Terug naar zoekresultaten

2.08.88 Inventaris van het archief van het Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen van het Ministerie van Financiën, 1940 - 1971 (1979)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.08.88
Inventaris van het archief van het Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen van het Ministerie van Financiën, 1940 - 1971 (1979)

Auteur

CAS 1226

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2008 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechterlijke Lichamen
FIPULI

Periodisering

archiefvorming: 1940-1971
oudste stuk - jongste stuk: 1940-1979

Archiefbloknummer

F27

Omvang

; 170 inventarisnummer(s) 3,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechterlijke Lichamen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechterlijke Lichamen is opgericht ten behoeve van de vergoeding door het Rijk voor de kosten van herstel van door oorlogsgeweld en bezetting veroorzaakte schade. Het archief bevat stukken betreffende de organisatie en de taakuitvoering, zoals de toepassing van de wettelijke voorschriften en stukken betreffende objectenschade, immateriële schade en incidentele schadegevallen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie- en taakoverzicht
1940-1951
In de bezettingstijd werden de eerste voorzieningen ten aanzien van het herstel van door oorlogsgeweld veroorzaakte schade getroffen bij de besluiten van de opperbevelhebber van Land- en Zeemacht.
De eerste regelingen waarbij de publiekrechterlijke en de met publiekrechtelijke lichaam gelijkgestelde lichamen met name werden betrokken, zijn neergelegd in het Besluit op de Materiële Oorlogsschade ( Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche Gebied no 221/1940 ) , het Besluit Bijdragen Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen ( Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche Gebied no 18/1941 ) en het Besluit op de Bezettingsschade ( Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche Gebied no 30/1942 ) .
De hierboven genoemde drie besluiten zijn gedurende de bezettingstijd en dus tijdens de periode waarin de bezetter zijn invloed deed gelden, tot stand gekomen. Het lag voor de hand dat de Nederlandse Regering zich wenste te beraden omtrent de vraag of deze besluiten al of niet gehandhaafd moesten worden. Daarom werden zij in september 1944 voorlopig geschorst.
Als tijdelijke regeling werd in afwachting van een definitieve regeling bij wet in het leven geroepen het Besluit Overgangsregeling Oorlogsschade van 16 juni 1945 ( Stb. no F 98 ) . Al spoedig bleek dat deze regeling onvoldoende was, derhalve werd het Besluit op de Materiële Oorlogsschade van november 1945 tot stand gebracht ( Stb. no F 255 ) . Bij dit Besluit werden vervallen verklaard:
  1. Het Besluit op de Materiële Oorlogsschade uit 19401;
  2. Het Besluit op de Bezettingsschade3.
In het Besluit op de Materiële Oorlogsschade 19455 werden zowel de bijdragen van het Rijk in de kosten van herstel van de door oorlogsgeweld veroorzaakte schade als de vergoeding van schade ontstaan ten gevolge van de bezetting, geregeld.
Er was een commissie in het leven geroepen voor de voorbereiding van de afwikkeling en het uitbrengen van adviezen inzake de besluiten uit 1940 en 1942. Uit het Bureau dat aan deze commissie was toegevoegd, is het Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechterlijke Lichamen gegroeid.
De administratie werd aan het reeds bestaande Bureau Gemeentefinanciën opgedragen. Inmiddels waren de bovengenoemde besluiten geschorst en begin 1946 werd besloten om in afwachting van een wettelijke regeling, voorschotten uit de Rijkskas beschikbaar te stellen.
De voorbereiding van de te verlenen voorschotten door het Bureau van de Commissie en de administratieve behandeling achteraf door het Bureau Gemeentefinanciën hield een overbodige verdubbeling van de werkzaamheden in en bracht een overbelasting van het Bureau Gemeentefinanciën met zich mee. Dit leidde er onder andere toe dat het aanvankelijk aan de adviescommissie toegevoegde bureau met ingang van 16 mei 1946 als zelfstandig orgaan werd ingeschakeld in de Generale Thesaurie, Dienst der Rijksbegroting. Het Bureau Gemeentefinanciën werd van zijn aandeel in de onderhavige materie ontslagen. De verantwoordelijkheid voor de gehele gang van zaken werd in handen gelegd van het hoofd van het zelfstandig geworden bureau dat vanaf die tijd heet: Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen.
