Terug naar zoekresultaten

2.16.82 Inventaris van het archief van de Inspecteur-Generaal van het Verkeer en voorgangers, 1860-1949 (1967)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.82
Inventaris van het archief van de Inspecteur-Generaal van het Verkeer en voorgangers, 1860-1949 (1967)

Auteur

CAS 268

Versie

30-06-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1997 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Inspecteur-Generaal voor het Verkeer
Isp.-Gen. Verkeer

Periodisering

archiefvorming: 1860-1949
oudste stuk - jongste stuk: 1860-1967

Archiefbloknummer

W23200

Omvang

; 1874 inventarisnummer(s) 140,25 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Het archief bevat tekeningen

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Inspecteur-Generaal van het Verkeer Inspecteur-Generaal voor de Spoor- en Tramwegen Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Inspecteur-Generaal van het Verkeer en voorgangers (waaronder de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten) bevat klappers op trefwoorden, geografische namen en namen van spoor- en tramwegmaatschappijen. Daarnaast bevat het archief diverse archiefbescheiden van alle aspecten van railvervoer zoals stukken over spoorwegen met beperkte snelheid, stukken betreffende de ketelkeuringen van verschillende spoorweg- en tramweg maatschappijen, tekeningen van rollend materieel van de verschillende spoorweg- en tramweg maatschappijen en verslagen van onderzoeken en keuringen van verschillende merken autobussen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
I N L E I D I N G
1 Taken en organisatie
Krachtens art. 9 van de Wet van 21 augustus 1859 S. 98 houdende bepalingen omtrent het gebruik van spoorwegen werd de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten ingesteld. Het reglement voor de Raad werd vastgesteld bij Koninklijk besluit van 4 april 1860 no. 15. De Raad was gevestigd in Den Haag en had tenminste drie en ten hoogste vijf (later zeven) leden en een secretaris, allen door de Kroon benoemd.
De Raad had de volgende bevoegdheden:
Toezien op:
  • naleving van de concessievoorwaarden door de maatschappijen;
  • instandhouding van de spoorwegen en de daartoe behorende werken en gebouwen;
  • inrichting en onderhoud van het spoorwegmaterieel;
  • uitoefening van de dienst op de spoorwegen, stations en halten;
  • toepassing van de tarieven;
  • personeel van de spoorwegen;
  • uitoefening en handhaving van de dienstreglementen en andere verordeningen;
  • naleving van veiligheidsvoorschriften
Adviseren van de Minister van Binnenlandse Zaken, sinds 1878 van Waterstaat omtrent:
  • uitoefening van de dienst in het algemeen;
  • herstellen of vernieuwen van de spoorwegen en de daartoe behorende werken en gebouwen;
  • herstellen of vernieuwen van het spoorwegmaterieel;
  • vaststelling van de dienstregelingen der treinen;
  • halteplaatsen;
  • vaststelling van tarieven voor het vervoer van personen en goederen;
  • personeel der spoorwegen en de bepaling van hun aantal;
  • vaststelling van dienstreglementen en andere verordeningen;
  • klachten;
  • brievenvervoer;
Beschikken in geschillen tussen directies van spoorwegmaatschappijen en ambtenaren, belast met het dagelijks toezicht op de spoorwegdiensten over:
  • de dienst op de stations;
  • de spoorbaan en de bediening der seinen;
  • de locomotieven, tenders, rijtuigen en wagens;
  • de samenstelling en de snelheid der treinen;
Doen van plaatselijke opnemingen van alle spoorwegen en de daartoe behorende werken, gebouwen en van het spoorwegmaterieel: incidenteel, periodiek en na een ongeval;
Verzamelen van statistische opgaven over de spoorwegdiensten.
Jaarlijks moest de Raad een omstandig verslag uitbrengen aan de minister over de toestand van de spoorwegen en de daartoe behorende werken en gebouwen, omtrent de uitoefening der spoorwegdiensten, en omtrent het uitgeoefende toezicht.
