L.v.d." ( Inv.nr. 338, agendanr. 132A. )
De in deze inventaris beschreven archieven werden na de capitulatie in beheer genomen door het op 1 december 1940 opgerichte Weermachtsarchief, welke instelling na de Tweede Wereldoorlog onder de benaming Archief van de Koninklijke Landmacht (Archief KL) voortging. In het kader van een centralisatie van defensiearchieven werd in 1961 het Centraal Archievendepot opgericht. Alle bij het Archief KL in beheer zijnde archieven werden bij het CAD ondergebracht.
In 1961 werden de negatieven en de diapositieven, aangetroffen in het archief van de afdeling Fototechnische Dienst van de Luchtvaartafdeling, overgedragen aan de Sectie Krijgsgeschiedenis van de Koninklijke luchtmacht, thans de Sectie Luchtmachthistorie te 's-Gravenhage.
In juli 1976 werd 1,5 strekkende meter archiefbescheiden over de jaren 1921-1947 en behorende tot het archief van het Luchtvaartbedrijf, aangetroffen in de verzameling archiefbescheiden van de Commissie tot afwikkeling van defensiecontracten (Commissie Woltmans). ( Voor de uitvoering van haar opdracht verzamelde de Commissie Woltmans archiefbescheiden uit verschillende archieven, waaronder het archief van het Luchtvaartbedrijf. In dit laatste archief werd d.m.v. #lichtingsbonnetjes" aangegeven dat deze stukken ten behoeve van de commissie waren gelicht. ) Dit archiefdeel, voornamelijk bestaande uit contracten en declaraties van besteld luchtvaartmaterieel, werd afgescheiden en als een aparte serie (dozen genummerd van 1 t/m 12) bij de overige archieven met betrekking tot de militaire luchtvaart geplaatst. Hiervan werd een plaatsingslijst gemaakt.
Ten tijde van de bewerking in 1982 werden door het Algemeen Rijksarchief 3 archiefdozen met bescheiden behorende tot het archief van de Luchtvaartafdeling (periode 1913-1917) overgedragen aan het CAD. Deze archiefstukken werden aangetroffen in het archief van het Algemeen Hoofdkwartier van de Generale Staf.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Over vernietiging van archiefbescheiden tijdens eerdere bewerkingen is weinig bekend. Aangenomen mag worden dat tijdens de bewerking door het Archief KL stukken zijn vernietigd, maar hiervan is geen verantwoording aangetroffen. Het enige bewijs van vernietiging is dat in de agenda's werd aangegeven of een stuk mankeerde (= niet aangetroffen) of was vernietigd.
Tijdens de bewerking in 1982 zijn alleen dubbelen, aanbiedingsbrieven en stukken betreffende personeelsaangelegenheden, die voor vernietiging in aanmerking kwamen, afgescheiden. Het betrof 12,5 cm. Deze stukken werden destijds niet daadwerkelijk vernietigd. Deze archiefbescheiden zijn tijdens onderhavige bewerking vernietigd.
Daarnaast werd uit het archiefdeel van het Luchtvaartbedrijf, afkomstig uit de verzameling archiefbescheiden van de Commissie Woltmans, 0,55 cm vernietigd.
Van dit archiefdeel zijn alleen de declaraties bewaard betreffende termijnbetalingen van te leveren vliegtuigen, motoren etc. Deze stukken zijn opgenomen in de inv.nrs. 304-307. Deze declaraties geven inzicht in de stand van zaken van aflevering. Met andere woorden, declaraties betreffende (reserve) of klein materiaal zijn vernietigd.
De Lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het ministerie van Defensie ('s-Gravenhage, 1987) heeft als leidraad gediend bij de selectie op te bewaren en te vernietigen archiefbescheiden. Gezien het luchtvaarthistorisch karakter is zeer terughoudend omgegaan met vernietiging.
In totaal is 67,5 cm vernietigd. De totale omvang van de archieven bedraagt na de bewerking 19 strekkende meter.
Verantwoording van de bewerking De archieven zijn in het verleden tweemaal bewerkt. Het Archief KL heeft circa 1960 een eerste bewerking uitgevoerd. Dit resulteerde in een "verzamelinventaris", getiteld Inventaris van het archief luchtverdediging ( De door het Archief KL aangebrachte inventarisnummers, zoals AA1, GG1 en ZGZG1, zijn naderhand vervangen door doosnummers, zonder letteraanduiding. ) .