Vanaf 1 december 1947 ( Circulaire van de minister van Financiën no 33 ) moest men eerst een goedkeuringsbon, als bedoeld in de circulaires van het College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw ( 9 april 1946 no 20641 en 14 oktober 1947 no 78181 ) aanvragen bij het Bureau voor de Wederopbouw om in aanmerking te kunnen komen voor een voorschot ten behoeve van de herstelwerkzaamheden die na 15 april 1946 waren aangevangen of nog zouden worden aangevangen. In 1950 werd de Wet Materiële Oorlogsschade houdende regels omtrent het verlenen van Rijksbijdragen in zaken van materiële oorlogsschade en daarmede rechtstreeks samenhangende onderwerpen van kracht ( Stb. K 31 ) . Op 7 februari 1951 trad de Wet Financiering ( Stb. 23/1951 ) Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen in werking. De Commissie Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen ( Artikel 15 van de Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechterlijke Lichamen ) werd ingesteld om van advies te dienen bij de uitvoering van deze wet. Deze Commissie bestond uit zes leden die zouden worden aangewezen door de ministers van Financiën, Binnenlandse Zaken en van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Het ging nu niet langer meer bij deze nieuwe wet om het verlenen van voorschotten, maar op een definitieve vergoeding van de schade.
Hierdoor werd er weer een nauwere band gelegd tussen de Bureaus Gemeentefinanciën en Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen. Daarom werd besloten de beide bureaus met behoud van de hoofdlijnen van ieders organisatie, samen te voegen tot één afdeling met de benaming: Financiën Publiekrechtelijke Lichamen.
Het Bureau Gemeentefinanciën heette voortaan Bureau Financiële Verhouding en bestond uit de secties: Algemene Zaken en Beheer Gemeentefonds.
Het andere bureau werd kortweg aangeduid met Bureau Financiering Wederopbouw en bestond uit 13 secties:
  1. Immateriële Schade en Wederopbouwplannen
  2. Oorlogsschade Provinciën en Gemeenten
  3. Rotterdam
  4. Oorlogsschade Waterschappen
  5. Oorlogsschade Bijzonder Lager Onderwijs
  6. Oorlogsschade Gelijk Gestelde Lichamen
  7. Boekhouding
  8. Militaire Vorderingen
  9. Financiële Controle
  10. Technische Controle
  11. Registratuur en Archief
  12. Expeditie
  13. Telefooncentrale
1952-1966
In 1952 werd de Sectie Militaire Vorderingen opgeheven. Deze sectie was ingesteld in 1947 en had tot taak de afwikkeling van de schade die door publiekrechtelijke lichamen is geleden als gevolg van het gebruik van onroerende goederen en de daarbij behorende inventaris door Geallieerde en Nederlandse legeronderdelen.
Deze afwikkeling geschiedde niet zoals bij de oorlogsschade het geval was op basis van de Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen, doch op grond van een afzonderlijk wetsbesluit: het Besluit Vergoeding Militaire Vorderingen en Aanschaffingen 1945 ( Stb. F 292 ) .
Doordat het vaak om gemengde schade ging: oorlogsschade en Duitse schade gecombineerd met Nederlandse en Geallieerde, liep de schadevergoeding over meerdere secties. Om vertraging te voorkomen werd besloten de Sectie Militaire Vorderingen op te heffen en het werk over de andere secties te verdelen. Tevens werd de Sectie Rotterdam opgeheven. Hiervoor in de plaats kwam de Sectie Grote Gemeenten en Wederopbouw Plannen. Deze sectie behandelde alle Rotterdamse, Haagse en Amsterdamse schadegevallen, alsmede de financiering van de wederopbouwplannen. Hierdoor moest ook de Sectie Immateriële Schade en Wederopbouwplannen gewijzigd worden. De Sectie Boekhouding werd ook gereorganiseerd. Onder de naam Registratie en Verificatie werd haar ook controle-werkzaamheden opgedragen.
Bij het Bureau Financiële Verhouding kreeg de sectie die zich bezig hield met de uitkeringen de naam Sectie Administratie en Uitvoering.
Met ingang van 21 februari 1953 werd aan het Bureau Financiering Wederopbouw de Sectie Stormvloedschade toegevoegd. Deze sectie hield zich bezig met alle schadegevallen die betrekking hadden op de watersnoodramp van 31 januari/1 februari 1953. In 1953 trad tevens de Wet op de Watersnoodschade 1953 ( Wet op de Watersnoodschade 1953 (Stb. 661/1953) ) in werking. In 1960 kwamen de Wetten Invoering Financiële Verhoudingen en Liquidatie Oorlogsschade en Watersnoodschade I ( Stb. 1960 no 294 ) tot stand.
In 1964 werd de benaming van het Bureau Financiering Wederopbouw gewijzigd in Bureau Bijzondere Uitkeringen.
Dit Bureau bestond uit de volgende secties:
  1. Oorlogs- en Watersnoodschade
  2. Lager Onderwijs
  3. Technische Controle
  4. Financiële Controle
  5. Typewerk
Het Bureau Financiële Verhouding bestaat uit de secties:
  1. Onderzoek en Documentatie
  2. Algemene Uitkeringen
  3. Secretarie
1967-1984
Van 1967 tot 1 juni 1970 behoorde de Afdeling Financiën Publiekrechtelijke Lichamen tot de Directie Binnenlandse Geldwezen en Financiën Publiekrechtelijke Lichamen. In 1970 ging de Directie Defensie Aangelegenheden, de Directie Financiën Publiekrechtelijke Lichamen en de Dienst der Rijksbegroting deel uitmaken van het toen opgerichte Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting.
De Directie Financiën Publiekrechtelijke Lichamen heeft twee bureaus die onderverdeeld zijn in de volgende secties:
  1. Onderzoek en Documentatie
  2. Algemene Uitkeringen
  3. Secretarie
Bureau Bijzondere Uitkeringen:
  1. Gewoon, Voortgezet Gewoon en Uitgebreid Gewoon Lager Onderwijs
  2. Oorlogsschade, Stormvloedschade en Buitengewoon Lager Onderwijs
  3. Bureau Interne Controle
Met ingang van 29 november 1971 is de Directie Financiën Publiekrechtelijke Lichamen onderverdeeld in de volgende vijf bureaus:
  1. Algemene Zaken
  2. Beleidszaken
  3. Bijzondere Uitkeringen
  4. Algemene Uitkeringen
  5. Interne Controle
De drie onder het Bureau Bijzondere Uitkeringen ressorterende secties bleven gehandhaafd.
In 1978 kwam de Liquidatie Wet Oorlogsschade en Watersnoodschade II ( Stb. 1978 no 263 ) tot stand. Na de totstandkoming van deze wet was het niet meer mogelijk om schadeclaims in te dienen.
De taak van het Bureau Bijzondere Uitkeringen is per 1 februari 1983 (met terugwerkende kracht tot 1 januari 1983) overgegaan naar het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. De taak met betrekking tot de vergoeding van kosten in verband met de ruiming van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog is overgegaan naar het Bureau Algemene Uitkeringen.
Het grootste deel van de personele bezetting, die van de voormalige Sectie Buitengewoon Onderwijs ging over naar het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Zij vormden daar de nieuw ingestelde Afdeling Stichtings- en Exploitatiekostenvergoeding Lager Onderwijs (BO/SE). Deze afdeling maakt deel uit van het Directoraat-Generaal voor het Basis-Onderwijs ( Ministeriële beschikkingen van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen d.d. 13 mei 1983, kenmerk O.A.-83/0006 en d.d. 13 juni 1983, kenmerk O.A.-83/00066-1 ) .
Met ingang van 5 januari 1984 is de nieuwe organisatiebeschikking van de Directie Financiën Publiekrechtelijke Lichamen in werking getreden. De directie is niet meer onderverdeeld in bureau's maar in afdelingen. De taken van de afdeling zijn nagenoeg ongewijzigd gebleven.
De naamgeving is verder als volgt gewijzigd:
  • Bureau Algemene Zaken is omgezet in de Afdeling Specifieke Uitkeringen en Eigen Middelen
  • Bureau Beleidszaken is omgezet in Afdeling Begrotingsfondsen Lagere Overheden
  • Bureau Algemene Uitkeringen is omgezet in Afdeling Uitvoering Financiële Verhouding
  • Bureau Interne Controle is omgezet in Afdeling Interne Controle
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van het voormalig Bureau Financiering Wederopbouw bestond uit archiefbescheiden, verpakt in dozen, "losse" dossiers, bescheiden in ordners en bundels.
Het betrof ca. 300 strekkende meters. In 1952 heeft het hoofd van de Afdeling Financiën Publiekrechtelijke Lichamen van het Ministerie van Financiën een "nieuwe" code ingevoerd voor de verzorging van zijn archief. De bestaande code voor het archief van het Bureau Financiering Wederopbouw, voor wat de zogenaamde objectdossiers betreft, werd in de nieuwe code verwerkt.
Voor het begrip "Financiering Wederopbouw" werd onder de hoofdgroep Openbare Werken het codenummer -1.712.6 uitgetrokken, dat verwijst naar een afzonderlijke Registratuurplan, zie bijlage.
Dit afzonderlijk Registratuurplan begint op blz. 37 van de code met een nieuwe indeling van de algemene dossiers, waarop de indeling van de zogenaamde objectdossiers aansluit.
In het archiefschema van deze inventaris zijn verwijzingen aangebracht met betrekking tot notaties in het afzonderlijke Registratuurplan Financiering Wederopbouw.
Tijdens de inventarisatie zijn circa 297 strekkende meters archiefbescheiden vernietigd. De vernietigbare stukken zijn gezocht in de grote hoeveelheden routinematige zaken, die zich bij het Bureau Financiering Wederopbouw voordeden. De bescheiden betreffende de afwikkeling van de vergoeding voor de geleden oorlogs- of watersnoodschade bestonden uit series dossiers, gerangschikt op gemeente, provincie of waterschap inzake de objecten waarvoor de schadevergoeding was aangevraagd, met als ingang een cartotheek. Verzamelde gegevens en beleidsbepalende bescheiden zijn van vernietiging uitgesloten en geïnventariseerd.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Voor de incidentele vernietiging is toestemming verleend door de Algemene Rijksarchivaris bij zijn brief van 19 december 1984 (CD/RAI/84/386/MB).
  1. Stukken betreffende de financiering van het herstel van, ten gevolge van bezetting door Duitse en geallieerde legeronderdelen, aan diverse openbare en bijzondere lagere scholen aangebrachte schade, waarvoor eerst een renteloos voorschot op een te zijne tijd toe te kennen vergoeding wordt gevraagd en waarvoor later na uitgebracht advies bij Besluit van de minister van Financiën een nader vast te stellen Rijksbijdrage (vergoeding) wordt toegekend.
  2. Stukken betreffende de financiering van het herstel van, ten gevolge van de watersnoodramp op 1 februari 1953, geleden schade aan diverse openbare en bijzondere scholen waarvoor eerst een verzoek om een renteloos voorschot op een te zijne tijd toe te kennen vergoeding wordt gevraagd en waarvoor later na uitgebracht advies bij Besluit van de minister van Financiën een nader vast te stellen Rijksbijdrage (vergoeding) wordt toegekend.
  3. Stukken betreffende de financiering van het herstel, ten gevolge van door oorlogshandelingen of door de watersnoodramp op 1 februari 1953 geleden schade aan onroerend goed, in gemeenten, provincies en waterschappen, welke eigendom zijn van die gemeenten, provincies, waterschappen of van particulieren, waarvoor eerst een verzoek om een renteloos voorschot op een te zijne tijd toe te kennen vergoeding wordt gevraagd en waarvoor later na uitgebracht advies bij Besluit van de minister van Financiën een nader vast te stellen Rijksbijdrage (vergoeding) wordt toegekend.
    Toelichting: onder onroerend goed wordt onder meer verstaan: dienstgebouwen, woningen, barakken, elektriciteitsbedrijf enz. Voor de scholen bestond een aparte regeling.
  4. Stukken betreffende de financiering van het herstel van, ten gevolge van door oorlogshandelingen of door de watersnoodramp op 1 februari 1953 geleden schade aan roerende goederen, in gemeenten, provincies en waterschappen, welke eigendom zijn van die gemeenten, provincies, waterschappen of van particulieren, waarvoor eerst een verzoek om een renteloos voorschot op een te zijner tijd toe te kennen vergoeding wordt gevraagd en waardoor later na uitgebracht advies bij Besluit van de minister van Financiën een nader vast te stellen Rijksbijdrage (vergoeding) wordt toegekend.
    Toelichting: Onder roerende goederen wordt onder meer verstaan: meubilair, boeken, machines enz.
  5. Stukken betreffende de financiering van het herstel van, ten gevolge van door oorlogshandelingen of door de watersnoodramp op 1 februari 1953 geleden schade aan wegen, dijken en terreinen, waarvoor eerst een verzoek om een renteloos voorschot op en te zijne tijd toe te kennen vergoeding wordt gevraagd en waarvoor later na uitgebracht advies bij Besluit van de minister van Financiën een nader vast te stellen Rijksbijdrage (vergoeding) wordt toegekend.
De stukken die zich ten onrechte in dit archief bevonden, zijn gezonden aan het ministerie waar deze thuishoorden. Het archief beslaat nu 3,38 strekkende meters.
Verantwoording van de bewerking
In het kader van het Project Wegwerken Achterstanden Archief (PWAA) verzocht het Ministerie van Financiën de Centrale Archief Selectiedienst om het archief van het Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen te bewerken in verband met overbrenging ervan naar het Nationaal Archief.
De bestaande inventaris vormde het uitgangspunt voor de bewerking, waarbij de bestaande inleiding bestaande uit de geschiedenis van het orgaan, geschiedenis van het archief en de verantwoording van de inventarisatie werden overgenomen. De rubrieksindeling van de inventaris is gehandhaafd.
De bestaande beschrijvingen zijn overgenomen. Indien nodig zijn de beschrijvingen, met inachtneming van de bestaande afspraken in de handleiding klassieke inventarissen, aangepast.
De bij de afzonderlijke beschrijvingen aangebrachte verwijzingen naar de codes uit het registratuurplan is vervallen. Hiervoor in de plaats is een concordans vervaardigd van oude code naar inventarisnummer. Genoemde concordans is als bijlage bij de inventaris opgenomen.
In het bestand heeft geen selectie meer plaats gevonden.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechterlijke Lichamen, nummer toegang 2.08.88, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, FIPULI, 2.08.88, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Archiefbestanddelen