2.13.52 Inventaris van het archief van de Koninklijke Landmacht: Infanterie: Divisies, Regimenten en andere Eenheden, 1814-1940
Dit archief bestaat uit de deelarchieven van diverse onderdelen van de Landmacht Infanterie op verschillende niveaus, zoals regimenten (waaronder de Grenadiers en Jagers), bataljons, divisies etcetera, voor de periode 1814-1940. Het bevat onder andere stukken betreffende de Belgische afscheiding ende mobilisatie rond de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Verder bevat het vele stukken correspondentie, rapporten en orders, stukken betreffende inspecties van personeel en materieel, verloven, ontslagen, pensioenen, onderscheidingen, grensbewaking, militaire rechtspraak en militaire oefeningen.Lees meerLees minder
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Wel bevat het archief enkele kaarten en tekeningen.
Archiefdienst
Nationaal Archief
Locatie
Den Haag
Archiefvormers
Commandant van het Verenigd Legercorps te Velde Corps d'Armée tot bezetting van België, 3e Mobiele Brigade Gedelegeerde naar de onderhandelingen met België over de regeling van Militaire Verbindingen met Maastricht Hoofdregelingsbureau van de Regimenten Infanterie Landweerinfanterie, Bataljons Regiment Grenadiers Regiment Grenadiers en Jagers Regiment Jagers 1e Depot Infanterie 1e Divisie Infanterie 1e Regiment Infanterie, Grensbataljon 11e Regiment Infanterie 12e Regiment Infanterie 12e Regiment Infanterie, Grensbataljon 13e Regiment Infanterie 13e Regiment Infanterie, Bataljons 13e Regiment Infanterie, Depotcompagnie 13e Regiment Infanterie, Mitrailleurpeloton 13e Regiment Infanterie, Schoolcompagnie 14e Regiment Infanterie 15e Regiment Infanterie 17e Regiment Infanterie, Grensbataljon 18e Regiment Infanterie 18e Regiment Infanterie, Bataljons 18e Regiment Infanterie, Grensbataljon 19e Regiment Infanterie 2e Depot Infanterie 2e Divisie Infanterie 2e Regiment Infanterie 2e Regiment Infanterie, Bataljons 2e Regiment Infanterie, Detachement Maastricht 2e Regiment Infanterie, Specialistencompagnie 21e Regiment Infanterie 3e Depot Infanterie 3e Divisie Infanterie 3e Regiment Infanterie 3e Regiment Infanterie, Bataljons 36e Regiment Infanterie, Bataljons 39e Regiment Infanterie, Bataljons 4e Depot Infanterie 4e Regiment Infanterie 4e Regiment Infanterie, Bataljons 42e Regiment Infanterie 43e Regiment Infanterie 44e Regiment Infanterie 45e Regiment Infanterie 5e Afdeling Infanterie 5e Depot Infanterie 5e Regiment Infanterie 5e Regiment Infanterie, Bataljons 51e Regiment Infanterie, Bataljons 54e Regiment Infanterie, Bataljons 55e Regiment Infanterie, Bataljons 6e Depot Infanterie 6e Regiment Infanterie, Bataljons 60e Regiment Infanterie, Bataljons 7e Depot Infanterie 7e Regiment Infanterie 8e Depot Infanterie 8e Regiment Infanterie 9e Regiment Infanterie
Samenvatting van de inhoud van het archief
Dit archief bestaat uit de deelarchieven van diverse onderdelen van de Landmacht Infanterie op verschillende niveaus, zoals regimenten (waaronder de Grenadiers en Jagers), bataljons, divisies etcetera, voor de periode 1814-1940. Het bevat onder andere stukken betreffende de Belgische afscheiding en de mobilisatie rond de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Verder bevat het vele stukken correspondentie, rapporten en orders, stukken betreffende inspecties van personeel en materieel, verloven, ontslagen, pensioenen, onderscheidingen, grensbewaking, militaire rechtspraak en militaire oefeningen.
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
De Infanterie-divisies 1814-1818 (1819)
Onmiddellijk na zijn terugkeer op vaderlandse bodem zette de Soevereine Vorst zich aan het op de been brengen van het Nederlandse leger. Bij besluit van 20 december 1813 werd het "Reglement van Algemeene Volkswapening" vastgesteld, op 30 december 1813 volgde het Reglement van Krijgstucht, en op 9 januari 1814 werd de organisatie van het staande leger vastgesteld ( Recueil Militair bevattende de wetten, besluiten en orders betreffende de Koninklijke Nederlandsche Landmagt (voortaan: RM) 1813-1814 p. 1 e.v., p. 18 e.v. en p. 74 e.v. ) . Dit ijlings op de been gebrachte militaire apparaat werd als "Mobiel Corps d'Armée", d.w.z. in gemobiliseerde vorm, in de zuidelijke delen van de Noordelijke Nederlanden gedeployeerd onder het commando van de erfprins van Oranje. Bij diens afwezigheid fungeerde gen.maj. De Cornabé als opperbevelhebber ( ARA-2 Oorlog inv.nr. 46 verbaal van 10 juni 1814 nr. 21a, en inv.nrs. 13796, 13798 en 13800 (indices) onder Organisatie, Mobiel Corps d'Armée. ) . Het "Mobiel Corps d'Armée" werd in juni 1814 ontbonden. Een gedeelte van de bataljons ervan werd op vredesvoet gebracht, een ander gedeelte aangewezen om drie brigades te vormen, bestemd voor de bezetting van de Zuidelijke Nederlanden. De Soeverein der Noordelijke Nederlanden zou immers, uiteindelijk ingaande 1 augustus 1814, krachtens delegatie door de geallieerde mogendheden het voorlopig bestuur over de Zuidelijke voeren. Het "Corps d'Armée tot bezetting van België" kreeg de samenstelling die in bijlage 1 is weergegeven ( ARA-2 Oorlog inv.nr. 46 verbalen van 10.6.1814 nr. 21 en 21a, inv.nr. 47 verbaal van 12 juni 1814 nr. 2, inv.nr. 50 verbaal van 23 juni 1814 nrs. 23-35 verwijzend naar Soeverein Besluit van 22 juni 1814 nr. 67. ) . De eerste brigade werd krachtens kabinetsorder van de Souverein van 21 februari 1815 nr. 28 ontbonden. Op het moment van die order bevond de brigade zich reeds op voet van vrede en was gelegen in Maastricht/Venlo. De ontbinding werd geëffectueerd in maart 1815 ( ARA-2 Oorlog inv.nr. 128 verbaal van 24 februari 1815 nr. 52, inv.nr. 136 verbaal van 23 maart 1815 nr. 21. ) . Eveneens in maart werd de Nederlandse krijgsmacht opnieuw gemobiliseerd in verband met de terugkeer van Napoléon in Europa en de hervatting van de krijgsverrichtingen. De twee overgebleven bezettingsbrigades in België alsmede op vredesvoet verkerende legereenheden werden gereorganiseerd in drie divisies Infanterie, een "Indiaanse" (d.w.z. samengesteld uit troepen bestemd voor Oost- en West-Indië) brigade Infanterie, één brigade zware en twee brigades lichte cavalerie. Daarbij werd de bestaande 3e mobiele brigade uitgebouwd tot de 1e divisie, met behoud van de bevelhebber gen. maj. Stedman. De formatie van de Infanteriedivisies is in bijlage 2 weergegeven. Dit Koninklijk Nederlands Leger te velde kwam te staan onder bevel van prins Frederik, die onder algeheel opperbevel van de kroonprins stond. Prins Frederik aanvaardde zijn commando op of omstreeks 1 april en maakte in zijn algemene order nr. 1 de samenstelling van het Nederlandse leger te velde bekend ( ARA-2 Oorlog inv.nr. 136 verbalen van 25 maart 1815 nrs. 1, 11, 21 en 22; voorts nr. 1094 van deze inventaris, generale order van prins Frederik nr. 1 van 4 april 1815. ) . Bij KB van 25 februari 1817 litt. P 3 werd de inrichting van infanterie en cavalerie in divisies en brigades herzien. De divisie-indeling van de infanterie is weergegeven in bijlage 3 ( KB van 25 februari 1817 litt. P3, in: ARA-2 Oorlog inv.nr. 330, verbaal van 1 maart 1817 nr. 71. ) . Lang duurde deze toestand niet: bij KB van 21 december 1818 nr. 1, art. 1, werd de divisie-structuur van de infanterie en cavalerie uit bezuinigingsoverwegingen opgeheven ( RM 1818 II p. 165, waar het nummer van het KB niet wordt afgedrukt; zie Algemeen Rijksarchief, Tweede Afdeling, "De archieven van de Algemeene Staatssecretarie en van het Kabinet des Konings met daarbij gedeponeerde archieven over 1813-1840, 's-Gravenhage (niet gepubliceerd) 1938 herzien 1982, codenummer 2.02.01 (voortaan: ARA-2 Staatssecretarie) inv.nr. 733. ) .
De Infanterie-divisies 1828-1850
Ruim tien jaar na de opheffing van de divisie- en brigade-indeling bij de infanterie werd besloten tot herinvoering: bij KB van 30 juni 1828 nr. 99 werd de infanterie ingedeeld in vijf divisies, elk verdeeld in twee brigades. Meer dan een jaar later, bij missive van de minister van Oorlog van 17 september 1829 nr. 20, werd de nadere uitvoering daarvan bekend gemaakt. Inmiddels was bij KB van 7 juli 1829 nr. 104 het aantal afdelingen (de voorgangers van de latere regimenten) infanterie met één vermeerderd tot 18 en waren een afdeling grenadiers en twee bataljons jagers opgericht. De formatie van de infanterie zoals die in september 1829 werd bepaald en per 1 december aanvolgend gerealiseerd diende te zijn, is weergegeven in bijlage 4 ( RM 1829 p. 98, 136; ARA-2 Oorlog inv.nr. 2299 verbaal van 17 september 1829 nr. 20; ARA-2 Staatssecretarie inv.nr. 3221, KB 7.7.1829 nr. 104. ) . Daarbij bleef overigens de geprojecteerde 5e divisie vooreerst beperkt tot de omvang en status van een (reserve)brigade. Bij KB van 28 december 1829 nr. 86 werden vervolgens gedetailleerde instructies voor de divisie- en brigadegeneraals vastgesteld. In het uitvoeringsbericht van het departement van Oorlog van 6 februari 1830 nr. 14 kregen de brigadegeneraals die tevens provinciale commandanten waren, tegelijk de opdracht om hun provinciale commando's over te dragen en hun brigadecommando's te aanvaarden ( RM 1830 I p. 10 en 13, en ARA-2 Oorlog inv.nr. 2373 verbaal van 6 februari 1830 nr. 14. ) . De Belgische opstand van augustus 1830 leidde uiteraard tot desintegratie van de uit Belgisch personeel bestaande Infanterie-afdelingen. Bij de KB's van 12 november 1830 nr. 38, 20 november 1830 nr. 6 en 5 december 1830 nr. 61 werden dan ook de 1e, 3e, 4e, 6e, 11e, 15e en 16e afdeling opgeheven, waarbij voorzoveel nodig voorzieningen werden getroffen voor de herindeling van het resterende personeel. Het KB van 12 december 1830 nr. 8 stelde vervolgens de overblijvende formatie van de infanterie vast. Dit KB refereert aan het KB van 7 juli 1829 nr. 104 voor wat betreft de indeling in divisies en brigades; herschikking lijkt niet te hebben plaatsgevonden. De formatie van de infanterie per 12 december 1830 is weergegeven in bijlage 5 ( RM 1830 II p. 170 en 175, 206, 231 en 266. ) . Herziening van de divisie- en brigadestructuur vond plaats bij KB van 22 maart 1831 nr. 19 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 23 maart 1831 nr. 39. Ten behoeve van het mobiele leger en in verband met het feit dat prins Frederik het opperbevel daarover zou hervatten, zou de infanterie herschikt worden over drie divisies, ieder van twee brigades, met dien verstande dat de 1e en 2e divisie onmiddellijk zouden worden geformeerd, de 3e zo spoedig mogelijk. Ook de divisie- en brigadecommandanten werden reeds aangewezen. De onderschikking van de afdelingen Infanterie aan de brigades werd overgelaten aan de opperbevelhebber. Diens eerste dagor¬der voor het Leger te Velde, gedateerd 25 maart 1831, voorzag daarin op de voet die is weergegeven in bijlage 6 ( RM 1831 I p. 230; ARA-2 Oorlog inv.nr. 2606 verbaal van 23 maart 1831 nr. 39; ARA-2 Veldtochten, archief van de Opperbevelhebber van het Leger te Velde 1830-1839 inv. nr. 153 p. 101. Reeds spoedig na deze dagorder is er sprake van een "reserve-divisie", die echter in de formele besluitvorming niet eerder terug te vinden is dan in 1834. ) . Pas in 1834 werd de indeling van de infanterie weer officieel herzien. Bij KB van 25 juli 1834 nr. 87 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 4 augustus 1834 nr. 6 werd de formatie van de infanterie bepaald zoals weergegeven in bijlage 7 ( RM 1834 I p. 254. ) .
Na de vrede van Londen viel ook de infanterie ten prooi aan de opvolgende bezuinigingsgolven. Eerst bepaalde het KB van 8 september 1839 nr. 4 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 11 september 1839 nr. 12, refererend aan het KB van 7 juli 1829 nr. 104, dat de infanterie zou worden gereduceerd tot:
de afdeling grenadiers,
de twee bataljons jagers,
10 afdelingen Infanterie volgens de opzet van 1829, ieder bestaand uit drie veldbataljons, één reservebataljon en één schoolcompagnie,
het algemeen depot der landmacht, en
de garnizoenstroepen.
De bestaande 12e, 13e, 14e en 17e afdelingen Infanterie werden omgenummerd tot 1e, 3e, 4e en 6e. De 18e afdeling werd opgeheven. Twee veldbataljons ervan zouden worden toegevoegd aan de 4e en 6e afdeling en het overige personeel zou worden herplaatst bij voortbestaande afdelingen. Ook in de herverdeling van de afdelingen over de divisies en brigades werd voorzien, op de voet zoals weergegeven in bijlage 8. Bij KB van 25 oktober 1839 nr. 127 werd tevens een nieuwe instructie voor de divisie- en brigadecommandanten vastgesteld ( RM 1839 p. 50 en 71. ) . Het KB van 6 maart 1841 nr. 85 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 26 maart 1841 nr. 18 herdoopte de afdelingen Infanterie in regimenten. Bezuinigingen werden vooral gerealiseerd door reductie van de omvang der regimenten. De twee bataljons jagers van voorheen werden in één regiment samengevat, en de garnizoenstroepen tot één bataljon geformeerd. Wijzigingen in de divisie- en brigade-indeling en -samenstelling werd niet aangebracht ( RM 1841 p. 85 e.v. ) .
Dat geschiedde wel in 1843. Bij KB van 15 oktober 1843 nr. 4 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 17 oktober 1843 nr. 18b ingaande 1 november aanvolgend, werden eerst de regimenten grenadiers en jagers samengevoegd tot één regiment grenadiers en jagers. De regimenten nrs. 9 en 10 werden als zodanig opgeheven terwijl de samenstellende bataljons werden verdeeld over de resterende 8 regimenten. De omvang van de reservebataljons der regimenten werd verminderd. De aldus gehergroepeerde regimenten zouden worden ondergebracht in 2 divisies van ieder 2 brigades, alsmede een reservebrigade.
Vervolgens regelde het KB van 17 oktober 1843 nr. 56 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 25 oktober 1843 nr. 2B de divisie- en brigadestructuur nader. De bestaande divisies werden opgeheven en twee nieuwe gevormd, waarin de bestaande brigades van de "oude" divisies, onder wijziging van hun benaming, werden herplaatst, e.e.a. volgens het schema vermeld in bijlage 9. Daarbij werd bepaald dat het archief van de 2e brigade van de op te heffen Ie divisie toegezonden moest worden aan gen.maj. Van Limburg Stirum, dat het archief van de op te heffen 2e divisie toegezonden moest worden aan lt.gen. Schuurman vzv. betreffend de 3e, 4e en 6e regimenten, en aan lt.gen. Des Tombe vzv. betreffend het 2e regiment. De dislocatie van de infanterie werd vervolgens bepaald bij KB van 7 november 1843 nr. 61 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 14 november 1843 nr. 43B, en wel op de voet zoals weergegeven in bijlage 10 ( RM 1843 p. 70 en 285; nr. 861 van deze inventaris; en ARA-2 Oorlog inv.nr. 3295 verbaal van 25 oktober 1843 nr. 2B. ) . Nadat bij KB van 25 januari 1849 nr. 103 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 31 januari 1849 nr. 63B ( RM 1849 p. 9. ) opnieuw in de omvang der regimenten, en met name van de depotbataljons, was gesneden, werd bij KB van 21 november 1850 nr. 70 uitgevoerd bij ministeriële beschikking van 23 november 1850 nr. 41B de opheffing van de divisie-structuur der infanterie gelast. De bestaande brigades zouden blijven bestaan, waarbij de 1e en 2e brigade van de op te heffen Ie divisie als 1e en 2e brigade zouden voortleven, de 1e en 2e brigade van de op te heffen IIe divisie als 3e en 4e brigade. Hetzelfde KB bepaalde overigens de herinstelling van de functie van Inspecteur der Infanterie en trof bovendien nadere voorzieningen voor de inrichting en omvang van de Infanterie-regimenten ( RM 1850 p. 310. ) .
De Infanterie sinds de afschaffing van de divisie-structuur 1850-1940
( Dit hoofdstuk is zo goed als integraal overgenomen uit de plaatsingslijst, van de hand van P. Kloosterboer, van regiments- en andere infanterie-archieven die in 1985 door het Centraal Archieven Depot van het ministerie van Defensie werden overgedragen. Ook de bijlagen van Kloosterboer zijn, met aanpassing van de nummers, overgenomen. Kloosterboer annoteerde niet, en deze omissie is bij de herbewerking van 1991 niet hersteld. Als bronnen gaf hij op: )
Nierstrasz, V.E., "De voorgeschiedenis van W.O. II", niet uitgegeven manuscript, sectie krijgsgeschiedenis van de landmachtstaf, s.a.
Kooiman, J., De Nederlandse Strijdmacht en hare mobilisatie, Purmerend 1915.
Ringoir, H., Afstammingen en Voortzettingen der Infanterie, 's-Gravenhage 1977.
De geschiedenis van de Infanterieregimenten begint volgens het boek van H. Ringoir voor veel regimenten al in de 80-jarige oorlog. Het valt echter buiten het kader van deze inleiding om zo diep op de geschiedenis van de Nederlandse infanterie in te gaan.
Daarom is het het beste te beginnen na de Belgische opstand en de 10-daagse veldtocht. Deze gebeurtenissen hadden grote invloed op de organisatie van de infanterie, doordat de Belgische bataljons uit de sterkte verdwenen. Hierdoor verdween de doorlopende nummering van de afdeelingen Infanterie. Deze werd pas in 1839 hersteld. Het leger kende toen 10 afdelingen Infanterie, de afdelingen grenadiers en jagers niet meegeteld.
In 1841 werd de term "afdeling" vervangen door "regiment". In 1843 werden de in 1829 opgerichte regimenten grenadiers en jagers tot 1 regiment verenigd. Het 9e en 10e regiment werden opgeheven. Ieder regiment bestond toen uit 4 bataljons. De bestaande reservebataljons werden in 1881 bij het regiment gevoegd als vijfde bataljon. Het regiment grenadiers en jagers, bestaande uit 2 bataljons grenadiers en 2 bataljons jagers, kreeg een derde bataljon grenadiers.
Tussen 1903 en 1905 werden het 9e, 10e en 11e regiment Infanterie opgericht, waarbij het aantal bataljons per regiment werd teruggebracht van 5 tot 4.
In 1912 werd de militiewet van Colijn aangenomen, die een verdubbeling van het aantal regimenten tot gevolg had.
In 1913 werd het regiment grenadiers en jagers gesplitst in een afzonderlijk regiment grenadiers en een regiment jagers, terwijl ieder Infanterieregiment werd gesplitst in het oude regiment en een nieuw dat 11 nummers hoger genummerd was (zie bijlage 1). Ieder regiment bestond uit de staf, een mitrailleurpeloton en 3 bataljons, voor het grootste gedeelte bestaande uit dienstplichtige militairen.
Na 6 jaar diensttijd bij de militie werd de dienstplichtige ingedeeld bij de landweer. Deze diende onder meer ter dekking van de mobilisatie en als algemene aanvulling van het leger. De diensttijd duurde 5 jaar, waarin de dienstplichtige 1 keer 5 dagen moest opkomen voor oefeningen en in de overige jaren 1 dag, ter controle van zijn uitrusting. De landweer bestond bij de mobilisatie uit 48 bataljons, die gevormd werden uit de lichtingen van de regimenten die niet meer nodig waren voor het op sterkte brengen van het regiment (zie bijlage 11).
Het lag in de bedoeling, na het beschikbaar komen van meer lichtingen, 72 bataljons landweer te vormen, evenveel als de militiebataljons.
De landweerbataljons waren, evenals de regimenten, territoriaal gebonden.
Na de diensttijd bij de landweer werd de dienstplichtige ingedeeld bij de landstorm, een algemene reserve, tot hij de voor zijn rang of stand bepaalde maximum leeftijd had bereikt.
Deze landstorm dient niet verward te worden met de vrijwillige landstorm, een organisatie die oproepbaar was bij noodtoestanden. Vastgesteld kon worden dat rond 1920 de regimenten georganiseerd waren in 12 Infanteriebrigades, de brigade grenadiers en jagers en de brigades I t/m XI, elk bestaande uit 2 regimenten (zie bijlage 12).
Na 1921 werden deze teruggebracht tot 8 brigades, die ieder bestonden uit 3 regimenten.
De bezuinigingen in 1922 brachten verandering in de legeropbouw. De dienstplichtwet van Minister van Oorlog J.J.C. van Dijk verving de oude militiewet, landweerwet en landstormwet. De landweerbataljons werden opgeheven, daarvoor in de plaats vormde ieder regiment een reserve-regiment (zie bijlage 13). Hiervoor waren de lichtingen 8 t/m 15 bestemd. De eerste 7 lichtingen waren nodig voor het op oorlogssterkte brengen van het eigen regiment, dat geen parate bataljons meer had maar bestond uit de staf, 3 schoolcompagnieën en 1 opleidingscompagnie. Later werd nog 1 schoolcompagnie opgeheven.
In 1933 werd het regiment grenadiers belast met de opleiding in vuurwapengebruik en handgranaatgooien, waardoor de normaalschietschool kon worden opgeheven.
De grootste verandering in deze organisatie vond plaats in maart 1938. Door verlenging van de eerste oefentijd en het verhogen van de lichtingssterkte werd het weer mogelijk om ieder regiment te laten bestaan uit de regimentsstaf en 2 bataljons. Ieder bataljon zou moeten bestaan uit de staf, 2 mitrailleurcompagnieën en een specialisten compagnie. Het Ie bataljon zou dienen voor de eerste opleiding van de dienstplichtigen, duur 51/2 maand, waarna het personeel over zou gaan naar het IIe bataljon, dat zou dienen voor de strategische beveiliging, ter dekking van de mobilisatie. Hiervoor werden deze bataljons gelegerd nabij de grens en kwamen onder bevel van de territoriale bevelhebbers, de commandant van de vesting Holland, de commandant van de stelling Den Helder en de commandant in Zeeland.
Deze reorganisatie werd versneld door de brief van de minister van defensie van 16 maart 1938, Geh.Litt. Z 64. Hierin werd bevolen dat de voorlopige organisatie van het bataljon zou bestaan uit 2 compagnieën en de staf. De IIe bataljons zouden al op 29 maart naar de garnizoenen moeten vertrekken. Aan deze bataljons werd een sectie van 6 veld toegevoegd.
In oktober 1938 werd de specialisten compagnie opgericht bij de Ie bataljons, op 15 februari 1939 bij de IIe bataljons. Bij de mobilisatie in 1939 werden de IIe bataljons grensbataljons terwijl de Ie bataljons werden opgenomen in de Infanterie depots, waarvan er bij de mobilisatie 8 opgericht werden (zie bijlage 14). Zij bestonden uit de depotstaf en 3 depotbataljons.
Behalve het eigen regiment, het reserveregiment en de grens- en depotbataljons vormde ieder regiment ook een mortiercompagnie, mitrailleurcompagnie, pantserafweergeschutcompagnie (P.A.W.) en een reserve grenscompagnie.
In 1940 bestond een regiment Infanterie uit de regimentsstaf, een verbindingsafdeling, een rijwielpatrouille, een compagnie P.A.W., een batterij 6 veld, een compagnie mortieren en 3 bataljons. Na 15 mei 1940 (voor Zeeland 19 mei) werd de demobilisatie van de infanterie geregeld door de oprichting van nieuwe regimenten Infanterie, genummerd 50 t/m 61. Hierin werden de oude regimenten als bataljons, of onderdelen daarvan, opgenomen. Ook de verschillende losse onderdelen maakten deel uit van deze Infanterieregimenten.
Deze nieuwe regimenten werden belast met de administratieve afwikkeling van de zaken van de erin opgenomen onderdelen.
Bijlagen
1. Samenstelling van het "Corps d'Armée tot bezetting van België" juni 1814
Tussen haken: de omvang in personeel.
eenheid
bevelhebber
1e brigade
Gen.Maj. De Cornabé
verzamelplaats: 's-Hertogenbosch en omgeving
1e bataljon infanterie van linie (650)
7e bataljon infanterie van linie (500)
6e bataljon landmilitie (850)
14e bataljon landmilitie (850)
1e regiment dragonders (300)
een batterij veldartillerie 6 pond (100)
2e brigade
Gen.Maj. De Perponcher
verzamelplaats: Bergen op Zoom en omgeving
5e bataljon infanterie van linie (730)
3e bataljon infanterie van linie (750)
12e bataljon infanterie van linie (650)
16e bataljon landmilitie (650)
een batterij veldartillerie 6 pond (100)
3e brigade
Gen.Maj. Stedman
verzamelplaats: Maastricht en omgeving
6e bataljon infanterie van linie (525)
2e bataljon jagers (700)
13e bataljon landmilitie (800)
15e bataljon landmilitie (700)
2e regiment dragonders (300)
een batterij veldartillerie 6 pond (100)
2. Samenstelling van de Infanterie-divisies maart 1815
eenheid
bevelhebber
standplaats
1e divisie
Gen.Maj. Stedman
Namen
1e brigade
Kol. D'Haine
16e bataljon jagers
4e bataljon Belgische infanterie van linie
6e bataljon infanterie van linie
7e bataljon landmilitie
13e bataljon landmilitie
15e bataljon landmilitie
een batterij veldartillerie 6 pond
2e brigade
Kol. D'Eerens
18e bataljon jagers
1e bataljon Belgische infanterie van linie
1e bataljon landmilitie
2e bataljon landmilitie
17e bataljon landmilitie
een batterij veldartillerie 6 pond
2e divisie
Gen.Maj. De Perponcher (Bij afwezigheid tijdelijk: Kol. W. van Bylandt)
Tongeren
1e brigade
Kol. W. van Bylandt
27e bataljon jagers
7e bataljon Belgische infanterie van linie
5e bataljon landmilitie
6e bataljon landmilitie
12e bataljon landmilitie
een batterij veldartillerie 6 pond
2e brigade
Kol. Von Gödeke
1e bataljon Nassause lichte infanterie
2e bataljon Nassause lichte infanterie
3e bataljon Nassause lichte infanterie
bataljon Oranje-Nassau
een batterij veldartillerie
3e divisie
Gen.Maj. Chassé
Leuven
1e brigade
Kol. Ditmers
5e bataljon Belgische jagers
2e bataljon infanterie van linie
4e bataljon landmilitie
16e bataljon landmilitie
18e bataljon landmilitie
19e bataljon landmilitie
een batterij veldartillerie
2e brigade
Kol. D'Aubremé
10e bataljon Belgische jagers
8e bataljon Belgische infanterie van linie
12e bataljon infanterie van linie
13e bataljon infanterie van linie
3e bataljon landmilitie
14e bataljon landmilitie
een (Belgische) batterij veldartillerie 6 of 12 pond
3. Indeling van de infanterie in divisies en brigades volgens KB 25.2.1817 litt. P3
eenheid
bevelhebber
standplaats
1e divisie
Lt.Gen. Von Heldring
Breda
1e brigade
Gen.Maj. Van Geen
Breda
2e afdeling
Breda
9e afdeling
Dordrecht
2e brigade
Gen.Maj. D'Aubremé
Amsterdam
5e afdeling
Gouda
10e afdeling
Hoorn
3e brigade
Gen.Maj. Detmers
Antwerpen
29e regt. Zwitsers
s-Hertogenbosch
32e regt. Zwitsers
Antwerpen
2e divisie
Lt.Gen. Chassé
Leuven
1e brigade
Gen.Maj. Van Bylandt
Leuven
1e afdeling
Leuven
15e afdeling
Maastricht
2e brigade
Gen.Maj. Von Ziegler
Luik
30e regt. Zwitsers
Luik
31e regt. Zwitsers
Maastricht
3e divisie
Lt.Gen. Cort Heyligers
Nijmegen
1e brigade
Gen.Maj. D'Haine
Nijmegen
13e afdeling
Nijmegen
14e afdeling
Maastricht
2e brigade
Gen.Maj. Meyer
Zwolle
7e afdeling
Deventer
8e afdeling
Groningen
4e divisie
Lt.Gen. Behr
Yperen
1e brigade
Gen.Maj. Vermaesen
Yperen
4e afdeling
Doornik
16e afdeling
Gent
2e brigade
Gen.Maj. Prins van Saxen-Weimar
Gent
6e afdeling
Brugge
17e afdeling
Dendermonde
5e divisie
Lt.Gen. Van Diermen
Bergen (Mons)
1e brigade
Gen.Maj. Van der Capellen a.i.
Namen
3e afdeling
Bergen (Mons)
regt. Nassause lichte inf.
Namen
2e brigade
Gen.Maj. De Eerens
Bergen (Mons)
11e afdeling
Luik
12e afdeling
Namen
4. Divisie- en brigade-indeling van de infanterie volgens KB van 30 juni 1828 nr. 99 en ministerieel schrijven van 17 september 1829 nr. 20
De indeling vastgesteld bij KB van 6.7.1829 nr. 104 wijkt slechts in geringe mate hiervan af: de brigades nummerden daarin niet per divisie, maar doorlopend van 1 t/m 9 (voor de reserve divisie). De overige afwijkingen zijn in de onderstaande tekst tussen [ ] weergegeven. Afwijkende of aanvullende gegevens van het ministeriële schrijven van 6 februari 1830 nr. 14 zijn gesteld tussen { }.
eenheid
bevelhebber
standplaats staf
1e divisie
Lt.Gen. Cort Heyligers
{Deventer}
1e brigade
Gen.Maj Everts, provinciaal commandant in Groningen en Drenthe
{Groningen}
7e afdeling
Zwolle
8e afdeling
Groningen
2e brigade
Kol. Reuther
{Arnhem}
5e afdeling
's-Hertogenbosch
13e afdeling
Arnhem
2e divisie
Lt.Gen. Hertog Van Saxen-Weimar
{Gent}
1e brigade
Gen.Maj. De Favauge {Kol. De Groot} provinciaal commandant van Antwerpen
{Antwerpen}
2e afdeling
Breda
15e afdeling
Antwerpen
2e brigade
Kol. Des Tombe
{Gent}
1e afdeling
Antwerpen
17e afdeling
Gent
3e divisie
Lt.Gen. De Eerens {Gen.Maj. George}
{Bergen (Mons)}
1e brigade
Kol. De Groot {Kol. Guicherit}
{Bergen (Mons)}
3e afdeling
Bergen
4e afdeling
Doornik
2e brigade
Gen.Maj. Goethals, provinciaal commandant van West-Vlaanderen
{Brugge}
6e afdeling
Brugge
16e afdeling
Yperen
4e divisie
Gen.Maj. Dibbetz
{Maastricht}
1e brigade
Gen.Maj Van Boecop, provinciaal commandant van Luik
{Luik}
11e afdeling
Luik
14e afdeling
Maastricht
2e brigade
Kol. Knotzer
{Namen}
12e afdeling
Namen
18e afdeling
Namen
Reserve brigade
Gen.Maj. George {Gen.Maj. De Favauge}
{Utrecht}
9e afdeling
Utrecht
10e afdeling
Utrecht
Oppertoezicht over [inspecteur van]
Gen.Maj. Schuurman
{'s-Gravenhage/Brussel}
- afd. Grenadiers
{'s-Gravenhage/Brussel}
- 2 bataljons Jagers
{'s-Gravenhage/Brussel}
Onder bevel van de commandant reserve brigade tevens:
1e divisie van het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33
3e divisie van het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33
garnizoenstroepen te Amsterdam, Hoorn, Brielle en Hellevoetsluis.
Onder bevel van de commandant der 2e divisie tevens:
2e divisie van het Algemeen Depot der landmacht nr. 33
garnizoenstroepen te Vilvoorde
Onder bevel van de commandant der 3e [2e] divisie tevens:
garnizoenstroepen te Nieuwpoort
5. Formatie van de infanterie volgens KB 12.12.1830 nr. 8
De onderschikking aan divisies (romeins) en brigades (arabisch) van 1828 is toegevoegd.
aantal veldbataljons
aantal reservebataljons
aantal depotbataljons
divisie/brigade
afdeling grenadiers
2
-
1
-/-
1e bataljon jagers
1
-
1
-/-
2e bataljon jagers
1
-
1
-/-
2e afdeling
3
1
1
II/1
5e afdeling
3
1
1
I/2
7e afdeling
3
1
1
I/1
8e afdeling
3
1
1
I/1
9e afdeling
3
1
1
res.brig.
10e afdeling
3
1
1
res.brig.
12e afdeling
2
1
1
IV/2
13e afdeling
3
1
1
I/2
14e afdeling
2
1
1
IV/1
17e afdeling
2
1
1
II/2
18e afdeling
2
1
1
IV/2
6. Formatie van de infanterie volgens Dagorder voor het Leger te Velde van de prins van Oranje/opperbevelhebber van 25.3.1831 nr. 1
Het tussen [ ] gestelde ontleend aan dagorder nr. 5 van 20 april 1831.
eenheid
bevelhebber
1e divisie
Lt.Gen. Van Geen
1e brigade
Gen.Maj. Schuurman
2 bataljons grenadiers
1e bataljon jagers
bataljon mobiele Haagse schutterij
bataljon mobiele Noordhollandse schutterij
compagnie flankeurs van de Groningse hogeschool
2e brigade
Kol. De Favauge
2e bataljon jagers
2 bataljons van de 5e afdeling
3 bataljons schutterij
compagnie jagers Van Dam
batterij veldartillerie nr. 6
2e divisie
Lt.Gen. Hertog van Saxen-Weimar
1e brigade
Gen.Maj. Des Tombes
2 bataljons van de 12e afdeling
2 bataljons van de 7e afdeling
2 bataljons schutterij
compagnie vrijwillige jagers van de Utrechtse hogeschool
2e brigade
Kol. Bagelaar
2 bataljons van de 18e afdeling
2 bataljons van de 2e afdeling
1 bataljon van het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33
2 bataljons schutterij
compagnie Koninklijke Jagers
batterij veldartillerie nr. 5
3e divisie
Lt.Gen. Meyer
1e brigade
[Kol. Stoecker]
2 bataljons van de 13e afdeling
reserve bataljon van de 8e afdeling
3 bataljons schutterij
compagnie vrijwillige jagers van de Leidse hogeschool
2e brigade
[Kol. Sprenger]
2 bataljons van de 17e afdeling
3 bataljons schutterij
compagnie Noordhollandse jagers
batterij veldartillerie nr. 8
7. Formatie van de infanterie volgens KB 25.7.1834 nr. 87
Ie divisie
1e brigade
1e bataljon jagers
afdeling grenadiers
1e bataljon
2e bataljon
8e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
1e bataljon van de 1e afdeling Zuid-Hollandse schutterij
2e brigade
jagers Van Dam
2e bataljon jagers
5e afdeling inf
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
2e bataljon van de 1e afdeling Gelderse schutterij
2e bataljon van de 4e afdeling Zuidhollandse schutterij
IIe divisie
1e brigade
7e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
12e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
1e bataljon van de 2e afdeling Gelderse schutterij
2e brigade
koninklijke jagers
2e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
18e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
bataljon Drentse schutterij
IIIe divisie
1e brigade
9e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
8e afdeling
3e bataljon
4e bataljon
2e bataljon van de 2e afdeling Gelderse schutterij
2e brigade
Groningse jagers
Noordhollandse jagers
10e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
17e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon van de 2e afdeling Gelderse schutterij
Reserve divisie
1e brigade
Noordbrabantse jagers
1e afdeling Noordhollandse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
2e afdeling Noordhollandse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
3e afdeling Noordhollandse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
2e brigade
2e bataljon van de 1e afdeling Friese schutterij
2e afdeling Friese schutterij
1e bataljon
2e bataljon
2e afdeling Overijsselse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
1e afdeling Groningse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
3e brigade
2e afdeling Zuidhollandse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
1e bataljon van de 1e afdeling Gelderse schutterij
afdeling Utrechtse schutterij
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
8. Formatie van de infanterie zoals vastgesteld bij KB 8.9.1839 nr. 4
eenheid
bevelhebber
standplaats
Ie divisie
lt.gen baron Van Geen
Breda
1e brigade
gen.maj. erfprins van Oranje
's-Gravenhage
afd. grenadiers
1e bataljon
2e bataljon
's-Gravenhage
's-Gravenhage
1 bataljon jagers
's-Gravenhage
5e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
detachement
Bergen op Zoom
Bergen op Zoom
Bergen op Zoom
Bath
2e brigade
gen.maj. jhr. R.A. Klerck
Breda
2e bataljon jagers
Breda
1e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
Breda
Willemstad en Geertruidenberg
Breda
2e divisie van het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33
garnizoenstroepen te Veere
IIe divisie
lt.gen. hertog van Saxen-Weimar
Utrecht
1e brigade
gen.maj. O.J.H. graaf v. Limburg-Stirum
Utrecht
6e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
detachementen
Middelburg
Vlissingen
Vlissingen
Breskens en forten ter Neuzen
10e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
detachement
Utrecht
Woerden
Gorinchem en
Woudrichem
2e brigade
gen.maj. baron Von Quadt van Huchtenbroeck
Groningen
8e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
detachementen
Groningen
Leeuwarden
Groningen
Coevorden
Delfzijl en
Hannoverse grenzen
9e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
Amsterdam
Hoorn
Leiden
1e divisie van het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33
3e divisie van het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33
garnizoenstroepen Amsterdam
garnizoenstroepen Hoorn
IIIe divisie
lt.gen. H.F.D. de Favauge
Nijmegen
1e brigade
gen.maj. baron Van Heerdt tot Eversburg
's-Hertogenbosch
2e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
Nijmegen
Grave
Nijmegen
7e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
's-Hertogenbosch
's-Hertogenbosch
's-Hertogenbosch
2e brigade
gen.maj. De Hart
Maastricht
3e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
Maastricht
Maastricht
Maastricht
4e afdeling
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon
Maastricht
Maastricht
Venlo
garnizoenstroepen te Heusden
9. Herschikking van de divisie- en brigade-indeling volgens KB 17.10.1843 nr. 56
funktie tot 1.11.1843
naam
funktie per 1.11.1843
cdt 1 div
lt.gen. A. Schuurman
cdt. 2 div
cdt 1 brig 1 div
gen.maj. J.N. Everts
cdt. res brig
cdt 2 brig 2 div
gen.maj. J.J. Volkhemer
nonactiviteit per 1.1.1844 volgens KB 21.10.1843 nr.4
cdt 2 div
gen.maj. de Favauge
nonactiviteit per 1.1.1844
cdt 1 brig 2 div
gen.maj. H.A. de Hart
cdt 2 brig 2 div
cdt 2 brig 2 div
gen.maj. J. Hulst
cdt 1 brig 2 div
cdt 3 div
lt.gen. A.J.J. des Tombe
cdt 1 div
cdt 1 brig 3 div
gen.maj. O.J.H. graaf van Limburg Stirum
cdt 2 brig 1 div
cdt 2 brig 3 div
gen.maj. J.F. Serraris
cdt 1 brig 1 div
10. Divisie- en brigade-indeling van de infanterie volgens KB 7.11.1843 nr. 61
eenheid
standplaats
Ie divisie
Maastricht
1e brigade
Maastricht
5e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex 1e bat. 10e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Maastricht
Maastricht
Maastricht
Bergen op Zoom
Maastricht
Maastricht
7e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex 2e bat. 10e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Maastricht
Maastricht
Venlo
Bergen op Zoom
Maastricht
Utrecht
2e brigade
's-Hertogenbosch
2e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex 1e bat. 9e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Vlissingen
Neuzen
Vlissingen
's-Hertogenbosch
Vlissingen
Alkmaar
8e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex 2e bat. 9e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Breda
Breda
Breda
's-Hertogenbosch
Geertruidenberg
Groningen
IIe divisie
Amsterdam
1e brigade
Groningen
4e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex res.bat. 10e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Groningen
Groningen
Leeuwarden
Den Helder
Coevorden
Gouda
1e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljonex 3e bat. 9e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Nijmegen
Grave
Nijmegen
's-Hertogenbosch
Nijmegen
Utrecht
2e brigade
staf Arnhem
3e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex res.bat. 9e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Amsterdam
Leiden
Amsterdam
Amsterdam
Hoorn
Arnhem
6e regiment
1e bataljon
2e bataljon
3e bataljon ex 3e bat. 10e regt.
4e bataljon
depot bataljon
staf Gorinchem
Woerden
Utrecht
Bergen op Zoom
Gorinchem
Haarlem
Reservebrigade
's-Gravenhage
regiment Grenadiers en Jagers
bataljon Grenadiers
bataljon Jagers
staf 's-Gravenhage
's-Gravenhage
's-Gravenhage en Breda
regiment cavalerie
batterij rijdende artillerie in de residentie
11. Overzicht van de regimentssplitsingen van 1913 en de bij de regimenten behorende Landweerbataljons (1914)
Overgenomen uit de CAD-plaatsingslijst van P. Kloosterboer bij de overdracht van 1985.
Regiment 1912
Splitsing 1913 in
Afvloeien van lichtingen naar Landweerbataljons (1914)
Grenadiers en Jagers
Grenadiers
3 en 32
Jagers
36 en 47
1 RI
1 RI
7 en 8
12 RI
5 en 6
2 RI
2 RI
43 en 45
13 RI
46 en 48
3 RI
3 RI
37 en 40
14 RI
38 en 39
4 RI
4 RI
28 en 31
15 RI
29 en 33
5 RI
5 RI
25 en 9
16 RI
19 en 34
6 RI
6 RI
41 en 35
17 RI
30 en 42
7 RI
7 RI
22 en 23
18 RI
20 en 24
8 RI
8 RI
14 en 16
19 RI
11 en 13
9 RI
9 RI
2 en 4
20 RI
10 en 15
10 RI
10 RI
21 en 26
21 RI
1 en 27
11 RI
11 RI
17 en 44
22 RI
12 en 18
12. Overzicht van de brigade-indelingen 1919-1921 en 1922-1937
Overgenomen uit de CAD-plaatsingslijst van P. Kloosterboer bij de overdracht van 1985.
Brigades 1919-1921
Brigade
omvat regimenten Infanterie
Grenadiers en Jagers
Grenadiers, Jagers
Ie Infanterie Brigade
1 en 12
IIe
2 en 13
IIIe
3 en 14
IVe
4 en 15
Ve
5 en 16
VIe
6 en 17
VIIe
7 en 18
VIIIe
8 en 19
IXe
9 en 20
Xe
10 en 21
XIe
11 en 22
Brigades 1922-1937
Brigade Infanterie
omvat regimenten Infanterie
Ie (Grenadiers en Jagers)
1922-1927: Grenadiers, Jagers, 15
1927-1937: Grenadiers, Jagers, 4
IIe
1922-1927: 10, 22 en 4
1927-1937: 10, 22 en 15
IIIe
1, 9 en 12
IVe
8, 11 en 19
Ve
2, 13 en 17
VIe
3, 6 en 14
VIIe
7, 18 en 20
VIIIe
5, 16 en 21
13. Overzicht van regimenten en bijbehorende reserve-regimenten 1922
Overgenomen uit de CAD-plaatsingslijst van P. Kloosterboer bij de overdracht van 1985.
Regiment sinds 1913
bijbehorende reserve-regiment 1922
Grenadiers
23 RI
Jagers
24 RI
1 RI
25 RI
12 RI
36 RI
2 RI
26 RI
13 RI
37 RI
3 RI
27 RI
14 RI
38 RI
4 RI
28 RI
15 RI
39 RI
5 RI
29 RI
16 RI
40 RI
6 RI
30 RI
17 RI
41 RI
7 RI
31 RI
18 RI
42 RI
8 RI
32 RI
19 RI
43 RI
9 RI
33 RI
20 RI
44 RI
10 RI
34 RI
21 RI
45 RI
11 RI
35 RI
22 RI
46 RI
14. Overzicht van de vorming van depot- en grensbataljons uit de Infanterieregimenten, en de onderschikking van de depotbataljons aan depots 1939
Overgenomen uit de CAD-plaatsingslijst van P. Kloosterboer bij de overdracht van 1985.
Infanterieregiment
vormt 1939 bataljons
Depotbataljons behorend tot Depot Infanterie
Grenadiers
Depotbat. Grenadiers
I
Grensbat. Grenadiers
Jagers
Depotbat. Jagers
I
Grensbat. Jagers
1 RI
1e Depotbat.
III
1e Grensbat.
12 RI
12e Depotbat.
III
12e Grensbat.
2 RI
2e Depotbat.
V
2e Grensbat.
13 RI
13e Depotbat.
V
13e Grensbat
3 RI
3e Depotbat.
VI
3e Grensbat.
14 RI
14e Depotbat.
VI
14e Grensbat.
4 RI
4e Depotbat.
I
4e Grensbat.
15 RI
15e Depotbat.
II
15e Grensbat.
5 RI
5e Depotbat.
VIII
5e Grensbat.
16 RI
16e Depotbat.
VIII
16e Grensbat.
6 RI
6e Depotbat.
VI
6e Grensbat.
17 RI
17e Depotbat.
V
17e Grensbat.
7 RI
7e Depotbat.
VII
7e Grensbat.
18 RI
18e Depotbat.
VII
18e Grensbat.
8 RI
8e Depotbat.
IV
8e Grensbat.
19 RI
19e Depotbat.
IV
19e Grensbat.
9 RI
9e Depotbat.
III
9e Grensbat.
20 RI
20e Depotbat.
VII
20e Grensbat.
10 RI
10e Depotbat.
II
10e Grensbat.
21 RI
21e Depotbat.
VIII
21e Grensbat.
11 RI
11e Depotbat.
IV
11e Grensbat.
22 RI
22e Depotbat.
II
22e Grensbat.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De divisie-archieven 1814-1818 (1819)
De overgeleverde archieven van de Infanterie-divisies uit 1814-1818 (1819) vertonen geen hechte, uniforme structuur. Wellicht wordt het beeld over de archiefopbouw vertroebeld door het ontbreken van bestanddelen. Slechts van de IIIe divisie zijn correspondentie-agenda's aangetroffen, maar deze lopen niet parallel met bewaard gebleven correspondentiestukken, zodat niet kan worden achterhaald of één of ander stelsel consequent werd toegepast.
De divisie-archieven 1814-1818 (1819) zijn na de opheffing van de Infanterie-divisies vermoedelijk overgedragen aan het ministerie van Oorlog. Daar zijn zij opgenomen in de zgn. Collectie Van Thielen, omvattende de archieven van landmacht-eenheden en -onderdelen en andere onder het ministerie van Oorlog geressorteerd hebbende organen uit het tijdvak 1814-1840 (à 1850). De collectie is genoemd naar een ambtenaar ten departemente die er aan het einde van de 19e eeuw het beheer over voerde en er lijsten (ten getale van 115) op vervaardigde. Het merendeel van deze archiefcollectie is in 1905 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief, maar een deel ervan, waaronder de archieven van de Infanterie-divisies 1814-1818 (1819), werden daarvan uitgezonderd ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven (voortaan: VROA) tweede serie, 1928 deel I p. 57, en 1930 deel III p. 197. ) . Het werd daar kennelijk niet opportuun geacht de in 1928 ontvangen supplementen te voegen bij het hoofdbestanddeel van de collectie Van Thielen, waarop de toegang, naar men de indruk krijgt, zo goed als gereed was. De archieven van de Infanterie-divisies kregen een plaats bij het samenstel van archieven betreffende de Veldtochten van 1814/1815 en 1830-1839, zoals dat in hoofdzaak door J. Steur is geïnventariseerd. Anders dan de meeste van deze Veldtochten-archieven, werden de toegangen op de archieven der Infanterie-divisies niet gepubliceerd, doch slechts in getypte vorm beschikbaar gesteld. Deze getypte en de gedrukte inventarissen van Veldtocht-archieven werden in de jaren 1970 gebundeld tot een verzamelband ( VROA tweede serie, 1928 deel I p. 57, 1929 deel II p. 39, 1930 deel III p. 27, en 1930 deel III p. 190 e.v., met andere gebundeld in: ARA-2 Veldtochten. ) .
De divisie-archieven 1830-1850
Ook deze divisie-archieven zijn beland in de collectie Van Thielen. Het is echter niet duidelijk of zij in 1905 dan wel in 1928 aan de zorg van het Algemeen Rijksarchief zijn toevertrouwd. Hoewel de divisies zeker aan de Veldtochten 1830-1839 hebben deelgenomen, overheerst toch de indruk dat zij geen deel hebben uitgemaakt van de "Veldtocht-archieven" die tussen 1905 en 1928 bij de Krijgsgeschiedkundige Afdeling van de Generale Staf hebben verbleven. Althans: deze divisie-archieven 1830-1850 zijn tussen 1905 en 1928 bewerkt door M.D. Lammerts, wiens verzamelband van inventarissen van archieven behorend tot de Collectie van Thielen in 1948 werd gepubliceerd(ARA-2 Oorlog/Van Thielen, zie noot 2.).
Sinds 1948 zijn uit de collectie Van Thielen geleidelijk bestanddelen verwijderd, hetzij voor overdracht aan Rijksarchieven in de provincie, hetzij om te worden ver- of herenigd met andere, soortverwante archieven of gedeelten daarvan. Met hetzelfde oogmerk zijn nu de infanterie-archieven uit de collectie Van Thielen losgemaakt.
De archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte eenheden 1838-1914
Na de overdracht aan het Algemeen Rijksarchief in 1956 werd het materiaal bij het Hulpdepot Schaarsbergen met talloze andere (fragmenten van) Landmacht-archieven geïntegreerd in het conglomeraat Landmachtarchieven 1840-1940 en als zodanig beschreven in een summiere en weinig betrouwbare plaatsingslijst. Daarin werden als archiefvormers herkend: het regiment Jagers en het 2e, 3e, 5e, 8e, 11e en 13e regiment Infanterie. Archiefvormers op bataljons- of compagniesniveau werden genegeerd.
In deze toestand werd het archiefmateriaal in 1980 naar Den Haag gebracht om te worden opgesteld in het nieuwe Algemeen Rijksarchief. Vermoedelijk nog vanuit Schaarsbergen werd, in augustus 1980, uit het materiaal dat geacht werd afkomstig te zijn van het 13e regiment Infanterie, de archiefvorming van het garnizoenscommando te Maastricht afgezonderd en naar het Rijksarchief in Limburg geleid.
Van deze archieven is de oorspronkelijke ordening vrijwel totaal verwoest. De stellige indruk wordt gewekt, dat de archieven opgebouwd zijn geweest uit hoofdonderdelen naar classificatie (gewoon, geheim, persoonlijk, vertrouwelijk enz.) ( Zie ook de paragraaf betreffende de Infanterie-regimenten en ondergeschikte onderdelen 1914-1940 ) , en dat daarbinnen, althans binnen de rubriek "gewoon", een onderwerpsordening heeft bestaan. Zowel de hoofdordening (op classificatie) als nadere ordening van het "gewoon archief" (op onderwerpen) zijn ergens tussen afsluiting en overdracht van de archieven vrijwel geheel teloor gegaan. Incidenteel zijn in de overgeleverde bestanddelen nog kenmerken van deze oorspronkelijke ordening te herkennen, en deze zijn in de inventaris uiteraard aangegeven. In de bestanddelen waar deze kenmerken ontbraken, is waargenomen dat de pakken en omslagen zijn opgebouwd uit kleinere pakketjes stukken, ieder ongeveer chronologisch oplopend ingericht, waarna zonder enigerlei afscheiding een nieuw soortgelijk pakketje begint. De conclusie moet zijn, dat in zulke gevallen de inhoud van een aantal mappen of "dossiers" opeengestapeld is, waarbij de ordeningskenmerken die denkelijk op de mappen of omslagen waren vermeld, niet behouden zijn.
De archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte onderdelen 1914-1940
( Zie noot 20. )
Het archief van de infanterie-onderdelen bestond gewoonlijk uit drie delen, te weten het algemeen archief, het geheim archief en het persoonlijk archief van de commandant.
De bescheiden werden chronologisch geordend en kregen op volgorde van binnenkomst of ontstaan als minuut een doorlopend volgnummer, gevolgd of voorafgegaan door de letter P voor het persoonlijk archief en de letter G voor het geheime.
Veel van de bescheiden uit deze archieven zijn in de loop der jaren verdwenen, sommige door brand, zoals bij het regiment grenadiers, andere door oorlogshandelingen.
Na het beëindigen van de vijandelijkheden in 1940 moesten de archieven van alle onderdelen ingeleverd worden bij de zgn. rege¬lingsbureaus. Veel commandanten hadden echter in mei 1940 de archieven laten vernietigen, om te voorkomen dat ze in vijandelijke handen zouden vallen.
Hoeveel strekkende meter archief door de onderdelen is ingeleverd is onbekend.
De stukken die wel bij de regelingsbureaus terechtkwamen zijn vervolgens overgedragen aan het weermachtsarchief, later genaamd archief koninklijke landmacht, te Leiden. Het archief koninklijke landmacht werd per 1-6-1961 opgeheven, per gelijke datum werd ingesteld het centraal archievendepot (C.A.D.) van het ministerie van defensie te `s-Gravenhage. Het totale bestand aan archieven van de infanterie-onderdelen besloeg toen 20,89 meter.
Deze hoeveelheid is tussen 1962 en 1975 in bewerking geweest bij het C.A.D.
Het afwikkelingsbureau van het VIe depot Infanterie
( De tekst van deze paragraaf is van N.J.W. de Goeje, zie noot 2. ) Na de capitulatie werd het Nederlandse leger op last van de Duitse bezetter ontbonden. Op 24 juni 1940 werd onder meer het VIe depot Infanterie opgeheven. Voor de afwikkeling van lopende zaken werden afwikkelingsbureaus ingesteld, waar onder leiding van een kapitein een administrateur-onderofficier werkzaam was ( ARA-2 Chefs Infanterie inv. nr. 218 stuk nr. 271. ) . Het afwikkelingsbureau van het VIe depot was gevestigd te Delft. Op 15 juli werden de afwikkelingsbureaus opgeheven. Hun taken werden overgenomen door de regelingsbureaus op hoger echelon. Zo werden de nog lopende zaken van de depot-afwikkelingsbureaus overgedragen aan het Regelingsbureau Inspecteur der Infanterie, waarheen ook de archieven moesten worden opgezonden. Het archief van het VIe depot kwam zo bij het Regelingsbureau terecht onder agendanummer 12107A ( ARA-2 Chefs Infanterie inv.nr. 85 dossier 11701A. ) .
De archieven van de Infanterie-divisies voor de periode 1814-1818 bleven lange tijd berusten bij de Krijgsgeschiedkundige Afdeling van de Generale Staf en werden pas in 1928 materieel aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen.
De archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte eenheden uit het tijdvak 1838-1914 waren reeds in 1956 aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen, en wel door de Krijgsgeschiedkundige Afdeling van de Generale Staf ( Nationaal Archief, archief van de Centrale Directie van de Rijksarchiefdienst, inv.nr. 92, proces-verbaal van 5 maart 1956 B-104. ) . Voorzover bekend werd een toegang niet meegeleverd. Het archiefmateriaal van Infanterie-regimenten ondergeschikte onderdelen 1914-1940 werd in 1985 door het Centraal Archieven Depot van het ministerie van Defensie overgedragen aan het toenmalige Algemeen Rijksarchief ( Nationaal Archief, ingekomen brief geagendeerd D9.259/1985. ) . De huidige inventarisnummers 259 en 260 (0,25 m') zijn in 1986 afzonderlijk aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen, als aanvulling op de overdracht van 1985 ( Nationaal Archief, ingekomen brief D1283/1986. ) .
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Na de bewerking van de archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte onderdelen voor de periode 1914-1940 door het C.A.D. was nog 1,24 meter archief over. Bij het vervaardigen van de plaatsingslijst werd nog 3 cm. archief vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
De divisie-archieven 1814-1818(1819)
De infanterie-archieven en hun toegangen voor de periode 1814-1818 zijn bij de laatste inventarisatie weer losgemaakt uit het samenstel van archieven betreffende de Veldtochten van 1814/1815 en 1830-1839. Zij voeren in deze inventaris de nummers 1071-1120 (1 m'). Institutioneel-historische toelichting bij deze archieven dateert van 1991.
De divisie-archieven 1830-1850
Bij de laatste inventarisatie is ingrijpend op het werk van Lammerts gecorrigeerd. Zijn inleiding bevatte klinkklare onwaarheden en aanzienlijke hiaten, redenen waarom hier in hoofdstuk 3 een geheel nieuwe institutioneel-historische toelichting wordt gegeven. Het euvel waaraan Lammerts' inventarissen zonder uitzondering laboreren, ongespecificeerde verzamelbeschrijvingen (extreem voorbeeld: "1-247 Ingekomen stukken 1815-1840, 247 pakken" zonder verdere specificatie) is verholpen ter opheffing van de raadplegingsproblemen die daaruit voortvloeien.
Tegelijk is Lammerts' onbegrip van de infanterie-reorganisatie van 1843 en de archivistische gevolgen ervan, ongedaan gemaakt. Hoewel hij zich uitdrukkelijk bewust was van het feit, dat de bestaande drie Infanterie-divisies in 1843 werden opgeheven en twee nieuwe werden opgericht, onderkende Lammerts niet de werkelijke consequenties daarvan, vermoedelijk mede omdat hij zich niet heeft verdiept in de destijds door het departement afgegeven instructies en in de personele verschuivingen zoals die hier in bijlage 9 zijn weergegeven. De divisie- en brigadecommandanten van "oude" divisies schoven deels door naar "nieuwe" en namen daarbij in elk geval hun lopende agenda's en registers, en mogelijk hun hele archief, gewoon mee. Als gevolg daarvan werd het merendeel van de lopende registers van de "oude" IIIe divisie voortgezet bij de "nieuwe" Ie, van de "oude" Ie divisie bij de "nieuwe" IIe, terwijl het archief van de "oude" IIe divisie deels werd afgesloten, en deels werd voortgezet bij de "nieuwe" IIe divisie. Een en ander is door Lammerts onvoldoende doorzien. Hij maakte dan ook geen onderscheid tussen divisies 1830-1843 en 1843-1850, met als gevolgen dat hij de Ie en IIe divisies van vòòr en nà 1 november 1843 onbezwaard op één hoop veegde, dat agenda's van de "oude" Ie divisie werden opgevoerd bij de "oude" IIIe, dat brieven ingekomen bij de "oude" IIIe divisie werden beschreven bij de "nieuwe" Ie, en brieven ingekomen bij de "oude" Ie divisie bij de "nieuwe" IIe, enz. Tal van reeksen raakten daardoor verbroken en verstrooid, de werkelijke structuur van de archieven onzichtbaar. Deze knopen zijn nu ontward.
De divisie-archieven 1830-1850 voeren thans de nummers 637-1070 en 1121-1123 (16,1 m').
De archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte eenheden 1838-1914
In Den Haag zijn uit het conglomeraat Landmacht-archieven 1840-1940 successievelijk gedeelten afgezonderd en samen met materiaal uit latere overdrachten tot afzonderlijke bestanden met eigen, veelal nieuwe toegangen omgevormd. In deze inventaris is dat procédé toegepast op de archieven van infanterie-eenheden. In dit kader is het archiefmateriaal onderzocht op zijn herkomst en oorspronkelijke ordening.
Daarbij bleek dat het aantal archiefvormers aanzienlijk groter was dan in de plaatsingslijst "Landmacht-archieven 1840-1940" werd gesuggereerd. Deels werd dit veroorzaakt doordat archiefvormers op bataljons- of compagniesniveau in die lijst waren genegeerd, deels doordat er foutieve toeschrijving aan regimenten had plaatsgevonden. Zo bleek dat een deel van het archiefmateriaal dat aan het 5e Infanterie-regiment was toegeschreven, tot die van (compagnieën van) het 4e behoorde.
Van het in 1956 overgedragen materiaal van infanterie-archieven blijkt het overgrote deel te behoren tot de archieven van het 2e en 13e regiment Infanterie en hun onderdelen. Het 13e regiment is immers in 1913 afgesplitst uit het 2e, waarbij grote hoeveelheden archief van het 2e regiment zijn meegegaan naar het 13e.
De archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte eenheden 1838-1914 In het kader van deze herbewerking is niet getracht de oorspronkelijke ordening te herstellen. Dat zou onmatig veel tijd hebben gekost. Bovendien is de stellige indruk gevestigd, dat van het totale materiaal zoals in 1956 overgedragen, het overgrote deel niet voor blijvende bewaring in aanmerking behoeft te komen ( Daarbij valt overigens aan te tekenen, dat de gebrekkige bewaring van het archief van de bovenliggende hiërarchische niveaus, de Inspecteur der Infanterie en het Ministerie van Oorlog/Defensie, bij de selectie/schoning van de archieven van Infanterie-eenheden tot bijzondere omzichtigheid zal nopen. ) . Voor ingrijpende schoning ontbrak echter al evenzeer de tijd. Volstaan is derhalve met een verbeterde weergave van de status quo. Dat daarbij in de beschrijving van stukken, waarvan de ordening teloor is gegaan, talloze doublures en overlappingen voorkomen, was gezien het voorgaande onvermijdelijk. De archieven van de Infanterie-regimenten en onderhorige onderdelen, afkomstig uit het conglomeraat Landmachtarchieven 1840-1940, voeren thans de nummers 273-635 (13,5 m').
Bij deze bewerking zijn restantstukken behorend tot het archief van het garnizoenscommando Maastricht, alsmede het fragment-archief van de Provinciaal Adjudant in Limburg, afgezonderd en overgedragen aan het Rijksarchief in de provincie Limburg.
In 1983 werden door de toenmalige Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief een aantal archieven van Eerstaanwezend Ingenieurs der Genie, eveneens deel uitmakend van het conglomeraat Landmachtarchieven 1840-1940, overgedragen aan verschillende Rijksarchieven in de provincie. Naderhand bleek, dat daartussen ook ander materiaal gemengd was, waaronder archiefmateriaal van infanterie-eenheden. Dat keerde geleidelijk naar Den Haag terug en omvat thans de inv.nrs. 261-270 (0,50 m').
De nrs. 635 en 636 (0,25 m') tenslotte werden in 1991 aangetroffen bij archieven van regimenten Huzaren, al evenzeer onderdeel van het conglomeraat Landmachtarchieven 1840-1940.
De archieven van de Infanterie-regimenten en ondergeschikte onderdelen 1914-1940 ( Zie noot 20. )
Processen-verbaal betreffende ongevallen werden gevoegd bij de verzameling van het C.A.D. Verder werden enige stukken betreffende personeelsaangelegenheden van het archief afgescheiden. Stukken betreffende de deelname aan ceremoniele gelegenheden die niet direct met het onderdeel te maken hadden werden gebruikt ter aanvulling van de documentatie die bij het C.A.D. al aanwezig was.
In 1990 zijn de oorspronkelijke nummeringen van de door Kloosterboer bewerkte archieven, die per regiment of andere eenheid steeds bij 1 herstartten, om overzichtelijkheidsredenen vervangen door één doorlopende nieuwe nummering, thans nrs. 1-258 (1 m'). Daarbij zijn enkele nummerfouten ontstaan. De index op inventarisnummers, achter de inventaris te vinden, wijst uit welke nummers niet bestaan.
Eén stuk, in de oorspronkelijke nummering Regiment Jagers inv.nr. 64, werd niet meer aangetroffen. Het is gespecificeerd in bijlage 1 bij de inventaris.
Bij de verdere bewerking van de infanterie-archieven zijn tal van beschrijvingen van Kloosterboer herzien. "Registers van afgeschreven orders met betrekking tot ..." heten, naar het eigentijdse gebruik, gewoon weer "orderboeken", "Registers houdende afschriften van uitgaande stukken" zijn nu weer "brievenboeken". Waar Kloosterboer eenvoudige geleidebrieven uitvoerig beschreef en het daarbij meegezonden stuk als "bijlage" afdeed, staat nu de "bijlage" op de voorgrond van de beschrijving en is de brief simpelweg "geleidebrief" geworden.
Ook Kloosterboers ordening is nogal veranderd, vooral om zijn storende gewoonte, bescheiden van subalterne eenheden te rekenen tot het archief van de hogere eenheden (bataljonsbescheiden tot het regimentsarchief, compagniesbescheiden tot het bataljons- of regimentsarchief), ongedaan te maken. Ook de volgorde van archiefvormers is gewijzigd, om deze meer in overeenstemming te brengen met de inleiding en bijlagen daarbij.
Twee stukken handelend over regimenten Infanterie zijn herkend als gericht aan, en dus behorend tot het archief van, het Hoofdregelingsbureau. Als zodanig zijn zij apart gezet.
Pas bij de bewerking-1991 zijn zij opgenomen in het grotere geheel van archieven van infanterie-eenheden.
Het afwikkelingsbureau van het VIe depot Infanterie ( De tekst van deze paragraaf is van N.J.W. de Goeje, zie noot 2. )
Bij de bewerking van het archief van de Inspecteur der Infanterie is het materiaal van het afwikkelingsbureau VIe depot daaruit genomen en overgebracht naar het bestand archieven van infanterie-eenheden dat in deze inventaris is beschreven. Een deel van de stukken vertoont eigentijdse registratiekenmerken, maar omdat de agenda's ontbreken heeft geen ordening op agendanummer plaatsgevonden. De circulaires zijn geordend op het kenmerk van de verzendende instantie, het Regelingsbureau Inspecteur der Infanterie, van of via hetwelk de circulaires het afwikkelingsbureau bereikten.
Ordening van het archief
In de divisie-archieven uit het tijdvak 1830-1850 is een duidelijke structuur te zien. Het correspondentie-gedeelte ervan is gevormd onder een (meervoudig) agendastelsel, waarbij gewone en geheime agenda's en stukken werden onderscheiden. Binnen de categorie "gewone" stukken ontwaart men onderscheid naar afzenders/geadresseerden (departement en chef Generale Staf, brigadecommandanten, "diverse autoriteiten"), soms ook naar onderwerpen, e.e.a. ten dele met een eigen categorale agendering. Naast het correspondentie-archief zijn allerhande registers aangelegd. De archieven maken een redelijk volledige indruk.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG: Nationaal Archief, Den Haag, Landmacht Infanterie: Diverse Onderdelen, nummer toegang 2.13.52, inventarisnummer ...
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar de archieven van (c.q. betreffende):
het ministerie van Oorlog
de Chefs van het wapen der Infanterie
Intendanten bij de Infanterie-divisies
de archieven Veldtochten 1814-1815 en 1830-1839
( Nationaal Archief, "Ministerie van Oorlog, inventaris archief 1813-1913", Schaarsbergen (niet gepubliceerd) 1963, codenummer toegang 2.13.01. Deze toegang heeft uitsluitend betrekking op het "gewoon" archief van het ministerie, en wel in hoofdzaak het "gewoon verbaal". Voortaan: ARA-2 Oorlog. ) ( M.D. Lammerts, Inventaris van het archief van het ministerie van Oorlog 1813-1844 en van de zogenaamde collectie Van Thielen 1795-1844, 's-Gravenhage (Nationaal Archief) 1948, codenummers beginnend met 2.13.13. Deze gebundelde toegang beschrijft het geheim (verbaal)archief van het ministerie 1813-1844 (vanaf 1845 is het geheim archief vrijwel geheel verloren gegaan) en de collectie Van Thielen, waarin zich o.a. (nog) bevinden de archieven van de Intendanten bij de Ie divisie Infanterie 1831-1839, in het kamp te Rijen 1832-1838, en bij de reserve-divisie Infanterie 1831-1834. Voortaan: ARA-2 Oorlog/Van Thielen. ) ( N.J.W. de Goeje, "Inventaris van de archieven van de Chefs van het wapen der Infanterie en enige andere infanterie-instellingen en -commissies 1813-1941", Den Haag (Nationaal Archief, niet gepubliceerd) 1991, codenummer toegang 2.13.65, voortaan ARA-2 Chefs Infanterie. ) ( Nationaal Archief, "Inventarissen van enige archieven betreffende de veldtochten van 1815 en 1830", Den Haag 1933, codenummers beginnen met 2.13.14 (grotendeels kopieën van inventarissen gepubliceerd in Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, zie hoofdstuk 5 en noot 22); voortaan: ARA-2 Veldtochten. ) .eenheidbevelhebbereenheidbevelhebberstandplaatseenheidbevelhebberstandplaatseenheidbevelhebberstandplaats stafaantal veldbataljonsaantal reservebataljonsaantal depotbataljonsdivisie/brigadeeenheidbevelhebbereenheidbevelhebberstandplaatsfunktie tot 1.11.1843naamfunktie per 1.11.1843eenheidstandplaatsRegiment 1912Splitsing 1913 inAfvloeien van lichtingen naar Landweerbataljons (1914)Brigadeomvat regimenten InfanterieBrigade Infanterieomvat regimenten InfanterieRegiment sinds 1913bijbehorende reserve-regiment 1922Infanterieregimentvormt 1939 bataljonsDepotbataljons behorend tot Depot Infanterie
Deze vertaling is automatisch gegenereerd en kan fouten bevatten. Pagina's die persoonlijke informatie bevatten worden vanwege de privacy niet automatisch vertaald en zijn alleen beschikbaar in het Engels. Lees hier meer over onze vertaalde website.