Terug naar zoekresultaten

2.20.50 Inventaris van het archief van de Federatie van Verenigingen van Bergcultuurondernemingen (FEDERABO) en haar Leden, 1913-1981

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.20.50
Inventaris van het archief van de Federatie van Verenigingen van Bergcultuurondernemingen (FEDERABO) en haar Leden, 1913-1981

Auteur

CAS 038

Versie

30-06-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1988 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Federatie van Verenigingen van Bergcultuurondernemingen in Indonesië (FEDERABO)
FEDERABO

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1913-1981

Archiefbloknummer

I20536

Omvang

; 650 inventarisnummer(s) 28,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een aantal stukken is gesteld in talen als heten in het.
Nederlands
Engels
Maleis

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Federatie van Verenigingen van Bergcultuurondernemingen in Indonesië Federatie van Verenigingen van Cultuurondernemingen Federatie van Verenigingen voor Nederlands-Indische Bergcultuurondernemingen Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur Koffie en Cacao-Producenten Vereniging Koffie Producenten Vereniging Rubber Stichting Vereniging voor de Kapok- en Cacaocultuur Vereniging voor de Kapok- en Cacaocultuur in Indonesië Vereniging voor de Kapok- en Cacaocultuur in Nederlands-Indië Vereniging voor de Kinacultuur Vereniging voor de Theecultuur in Indonesië Vereniging voor de Theecultuur in Nederlands-Indië

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Federatie van Verenigingen van Cultuurondernemingen (1913-1981) bevat stukken en correspondentie met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheid van Indonesië, zoals regelingen inzake oorlogsslachtoffers en oorlogsschade.
Verder stukken betreffende bank -en geldwezen, landbouw, handel, maatschappelijke zorg en arbeid zoals afschaffing van de Poenale sanctie en misstanden rond kinderarbeid.
Van de verenigingen zelf zijn stukken in het archief aanwezig die te maken hebben met hun organisatie, taakuitvoering, propaganda, productie en handel. Onderwerpen zijn onder meer rubbersmokkel, koffiediefstallen, de theecultuur tijdens de Japanse bezetting en het leveren van kina voor de malariabestrijding.
Aan het archief is een aparte rubriek documentatie toegevoegd.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De Federatie van Verenigingen van Cultuurondernemingen.
Vóór de oprichting van de Federatie van verenigingen voor Nederlands-Indische Bergcultuurondernemingen (de Federatie) was in 's-Gravenhage de Vertegenwoordiging der Bergcultures in Nederland gevestigd. Deze vertegenwoordiging was organisatorisch gezien niet betrokken bij de landbouwverenigingen die zich bezighielden met de belangenbehartiging voor Nederlands-Indische cultuurondernemingen. Maar in de jaren van de economische recessie bestond bij de landbouwverenigingen op het gebied van de rubber, de thee, de koffie, de cacao en de kina, een duidelijke behoefte om gemeenschappelijke werkzaamheden te laten verrichten door een overkoepelend orgaan. Op initiatief van deze landbouwverenigingen werd op 27 september 1935 de Federatie opgericht.
De statuten werden goedgekeurd bij Koninklijk Besluit d.d. 19 december 1935, nr. 72 en werden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant van 22 januari 1936, nr. 15.
De Federatie ving haar werkzaamheden aan op 1 januari 1936. Met ingang van die datum werd de Vertegenwoordiging der Bergcultures in Nederland opgeheven.
Bij de oprichting van de Federatie traden als lid toe:
  1. de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur in Nederlands-Indië;
  2. de Vereniging voor de Theecultuur in Nederlands-Indië;
  3. de Koffie- en Cacao-Producenten Vereniging;
  4. de Vereniging voor de Kinacultuur.
Op 9 april 1936 trad de in dat jaar opgerichte Vereniging voor de Kapok- en Cacao-cultuur in Nederlands-Indië tot de Federatie toe. ( Inventarisnummer 6. ) Op 12 maart 1937 ging de Cacao-tak van de onder c genoemde vereniging over naar de nieuw opgerichte vereniging. ( Inv.nr. 475. ) Daarnaast kende de Federatie ereleden: personen die zich ten aanzien van het doel en de oprichting van de Federatie verdienstelijk hadden gemaakt. ( Inv.nr 18. ) Alle leden kregen hun zetel ten kantore van de Federatie. Jhr. mr. W.J. de Jonge werd tot voorzitter van de Federatie benoemd. Hij aanvaardde zijn functie op 15 februari 1936. Tot die datum was hij voorzitter geweest van het Algemeen Landbouw Syndicaat (ALS), het Zuid-West Sumatra Syndicaat (ZWSS) en de Centrale Proefstations Vereniging (CPV) (zie bijlage 1). Hij werd tevens voorzitter van de lid zijnde verenigingen. ( Inv.nr. 6. ) Bij de oprichting werd een college van ondervoorzitters, vanaf 1956 het college voor de voorzitter, ingesteld, waarin de plaatsvervangende voorzitters van de verenigingen en de voorzitter van de Federatie vergaderden. Daarnaast kende de Federatie voor de leden twee verschillende soorten vergaderingen, namelijk: de gecombineerde ledenvergadering waarin alle leden van de verenigingen bijeenkwamen en de algemene ledenvergadering waarin de besturen van de verenigingen bijeenkwamen. Verder kende de Federatie nog twee vergaderingen voor de besturen, namelijk de bestuursvergadering voor het bestuur van de Federatie en de gecombineerde bestuursvergadering waarin de besturen van de onderscheiden verenigingen met het bestuur van de Federatie vergaderden. Het bestuur van de Federatie bestond uit een voorzitter en twee leden per lid zijnde vereniging. Eén van de leden was de plaatsvervangende voorzitter van een vereniging, het andere lid werd door en uit het bestuur van de onderscheiden verenigingen benoemd. Alle vergaderingen werden voorgezeten door de voorzitter van de Federatie. ( Inv.nr. 18. )
De geldmiddelen van de Federatie bestonden uit:
  1. de contributies van de leden (de verenigingen);
  2. donaties;
  3. toevallige baten.
De algemene ledenvergadering stelde jaarlijks, op advies van het bestuur, de hoogte van de contributies voor de leden vast. De hoogte van de contributie was afhankelijk van de werkzaamheden die de Federatie ten aanzien van een lid in een bepaald jaar verrichtte. ( Idem. ) In 1968 werd de Federatie geliquideerd. Het werk van de Federatie werd gezien de internationale politieke en de economische situatie meer en meer overbodig. Bovendien was het bestuur bevreesd voor financiële consequenties en/of complicaties bij een eventuele onverwachte liquidatie. Vroegtijdig ingrijpen vond men daarom noodzakelijk. De Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur nam de lopende zaken van de Federatie waar en werd aangewezen als liquidatrice van de Federatie. Met de liquidatie van de Federatie werden ook alle aangesloten verenigingen geliquideerd met uitzondering van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur. Deze vereniging was organisatorisch nauw verweven met de Rubber-Stichting. Bij de benoeming van de bestuursleden van de Rubber-Stichting speelde de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur namelijk een belangrijke rol. Daarom dienden eerst de statuten van de Rubber-Stichting gewijzigd te worden alvorens de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur kon worden geliquideerd. ( inv.nr. 19. ) In 1981 werd de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur geliquideerd. De Rubber-Stichting bestaat nog steeds. Bij de liquidatie was de waarnemend voorzitter van de Federatie en ondervoorzitter van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur ir. A.L.W. Seyffardt betrokken. Hij had de werkzaamheden van de voorzitter jhr. mr. W.J. de Jonge overgenomen toen deze het voorzitterschap in 1968 om gezondheidsredenen moest beëindigen. ( Inv.nr. 21. ) Embedded Image
De Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur
Op 6 december 1913 werd, voornamelijk op initiatief van ir. M. Sanders en mr. N.G.A. Swart, de eerste vergadering belegd ten behoeve van de oprichting van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur in Nederlands-Indië. De aanwezigen vonden dat met de oprichting van deze vereniging voorkomen zou worden dat de verschillende landen die zich bezighielden met de rubbercultuur hun belangen ieder op eigen wijze zouden behartigen. Naast de samenwerking tussen rubberproducenten in Nederlands-Indië in de reeds bestaande ALS en de AVROS, wilde men ook in Nederland tot samenwerking komen. Ook buitenlandse rubberproducenten konden dan lid worden. Later was de strijd tegen de overproductie en de synthetische rubber de voornaamste reden tot samenwerking. In een tweede vergadering op 9 maart 1914 werden de statuten vastgesteld. Zij werden opgenomen in de Nederlandse Staatscourant van 27 augustus 1914, nr. 200. ( Inv.nr. 238. ) Als lid van deze vereniging konden zowel cultuurmaatschappijen, banken, verenigingen als individuele personen toetreden. Later moest men, om als lid tot deze vereniging te worden toegelaten, ook lid zijn van in Nederlands-Indië opgerichte landbouworganisaties. ( Inv.nr. 232. ) De hoogte van de contributie was afhankelijk van de grootte van het aantal beplante hectares grond per landbouwonderneming, of van het aantal personeelsleden dat een bepaalde instelling, niet zijnde een landbouwonderneming, in dienst had. ( Inv.nr. 239. )
Het kantoor van deze vereniging werd gevestigd te 's-Gravenhage.
In de bestuursvergadering van 12 december 1922 werd besloten tot oprichting van een Propaganda-afdeling. Deze afdeling kwam vrij onafhankelijk van de vereniging te staan. Zij bracht bijvoorbeeld eigen jaarverslagen uit. In 1932 werd de naam van deze afdeling veranderd in Technische afdeling. In 1936 werd deze afdeling zelfstandig onder de naam Rubber-Stichting. ( Inv.nr. 232. ) In 1936 trad de vereniging als lid toe tot de Federatie. De zetel werd van 's Gravenhage naar het Federatiekantoor in Amsterdam verplaatst. ( Idem. )
De Rubber-Stichting
Toen in 1934 de Internationale overeenkomst ter regulering van de export van rubber door de rubberexporterende landen werd gesloten tussen Engeland, Frankrijk en Nederland, constateerden deze landen dat het wetenschappelijk en technologisch onderzoek, alsmede de voorlichting en propaganda moesten worden gestimuleerd. In artikel 19 van de overeenkomst stond dat "de contracterende landen erkennen dat een natuurlijk herstel van het evenwicht tussen producten en consumptie kan worden bespoedigd door onderzoekingswerk, dat zich ten doel stelt de toepassing van rubber voor nieuwe doeleinden te ontwikkelen en voorts door middel van propaganda". ( Bergcultures, De Jrg. 1936. ) Daarvoor was reeds een verregaande discussie binnen de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur gaande over een mogelijke oprichting van een Rubber-Stichting. In de vergadering van 7 oktober 1931 van