Tijdens deze bewerking is de oorspronkelijke orde enigszins verstoord. De stukken over hetzelfde onderwerp/zaak werden bij elkaar gevoegd in zogenaamde "bundels", ongeacht of deze stukken destijds door de administratie ook daadwerkelijk bij elkaar waren gevoegd.
Deze bundels werden geordend op het registratienummer van het oudste stuk. Op de omslag werd het aantal stukken, de registratienummers van deze stukken, alsmede een omschrijving van het onderwerp vermeld.
Op deze bundels zijn nadere toegangen gemaakt, de zogenaamde Lijst van behouden dossiers, bundels en stukken, met een korte beschrijving per bundel.
Daarnaast werd een alfabetisch kaartsysteem gemaakt. Hierin werd per onderwerp aangegeven in welk archief en onder welk inventarisnummer de desbetreffende stukken te vinden waren. Voorbeeld: Begroting, Co.-Lvd., ZGZG1-ZG3.
In 1982 heeft een medewerker van het CAD in het kader van een cursusopdracht een aantal archieven, te weten de archieven van de Luchtvaartafdeling (incl. de Luchtvaartbrigade) en het (Voorbereidend) Commando Luchtverdediging, geïnventariseerd, Er is een inventaris samengesteld, getiteld Inventaris van de archieven van de Koninklijke landmacht: Militaire Luchtvaartcommissie, Luchtvaartafdeling, Voorbereidend Commando Luchtverdediging, Commando Luchtverdediging. Deze inventaris zou daarna dienen als basis voor de inventarisatie van de archieven van de luchtverdedigingsorganen.
Tijdens voornoemde bewerking bleef de door het Archief KL aangebrachte orde in grote lijnen gehandhaafd. Wel werd documentatiemateriaal, zoals brochures van bedrijven, uit de archieven gelicht en opgenomen in een rubriek Documentatie. Tijdens deze bewerking is ook een begin gemaakt met het op chronologie ordenen van de archiefbescheiden. Hierop wordt in hoofdstuk 3 teruggekomen.
De archieven met betrekking tot de militaire luchtvaart en de luchtverdediging zijn samengevoegd in een verzamelinventaris, waarin de bewaard gebleven archieven met betrekking tot de militaire luchtvaart en -verdediging en behorende tot de Koninklijke landmacht, zijn opgenomen.
De indeling van de inventaris is gebaseerd op de bewerking uit 1982, waarvan het archiefschema is overgenomen. Dit schema is gebaseerd op de ontwikkeling in de organisatie van de militaire luchtvaart i.c. de instelling van de verschillende organen. In hoofdlijnen is de inventaris opgebouwd uit 6 blokken, te weten: de Commissie militaire luchtvaart, de Luchtvaartafdeling, het Luchtvaartbedrijf, de Inspectie Militaire Luchtvaart, het Voorbereidend Commando Luchtverdediging en het Commando Luchtverdediging. Binnen deze blokken is een ordening naar organisatie van het desbetreffende orgaan toegepast.
Voor de positie van de vliegschool, radiodienst en fototechnische dienst binnen het schema van de inventaris is gekozen vanwege de beperkte omvang van de archiefjes. Het is niet zinvol de archiefbescheiden uit te splitsen in jaren en de fragmenten te beschrijven bij de organisatie waartoe ze destijds behoorden.
Van de bewerking door het Archief KL zijn de Lijsten van behouden bundels, dossiers en stukken als nadere toegangen, behoudens enige aanpassingen, overgenomen.
De door het Archief KL aangebrachte ordening binnen de series Ingekomen en uitgaande brieven is in grote lijnen gehandhaafd. Wel is in onderhavige inventaris binnen de series Ingekomen en minuten van uitgaande stukken het principe van ordening op registratienummer toegepast. De reden hiervan werd gevonden in het gegeven dat de bundels/dossiers ook andere of meer informatie bevatten dan de omschrijvingen weergaven, waardoor veel details en informatie onzichtbaar bleven. De aanzet voor een herordening werd reeds in 1982 gegeven.