Onder de Raad waren Rijksopzichters, later Rijksingenieurs werkzaam, alsmede ingenieurs voor het stoomwezen der spoorwegdiensten, voor de electrische inrichtingen en geneeskundige ingenieurs. Bovendien had de Raad de bevoegdheid de hulp in te roepen van ingenieurs van Rijkswaterstaat.
De wet van 1859 werd vervangen door de Wet van 9 april 1875 S. 67 houdende regeling van de dienst en het gebruik der spoorwegen. Een nieuw reglement voor de Raad werd krachtens art. 10 van deze wet vastgesteld bij Koninklijk besluit van 9 juli 1876 S. 159, welke in werking trad op 15 oktober 1876. Dit reglement werd vervangen bij Koninklijk besluit van 11 mei 1911 S. 125. Deze reglementswijzigingen hadden geen belangrijke wijzigingen in het takenpakket van de Raad tot gevolg. Wel werd het terrein van bemoeienis steeds groter door de zich uitbreidende spoorwegwetgeving. De belangrijkste reglementen op de uitvoering waarvan de Raad toezicht uitoefende, waren het:
  • Algemeen Reglement Dienst (1863)
  • Besluit houdende bepaling der wijze van afsluiting der spoorwegen (1863)
  • Reglement omtrent de aanwending van spoorwegen en spoorwegmaterieel in geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden (1876)
  • Algemeen Reglement Vervoer (1876)
  • Algemeen Reglement Dienst Locaalspoorwegen (1878)
  • Algemeen Reglement Vervoer Locaalspoorwegen (1879)
  • Tramwegreglement (1900)
  • Bijzonder Reglement Vervoer Tramwegen (nazien)
  • Regelen voor de dienst op de spoorwegen, waarop vervoer plaats heeft zowel met stoom als electriciteit als beweegkracht (1908)
  • Reglement ter voorkoming van aantasting van metalen voorwerpen in de bodem door zwerfstromen, afkomstig van de spoorstaven van spoor- en tramwegen (1925)
en de
  • Reglementen voor de scheepvaart ter beveiliging van beweegbare spoorbruggen
  • Reglementen Dienstvoorwaarden voor tramwegpersoneel
  • Reglementen Dienstvoorwaarden voor spoorwegpersoneel
  • Spoorwegovereenkomsten van 1890
De Raad werd opgeheven krachtens Koninklijk besluit van 2 juli 1923 S.339 tot vaststelling van regelen omtrent het toezicht op de spoorwegen. De bevoegdheden gingen over op een Hoofdinspecteur-Generaal der Spoor- en Tramwegen en twee Inspecteurs-Generaal.
Bij Koninklijk besluit van 13 maart 1929 S.76) werd het spoorwegtoezicht onder een eenhoofdige leiding gebracht: de Hoofdinspecteur-Generaal en de Inspecteurs-Generaal werden vervangen door één Inspecteur-Generaal der Spoor- en Tramwegen.
De taken van de (Hoofd)Inspecteur-Generaal waren vrijwel identiek aan die van de Raad van Toezicht. De verplichting tot het maken van een jaarverslag was evenwel vervallen, terwijl de statistische arbeid in 1937 overging naar het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ten gevolge van de toename van het wegvervoer kreeg de rijksoverheid een steeds grotere bemoeienis met het personen- en goederenvervoer over de weg. Ook het spoorwegtoezicht kreeg hiermee te maken, al was het maar omdat de spoor- en tramwegmaatschappijen in moeilijkheden kwamen door de al dan niet eerlijke concurrentie met het wegvervoer. Het spoorwegtoezicht werd in 1926 reeds belast met de uitvoering van enkele bepalingen van de Wet Openbare Vervoermiddelen. Nieuwe en in voorbereiding zijnde wettelijke regelingen (Rijtijdenwet 1936, Wet Autovervoer Personen 1939) deed de behoefte ontstaan aan een toezicht op het gehele verkeer, ook op weg en water. Bij Koninklijk besluit van 12 juni 1936 S. 573 werd de Rijksverkeersinspectie ingesteld. Het toezicht op de spoorwegen werd hierbij ondergebracht. De leiding van de Rijksverkeersinspectie berustte bij de Inspecteur-Generaal van het Verkeer. Feitelijk was het bestaande spoorwegtoezicht omgevormd en uitgebreid tot de Rijksverkeersinspectie. Ook de districtsinspecteurs werden opgenomen in de nieuwe organisatie. Zij werden benoemd tot Rijks(hoofd)inspecteur van het Verkeer.
