Terug naar zoekresultaten

2.09.52 Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Algemene en Juridische Zaken (AJZ) van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking, (1938) 1956-1976 (1981)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.52
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Algemene en Juridische Zaken (AJZ) van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking, (1938) 1956-1976 (1981)

Auteur

C. Rooijackers, J.F. Vroomans-de Greef

Versie

24-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1988 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Justitie: Algemene en Juridische Zaken (AJZ) van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking
Justitie / Vreemdelingenzaken AJZ

Periodisering

archiefvorming: 1956-1976
oudste stuk - jongste stuk: 1938-1981

Archiefbloknummer

J26570

Omvang

; 398 inventarisnummer(s) 8,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Justitie / Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking / Algemene en Juridische Zaken (AJZ)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van Algemene en Juridische Zaken van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking van het Ministerie van Justitie (1956-1976) bestaat voor een groot deel uit stukken betreffende de voorbereiding, goedkeuring en uitvoering van Europese en Bilaterale verdragen met betrekking tot zaken als grenscontroles, (afschaffing van) visumplicht, politiek vluchtelingen, asielverzoeken, immigratie en uitwijzing.
Daarnaast bevat het archief instructies voor de bevoegdheden van douanekantoren, dossiers inzake grenssmokkel, ingekomen klachten bij de uitvoering van grenscontroles, stukken in verband met afgifte van visa, werk- en verblijfsvergunningen, stukken in verband met adoptie, beleid ten opzichte van gastarbeiders, en ingekomen verzoeken om inlichtingen over in Nederland verblijvende personen. Ook is er een vergelijkend overzicht te vinden van de voorschriften in diverse landen, ter voorbereiding op een nieuwe Nederlandse Vreemdelingenwet.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Wetten en voorschriften
Elke vluchteling is een vreemdeling, maar niet elke vreemdeling is een vluchteling. De groep vreemdelingen valt namelijk uiteen in diverse categorieën, zoals: toeristen, vreemde stagiaires, vluchtelingen en buitenlandse pleegkinderen. Kortom: iedereen, die niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Het begrip vreemdeling is wel aan een zekere ontwikkeling onderhevig geweest. Vóór 1795 wordt iedereen, die gevestigd is in een bepaald gewest en zich naar een ander gewest wil begeven door de Staten en stedelijke besturen van dit laatstgenoemde gewest als vreemdeling beschouwd. In 1795 (Bataafse Republiek) wordt het staatsburgerschap ingevoerd en na de inlijving bij Frankrijk in 1810 bepaalt Napoléon dat het Koninkrijk Holland nationale grenzen en douane krijgt.Vanaf 1813 gaat Willem I invloed uitoefenen op onze grensvorming en wordt de vreemdeling iemand, die van buiten deze grenzen het Koninkrijk binnenkomt, dus niet het Nederlandse staatsburgerschap bezit (Souverein Besluit d.d. 12 december 1813).
Tot 1848 is de vreemdeling een zeldzame figuur in de wetgeving. In de Grondwet(-sherziening) van dat jaar (art. 4 tweede lid) wordt de opdracht opgenomen tot de regeling bij de wet van de toelating en uitzetting van vreemdelingen. Deze opdracht resulteert op 13 augustus 1849 in het van kracht worden van de Wet houdende toelating en uitzetting van vreemdelingen. Deze zogenaamde le Vreemdelingenwet geeft in essentie aan, dat iedere vreemdeling welkom is in Nederland, mits er geen bezwaren tegen zijn persoon bestaan. Deze wet is echter niet in staat het gewoonterecht ten volle te doorbreken en bovendien blijkt direct na publicatie, dat deze wet op meerdere punten niet helemaal waterdicht is: de enorme hoeveelheid missives en circulaires die dan volgt is daarvan een concreet bewijs. In feite is deze le Vreemdelingenwet (buiten de artt. 9 en 20) nooit toegepast, behalve de gedachte (iedereen is welkom), die eraan ten grondslag ligt.
Na de eerste wereldoorlog, wanneer Nederland lering heeft getrokken uit zijn eerste confrontatie met een massale vluchtelingenstroom, blijkt men behoefte te hebben aan een wettelijke regeling van het vreemdelingentoezicht. De vrucht van deze behoefte wordt de zogenaamde "Vreemdelingentoezichtwet", voluit genaamd de Wet houdende nadere voorzieningen in de tegenwoordig buitengewone omstandigheden betreffende het toezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen (d.d. 17 juni 1918).