Het archief van de militaire luchtvaartcommissie werd aangetroffen in het archief van de Luchtvaartafdeling en is tijdens de bewerking in 1982 afgescheiden.
Tijdens de bewerking door het Archief KL werd het archief van het Luchtvaartbedrijf verdeeld in drie blokken, nl. algemeen, algemeen/geheim en geheim. Het eerste en het laatste blok zijn destijds door de administratie gevormd. Het tweede blok daarentegen is door het Archief KL gevormd. Alle stukken met betrekking tot een bepaald vliegtuigtype, ongeacht of het stuk algemeen of geheim was, werd uit het archief gelicht en in dossiers per vliegtuigtype geplaatst.
Volgens het structuurbeginsel zouden voornoemde stukken weer gevoegd moeten worden in het algemene of geheime archiefbestanddeel. Hiervan is echter afgezien, omdat de dossiers jarenlang geraadpleegd en als zodanig ook geannoteerd zijn.
De dossiers zijn onder de benaming "dossiers inzake vliegtuigen" in de rubriek Stukken betreffende bijzondere onderwerpen opgenomen.
In het archief van het Commando Luchtverdediging zijn een aantal "commissiearchieven" aangetroffen. Deze archieven zijn afgescheiden en als gedeponeerde archieven in de inventaris van het commando opgenomen.
Het betreft het archief van de commissie luchtversperringen (1937-1940) en de archieven, gevormd door kapitein R.J. de Broekert als lid van de commissie van advies inzake bouw van vliegtuigmaterieel hier te lande (1939) en generaal-majoor P.W. Best als lid van de commissie van advies inzake het luchthavenvraagstuk (1939).
De eerder genoemde Lijsten van behouden bundels, dossiers en stukken zijn als nadere toegangen in onderhavige inventaris opgenomen.
Het alfabetisch kaartsysteem is niet als nadere toegang in de inventaris opgenomen. De verwijzingen in dit systeem zijn gebaseerd op de door het Archief KL aangebrachte inventarisnummers en aangezien deze later zijn vervangen door doosnummers en het kaartsysteem niet is aangepast, is het, alleen mogelijk om de stukken via de inventaris Archief KL en de in onderhavige inventaris opgenomen concordantie te lokaliseren. Dit is een vrij omslachtige methode om de stukken te vinden.
Aangezien in het verleden de archieven veelvuldig geraadpleegd zijn, is een concordantie gemaakt van de oude inventarisnummers i.c doosnummers naar de nieuwe inventarisnummers. Deze concordantie is opgenomen de bijlagen.
De inventarisnummer 69 en 384 zijn niet toegekend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Het archief kent geen materiële beperkingen.
Andere toegang
Van een aantal inventarisnummers is een nadere toegang samengesteld. Dit is bij de desbetreffende inventarisnummers in een teksregel aangegeven.
Voornoemde toegangen zijn gebaseerd op de Lijsten van behouden bundels, dossiers en stukken, welke zijn samengesteld tijdens de bewerking door het Archief KL. Let wel, deze toegangen pretenderen niet volledig te zijn. Ze zijn te beschouwen als een handreiking aan de onderzoekers.
Indien in de door het Archief KL gevormde bundels/dossiers meerdere stukken met een ander registratienummer waren opgenomen, is in de nadere toegang bij het registratienummer waaronder de bundel was opgenomen in de serie, een verwijzing gemaakt van dit nummer naar de andere registratienummers.
De volgende verwijzingen kunnen voorkomen:
  1. Verwijzingen naar stukken, welke in hetzelfde inventarisnummer zijn opgenomen als het stuk waaronder de verwijzing geplaatst is.
    • zie ook agenda nrs. 1275, 3516 en 6754;
    • zie ook 1930, agenda nrs. 1275, 3516 en 6754.
    In deze verwijzing zijn de stukken waarnaar verwezen wordt opgemaakt in een ander jaar (1930) dan het stuk waaronder de verwijzing is opgenomen;
  2. Verwijzingen naar stukken, welke in een ander inventarisnummer zijn opgenomen dan het stuk waaronder de verwijzing geplaatst is.
    • zie ook inv.nr. 342, agenda nrs. 1275, 3516 en 6754.
    • zie ook inv.nr. 327, agenda nrs. 1275, 3516 en 6754.
    Indien in een inv.nr. meerdere jaren zijn opgenomen, wordt het desbetreffende jaar vermeld, bijv.: zie ook inv.nr. 335, 1936, agenda nr. 4523.
De archiefbescheiden waarnaar verwezen wordt zijn in de nadere toegang niet omschreven
Indien u een bepaald stuk wilt inzien, dient u het desbetreffende inventarisnummer, alsmede (eventueel) het jaar en het agendanummer te vermelden.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Militaire Luchtvaart en -verdediging, nummer toegang 2.13.85, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Defensie / Militaire Luchtvaart, 2.13.85, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
In de archieven van de Luchtvaartafdeling en het Commando Luchtverdediging zijn een aantal archiefbescheiden aangetroffen, welke gevormd zijn door het Depot Luchtstrijdkrachten. Dit depot werd pas in de oorlogsorganisatie actief en kwam te ressorteren onder de Inspecteur der Militaire Luchtvaart. De desbetreffende stukken zijn weer terug gebracht naar het archief van het depot en geplaatst onder de Inspecteur.
In het archiefdeel afkomstig uit de verzameling archiefbescheiden van de Commissie Woltmans, bevonden zich ook een aantal archiefbescheiden uit de periode dat het Luchtvaartbedrijf nog niet was opgericht. Deze stukken behoorden tot het archief van de Luchtvaartafdeling en zijn weer gevoegd in het archief van de Luchtvaartafdeling.

Militaire luchtvaart en -verdediging 1910-1940 (1944)
  • Commandanten van de Luchtvaartafdeling, vanaf 1 november 1938 Luchtvaartbrigade
    • 1 juli 1913 - 1 nov. 1919 kapitein, later majoor H. Walaardt Sacré
    • 1 nov. 1919 - 1 nov. 1929 kapitein, later kolonel J.H. Hardenberg
    • 1 nov. 1929 - 1 nov. 1933 majoor, later luitenant-kolonel J.J. van Santen
    • 1 nov. 1933 - 1 april 1937 kolonel, later generaal-majoor P.W. Best
    • 1 april 1937 - 14 mei 1940 luitenant-kolonel, later kolonel F.A. van Heijst. Vanaf 1 november 1938 tevens waarnemend Inspecteur der Militaire Luchtvaart
  • Directeuren van het luchtvaartbedrijf
    • 15 aug. 1932 - 1 april 1937 kolonel-titulair K.E. Oudendijk
    • 1 april 1937 - 1 nov. 1938 luitenant-kolonel H.J. van Roijen
    • 1 nov. 1938 - mei 1940 ingenieur J.H. Coops
  • Inspecteurs der Militaire Luchtvaart
    • 15 april 1935 - 1 nov. 1938 res. luitenant-generaal M. Raaijmaakers
    • 1 nov. 1938 - mei 1940 kolonel F.A. van Heijst
  • Commandant van het Commando Luchtverdediging
    • 1 nov. 1938 - 14 april 1940 generaal-majoor P.W. Best
Na het vertrek van Raaijmaakers werd geen nieuwe inspecteur der militaire luchtvaart benoemd. De functie werd waargenomen door de commandant van de Luchtvaartbrigade, kolonel F.A. van Heijst
Concordanties op de archieven van Militaire Luchtvaart en -verdediging, 1910-1940 (1944)
Aanwijzingen voor de gebruiker
De in onderhavige inventaris opgenomen archieven zijn in het verleden veelvuldig geraadpleegd en werden in de annotaties de oude "inventarisnummers" vermeld. De oude inventarisnummers zijn doosnummers, welke toentertijd als inventarisnummers werden beschouwd.
Om de oude inventarisnummers naar de nieuwe nummers te herleiden is een concordantie van oud naar nieuw nummer gemaakt. De concordantie bestaat uit twee kolommen: oud inv.nr. en inv.nr. Zoals de naam al aangeeft zijn in de eerste kolom per archiefvormer de oude inventaris- i.c. doosnummers opgenomen. De tweede kolom geeft aan in welk inventarisnummer(s) het oude inventarisnummer is opgenomen.
(Voorbereidend) Commando Luchtverdediging
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
1 338, 340, 344, 345, 346
2 341, 343, 347, 348, 349, 373, 374, 375, 376, 377
3 350, 351, 373, 374, 375, 376, 377
4 352, 353, 375, 376, 377
5 377, 378, 379
6 354, 378, 379
7 355, 356, 357, 358, 359,360, 361, 362, 363
8 355, 356, 357, 358, 359, 360, 361, 362, 363
9 357, 358, 359, 360, 361, 362, 363
10 357, 358, 359, 360, 361, 362, 363
11 358, 359, 360, 361, 362, 363, 248
12 360, 361, 362, 363
13 361, 362, 363, 383
14 364
15 364, 365
16 365
17 386, 387, 388, 389, 390, 395
18 381, 382, 387, 391, 392, 392a, 395
19 391, 392, 393, 394, 396
20 380, 391, 398, 399, 400
21 368, 369
22 366, 367, 372
23 401
24 337, 339, 370, 371
Luchtverdedigingskringen
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
25 433, 434, 435
26 436
27 437
28 456, 457
29 427, 430, 438
30 439, 440, 441, 442, 443, 444, 445, 446
31 431, 432, 447, 448, 449, 450, 451
32 419, 420, 421, 422
33 423, 424, 425, 426
34 428, 429, 452, 453, 454, 455
Inspecteur der Militaire Luchtvaart
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
35 317, 321, 322, 323, 324, 325
36 320, 322, 323, 324, 325
37 314, 315, 316
38 318, 319, 326
Luchtvaartafdeling/Luchtvaartbrigade
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
38 47, 48, 49, 50
38a 51, 52, 53
39 53, 54
40 54, 55
41 56
42 57, 58
43 59
44 60
45 61
46 62
47 63, 64
48 64, 65
49 66
50 67, 68, 70
51 30, 31
52 32, 33, 34
53 35, 36
54 37, 38, 39
55 40, 41
56 42, 43, 44
57 45
58 46
59 213, 214, 215
60 216, 217
61 5, 6, 7, 8, 9
62 10, 11, 12, 13
63 14, 15, 16, 17
64 18, 19, 20, 21, 22
65 23, 24, 25
66 202, 203, 205, 206, 207
67 204, 208, 209
68 212
69 92, 137, 138, 148
74 93, 94, 128
75 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 125, 126, 127, 130, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 145, 146, 402
76 3, 91, 147
77 112, 157, 189, 190
78 95, 96, 97, 98, 99,100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107
79 108, 109, 110, 111, 131
80 132, 133, 150
81 182, 188, 191
82 230
83 221, 222, 227
84 222, 223, 224
85 218, 224, 226, 228, 229
86 220
87 225
88 219, 225
89 327, 328
90 149, 329
91 231, 232, 233, 235, 236
92 234
Onderdelen van de Luchtvaartbrigade
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
93 403
94 404, 405, 406
95 407
96 408, 409, 410, 411
97 198, 199
98 412, 413, 414
99 416
100 417
101 415, 418
102 193, 195
103 194, 196, 197
104 200, 201
105 331, 332, 333
106 210, 211, 330, 331, 332, 333
107 335, 336
Luchtvaartbedrijf
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
108 237, 248, 291, 299, 300, 301, 303
109 238, 248, 257, 302
110 249, 250, 251
111 251, 252
112 253, 312
113 239, 240, 245
114 241, 242, 246, 261
115 243, 244, 247
116 264, 265, 266
117 267, 268, 269, 270, 271
118 272, 273, 274
119 274, 275, 276, 277, 278
120 280, 281
121 281, 282, 283
122 284, 285, 286, 287, 288
123 286, 287, 288
124 262, 263, 279, 288, 289, 290
125 254, 255
126 256, 257, 258, 259
127 259, 260
Vrijwillig Landstormkorps
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
128 463, 464, 471, 472
129 458, 459, 460
130 461, 462
131 465, 466, 467, 468, 469, 470
132 473, 474
Luchtvaartbedrijf (Commissie Woltmans)
Oud inventarisnummer Huidig inv.nr.
1 292
2 292, 293, 294
3 294, 295, 296, 297
4 297, 298
5 135, 299, 300, 308, 311
6 304
7 305
8 306
9 307
10 306, 307
11 306, 307
12 309, 310
AfdelingRegimentLocatieVliegtuigtypeOud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.Oud inventarisnummerHuidig inv.nr.

Archiefbestanddelen