Naast het onder het spoorwegtoezicht vallende en hiervoor genoemde wetgeving was de Rijksverkeersinspectie belast met uitvoering van de volgende wetten en besluiten:
  • Wet Openbare Vervoermiddelen (1926-1937)
  • Wet tot verlaging van de openbare uitgaven, § 47 (invoering van een vergunningstelsel voor het exploiteren van middelen tot vervoer van personen en goederen) en Reglement autovervoer personen (1937 -1939)
  • Wet Autovervoer Personen 1939 en Uitvoeringsbesluit Autovervoer Personen (sinds 1939)
  • Vierde Uitvoeringsbesluit van de secretaris-generaal van het Departement van Waterstaat betreffende het vervoer van personen en goederen (personenvervoer per autobus) (sinds 1940)
In 1943 werd het merendeel van de werkzaamheden gecentraliseerd bij de Afdeling Vervoerwezen van het Departement van Waterstaat.
  • Rijtijdenwet 1936 en Rijtijdenbesluit (sinds 1939)
  • Eerste Uitvoeringsbesluit van de secretaris-generaal van het Departement van Waterstaat betreffende het vervoer van personen en goederen (beperking autoverkeer, rijvergunningen) (1940)
  • Wet Gebruik Vervoermiddelen 1939 (1939-1940)
  • Besluit van de secretaris-generaal van het Departement van Waterstaat tot verhoging van de vervoercapaciteit der binnenvloot (1940)
  • Tweede Uitvoeringsbesluit van de secretaris-generaal van het Departement van Waterstaat betreffende het vervoer van personen en goederen (goederenvervoer over de weg in eigen vervoer) (1940)
  • Derde Uitvoeringsbesluit van de secretaris-generaal van het Departement van Waterstaat betreffende het vervoer van personen en goederen (goederenvervoer over de weg ten behoeve van derden) (1940)
De bemoeienis van de Inspecteur-Generaal met het goederenvervoer was evenwel van korte duur. Eind 1940 werd deze taak overgenomen door de Afdeling Vervoerwezen van het Departement van Waterstaat. De Rijksinspecteurs van het Verkeer in de districten bleven, onder directe bevelen, wel met de uitvoering van deze wet en besluiten belast.
Per 1 mei 1949 werd de functie van Inspecteur-Generaal van het Verkeer opgeheven. Diens bevoegdheden gingen over op de Directeur-Generaal van het Verkeer. Deze maatregel werd genomen ter verhoging van de doeltreffendheid van het toezicht op het verkeer en ter bezuiniging. De Rijksverkeersinspecteurs vielen tot die tijd deels onder de bevelen van de Inspecteur-Generaal (spoor- en tramwegen, Rijtijdenwet, keuring voertuigen en personenvervoer) en deels onder die van de Directeur van het Vervoer (goederenvervoer). De keuring van voertuigen ging over naar de Rijksdienst voor het Wegverkeer.
De formele organistatie van de bureaus van de Raad van toezicht en van zijn opvolgers was vrij eenvoudig. Tot 1910 was er, voor zover bekend geen indeling in afzonderlijke bureaus of afdelingen. Per 1 juni 1910 werden vijf afdelingen formeel ingesteld, genummerd I - IV en een ongenummerde Secretarie.
De Afdelingen I en II waren belast met het eigenlijke spoorwegtoezicht.
Afdeling III richtte zich vooral op de sociale en veiligheidsaspecten van het personeel van spoor- en tramwegen, en later eveneens van het personeel van het wegvervoer.
In 1923 werd Afdeling IV, welke belast was met het toezicht op de tramwegen, wegens bezuinigingen opgeheven. De taken werden verdeeld over afdeling I en II. Begin 1937 werd de Afdeling IV heropgericht, met als taak het toezicht op het personenvervoer per autobus. In 1943 werd het merendeel van de de taken overgebracht naar de Afdeling Vervoerwezen, sectie autobussen van het Departement van Waterstaat. In 1945 is deze situatie bestendigd. De Afdeling IV werd toen belast met onderzoek naar en stimulering van de verkeersveiligheid.
Eveneens in 1937 werd een Afdeling V ingesteld die belast werd met de technische keuring van autobussen en van het rollend materieel der spoor- en tramwegen. De keuring van autobussen werd tot dan toe verricht door particuliere ingenieurs, in opdracht van gemeentebesturen. De keuring van het spoor- en tramwegmateriaal was een taak van Afdeling II. Afdeling V werd sinds juni 1946 'Technische Dienst' genoemd.