Het hierna uitgevaardigde K.B. van 16 augustus 1918, het Vreemdelingenreglement, dient ter uitvoering van art. 1 van de Vreemdelingentoezichtwet en wordt de basis van een systeem van verblijfsvergunningen en bijzondere maatregelen van toezicht en daardoor de constitutie van het vreemdelingenbeleid in Nederland.
De zogenaamde Grensbewakingswet en het Bewakingsvoorschrift van 1920, welk laatste de uitvoeringsvoorschriften van de Grensbewakingswet bevatten, sluiten nauw aan op de wet van 1918 en vormen samen een instrument ten behoeve van de toelating en het verblijf van vreemdelingen en het vreemdelingentoezicht.
Het toelatingsbeleid wordt selectiever, vooral in de jaren dertig, wanneer de Nederlandse grenzen overspoeld worden door o.a. Duitse vluchtelingen. De wens tot een vastere wettelijke basis uit zich in de instelling van de Commissie Donner, die de opdracht krijgt "te onderzoeken in hoeverre in wetgeving en praktijk nadere voorzieningen met betrekking tot de houding van de Overheid tegenover de vreemdelingen noodig en gewenscht zijn". Tot een wetsontwerp is het niet gekomen, doch het rapport van deze Commissie heeft wel invloed gehad op de totstandkoming van een later wetsontwerp.
Als gevolg van de toenemende oorlogsdreiging, wordt als vervanger van het Bewakingsvoorschrift 1920 dat van 1939 uitgevaardigd. Middels dit voorschrift worden bewakingsgebieden (zie bijl. I) aangewezen: brede stroken langs de zuid- en oostgrens van het land, om beter in staat te zijn ongewenste vreemdelingen aan gene zijde van onze grenzen te houden. De grensbewaking wordt gesplitst in een politiair en een militair onderdeel op basis van een K.B. van 1 juli 1939. Het Bewakingsvoorschrift vindt zijn opvolger in de beschikking van 25 maart 1946. Onder dit Bewakingsvoorschrift 1946 vallen o.a. zaken als grensbewaking, doorlaatposten, reisdocumenten en de reeds genoemde bewakingsgebieden. Hiermee zijn we beland in de periode na de Tweede Wereldoorlog, wanneer Nederland lid wordt van diverse Internationale organisaties en het internationale vreemdelingenrecht zich snel ontwikkelt. Ten aanzien van een uitbreiding van het Nederlandse vreemdelingenrecht neemt Nederland dan een afwachtende houding in, mode omdat de invloed van de internationale ontwikkelingen op een Nederlandse regeling niet zijn te overzien. Een aantal op internationaal niveau afgesloten en ook door Nederland geratificeerde verdragen zijn het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (28 juli 1951), het Verdrag betreffende de status van staatlozen (13 december 1961) en het Europese Vestigingsverdrag (13 december 1955).
Ook bilateraal en in Benelux-verband komen veel overeenkomsten tot stand betreffende o.a. de afschaffing van de visumplicht, de erkenning van andere grensoverschrijdingsdocumenten dan paspoorten, de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van de Benelux. De laatstgenoemde Overeenkomst dateert van 23 juni 1960.
Met betrekking tot het vreemdelingentoezicht wordt, in aansluiting op het Vreemdelingenreglement, op 1 mei 1957 het Verblijfsvoorschrift van kracht. Na deze datum verschijnen nog een aantal aanschrijvingen van het Ministerie, de zgn. Vreemdelingencirculaires.
Op 1 augustus 1956 treedt voor Nederland het reeds genoemde Verdrag betreffende de status van vluchtelingen in werking, dat in 1951 te Genève ondertekend is. Het vindt zijn uitvoering in het Vluchtelingenbesluit van 10 januari 1957 en de Vluchtelingencirculaire uit 1958, welke laatstgenoemde meerdere malen wordt gewijzigd. In 1967 brengt het Vluchtelingenprotocol een belangrijke uitbreiding van het Verdrag van Genève.
De verzameling wetten, K.B.'s, voorschriften en circulaires betreffende het vreemdelingen- en vluchtelingenbeleid heeft in de loop van bijna 120 Jaar veel aanvullingen en wijzigingen van het vreemdelingenrecht gebracht, de basis is in al die tijd echter onaangetast gebleven. In 1961 is de internationale ontwikkeling van het vreemdelingenrecht wel zó overzichtelijk geworden, dat in combinatie met de verhoging van de rechtsbescherming (1963, Wet administratieve beschikkingen) kan worden overgegaan tot instellen van een werkgroep, die het vreemdelingenrecht totaal moet gaan reviseren.
Deze fundamentele herziening krijgt gestalte in de Vreemdelingenwet van 13 januari 1965. Hij wordt uitgevoerd middels een Algemene Maatregel van Bestuur, dat het Vreemdelingenbesluit (1966) wordt genoemd. Het daarna volgende Voorschrift Vreemdelingen (1966) dient dan ter uitvoering van zowel de Vreemdelingenwet als het Vreemdelingenbesluit en stelt in art. 53 dat worden ingetrokken:
  • het Bewakingsvoorschrift 1946
  • het Verblijfsvoorschrift 1957
  • de Vreemdelingencirculaire 14/1955
Volgens art. 109 van het Vreemdelingenbesluit worden verder o.a. ingetrokken:
  • het Vreemdelingenreglement 1918
  • het Grensbewakings-K.B. 1939
  • het Vluchtelingenbesluit 1957
Vanaf 1966 vindt het vluchtelingenbeleid zijn wettelijke basis in de artikelen 104 t/m 106 van het Vreemdelingenbesluit.
Het Ministerie van Justitie en de hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking
De eerste Minister van Justitie mr. C.F. van Maanen krijgt bij zijn benoeming in 1815 de opdracht om naturalisatie - en vestigingsverzoeken van vreemdelingen te behandelen en toezicht op het verblijf en gedrag van deze groep uit te oefenen. Een aparte afdeling of dienst die zich speciaal met vreemdelingenkwesties bezig houdt, bestaat in deze periode nog niet.
Middels een Ministerieël Besluit uit 1876 wordt het toezicht op de uitvoering van de Vreemdelingenwet aan de 2e Afdeling (de latere afdeling Publiekrecht) gedelegeerd. In 1889 wordt deze 2e Afdeling opgesplitst in 3 Bureaus, respectievelijk genaamd A,B en C. Het toezicht op de uitvoering van de Vreemdelingenwet wordt ondergebracht bij de onderafdeling A van deze afdeling.
Vanaf ± 1920 zijn er twee diensten belast met het Vreemdelingentoezicht en de Grensbewaking. Na nog wat reorganisaties en herverdelingen van taken onder de verschillende afdelingen, wordt in 1934 het toezicht op de uitvoering van de Wet houdende nadere voorzieningen betreffende de grensbewaking (zgn. Grensbewakingswet 1920) eveneens toegewezen aan de 2e Afdeling.
Verder wordt in de jaren dertig de Administrateur der Grensbewaking geintroduceerd, een hoofdofficier van de Koninklijke Marechaussee, onder wiens leiding de Grensbewaking (vlgs. Vreemdelingenreglement) en (Rijks-) Vreemdelingendienst komt. In 1939 wordt deze taak gesplitst en komt er een aparte Rijksvreemdelingendienst, aanvankelijk als onderafdeling van de kort daarvoor opgerichte Rijksrecherchecentrale (zie bijl. II). Deze wordt belast met de doorlating van vreemdelingen en de verblijfsontzeggingen uit de bewakingsgebieden, de centrale registratie van hier te lande verblijvende alsmede van ongewenste vreemdelingen en het machtigen van consulaire ambtenaren in het buitenland tot het verlenen van visa. Na een, door de Tweede Wereldoorlog slapend bestaan geleden te hebben, komt deze dienst onder de Directie Politie van het Ministerie van Justitie te vallen.
Vanwege de enorme hoeveelheid stukken en de aard van de zaken, waarvan het accent ligt op het departementale beleid en niet op dat van de politie, bemoeien vele organisatie-bureaus en departementale commissies zich met deze dienst.
Op 1 met 1956 wordt de Rijksvreemdelingendienst opgeheven en vindt zijn voortzetting in de nieuw ingestelde 9e Afdeling, die al snel wordt omgedoopt tot Hoofdafdeling en er als volgt uitziet:
Bureau Algemene en Juridische Zaken (A.J.Z.)
    • vreemdelingen uit communistische landen
    • politieke en asielgevallen
    • zeelieden
    • pleegkinderen
    • transporten van kinderen van alle nationaliteiten
    • staatloze ex- Nederlanders
    • alle niet onder A genoemde vreemdelingen
    • kennisgevingen m.b.t. corps diplomatique
  • alle grensbewakingsaangelegenheden
De Bureaus A en B worden later omgezet in drie onderafdelingen van de Afdeling Vreemdelingenzaken (zie bijl. IV) met de respectievelijke taken:
  • speciale verblijfsregelingen (o.a. politieke gevallen en vluchtelingenzaken)
  • algemene verblijfsregelingen Europa en Afrika
  • algemene verblijfsregelingen Azië, Amerika en Australië
Bureau Algemene en Juridische Zaken
Zoals uit de voorgenoemde organisatie-structuur blijkt, is hierin plaats ingeruimd voor een apart Bureau, dat de algemene en juridische zaken gaat behandelen. De filosofie die aan deze opzet ten grondslag ligt is, dat door het aanbrengen van een tweedeling een duidelijk verschil gemaakt kan worden tussen uitvoering en beleid:
AJZ zal de beleidszaken gaan behandelen en de puur technische concrete kwesties zullen gaan behoren tot het takenpakket van de Bureaus A en B (zie de beschikkingen d.d. 27 april en 4 juni 1956 (zie resp. bijl. V en VI).
Het Bureau AJZ (later Stafbureau) krijgt het volgende opgedragen:
  1. algemene beleidszaken
  2. wetgeving
  3. circulaires met externe bestemming
  4. interne organisatie
  5. kabinetszaken
  6. personeelszaken
  7. financiën
  8. statistiek
  9. verblijfsontzeggingen (alle nationaliteiten)
  10. doorlating van Nederlanders (vertrek uit Nederland)
  11. bijzondere grensfaciliteiten
  12. flightcrewmember-licences en crewmember-certificates
Algemene beleidszaken, zoals het voorbereiden van internationale afspraken en vreemdelingenwetgeving en het verbeteren van de vreemdelingenvoorschriften worden inderdaad uitgevoerd door AJZ. Echter, de ad-hoc kwesties, worden nog steeds behandeld door de Bureaus A en B. Per 1 juni 1976 wordt de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking omgezet in de Directie Vreemdelingenzaken. Het Stafbureau Algemene en Juridische Zaken houdt dan in naam op te bestaan en haar taken worden overgenomen door de Hoofdafdeling Juridische en Beleidsvraagstukken.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het AJZ-archief is gevormd door het (Staf-)bureau AJZ. Die Bureau, als afdeling van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking heeft vergeleken met de andere (onder-)afdelingen zo'n goed geoliede administratie-apparaat, dat afdelingen zoals de Visadienst en Toezicht Vreemdelingen en Grensbewaking (T.V.G.) besluiten hier ook him stukken te laten inboeken en zo ook een AJZ-nummer krijgen (zie bijl. VII). Persoonsdossiers krijgen wel een apart nummer en berusten in een andere bewaarplaats. Uiteindelijk is dit archief geëvolueerd tot hèt archief van nagenoeg de integrale Hoofdafdeling en latere Directie, terwijl de naam nog immer anders doet vermoeden.
Tot en met eind 1986 is men zaken blijven inboeken onder een AJZ-nummer. Het blijkt dat men vele stukken niet of pas na lang zoeken boven water kan krijgen. Met een echt goed bijgehouden registratie- en toegangensysteem zou dit nooit hebben kunnen plaatsvinden.
De ingang van het AJZ-archief is tweeledig: op nummer en op onderwerp/trefwoord. Het systeem wortelt in de opzet gemaakt door de voormalige Rijksvreemdelingendienst. Deze houdt een kaartsysteem bij:
  • een persoonsregistratie-systeem,
    waarin alle namen van vreemdelingen worden opgenomen
  • een algemeen registratie-systeem;
    als het principiële kwesties betreft, zaken met een precedent-werking, opstellen van voorschriften etc., worden deze in dit systeem opgenomen. Hetzelfde geschiedt me vertrouwelijke stukken en zaken met het predikaat (dienst-)geheim, behalve dat betreffende persoonsnamen dan óók in het eerstgenoemde systeem worden ingeschreven.
In de beginfase van de Hoofdafdeling stopt men met het inschrijven van principiële zaken. Stukken krijgen dan een algemeen volgnummer + een letter al naar gelang het onderwerp/rubriek waaronder een stuk valt (A t/m L = 15 letters) + een volgnummer binnen de gekozen rubriek.
Daar de diverse nieuwe medewerkers niet of slecht worden ingewerkt, weet men vaak niet hoe een zaak in te schrijven. Het klapperen op onderwerp/trefwoord wordt niet consequent uitgevoerd en ook het elders inboeken van, op het eerste gezicht gewone kwesties, vindt regelmatig plaats, zodat er veel bescheiden zijn kwijtgeraakt en zoals hierboven reeds gesteld, meerdere zaken niet of bij uitzondering na veel inspanning kunnen worden getraceerd.
Van de genoemde 15 letters worden tot 1987 nog 3 letters gebruikt en wel:
C. alle gerubriceerde stukken
F. personeelsdossiers
E. alle overige zaken
Om de dossiers te laten ordenen en mede met oog op het feit dat veel AJZ-materiaal in het ongerede is geraakt, wordt in 1981-1982 een documentalist in dienst genomen, die de opdracht krijgt tot "het documenteren van alle dossiers". Zijn aanpak blijkt niet systematisch of planmatig te zijn, zodat dit documenteren niets meer is geweest dan het chronologisch ordenen van enkele grote dossiers betreffende dàn actuele zaken, die lot een overmatige administratieve productie leiden. Een voorbeeld hiervan is het dossier "buitenlandse pleegkinderen", dat echter als één van de weinige positieve uitzonderingen gekenmerkt moet worden.
Samenvattend kan worden gesteld, dat het moeilijk of niet kunnen traceren van stukken en dossiers is terug te voeren op een niet naar behoren functionerend registratie-systeem. Het onderwerp- en trefwoordenregister wordt niet consequent bijgehouden dan wel geactualiseerd, zodat regelmatig reeds lopende zaken van een nieuw nummer worden voorzien. Analoge kwesties bevinden zich dan onder verschillende nummers in het archief; bovengenoemde in combinatie met het opleggen van dossiers c.q. er gewoon bovenop leggen, maken de toegangen daarom ongeschikt voor gebruik.
Het archief is in 2002 van de Immigratie- & Naturalisatiedienst overgebracht naar het Nationaal Archief.
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de eerste inventarisatie-fase zijn in de nummerieke toegang enkele tientallen kaarten gevonden van reeds in de jaren zeventig gesaneerde ofte wel vernietigde dossiers.
Verder is gebleken dat het archief voor ± 30% uit foto-copieën bestaat die, na controle op de aanwezigheid van hun originelen elders, conform de vernietigingslijst van 1956, nr. AZ/PNA 336/056 en nr. OKN 29361 laatstelijk gewijzigd in 1986, meteen vernietigd zijn. Eveneens zijn op basis van deze vernietigingslijst bescheiden als begeleidingsbrieven, ter kennisneming ontvangen stukken, correspondentie van eenvoudige aard en dergelijke, vernietigd. Uitzonderingen hierop vormen de afschriften waarop aantekeningen zijn geplaatst of foto-copieën die worden aangehaald in een inliggende beleidsnota.
Ordening van het archief
Het aangetroffen archief bestaat uit ± 90 meter archiefdozen, portefeuilles en nog op te bergen stukken, oftewel ruim 6000 dossiers, waarvan er ongeveer 5200 "slapend" zijn. Deze vormen een lengte van ± 55 meter en zullen in meerdere fasen geïnventariseerd worden, te beginnen met de eerste 10 meter (± 350 dossiers).
Als begindatum is voor 1956 gekozen in verband met de instelling van het (latere Staf-)bureau AJZ. De caesuur wordt gelegd bij 1976, daar het Stafbureau dan opgaat in de Directie Vreemdelingenzaken. Aldus worden ook twee tien-jaren-blokken verkregen.
Alle aangetroffen stukken van vóór 1956 opgemaakt door de Rijksvreemdelingendienst zijn afgesplitst, indien ze geen direct verband vormen met de zaken die vanaf dat jaar spelen. Deze bescheiden zijn ondergebracht in het depôt waar zich het archief van de Rijksvreemdelingendienst bevindt. Indien die verband wel duidelijk is en ze in hetzelfde kader zijn opgemaakt, worden deze stukken als zijnde een deel van het AJZ-archief beschouwd. Dit is ook toegepast op stukken betreffende een zelfde zaak, indien ze kort na 1 juni 1976 zijn opgemaakt. Mochten zaken langer dan een jaar na genoemde datum nog niet zijn afgerond, dan zijn de betreffende stukken ervan gescheiden en worden bij de Directie Vreemdelingenzaken van een geheel ander nummer voorzien. Stukken van commissies zijn ook van het AJZ-archief gescheiden en aan de betreffende secretariaats-archieven toegezonden ter opvulling van eventuele hiaten.
Zoals hierboven beschreven, hebben stukken inzake zelfde kwesties vaak een nieuw nummer gekregen, zodat meerdere malen aanvankelijk gescheiden gehouden dossiers later, na ontdekking van het bestaan van voorstukken, inelkaar zijn gevoegd zonder het nummer te veranderen en/of hiervan een aantekening op de trefwoordkaart te maken. In deze dossiers geplaatste aantekeningen en het inelkaar opgaan van de diverse nummers maken het moeilijk deze dossiers uit elkaar te trekken en de diverse delen onder hun originele nummers terug te plaatsen. Bovendien worden vaak stukken, die in eerste instantie niet bijelkaar horen wel samengevoegd bewaard, omdat de behandelend ambtenaar dit wel makkelijk vindt. Ook zijn er vele stukken gelicht ten behoeve van tijdelijk gebruik (b.v. bij besprekingen); deze zijn dan echter niet meer teruggeplaatst. Na het eventuele recupereren kan her-invoeging op de juiste plaats veel moeite kosten.
Bij uitgebreide dossiers, zoals die inzake Ambonezen, Chinezen en Hongaren, zijn in de administratieve fase wel aanzetten tot een ordening gegeven; hiervan bestaan zelfs lijsten. Dit systeem heeft echter alleen nut in de beginfase van een zaak, wanneer alle nieuwe ontwikkelingen ervan nog gescheiden kunnen worden. Indien consequente toepassing ervan zou hebben plaatsgevonden, had het ook nù nog zijn nut kunnen bewijzen. Alle aanvankelijk te (onder-)scheiden nuances en facetten worden in een latere fase echter zodanig met elkaar verweven, dat een ordening volgens dit administratie-systeem niet kan worden volgehouden, zodat in deze gevallen voor een verder niet in deelonderwerpen uitgesplitste chronologische volgorde is gekozen.
Om de toegankelijkheid van het archief te vergroten is bij de inventarisatie gekozen voor de volgende oplossing: de zaaksgewijze dossiervorming is gehandhaafd en waar mogelijk hersteld. Vervolgens is gekozen voor een ordening volgens de taken van de Hoofdafdeling.
Een aantal drukwerken is onder een apart hoofdje "documentatie" geplaatst. Deze kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn bij het archiefonderzoek. Eronder vallen o.a. voorschriften, instructies en circulaires, uitgegeven ten behoeve van de grensbewakings-ambtenaren, vreemdelingendiensten en medewerkers van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking (zie onder "documentatie").
De gebruiker van deze inventaris wordt aangeraden op het volgende te letten.
De inventaris is ingedeeld aan de hand van de procedure-volgorde en de daaruit voortvloeiende taken (zie inhouds-opgave). Het onder I geplaatste onderdeel betreft de grensoverschrijding en het korte termijn-verblijf (tot drie maanden); II bevat zaken betreffende het langdurig verblijf en het vreemdelingentoezicht. Visum-aangelegenheden vallen formeel gezien onder het vreemdelingentoezicht, maar met het oog op de overzichtelijkheid is gekozen voor de hierboven genoemde indeling.
Indien het te onderzoeken onderwerp bekend is, valt snel te bepalen onder welk hoofd het (de) betreffende inventaris-nummer(s) geplaatst is (zijn). Als behalve het onderzoeks-object ook een oud AJZ-dossier-nummer bekend is, kan door middel van de hier achterin opgenomen concordans worden nagegaan onder welk(e) inventaris-nummers(s) het betreffende dossier in de inventaris is terug te vinden, of wat er anderszins mee is geschied.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Algemene en Juridische Zaken (AJZ) van de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking, nummer toegang 2.09.52, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Justitie / Vreemdelingenzaken AJZ, 2.09.52, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Overzicht van geraadpleegde bronnen Baert, J., De vluchteling in Nederland (Assen 1938) Beth, J.C., De departementen van algemeen bestuur gedurende het tijdvak 1798-1907 (Groningen 1907) Croiset van Uchelen, H.W.B., Het vreemdelingenrecht in Nederland en zijn toepassing , voordrachten te 's-Hertogenbosch en Apeldoorn (s.l. 1936) Duynstee, F.J.F.M., "Vreemdelingenrecht", Mededelingen v.d. Ned. Ver. voor Internat. Recht 36 (Deventer 1956) Van Geuns, S.J., Toelating en vestiging van vreemdelingen in Nederland (tot het jaar 1795) (Schoonhoven 1853) Gooijer, C. de, "De toelating en uitzetting van vreemdelingen", Bestuurswetenschappen 24 (1970) 76-97 Hongaarse vluchtelingen in Nederland 1956-1961, Stichting Ned. Fed. voor Vluchtelingenhulp (s.l. 1961) Huyts, T., "Vreemdelingenbeleid in Nederland", Balans 12 (1981) 1, 10-13 Seppen, G. en W.A.C. Walraven, Vreemdelingenzaken en Grensbewaking (Alphen a/d Rijn 1951) Swart, A.H.J., De toelating en uitzetting van vreemdelingen (Deventer 1978) Vaart, S.P. van der, Het vluchtelingenbeleid van de Nederlandse regering in de periode 1933-1940 (Amsterdam 1981) Vreemdelingenwet (Zwolle 1985) Reglementen op de inwendige dienst vanaf 1858 t/m 1956 Organisatiebesluiten vanaf 1956 t/m 1976 + de wijzigingen hierop Aantal circulaires en ministeriële besluiten Verslagen en overzichten betreffende het Ministerie van Justitie opgesteld door de departements-archivaris Vreemdelingencirculaires + bijlagen Vluchtelingencirculaire + bijlagen Rapporten en nota's van en betreft de Rijksvreemdelingendienst en de Hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking: AJZ 2/B-2, AJZ 26/B-7, A 54/848, A 54/1483
Te raadplegen literatuur: Boeles, P., Vreemdelingenrecht, een handleiding (Zwolle 1982). Boeles, P., Vreemdelingenrecht en Nederlanderschap (Zwolle 1984) Bouwman, J.A.Th., "Nota buitenlandse werknemers en ontwerp-wet arbeid buitenlandse werknemers", Sociaal Maandblad Arbeid 32 (1977) 262-272. Bouwman, M., "De positie van illegale buitenlandse werknemers", Tijdschrift voor Maatschappijvraagstukken en Welzijnswerk 30 (1976) 10-15. Bossuyt, M., "La distinction juridique entre les droits civils et politiques et les droits economiques, sociaux et culturels", Revue des droits de l'homme 8 (1975) 783-820. Deutekom, P. van, "De ene buitenlander is de andere niet; een Amerikaan, een Marokkaan en de vreemdelingenpolitie", Haagsche Post 61 (1974) *afl. 12, 15. Enkelaar, G.A.C., "Onbewaakte grenzen van vreemdelingenrecht en strafrecht", Proces 54 (1975) 1-9. Fraaij, H.C., "Problemen rond het vreemdelingenbeleid", Appèl (gemeente politie Nijmegen) 19 (1973) afl. 4,5,6, resp. 1-3, 1-2, 2-4. Geerlings, H.J.M., "Staatsrechtelijke vrijplaatsen", Tijdschrift voor overheidsadministratie 29 (1973) 336-338. Giltay Veth, N.J.P., "Uitsluiting van buitenlandse voetballers: mogelijk binnen de EEG", Nederlands Juristenblad 53 (1978) 504-513. Gooyer, C. de, "Vijf jaren vreemdelingenwet. Beschouwing van de jurisprudentie van de Kroon", Tijdschrift voor Overheids-administratie 29 (1973) 387-393. Groenendijk, C.A. en A.H.J. Swart, "Het verblijf en de vestiging van Surinamers in Nederland na de onafhankelijkheid van Suriname", Nederlands Juristenblad 50 (1975) 941-950. Groenendijk, C.A. en A.H.J. Swart, "De tewerkstelling van buitenlandse werknemers", Nederlands Juristenblad 51 (1976) 317-343. Groenendijk, C.A., "Kosteloze rechtsbijstand aan vreemdelingen", Advocatenblad 57 (1977) 192-196. Groenendijk, C.A. en A.H. Swart, Rechtspraak vreemdelingenrecht , 1968 t/m 1977 (Alphen a/d Rijn 1979). Grosheide, J.H., "Duidelijk beleid voor gastarbeider nodig; generaal pardon", Katholieke Werkgever 1973 (afl. 8) 194-195. Hanekuijk, D., Het recht op vrijheid van migratie (Leiden 1957). Hoeven, E. van der, Oplossen of verdunnen: opvang Vietnamese minderjarige vluchtelingen ('s-Gravenhage 1982). Hoeven, J. v.d., "De duur van de behandeling van Arob-beroep in vreemdelingenzaken", Nederlands Juristenblad 28, (1978) 577-578. Kagie, P., "Nederland, politiestaat