het Propaganda Comité van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur werd door prof. van Iterson reeds het idee naar voren gebracht om in verband met de Wet Went op het toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek een Rubber-Stichting op te richten. Dit alles leidde in 1936 in Engeland tot oprichting van de tweeledige organisatie, The British Rubber Producer's Association en The British Rubber Development Board, in Frankrijk tot oprichting van het Institut Français du Caoutchouc, en in Nederland tot oprichting van de Rubber-Stichting. De coördinatie van de werkzaamheden werd verzorgd door de door de drie landen opgerichte International Rubber Research Board en de daarmee nauw verbonden International Rubber Development Committee. In dezelfde tijd werden in de koloniën respectievelijk opgericht The Rubber Research Institute of Malaya te Kuala Lumpur, L'Institut des Recherches Caoutchouc en Indo-Chine te Saigon, en Het Indonesisch Instituut voor Rubberonderzoek te Buitenzorg op Java. De zetel van de Raad van Bestuur werd geplaatst ten kantore van de Federatie in Amsterdam. Het uitvoerende gedeelte kreeg haar laboratorium en kantoren in Delft. De Raad van Bestuur bestond uit acht leden waarvan er vier werden benoemd door de Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en vier door de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur. Voorzitter van de Raad van Bestuur was jhr. mr. W.J. de Jonge. ( Publicatie Delft: Rubber-Stichting, 1949 Mededeling nr. 88 (inv.nr. 587). )
Aanvankelijk was het de bedoeling dat de Rubber-Stichting samen met de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur een paar jaar na de liquidatie van de Federatie zouden worden geliquideerd. Dit is echter niet gebeurd. Thans is de Rubber-Stichting een onderdeel van de firma H.G.Th. Krone B.V., een dochteronderneming van de Handels Vereniging Amsterdam.
De overige verenigingen
De overige verenigingen zullen gezien hun vele overeenkomsten hierna gemeenschappelijk worden besproken. Bovendien waren zij voor wat betreft de belangrijkheid ondergeschikt aan de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur.
De Vereniging voor de Thee-cultuur in Nederlands-Indië werd in 1918 opgericht. ( Inv.nr. 425. ) In 1926 werd de Koffie- en Cacao-Producenten Vereniging opgericht. ( Inv.nr. 481. ) In 1937 werden de cacao-taken ondergebracht bij de in 1936 opgerichte Vereniging voor de Kapok- en Cacao-cultuur in Nederlands-Indië. ( Inv.nr. 529. ) De naam werd veranderd in de Koffie Producenten Vereniging. De Vereniging voor de Kinacultuur werd in 1935 opgericht. ( Inv.nr. 512. )
Eigenaren van in Indonesië gelegen bergcultuurondernemingen konden als leden tot deze verenigingen toetreden. Zij konden slechts worden aangenomen indien zij voor al hun ondernemingen lid waren van een in Indonesië gevestigde landbouworganisatie, zoals: het ALS, het ZWSS en AVROS.
De hoogte van de contributie was ook bij deze verenigingen afhankelijk van de grootte van het aantal beplante hectares grond per onderneming. ( Inv.nrs. 425, 481, 512, 529. )
Ook bij deze verenigingen trad jhr. mr. W.J. de Jonge op als voorzitter.
Taakuitvoering
De Federatie had de volgende taken:
  1. het voeren van de haar opgedragen administraties van de lidzijnde verenigingen in de meest uitgebreide zin van het woord;
  2. de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van twee of meer lidzijnde verenigingen.
Naast deze twee taken had de Federatie samen met de lidzijnde verenigingen nog de volgende taken:
  1. het bevorderen van onderling overleg en samenwerking tussen de lidzijnde verenigingen;
  2. het samenwerken met of als lid toetreden tot andere verenigingen of organisaties met gelijk of verwant doel, zowel in Nederland als in Nederlands-Indië;
  3. het voorstaan van de belangen van de lidzijnde verenigingen speciaal bij de Regering en haar organen;
  4. het verstrekken van juridische, sociale, fiscale of economische voorlichting aan de lidzijnde verenigingen;
  5. andere wettige middelen die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn.
( Inv.nr. 18. )
De Rubber-Stichting had de volgende taken:
  1. het uitvoeren van fundamenteel wetenschappelijk en technologisch onderzoek;
  2. het propageren en stimuleren van het gebruik van natuurrubber in de meest ruime zin.
( 23 Publicatie Delft: Rubber-Stichting, 1949 Mededeling nr. 88 (inv.nr. 587). )
Contacten met organisaties
Een van de doelstellingen van de Federatie en de verenigingen was onder meer het samenwerken met of als lid toetreden tot andere verenigingen of organisaties met gelijk of verwant doel zowel in Nederland als in Nederlands-Indië. In art. 19 van het huishoudelijk reglement was dit verder uitgewerkt. Er diende te worden samengewerkt met het ALS, het ZWSS, de AVROS en het CPV. Daarom werd door de Federatie een nauw contact met de landbouworganisaties in Nederlands-Indië onderhouden. Bovendien was de Federatie belast met de behartiging van de belangen van in Nederlands-Indië gevestigde landbouworganisaties. Hierna volgt een korte uiteenzetting van het doel en de strekking van de bovenvermelde organisaties en van andere voor de bestudering van het archief interessante organisaties.
Het Algemeen Landbouw Syndicaat (ALS)
Op 24 September 1925 werden vier bonden van eigenaren van bergcultuurondernemingen opgericht, n.l.: de Rubberbond, de Koffiebond, de Theebond en de Kinabond. Deze cultuurbonden, die te Batavia waren gevestigd, bevorderden de belangen van de bergcultures op Java en Zuid-Sumatra. Deze Bonden vormden samen het ALS. (zie de Bonden)
Het ALS had als doel de behartiging van de belangen van zijn leden. De wetenschappelijke cultuurtechnische voorlichting en commerciële belangen behartigde het ALS tot 1933. Daarna gingen deze taken over op respectievelijk het CPV en de Bonden.
Als leden van het ALS konden eigenaren toetreden van op Java gelegen ondernemingen voor de overjarige cultures rubber, thee, koffie, cacao en kina.
Het Zuid- en West-Sumatra Syndicaat (ZWSS)
Dit Syndicaat had een gelijk doel als het ALS. Het ZWSS werkte, zoals de naam al aangeeft, ten behoeve van de ondernemingen die gelegen waren op Zuid- en West-Sumatra, en wel met name de Residenties der Lampongsche districten: Palembang, Benkoelen, Djambi, en Sumatra's Westkust. Bovendien behartigde het ZWSS nog de arbeidsvoorzieningen.
De Bonden van Eigenaren van Nederlandsch-Indische Rubberondernemingen (Rubberbond), Koffie- en Cacao-ondernemingen (Koffie- en Cacaobond), Thee-ondernemingen (Theebond) en Kina-ondernemingen (Kinabond) (de Bonden)
Deze Bonden hadden als uitsluitend doel de behartiging van de commerciële belangen van hun leden. Zij werden op 24 september 1925 opgericht. In 1933 namen zij de taak van het ALS voor wat betreft de commerciële belangenbehartiging over.
Als leden konden worden ingeschreven de eigenaren van landbouwondernemingen die lid waren van het ALS of het ZWSS. Het lidmaatschap van een van de vier bonden vloeide automatisch voort uit het lidmaatschap van het ALS en/of het ZWSS en was gratis. Het was zelfs statutair verplicht.
Het arbeidsveld van de bonden strekte zich evenals dat van het ALS en het ZWSS uit over Java en de residenties in Zuid- en West-Sumatra.
Vaak strekten de behartiging van de commerciële belangen zich niet verder uit dan de restrictieaangelegenheden.
De Centrale Vereniging tot beheer van Proefstations voor de Overjarige Cultures in Nederlands-Indië (CPV)
Deze vereniging had tot doel het op wetenschappelijk gebied voorlichten van haar leden inzake cultuurtechnische aangelegenheden in de ruimste zin van het woord. Deze vereniging werd in 1938 opgericht en had de wetenschappelijke cultuurtechnische voorlichtingstaken (Proefstations) van het ALS overgenomen. De in die jaren toenemende daling van de prijzen deed vele leden besluiten voor het lidmaatschap van het ALS te bedanken. Het gevaar dat hieruit voortkwam was evenwel dat de cultuurtechnische en wetenschappelijke belangen ernstig in gevaar kwamen. De hulp van de regering werd zelfs ingeroepen om de wetenschappelijke waarde van de proefstations voor de landbouwondernemingen in Nederlands-Indië in stand te houden. In 1933 werd dan ook overgegaan tot het nemen van wettelijke maatregelen. Hierin werd bepaald dat elke ondernemer op Zuid- en West-Sumatra en Java verplicht was bij te dragen tot het in stand houden van de wetenschappelijke proefstationsarbeid in die gewesten. Uit deze wettelijke maatregelen kwamen de Crisis Rubber-, Thee-, Koffie- en Cacao-, en Kina-ordonnanties voort, welke weer geleid hebben tot de instelling van de Crisis Cultuur Centrales. (zie CCC) De CPV beheerde de volgende proefstations:
  1. Proefstation West-Java,
    • Afdeling Buitenzorg,
    • Afdeling Tjinjiroean,
    • Afdeling Zuid- en West-Sumatra;
  2. Proefstation Midden- en Oost-Java;
  3. Besoekisch Proefstation.
De Crisis Cultuur Centrales (CCC)
De crisis cultuur wetgeving dateerde van 1933. Aanvankelijk was het 2 jaar geldig maar in 1935 werd de crisis cultuur wetgeving verlengd met 5 jaar. Instandhouding van de proefstations was het hoofdzakelijk doel. In de jaren van de economische teruggang was het voor veel bedrijven moeilijk gebleken nog te betalen voor de instandhouding van de proefstations die daarom meer en meer moesten inkrimpen. Als gevolg van de wetgeving werden in 1933 de CCC in het leven geroepen. Er kwamen 4 centrales, te weten: de Crisis Rubber Centrale, de Crisis Thee Centrale, de Crisis Kina Centrale en de Crisis Koffie en Cacao Centrale. Op het tijdstip dat de crisis cultuur wetgeving zou vervallen zouden de Centrales ophouden te bestaan. De vier Centrales zorgden voor de inning van de verplichte bijdragen van onder de Crisis Cultuur Ordonnanties vallende bergcultuurondernemingen. Zij betaalden de CPV op hun beurt jaarlijks de benodigde gelden voor de proefstations, nadat de begroting van de CPV was goedgekeurd door de CCC.
Naast de taken voor het instandhouden van de proefstations werden er ook gelden beschikbaar gesteld voor propaganda voor rubber, thee en in 1936 ook voor de koffie.
De Algemene Vereniging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra (AVROS)
Deze organisatie is wat betreft zijn werk en zijn doelstelling het best te vergelijken met de ALS van voor 1933, maar dan met een werkgebied op Sumatra's Oostkust.
Zij behartigde de belangen van alle landbouwcultures en aanverwante industrieën, met uitzondering van de tabakscultuur.
Deze vereniging beheerde haar eigen proefstations n.l. Het Algemeen Proefstation der AVROS te Medan.
De leden van deze vereniging waren, in tegenstelling tot de leden van het ALS, altijd wel vrijwillig blijven bijdragen aan het in stand houden van de proefstationarbeid. Daarenboven behartigde zij nog de belangen van de werknemers en bevorderde de immigratie en kolonialisatie.
De Ondernemersraad voor Nederlands-Indië
Deze raad werd in 1921 opgericht en moet als tegenhanger van de Federatie worden beschouwd. Zij werd gevestigd in 's Gravenhage. Onder de leden van deze raad bevonden zich ook de leden van de Federatie. Zij behartigde de gemeenschappelijke belangen van haar leden op het gebied van belastingen en arbeidswetgevingen terwijl de Federatie meer in het leven was geroepen om de administraties van haar leden te voeren. In de praktijk overlapten de belangen en taken van de Ondernemersraad en de Federatie elkaar behoorlijk.
Embedded Image
De Indische Ondernemersbond
Om een volledige belangenbehartiging voor de ondernemers mogelijk te maken werd op initiatief van de Ondernemersraad in 1923 de Indische Ondernemersbond opgericht. Deze bond was een soortgelijke instelling als de Ondernemersraad en was de overkoepelende organisatie voor de in Nederlands-Indië gevestigde ondernemersorganisaties, zoals het ALS en het ZWSS. Zodoende had men bijna een parallelle organisatie structuur gekregen in Nederland en Nederlands-Indië.
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de Federatie omvat de periode 1936-1969. In 1936, bij de oprichting van de Federatie, werden de archieven van de verenigingen, die tot 1936 zelfstandig waren, ondergebracht bij de Federatie. Zij werden niet afgesloten maar gingen deel uitmaken van het archief van de nieuwe organisatie. Een gigantische archiefvermenging was het gevolg. De reeds bestaande archieven werden waarschijnlijk herordend om meer uniformiteit tussen de archieven te verkrijgen.
Na de liquidatie van de Federatie werd het archief in 1970 geschonken aan het Algemeen Rijksarchief. [nu Nationaal Archief].
Het archief is door schenking verworven.
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de bewerking bleek, door het ontbreken van informatie en de vele hiaten die voorkomen in de series dat de administratie bescheiden heeft vernietigd.
Voor de bewerking bestond de omvang van het archief uit 51 meter. Na de bewerking bestond het te bewaren gedeelte uit 28,75 meter (56,52) en het te vernietigen gedeelte uit 22,25 meter (43,52). De daadwerkelijke vernietiging werd gerealiseerd door het Bureau Vernietiging Overheidsarchieven te Apeldoorn.
Verantwoording van de bewerking
Het archief werd geordend naar organisatie. Binnen de organisatie werden de archiefbestanddelen gerangschikt in series, onderwerpen en zaken.
De administratie ontwierp een eigen code, bestaande uit cijfers en letters, die zij in de stempels voor ingekomen en uitgaande stukken plaatste. Deze code was niet geheel te achterhalen. Bovendien werd ze niet consequent doorgevoerd.
Om de toegang tot het archief te vergemakkelijken werd door de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief een plaatsingslijst bij het archief vervaardigd.
Tijdens de bewerking van het archief bij de Centrale Archief Selectiedienst werden nog 3 dozen archief achterhaald. Deze behoorden toe aan de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur. Het archief van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur was na diens liquidatie namelijk ondergebracht bij de Rubber-Stichting. Deze dozen zijn ter completering bij het archief gevoegd. Vele lopende zaken, die door de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur zijn waargenomen na de liquidatie van de Federatie, kwamen op deze manier weer in het archief terecht.
Ordening van het archief
De begincesuur van het archief is het jaar 1918, het jaar van oprichting van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur. De eindcesuur is 1981, de laatste brieven naar aanleiding van de liquidatie van de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur.
Ten aanzien van de archieven van de verenigingen die voor 1936 zelfstandig waren en niet zijn afgesloten is vanwege het structuurbeginsel en om praktische redenen besloten deze archieven onderdeel te laten van het archief van de Federatie. Ook bij de indeling van deze archieven in het schema zijn ze onderdeel blijven uitmaken van de vereniging van na 1936. Evenzo zijn de drie dozen die achteraf bij het archief zijn gevoegd niet zelfstandig opgenomen maar onderdeel geworden van het totale archief. Zij zijn overeenkomstig de ordening naar organisatie verdeeld over het archief.
Aangezien de Federatie als overkoepelend orgaan boven de verenigingen werd geplaatst en het een taak van de Federatie was om de administraties van de onderscheiden verenigingen te voeren zijn de verenigingen in het schema op een lager niveau gebracht.
De Rubber-Stichting, die organisatorisch nauw verbonden is met de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur, is in het schema ingedeeld bij de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur.
De verenigingen zijn in de inventaris in dezelfde volgorde geplaatst als de volgorde waarin zij voorkomen in de statuten van de Federatie. In beschrijvingen waarvan de datering voor december 1949 eindigt wordt bij het vermelden van het landsnaam Nederlands-Indië gebruikt. Na december 1949 wordt steeds Indonesië gebruikt. In het geval dat de datering van de beschrijving december 1949 overschrijdt wordt Indonesië gebruikt. Voor wat betreft het gebruik van de naam van de Federatie en de verenigingen in de beschrijvingen is steeds, tenzij door het zinsverband niet anders mogelijk was, de laatst bij de liquidatie in gebruik zijnde naam gebruikt.
De bestaande ordening naar organisatie en binnen de organisatie in onderwerp, zaak en serie is tijdens de bewerking zoveel mogelijk gehandhaafd.
De chronologie binnen de mappen is gehandhaafd zoals aangetroffen tijdens de bewerking.
In veel beschrijvingen ontbreekt de handeling omdat veel bescheiden in het archief een documentair karakter hebben.
De verschillende onderwerpjes die handelden over de theerestrictie (inv.nrs. 440-442) zijn herordend en in één chronologische serie gebracht. De reden hiervoor was dat de diverse onderwerpjes binnen de theerestrictie niet exclusief ten opzichte van elkaar waren.
De documentatie die achterin de inventaris is opgenomen is afkomstig van de Vereniging voor de Theecultuur in Nederlands-Indië en de Rubber-Stichting, afdeling Research te Delft. In de documentatie van de Rubber-Stichting bevond zich ook documentatie over thee. Voor de duidelijkheid is daarom de gehele documentatie, in tegenstelling tot het overige gedeelte van de inventaris, herordend op onderwerp. De twee catalogi (inv. nrs, 551 en 552) geven weinig ingang op de documentatie en zijn niet volledig.
Na de bewerking is het archief teruggezonden naar de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Federatie van Verenigingen van Bergcultuurondernemingen in Indonesië (FEDERABO), nummer toegang 2.20.50, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, FEDERABO, 2.20.50, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
2.20.20 - Vereniging van Nederlands-Indonesische Spoor- en Tramwegmaatschappijen, (1912) 1917-1970
2.20.02.01 - Ondernemersraad voor Indonesië te 's-Gravenhage, (1920) 1921-1968
2.20.02.12 - Oost-Java Rubbermaatschappij NV, 1898-1969
2.20.09.01 - Java Suiker Vereniging (JSV), (1916) 1917 (1920)
2.20.09.02 - Vereniging Verenigde Javasuiker-Producenten (VJSP), 1918-1939
2.20.09.03 - Nederlands-Indische Vereniging voor de Afzet van Suiker (NIVAS), 1932-1958
2.20.33.01 - Bond van Eigenaren van Nederlandsch-Indische Suikerondernemingen (BENISO); Bond van in Indonesië gelegen Suikerondernemingen (BEVISO), 1917-1981
2.20.33.02 - Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlands-Indië / in Indonesië, 1917-1961
2.20.33.03 - Vereniging Proefstation voor de Java-Suikerindustrie, 1930-1974
2.20.33.04 Pensioenfondsen voor Geëmployeerden in Dienst van Suikerondernemingen in Nederlands-Indië en Indonesië (SPF), 1920-1975

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen De Bergcultures, Jrg. 1936. Gennep, A. van, De organisatie der bergcultures. Publicaties NILS, S.l.: s.n., 1924. Gonggrijp, G., Schets eener economische geschiedenis van Nederlands-Indië . 4e dr., Haarlem: Bohn, 1957. Hoedt, Th.G.E., Indische bergcultuurondernemingen voornamelijk in Zuid-Sumatra , Wageningen: s.n., 1930. Kamp, J.B. van der, De bedrijfsverenigingen in de overjarige ondernemingscultures van Indonesië , Djakarta: Ruygrok, 1955. Nederlandse koloniale geschiedenis overzee, 1859-1960 / door E. van den Boogaart, P.J. Drooglever, P.C. Emmer, C. Fasseur e.a., Haarlem: Fibula, 1982.
Lijst van gebruikte afkortingen
A.B.O.
Algemene Beheersorganisatie van Ondernemingslandbouwprodukten
A.L.P.F.
Algemeen Landbouw Pensioenfonds
A.L.S.
Algemeen Landbouw Syndicaat
Antara
Indonesiën National News-agency
A.P.A.
Algemeen Proefstation der A.V.R.O.S.
A.V.R.O.S.
Algemene Vereniging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra
B.E.V.I.S.O.
Bond van Eigenaren van in Indonesië gelegen Suikerondernemingen
C.A.W.I.
Commissie Arbeidsvoorwaarden Werknemers in Indonesië
C.B.O.
zie C.E.B.E.O.
C.C.C.
Crisis Cultuur Centrales
C.C.F.
Centrale Cultuur Fondsen
C.E.B.E.O.
Centrale Beheersorganisatie Ondernemingsprodukten
C.P.V.
Centrale Vereniging tot beheer van Proefstations voor Overjarige Cultures in Indonesië (Centraal Proefstations Vereniging)
C.V.O.
Centrale Verkooporganisatie van Ondernemingslandbouwprodukten
D.E.I.P.
Dewan Ekonomi Indonesië Pusat
D.I.V.I.
Deviezen Instituut voor Indonesië
D.S.C.
Djakarta (Rubber) Sampling Committee
G.P.E.O.
Gemeenschappelijke Produkten Export Organisatie
I.L.O.
International Labour Organization
I.L.P.F.(E)
Indonesisch Landbouw Pensioen Fonds (Europa)
I.L.P.F.(I)
Indonesisch Landbouw Pensioen Fonds (Indonesië)
I.N.I.R.O.
Indonesisch Instituut voor Rubberonderzoek
I.R.D.C.
International Rubber Development Committee
I.R.P.C.
International Rubber Propaganda Committee
I.R.R.B.
International Rubber Research Board
I.T.C.
International Tea Committee
ITMEB
International Tea Market Expansion Board
J.B.P.U.S.P.I.
Jajasan Badan Permusjawaratan Urusan Sosial Pengusaha di Indonesië (= S.C.S.W.O.)
J.P.B.K.
Jajasan Penjelidikan dan Pemakaian Karet (= I.N.I.R.O.)
Nils
Nederlands-Indisch Landbouw Syndicaat
Nirub
Nederlands-Indische Rubberfonds
N.I.B.E.G.
Nederlands-Indische Bond van ex-krijgsgevangenen en geïnterneerden
N.I.G.E.V.O.
Nederlands-Indische Gemeenschappelijke Verkoop Organisatie
N.I.G.I.E.O.
Nederlands-Indische Gouvernements Import en Export Organisatie
N.I.P.E.V.
Nederlands-Indische Produkten Exporteurs Vereniging
N.I.V.I.G.
Nederlands-Indische Vereniging van Importeurs-Groothandelaren
O.L.F.
Onderling Landmolestverzekering Fonds
O.P.O.R.
Oorlogs Pool Ondernemingsrubber
O.R.U.B.
Oorlogs Rubber Uitvoer Bureau
O.V.E.I.P.
Organisatie Verenigde Exporteurs van Indische Produkten
P.E.O.
Produkten Exporteurs Organisatie
P.4P.
Panitya Penjelesaian Perselisihan Perburuhan Pusat
Recomba
Regerings-Commissaris voor Bestuursaangelegenheden
R.G.A.
Rubber Growers' Association
R.M.A.
Rubber Manufactures' Association (New York)
R.S.G.
International Rubber Study Group
R.T.A.
Rubber Trade Association (New York)
SARBUPRI
Sarikat Buruh Perkebunan Republik Indonesië
S.C.S.W.O.
Stichting Centraal Sociaal Werkgevers Overleg in Indonesië (= J.B.P.U.S.P.I.)
T.A.B.
Thee Advies Bureau
V.I.N.I.P.
Vereniging van Importeurs van Nederlands-Indische Produkten
Z.W.S.C.
Zuid- en West-Sumatra Comité
Z.W.S.S.
Zuid- en West-Sumatra Syndicaat

Archiefbestanddelen