In 1939 werd de nieuwe taak, voortvloeiend uit de Wet Gebruik Vervoermiddelen, ondergebracht bij de nieuwe Afdeling VI. Reeds op 16 december 1940 werd de gehele Afdeling VI overgebracht naar de Afdeling Vervoerwezen van het Departement van Waterstaat, en daar onderverdeeld in de secties binnenvaart, controle, tarieven en prijsonderzoek, en wegvervoer.
De Secretarie tenslotte behandelde de personele en organisatorische zaken van de Rijksverkeersinspectie en voorgangers.
Geschiedenis van het archiefbeheer
2 Archief
Het archief is in twee gedeelten te verdelen. Van 1860 tot juni 1910 werd in principe één centraal archief gevormd, chronologisch geordend en met een centrale agenda en klapper op die agenda. Kort voor de invoering van afdelingsarchieven was op de centrale archiefvorming al inbreuk gemaakt. Vanaf medio 1902 werden de stukken betreffende de uitvoering van het Tramwegreglement en het Vereenvoudigd Locaalspoorwegreglement afzonderlijk ingeschreven en, buiten de chronologische archiefordening om, in rubrieken opgeborgen. Vanaf 1905 werden de stukken betreffende de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van spoor- en tramwegpersoneel eveneens afzonderlijk behandeld. De inschrijving en opberging van die stukken geschiedde ook onderwerpsgewijs.
Per 1 januari 1908 werd de registratie van de stukken geheel gewijzigd. Het systeem dat bij het Ministerie van Waterstaat al decennia met succes in gebruik was, werd ook ingevoerd bij de Raad van Toezicht. De stukken werden chronologisch ingeschreven, maar de toegang werd verbeterd door indices, waarin de stukken nogmaals, maar nu onderwerpsgewijs (dus in rubrieken) werden ingeschreven. Deze rubrieken werden met een letter gekenmerkt, terwijl de subrubrieken daarnaast nog een nummer kregen. Als extra toegang fungeerden klappers, die met trefwoorden, geografische aanduidingen en namen van spoor- en tramwegmaatschappijen naar de indices verwezen. De rubrieken van de indices betroffen de onderwerpen van bemoeiing van de Raad van Toezicht, de subrubrieken meestal afzonderlijke spoor- en tramwegmaatschappijen. Door deze verbeterde indicering waren de stukken betreffende één maatschappij gemakkelijker te traceren. Bovendien werden de stukken betreffende één concrete zaak op één pagina van de index vermeld.
Bij de wijziging van het reglement van orde werd tevens bepaald dat elke afdeling zijn eigen archief zou vormen, inclusief agenda, index en klapper. De afdelingsarchieven zouden gevormd worden op dezelfde wijze als het centrale archief gevormd is. De Afdeling III heeft zich daaraan niet gehouden. De stukken uit de perioden 1908-mei 1910, in de index ingeschreven in de rubrieken G1 - G15 werden verdeeld over de rubrieken die de afdeling vanaf 1905 reeds gevormd had. Elke rubriek bestond uit een getal, genummerd van 1-1730. De omvangrijke rubrieken kregen soms nog letters, waardoor ze gemakkelijker te onthouden waren. Op de omslagen van deze rubrieken werd, ter vervanging van de index, elk stuk vermeld. Tot medio 1921 is dat rubriekenstelsel gevolgd. In april 1921 werd een nieuw, vereenvoudigd rubriekenstelsel ingevoerd, meer gelijkend op de rubricering van de indices van de andere afdelingen.
Hoewel de toegankelijkheid van het archief zo aanzienlijk was verbeterd, is men in de loop van de tijd er toe overgegaan stukken betreffende bepaalde onderwerpen bijeen te houden. Met name belangrijke dossiers, die onder verscheidene rubriekshoofden van de indices terecht waren gekomen, en aldus dreigden te 'verdrinken', werden afzonderlijk gehouden. Zo ontstonden bundels met stukken die later achter het archief zijn geplaatst. Bij de afdelingen I, II en IV treft men deze bundels ook nu nog aan.