voor buitenlanders", Nwe Linie 29 (1974) afl. 14, 1-3. "Koninklijk Besluit d.d. 10-01-1974 nr. 38", Nederlandse Jurisprudentie Administratief rechtelijke beslissingen 1974 nr. 118, 253-256. Ko Swan Sik, "The Netherlands Law on Aliens", Netherlands Yearbook of International Law 1 (1970) 247-267. De Kort, H., Opvang en begeleiding van Vietnamese voogdijpupillen ('s-Gravenhage 1984). Krieken, P.J. van, "Hijackers and asylum", Netherlands International Law Review 22 (1975) 3-30. Kruyt, A., Oriëntatie in de Vreemdelingenwetgeving (Utrecht 1974). Kuitenbrouwer, F., "Registreren van vreemdelingen voor hun Welzijnsbehartiging", NRC-Handelsblad 9 dec. 1975 blz. 7. Kuitenbrouwer, F., "Vreemdelingenbeleid, Haars gaat de klok terugzetten", NRC-Handelsblad 29 juli 1978 blz. 7. Linde, P. van der, "De buitenlandse werknemer", Ars Aequi 21 (1972) 17-26. Looman, A.P., "Kiesrecht voor buitenlanders- een terreinverkenning", Politiek Perspectief 3 (1973) 70-79. Maarseveen, H.Th.J.F. van, "Koninklijk Besluit d.d. 09-08-1972, Stbl. 427", Ars Aequi 22 (1973) 152-156. Maarseveen, H.Th.J.F. van, "Ralph Waver: Vreemdeling of vluchteling", Nederlands Juristenblad 47 (1972) 929-937. Meyers, H., Aspecten van vluchtelingenrecht (Deventer 1972). Naar een nieuw vluchtelingenrecht, Rapport van de Vereniging voor Vluchtelingen (Amsterdam 1975). Noordam, F.M., "Vreemdeling en sociaal recht", Sociaal Maandblad Arbeid 33 (1978) 526-547. Prins, W.F., "Aanzienlijke uitbreiding van de grondrechten", Nederlands Juristenblad 46 (1971) 202-207. Rapport van de Werkgroep Coördinatie Strafrechtelijk en Administratiefrechtelijk Vreemdelingenbeleid ('s-Gravenhage 1979). Riet Paap, G.W. van, "Hoofdpunten van vreemdelingenwetgeving en beleid", Maandblad voor berechting en reclassering 50 (1971) 155-160. Riphagen, W., F.J.F.M. Duynstee en J.H. Smeets, De vreemdeling in Nederland , inleidingen t.b.v. congres (Deventer 1972). Ruller, S. van, "Vreemdelingen Kriminaliteit, met commentaar van J.J. Abspoel", Proces 52 (1973) 135-139. Sark, H.M.L.H., Vijf jaren vluchtelingenwerk in Nederland, 1946-1951 ('s-Gravenhage 1952). Schraven, E., "Vreemdelingen", Maandblad voor berechting en reclassering 50 (1971) 33-38. Schuurs, H., "De vreemdeling in de mangel", Ars Aequi 21 (1972) 43-48. Smit, J., "Vreemdelingen", Proces 56 (1977) 1-35. Soek, J.W., "Legat aid and aliens in Netherlands law", Netherlands International Law Review 23 (1976) 43-62. Spaans, K., "Politieke rechten van gastarbeiders". Ars Aequi 24 (1975) 487-499. Struycken, A.A.M., "Installatie v/d Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Toespraak Minister van Justitie", Ned. Staatscourant , 5 januari 1967 afl. 9. Swart, A.H.J., "De Actualiteit van het Vreemdelingenbeleid", Proces 58 (1979) 57-64. Swart, A.H.J., "Tien jaar vreemdelingenwet", Rechtsgeleerd Magazijn Themis 1977 (afl. 4) 322-338. Swart, A.H.J., "Verdient de vreemdeling minder rechtsbescherming dan de Nederlander?", Nederlands Juristenblad 49 (1974) 1186-1191. Swart, B., "Vreemdelingenrecht en rechtsbescherming", Recht en Kritiek 1975 (afl. 1) 75-78. "Uitbreiding rechtsbescherming en rechtsbijstand vreemdelingen. Wetsontwerp ingediend". Algemeen Politieblad 125 (1976) 464-465. Verheijen, M.H.J., "Buitenlanders en het kiesrecht voor de Gemeenteraad", De Gemeente Stem 127 (1977) 13-14. Winter, J.A., D.F. Edens en J.G. v/d. Wielen, De uitvoering van het gemeenschapsrecht in de Nederlandse Rechtsorde ('s-Gravenhage 1973). "Wet d.d. 13 aug. 1849 regelende de toelating en uitzetting van vreemdelingen", Staatsblad 1849, afl. 39 of 49. Verblijfsvoorschriften 1957 ('s-Gravenhage 1957). Voorschriften betreft grensbewaking en toezicht op vreemdelingen ('s-Gravenhage, 1920). Voorschriften Vreemdelingen ('s-Gravenhage 1947). Vreemdelingenwetgeving ('s-Gravenhage 1966).

Bijlagen

Archiefbestanddelen