Dit archiefsysteem heeft voor de afdelingen I - IV voldaan tot de opheffing van de dienst in 1949. Van de afdeling V en VI zijn te weinig stukken overgebleven om te kunnen bepalen hoe de oorspronkelijke registratie der stukken en archiefordening is geweest. Van Afdeling IV zijn de indicateurs, indices en klappers uit de periode 1937-1945 niet bewaard gebleven.
In 1997 is het archief overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief, na bewerkt te zijn door de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
3 Rubriekenlijsten
De afdelingen I, II en IV (1910-1922) hebben hun archiefbescheiden in de volgende rubrieken ingeschreven. Een volledige opgave van de bewaard gebleven stukken, onder verwijzing naar de oorspronkelijke rubrieken, staat vermeld op pagina 121.
  • Spoorwegen in het algemeen
  • Weg en werken (in 1938 gewijzigd in S)
  • Dienst der exploitatie
  • Reglementen
  • Tractie en materieel
  • Tarieven
  • Personeel der maatschappijen
  • Personeel en huishoudelijke zaken
  • Openbare middelen van vervoer (m.n. veerdiensten)
  • Subsidiën
  • Toegangsbewijzen
  • Uitvindingen
  • Jaarverslagen
  • Spoorwegen met beperkte snelheid (in 1938 gewijzigd in T)
  • Autobusdiensten (vanaf c. 1929)
  • Weg en Werken (vanaf 1938, in het archief gevoegd bij de rubriek B)
  • Spoorwegen met beperkte snelheid (vanaf 1938, in het archief gevoegd bij de rubriek B)
De rubriek G is slechts in de periode 1908-1910 mei gebruikt. De afdeling III heeft daarna weer teruggegrepen op het reeds eerder gebruikte rubriekenstelsel van 1905. In 1921 is de afdeling III de volgende rubrieken gaan gebruiken:
  • D Diversen
  • DR Dienst- en rusttijden
  • GD Geneeskundige Dienst
  • Ontheffingen (rubriek is geheel vernietigd)
  • P Pensioenen
  • RDV Reglementen dienstvoorwaarden
Later zijn daaraan nog enige rubrieken bijgekomen:
  • ADR Algemene dienst- en rusttijdenregeling
  • R Raad van beroep
  • S Scheidsgerechten
  • TR Tramwegreglement
  • Z Zieken- en ondersteuningsfondsen
Ook de rubrieken H, J, K en N zijn slechts in de periode 1908-1910 gebruikt. Vermoedelijk heeft de Secretarie, waarvan het archief niet bewaard is gebleven, deze rubrieken in 1910 overgenomen. De letters P en Q zijn, voorzover valt na te gaan, niet gebruikt voor rubrieken van de afdelingen I, II en IV.
Selectie en vernietiging
Het archief van de Raad van Toezicht en zijn opvolgers is verre van volledig. In 1939 is het archief uit de periode 1860-1899 geheel en over de periode 1900-1909 grotendeels vernietigd. Ook later is nog vernietigd. Zo is het archief van de Afdeling Secretarie uit de periode 1910-1949 niet bewaard gebleven.
Verantwoording van de bewerking
Bij de inventarisatie van dit archief zijn, ter vergroting van de toegankelijkheid, die onderwerpbundels gesplitst per rubriek, waardoor de oorspronkelijke indices en klappers zoveel mogelijk bruikbaar zijn gebleven.
Bij de bewerking van dit archief zijn geen archiefbescheiden meer vernietigd, maar is het archief zoveel mogelijk gerestaureerd in zijn oorspronkelijke staat. Daarbij is één grote ingreep op de archiefordening toegepast. De stukken van de afdelingen I, II en IV, die chronologisch waren geordend, zijn herordend overeenkomstig de rubrieken en subrubrieken van de indices. Zo is bereikt dat, met behoud van de bestaande indicateurs, indices en klappers, de stukken betreffende één spoor- en tramwegmaatschappij, zoveel mogelijk bijeengebracht zijn. De ordening van het archief van de Inspecteur-Generaal van het Verkeer en zijn voorgangers gelijkt nu sterk op dat van de Afdeling Vervoer- en Mijnwezen van het Ministerie van Waterstaat 1906-1940.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Het archief kent geen materiële beperkingen.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Inspecteur-Generaal voor het Verkeer, nummer toegang 2.16.82, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Isp.-Gen. Verkeer, 2.16.82, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen